Tweede rondzendbrief Indonesië 2016
[Verzonden op 19-9-2016 vanuit Bali]
Serangan eiland op Bali
De vorige brief heb ik afgesloten met onze vlucht naar Bali. Morgenochtend vliegen we heel vroeg van Bali naar Flores, dus hoogste tijd om jullie bij te praten over onze dagen op Bali. Volgens ons schema duurt de vlucht van Surabaya naar Denpasar twee uur. We vertrekken met een half uur vertraging en als we goed en wel opgestegen zijn roept de captain om dat de landing ingezet wordt. Het blijkt dat het in Bali een uur later is en met het half uur vertraging en het uur tijdsverschil landen we exact om 8 uur 's avonds zoals op de tickets stond. Het wachten op de bagage duurt een stuk langer dan de hele vlucht, maar ook deze keer hebben de rugzakken besloten ons verder te vergezellen. Nyoman die ons de eerste dag ook in Jakarta heeft opgevangen, staat ons weer op te wachten. Fijn om haar weer terug te zien, het is zo'n lieve en hartelijke vrouw. Met Santos de chauffeur gaan we op weg naar de Udayana lodge in Jimbaran waar we om ongeveer kwart over negen aankomen. Na het invullen van registratieformulieren en formulieren over eet voorkeuren krijgen we een uitvoerige instructie over restauranttijden, zwembad, gemeenschappelijke keuken en de friendly bar (gebaseerd op eerlijk bijhouden van een lijst met wat je gebruikt). Daarna mogen we – nadat ook die aan een grondige inspectie is onderworpen om te controleren of alles wel naar behoren werkt – eindelijk op de kamer. We zetten snel de spullen neer voor een laat diner en kunnen om half elf aan de vrije avond beginnen. Die duurt niet lang, want morgen om 6 uur gaan we met Nyoman op pad om vogels te kijken op Serangan eiland, dus de wekker gaat op kwart over vijf.
Serangan eiland is inmiddels via een brug met het vasteland verbonden. Er waren grootse ontwikkelingsplannen met het eiland, maar daar is maar weinig van terecht gekomen en nu is het gebied met een half open begroeiing een prachtig vogelgebied waar je de vogels veel gemakkelijker ziet dan in het dichte tropische bos. Nyoman is geen gespecialiseerde vogelgids, maar weet erg veel en is een zeer getalenteerd vogelspotter, zodat we weer veel zien.
Turtle Conservation en Education Centre
Op het eiland is ook het Turtle Conservation en Education Centre gevestigd. Zoals de naam al aangeeft zet dat centrum zich in voor het behoud en de bescherming van zeeschildpadden en ze doen veel aan educatie op scholen en onder de lokale bevolking. We krijgen een uitgebreide rondleiding van een van de vrijwilligers. Hij vertelt hoe ze de eieren een uur na het leggen opgraven en onder gecontroleerde omstandigheden uitbroeden. Als de eieren na 45-50 dagen uitkomen worden de schildpadjes met het hele legsel tegelijk overgebracht naar ondiepe zeewater basins. Daar worden de schildpadjes – strikt op leeftijd, dus gescheiden per dag – nog een week gehouden, zodat hun schildjes iets steviger zijn en ze iets minder gevoelig zijn voor predatoren. Je kan het verschil per dag zien. Niet zozeer in grootte, maar vooral in activiteit. Die van een dag oud lijken dood en bewegen alleen als ze onder de waterstraal komen, de wat oudere schildpadden zijn flink aan het zwemmen. Na die week worden de schildpadjes teruggebracht naar de plek waar de eieren gelegd zijn en moeten zelf vanaf het strand de zee in om aan het grote leven te beginnen. Naast het beschermd uitbroeden van de eieren vangen ze ook grotere schildpadden op die gewond zijn geraakt of in beslag genomen zijn. Die worden dan door de dierenarts weer opgelapt en als ze weer sterk genoeg zijn uitgezet in zee. Recent zijn 40 in beslag genomen schildpadden opgevangen waarvan er inmiddels 36 weer in zee zwemmen en vier nog herstellende zijn.
Bij onze reis inbegrepen zit een donatie voor het project en de adoptie van een schildpad. Omdat we een officieel certificaat krijgen, mogen we een naam voor de schildpadden bedenken die dan vastgelegd wordt. Aangezien we niet denken dat onze adoptiekinderen echt naar hun naam gaan luisteren, kiezen we voor de fantasievolle namen 'turtle 1' en 'turtle 2'. Na de rondleiding is het tijd om kennis te maken met onze geadopteerde diertjes. We krijgen een emmertje en mogen uit een grote bak twee schildpadjes kiezen. Nyoman kiest er ook een uit. Met de drie kleine hummels in het emmertje stappen we vervolgens in de auto om ze naar hun eigen strand terug te brengen. Dat is erg belangrijk, omdat ze anders gedesoriënteerd raken. Als ze over 18 jaar geslachtsrijp zijn, komen de vrouwtjes namelijk terug naar exact dezelfde plek als waar ze uit het ei gekropen zijn om op hun beurt hun eieren hier te leggen. Het is onvoorstelbaar dat in zo'n klein schildpadhoofdje nu al opgeslagen wordt waar hij over zoveel jaar terug moet komen en dat dat 18 jaar lang bewaard blijft.
Schildpadje op weg naar zee
De meeste ouders hebben moeite om hun kinderen los te laten, maar als je de kleine hummeltjes uit hun veilige emmertje op het grote strand zet, heb je echt met ze te doen. Ze lopen nu ze een week oud zijn een stuk moeilijker dan net uit het ei en het stukje strand is, ook al zitten ze vlak bij zee, een enorm lastig traject. De golven hier zijn geliefd bij surfers, omdat ze zo hoog en sterk zijn, maar zijn ontzettend gemeen voor onze kleintjes. Je zou ze het liefst veilig en wel uit de branding in zee zetten, maar ja ze moeten het nu eenmaal zelf doen. De eerste schildpad – Rik zegt dat het de zijne is – zwemt opeens al dapper de zee in en lijkt zich vol enthousiasme in het nieuwe avontuur te storten. De andere twee zijn nog onderweg als een grote, boze golf ze met een flinke klap een stuk verder van zee weer op het strand smijt en ze weer helemaal overnieuw moeten beginnen. Na diverse mislukte pogingen lukt het beide diertjes alsnog om in zee te komen. Ze spartelen nog even en dan duikt de eerste onder en begint aan het grote leven. De laatste lijkt de zee maar eng te vinden. Hij blijft helemaal boven zwemmen met zijn koppie boven water en straalt in alles uit dat hij het niks vindt. Maar na een zorgelijke tijd spartelen, snapt ook hij dat de zee nu eenmaal het ware leven is voor een zeeschildpad en verdwijnt hij onder water en zwemt weg. En zo zijn al korte tijd later onze adoptiekinderen weer de deur uit. Of ze nog leven zullen we nooit weten, het overlevingspercentage is niet hoog. Maar als je bedenkt dat ze in het centrum 95% van een broedsel van 80-140 eieren groot weten te brengen, kan het niet anders dan dat er voordat ze geslachtsrijp zijn er nog flink gedund wordt.
Naar noordwest Bali
Vanaf het zeeschildpaddencentrum gaan we op weg helemaal naar het noordwesten van Bali. De weg is ontzettend druk met auto's en motorrijders die elkaar op de drukke weg vaak angstwekkend krap passeren (dubbele strepen tellen hier niet). Overal langs de weg is bebouwing afgewisseld met landbouwgrond waar ze naast rijst nog veel andere gewassen verbouwen. We maken onderweg de nodige stops en hebben zo een leuke reisdag met veel onderbrekingen. Een van de stops is bij Bedugul bij de Eka Karya botanische tuin van bijna 160 ha groot en gelegen tussen de 1.250 en 1.450 m hoogte, waardoor het weer er een stuk aangenamer is. Bij het restaurant is het erg druk, omdat daar een grote 'treetop adventure experience' is waar veel jongelui op volstrekt overbodige wijze via halsbrekende toeren aan touwen hoog door de bomen klimmen. Aan hun gestumper kan je pas echt goed zien hoe weinig geschikt wij zijn als klimmers. In de tuin zelf is niemand en Nyoman laat ons de orchideeëntuin, de medicinale tuin en de cactustuin zien. Omdat het park zo groot is, gaan we met de auto naar de grote Banyan boom waar een leuke glansspreeuw een nestje heeft in een holte van een nabij gelegen boom.
De volgende stop is bij de Ulun Baru Beratan tempel die prachtig ligt aan het hoog gelegen Beratan kratermeer. Het hindoetempel complex bestaat uit veel gebouwtjes in de openlucht en het mooiste zijn de torens met diverse etagedakjes die er zijn ter ere van de verschillende goden. Hoe meer dakjes, hoe belangrijker de god. Sommige van die pagode-achtige torens staan op bloemrijke eilandjes in het meer. Het geheel maakt een heel vredige indruk. Als wij er vertrekken is er niemand meer, want dan is het al zes uur en is iedereen naar huis. Wij hebben dan nog een lange rit langs de kust voor de boeg. De kust van Bali is erg geliefd bij toeristen en veel dorpjes zijn dan ook duidelijk erg toeristisch en vol met strandvakantiegangers. Dat hier ook Nederlanders komen, wordt ons duidelijk als we een uithangbord zien met de volgende opsomming: 'puntzak friet, broodje kroket, verse broodjes, shoarma', die toch geen van alle deel uitmaken van de traditionele Balinese keuken. Omdat de klok doortikt, stoppen we in Lovina voor het diner. We zitten in een restaurant met uitsluitend Westerse toeristen inclusief de dame op leeftijd die zichzelf gelukkig prijst met haar Balinese toyboy, die ontzettend veel van haar portemonnee houdt en hier ongetwijfeld volgende week met een andere vrouwelijke portemonnee op leeftijd zit.
Om half elf zijn we bij het hotel en op onze kamer. Als Rik de spullen in de safe wil doen en de instructie probeert op te volgen, gaat het al bij de eerste stap mis. De safe is dicht en gaat zoals het een safe betaamt niet open. We bellen toch nog maar even naar de receptie. Al snel komt de balieman die natuurlijk met een geheime mastercode de safe hoort te kunnen openen. Om te voorkomen dat medewerkers de code vergeten hebben ze die hier simpel gehouden en de man toetst die terwijl Rik toekijkt, in recht over de diagonaal die van linksboven naar rechtsonder loopt: 147B. We kunnen dus nu zelf alle kluizen op het terrein openen. Op voorschrift van de instructie geeft Rik een viercijferige code op, maar opnieuw weigert de safe dienst. De balieman weet raad: je mag maar drie cijfers intoetsen. Als Rik zegt dat er staat dat je vier cijfers in moet toetsen zegt de man: 'Ja, dat was toen we ze kregen, maar wij gebruiken maar drie cijfers'. Handige instructie. Na deze opstartproblemen werkt de safe naar behoren en nemen we onder dankzegging afscheid van de balieman en kunnen we naar bed.
West Bali Nationaal Park
In het West Bali Nationaal Park gaan we de hele dag vogelen. We gaan op stap met Made (zeg Madé) die ons meeneemt naar verschillende plekken in het park waarvan hij weet dat je er bepaalde soorten kan vinden. Het West Bali Nationaal Park of Bali Barat National Park ligt in het noordwesten van Bali en is zo'n 170 km2 groot. Het is al in 1941 tot nationaal park uitgeroepen om te voorkomen dat de daar nog levende Balinese tijger zou uitsterven, maar voor de tijger heeft dat niet geholpen. Nu is het doel van het park om het regenwoud en alles wat daarin leeft te beschermen. Het park bestaat uit diverse habitats: regenwouden, droge savanne, bossen, zandstranden en koraalriffen. In het centrum van het park liggen vier grote uitgedoofde vulkanen, waarvan de grootste, Gunung Patas, 1.412 meter hoog is. Om te voorkomen dat menselijke bewoning het park verstoort, hebben ze voor een creatieve oplossing gekozen. Dwars door het park loopt een grote weg waaraan een bijna aaneengesloten rij van dorpen ligt met alle menselijke activiteiten die daarbij horen. Inmiddels maakt de weg en vijf km aan beide zijden van de weg geen onderdeel meer uit van het park en heb je dus eigenlijk twee stukken park – zonder menselijke bewoning – aan weerszijden van de weg over.
Met Made gaan we eerst op zoek naar de uiterst zeldzame (er schijnen er nog maar 105 te zijn) Bali spreeuw die endemisch voor Bali is (hij komt uitsluitend op Bali voor, nergens anders). De Bali spreeuw vinden we niet, maar opeens horen we een enthousiaste kreet van Made: de zwartvleugel spreeuw die op de vleugels en zijn ogen na helemaal wit is, vliegt over. Hij vliegt nog even heen en weer zodat wij als trage vogelkijkers ook een kans hebben om hem te zien. De zwartvleugel spreeuw is iets minder zeldzaam dan de Bali spreeuw, maar ook erg bijzonder om te zien.
De vogels op Bali zijn uitermate beleefd. Als ik op Serangan eiland een klein vogeltje zoek dat ik in een struik heb zien vliegen en blijf wachten tot hij er weer uitkomt, komt alsof een goochelaar bezig is, in plaats van het kleine vogeltje een prachtige geel met zwarte oriole (soort wielewaal) op dezelfde plek uit de struik. Hij blijft even zitten en pas als ik hem goed heb gezien, vliegt hij weg. Werkten de vogels gisteren al mee, ze moeten haast wel doorgegeven hebben dat er twee knullige vogelaars hierheen komen, want twee zwartvleugel spreeuwen blijven net zolang duidelijk zichtbaar in een boom zitten totdat wij ze na een minuut of tien gevonden hebben. Pas al Rik tevreden is met de foto vliegen ze weg. Dat wij ze niet konden vinden ligt natuurlijk aan ons. Made, Nyoman en Santos (die ook erg goed is in het spotten van vogels) hebben alle drie de spreeuwen gevonden. Wij stonden allebei op basis van de aanwijzingen naar dezelfde verkeerde boom te turen. Vaak is de aanwijzing 'hij zit op een tak op 10 uur'. Kloktijden als aanwijzing waar een vogel zit, zijn zeer gebruikelijk onder vogelaars en werken ook voor ons goed. Maar het is dan wel handig om een referentiepunt te hebben van waaraf je de 10 uur, drie uur of wat dan ook moet zoeken. Als je nog niet weet in welke boom je moet kijken, zijn er ongelofelijk veel takken die ongeveer naar tien uur wijzen. Maar ze blijven de hele dag bewonderenswaardig geduldig aanwijzingen geven en meestal lukt het om de vogels te zien, soms zijn we te laat.
Tot lunchtijd blijven we veel mooie vogels zien. De vrouw van Made heeft ons uitgenodigd om bij hun thuis te komen lunchen. Het blijkt dat er een winkeltje en eetgelegenheid bij hun huis is. Ook de ouders van Made wonen in het huis en de vader van Made komt zich voorstellen. Hij luistert naar de uitermate Indonesische naam Cornelius. Het dorpje is in tegenstelling tot het grootste deel van Bali een christelijk dorpje, wat ook te zien valt aan het kruis dat er hangt. In de tuin van Made gaan we op zoek naar uiltjes die daar overdag op een vaste plek in de boom rusten en naar de pitta die altijd laag en meestal op de grond zit. De uiltjes zien we na een kwartier in de verkeerde boom zoeken uiteindelijk via de kijker op statief ook zitten. Als we de goede boom eenmaal hebben, zien we de uiltjes ook zelfstandig. Pitta heeft vandaag minder zin. We zien hem een paar keer in een flits langskomen, maar echt beleefd voorstellen is er niet bij vandaag. 's Middags neemt Made ons nog naar meer plekken mee waar hij ook weer overal vogels uit de bomen tevoorschijn weet te halen. Na een dag van meer dan 12 uur vogelen komen we opnieuw in het donker aan bij de lodge.
We hadden tegen Annemiek van All for Nature gezegd dat we graag veel wilden doen en vooral geen rustdagen wilden. Dat hebben ze hier goed in hun oren geknoopt. We beginnen de meeste dagen om zes uur of half zeven en de afgelopen dagen zijn we pas om half elf klaar met de dag. Ook onze hele dag vogelen in het West Bali Nationaal Park, mag met z'n ruim 12 uur gerust een hele dag heten. De laatste dag bij West Bali park mogen we uitslapen en gaat de wekker pas om kwart over zes.
Romantisch stranddiner
Met alle volle dagen gaan het dagboekje, de vogellijst en de rondzendbrief natuurlijk flink achter lopen, dus nu eenmaal terug van de vogeldag kunnen we geen tijd verloren laten gaan, en gaan het laptopje en de tablet mee naar het eten, want je weet maar nooit hoe lang je moet wachten. We eten vandaag bij de lodge waar ze een romantisch tafeltje op het strand voor ons in gedachten hebben. We blijken niet in de wieg gelegd voor romantische strandavonden. De stoelen zakken scheef in het zand en je kan nergens je laptoptas en andere spullen kwijt. We voelen ons tussen alle andere gasten die zich uitsluitend bezig houden met nippen aan een glas felgekleurde vloeistof met een schijfje citroen, terwijl ze daarbij voortdurend foto's van zichzelf nemen, wat misplaatst. Tussen alle korte broeken, blote voeten en blote schouders, steken wij met onze lange broeken en sokken toch een beetje af.
Terug naar de Udayana Lodge
Vanaf West Bali rijden we via een andere route weer terug naar de Udayana lodge, een groene oase op het universiteitsterrein bij Jimbaran. Onderweg stoppen we bij de Ulun Danu Batur tempel en het Batur meer.
Zijn Sumatra en Kalimantan overwegend islamitisch, op Bali is het hindoeïsme de belangrijkste religie. Het is echter een andere vorm van hindoeïsme dan in India en wordt ook met de term Bali-hindoeïsme aangeduid. De tempels hebben duidelijk een ander karakter. De tempels bestaan altijd uit drie niveaus die naar boven toe steeds belangrijker worden en het hoogste niveau is alleen toegankelijk voor de echte gelovigen die er hun offers komen brengen en komen bidden. Het is altijd een complex met meerdere gebouwen en nergens is een binnengedeelte. Op een groot plein staan altaren en gebouwen voor de goden en op het plein voor het altaar mag je bidden en offeren. Belangrijke goden hebben niet alleen een altaar of een tempel, maar ook de pagode achtige toren met diverse daketages, altijd een oneven getal. Elf daklagen is het hoogste niveau dat je als god kan bereiken. Vaak is er op het complex ook nog een Chinees-boeddhistische tempel. Net als bij elk geloof hebben ook de Bali-hindoe goden hun eigen smaak op kledinggebied. Bij elke tempel moeten we allebei een sjaaltje met een vlinderstrik om en bij sommige tempels moet er over de lange broek nog een sarong. Vooral Rik ziet er met z'n sjaaltje en gebloemde sarong boven de wandelschoenen op z'n zachtst gezegd verrassend uit. Maar je hoort ons niet klagen want van deze goden mag je je schoenen aanhouden en daar zijn we na alle vieze blote voeten in Myanmar heel erg blij mee. De tempels hier zijn verder niet erg verfijnd gebouwd of mooi versierd, maar de beelden van de goden, vooral die goed en kwaad symboliseren zijn fascinerend.
Het Batur meer is een prachtige groot kratermeer van 13 bij ruim 10 km dat ontstaan is tijdens een uitbarsting 10000-en jaren geleden en aan weerszijden door bergen omgeven wordt (Mount Agung rechts en Mount Batur links). Aan de overkant van het meer ligt een klein dorpje en Nyoman vertelt dat ze daar hun doden nog traditioneel begraven. Begraven is niet het juiste woord, want de overledene wordt onder een geurende sandalwood boom gelegd. De geur van de boom verdrijft de lijkenlucht en ze laten de natuur zijn werk doen, zodat er alleen botten overblijven. Op de hellingen van de Batur vulkaan zie je nog verse lavastromen van recente uitbarstingen. De laatste uitbarsting was in 2000, maar voor vandaag heeft de vulkaan gelukkig geen grootse plannen.
Onderweg stoppen we nog bij een ecofarm waar ze een tuin vol nuttige gewassen en kruiden hebben, zoals vanille, nootmuskaat en kruidnagel. Je krijgt ook een groot rek met verschillende koffie- en theesoorten. Op een lijstje mag je aankruisen wat je lekker vindt, zodat je dat later in de winkel kan kopen. De lemonthee is erg lekker, maar een klein pakje kost in de winkel bijna 9 euro en dat vinden we toch overdreven. Even verderop stoppen we bij een punt waar je mooi uitzicht over rijstterrassen op een berghelling hebt. Het bijbehorende dorpje zit tegen de helling geplakt en er is nog net ruimte voor een smalle weg. Die is echt niet berekend op alle toeristen die hier komen kijken, temeer niet daar er overal waar toeristen zijn kraampjes met souvenirs verschijnen die ook nog plek innemen. Het is een gekrioel van jewelste en het verkeer staat vooral stil. In Ubud doen we nog een museum aan en dan is het echt tijd om door te gaan naar onze lodge in Jimbaran.
Vogels en Uluwatu tempel
Bij de Udayana lodge zouden we met Nyoman een vroege wandeling over het terrein doen, maar ze stelt voor ons mee te nemen naar een ander gebied waar we meer vogels kunnen zien. Nyoman is een schat en doet alles om het ons nog meer naar de zin te maken. We lopen rond op het terrein bij de waterzuiveringsinstallatie en zien inderdaad veel en weer nieuwe vogels. De lucht is steeds angstwekkend grijs en na twee uur moeten we de wandeling opgeven vanwege de regen. We hadden voor na het ontbijt nog een wandeling samen door de tuin gepland, maar de regen gooit roet in het eten en dus zitten we onder het afdakje op ons terrasje en is er tijd om de achterstallige administratie bij te werken.
Gelukkig wordt het na de lunch droog, want 's middags staat de Uluwatu tempel op het programma. De Uluwatu tempel torent hoog op een steile klif boven de oceaan uit. Je moet hier aan het eind van de middag zijn om van de zonsondergang bij de tempel en de oceaan te kunnen genieten. Dat weet iedereen op Bali en aangezien het een van de hoogtepunten van Bali is, wemelt het er van de toeristen. Van te voren zijn we gewaarschuwd dat de apen hier erg brutaal zijn en vooral dol zijn op glimmende dingen, dus oorbellen en kettinkje blijven vandaag thuis en Riks bril zekeren we met het touwtje van mijn bril. Rik is vrij gehandicapt zonder bril en mijn Kruidvat-leesbril is gemakkelijk te vervangen. De aapjes gedragen zich zeer welopgevoed. Er zitten weinig op de balustrade en ze hebben geen interesse voor de toeristen. Omdat er zaterdag een grote ceremonie in de tempel is en de apen dan de offergaven voor de goden niet op mogen eten, zijn rangers vandaag bezig om de apen op afstand te houden. Ze verjagen de apen door stenen te gooien (niet direct naar de apen, maar om ze weg te jagen) en maken aapachtige geluiden met een gorillamasker voor. Heel grappig, want er is geen enkele reden om te veronderstellen dat een masker van een Afrikaanse mensaap voor een Indonesische makaak afschrikwekkender is dan een schreeuwende mens.
Er loopt een soort wandelpromenade langs de kust naar de tempel toe en van daaraf heb je echt fraaie uitzichten. De tempel staat prachtig op de uitstekende rotspunt en de hoge veeldakige torens steken ver boven zee mooi tegen de lucht af. De tempel zelf is niet heel spectaculair, de standplaats wel. Na de tempel hebben we om zes uur een dansvoorstelling. Net als bij de opera krijgen we een samenvatting van het verhaal in vier bedrijven en net als bij de meeste opera's is het een ingewikkeld en onwaarschijnlijk verhaal. De voorstelling is zonder instrumenten; een groep mannen vormt met hun stemmen een soort orkest dat de dansers begeleidt. De Balinese dans in het algemeen met de subtiele hand- en oogbewegingen is niet echt aan ons besteed en het eerste bedrijf is lang en heeft na verloop van tijd voor ons wel lang genoeg geduurd. Maar daarna gaan we het echt leuk vinden. Dan komt Hanoman, de Hindoe-aapgod te voorschijn en die gedraagt zich echt als een aap. Hij komt klimmend door de boom aanzetten, springt van een hoge muur en rent dwars door het publiek en plaagt toehoorders door hun haar te gaan vlooien. Daarna komt er een Balinees uitgedost figuur met de rol van clown en Hanoman laat later een bloedstollende vuurdans zien, waarbij hij door en in de vlammen springt. Er zit nu vaart in de voorstelling en al met al is het een leuke show. Enige overeenkomst tussen het verhaal op papier en de show hebben we overigens niet kunnen ontdekken, maar dat zal aan ons liggen.
Weer een stranddiner
Omdat we thuis al weinig vlees eten en elke dag vlees vrij snel teveel vinden en omdat we op afgelegen plekken in natuurparken zitten, zijn we deze reis vegetariër. Daar wordt overal keurig rekening mee gehouden en we krijgen steeds prima en gevarieerd eten. Deze avond staat er als speciale traktatie een diner in een sjiek visrestaurant op het strand(!) gepland, maar Nyoman zou Nyoman niet zijn als ze daar al niet iets voor geregeld had. Ze heeft gebeld met het visrestaurant en ze kunnen ook een vegetarische maaltijd regelen. Daarmee heeft het restaurant zichzelf overschat. We krijgen een schaal gestoomde rijst, tofu waar niets mee gedaan is en een bak met tempeh waar wel iets mee gedaan is en waar nu echt een vieze smaak aan zit. Daarnaast krijgen we twee lauwe gebakken eieren. We werken wat van de droge rijst met saaie tofu en gebakken ei naar binnen, maar een feestmaaltijd? Nou nee. Het toetje bestaat uit een stukje watermeloen, een stukje harde gewone meloen en een half plakje ananas. Zelf het schaaltje pinda's stelt teleur: ze zijn gezoet. Dit is echt nep. In verhouding lijkt dit echt een duur restaurant en ze hebben echt hun best niet gedaan. We hebben het hart niet om Nyoman te vertellen dat het eten niet lekker was, want ze doet zo haar best om het ons helemaal naar de zin te maken en is zo bezorgd dat iets niet goed zou zijn. Zij kan er echt niets aan doen. We vertellen het na terugkomst wel aan Annemiek van het reisbureau en dan kan die op subtiele wijze wel inbrengen dat vegetariërs beter naar een ander restaurant kunnen worden gebracht.
Naar Flores
We maken het 's avonds niet laat, want de volgende dag staat een vroege vlucht naar Flores gepland. We vertrekken om half zes bij het hotel. Op Flores worden we opgewacht door Ben, die de manager van de lodge blijkt te zijn. We gaan eerst even het marktje van Ende bekijken. We hebben al veel van dit soort markten gezien en op de meeste markten is het chaotisch en rommelig. Zo ook hier. Maar wat opvalt is dat de sortering hier minder groot is dan normaal. Er zijn tomaten, aardappels, zoete aardappels, wortelen en later zien we bij een paar kraampjes nog wat meer groente, maar vrijwel alle kraampjes verkopen hetzelfde beperkte assortiment. Zo lijkt elk kraampje de twee zelfde soorten erwten en gemalen maïs te hebben. Ook de vismarkt is duidelijk weinig gesorteerd. De mensen zien er hier duidelijk anders uit en je ziet nu meer mensen met trekken die aan Polynesië doen denken. Verder zijn er ontzettend veel vrouwen met rode lippen van het betelnoot kauwen. Dat hebben we in Indonesië niet eerder op deze schaal gezien.
Rijstterrassen op Flores
Flores is een van de Kleine Soenda-eilanden en behoort tot de Timor archipel. Het is een klein eiland, ongeveer 1/3 van Nederland en sterk geaccidenteerd. Van oost naar west lopen bergketens over het eiland die bestaan uit dode en nog werkende vulkanen die onderdeel uitmaken van een grotere vulkaanzone die over Java, Sumatra en de Kleine Soenda-eilanden loopt. De bodem van Flores bestaat voor het grootste deel uit jong vulkanisch gesteente en is daardoor erg vruchtbaar. Volgens de boeken heeft Flores een moessonklimaat met een korte maar hevige regentijd van november tot februari en een droge tijd van maart tot oktober, waarbij augustus en september de droogste maanden zouden zijn. Ook op Flores zijn in de loop van de tijd veel bossen verdwenen en alleen op de hoger gelegen gebieden zijn nog oerbossen te vinden. Flores ligt ten oosten van de zogenaamde Wallace-lijn. Die is genoemd naar Alfred Russel Wallace, een tijdgenoot van Darwin, die bijna tegelijkertijd met Darwin uitkwam op de evolutietheorie. Hij verbaasde zich erover dat de flora en fauna van West- en Oost-Indonesië zo verschillend was. De eilanden ten westen van de lijn zijn omgeven door ondiepe zeeën en zaten in een ver verleden vast aan het Aziatische vasteland. De eilanden ten oosten van de lijn zijn omgeven door diepe zeeën en hebben nooit vastgezeten aan Azië. Hierdoor is de flora en fauna op de westelijke eilanden verwant aan die van Azië en die van de oostelijke eilanden aan die van Australië.
Onze tocht over het eiland met alle bergen en uitzichten is prachtig. Ook hier zien we veel rijstterrassen die misschien nog wel mooier en in ieder geval een stuk rustiger zijn dan die op Bali. Ook als je over het eiland rijdt, merk je dat je op een ander eiland bent. De huizen zijn simpel, vaak gepleisterd of van natuurlijk materiaal en de meeste hebben golfplaatdaken. De kleine dorpjes worden afgewisseld met kleinschalige akkertjes waarop van alles verbouwd wordt. Het is al steeds grijs en dicht bij de lodge begint het te spetten en die regen zet door. Als we bij de lodge zijn stortregent het en de regen weet van geen ophouden. Met zulk weer kan je er echt niet op uit. Heel jammer en vals dat ze in de droogste maanden ons met zulke regen opzadelen.
Kelimutu
De bekendste toeristische attractie op het eiland Flores is Kelimutu, een vulkaan met drie gekleurde kratermeren. Alhoewel de kratermeren allemaal bij dezelfde vulkaankrater horen, hebben ze elk een verschillende kleur. Die kleuren worden veroorzaakt door chemische reacties van de mineralen in het meer en omdat door vulkanische activiteit de samenstelling van die mineralen kan veranderen, wisselen de meren ook vaak van kleur. Het mooiste is om de zonsopkomst bij de drie meren te aanschouwen, dus de eerste ochtend op Flores staan we voor dag en dauw op en om vier uur vertrekken we met Patris, onze gids, voor de autorit en de wandeling naar de kratermeren. Het is nu gelukkig droog, maar nog wel bewolkt, wat de zonsopkomst heel erg mooi maakt, omdat de wolken en de randjes van de wolken prachtig kleuren. Als de zon eenmaal boven de horizon is, stijgt hij ontzettend snel en we kunnen ons niet voorstellen dat hij de rest van de dag nodig heeft om aan de andere kant onder te gaan.
Twee meren – Tiwu Ko'o Fai Nuwa Muri (meer van de jonge mannen en vrouwen) en Tiwu Ata Polo (behekst meer) – liggen dicht bij elkaar en zijn gescheiden door een gedeelde kraterwand. Vroeger was die rand hoger, maar na de laatste eruptie is die gedeeltelijk ingestort, waardoor je nu beide meren kunt zien. Het meer van de jonge mannen en vrouwen is vandaag grijs-blauw, het behekste meer is groen tot groen blauw. Naar de kleur van het derde meer – Tiwu Ata Bupu (meer van de oude mensen) – zullen we moeten raden. Het meer is vandaag onzichtbaar omdat er een dikke wolk boven hangt die pas over een paar uur oplost.
Na al dit moois gaan we met Patris een wandeling maken door het steile, tropische bergbos, tevens botanische tuin bij de krater. Patris, zelf 40, noemt ons consequent papa en mama; we zijn hier oude mensen. Het is zo'n ontzettend mooi bos. Overal waar je kijkt, zie je alleen maar prachtig groene steile hellingen vol met een grote variëteit aan bomen, boomvarens, lager blijvende planten en epifyten die weer op andere planten groeien. We horen veel vogels, maar ze zien is moeilijker. Patris is geen echte vogelaar, maar hij weet en ziet wel veel. Zo weet hij dat al de verschillende geluiden die wij horen niet door verschillende vogels gemaakt worden, maar door de bare-throated whistler, die wel 15 verschillende geluiden maakt. De eerste die Patris aanwijst aan papa en mama mis ik en ziet Rik pas na een poos. Toegegeven we zijn geen handige vogelaars, maar als de aanwijzing 'voor de boom op de grond' eigenlijk had moeten zijn 'achter de boom op een tak' wordt het nog moeilijker om vogels te vinden. Gelukkig snapt de mooie whistler dat we voor hem gekomen zijn en een tweede gaat dan ook goed zichtbaar in een boom boven ons zitten en vliegt daar wat in heen en weer, maar hij let wel op dat wij hem steeds kunnen blijven volgen. Je ziet hoe hij om de verschillende geluidjes te maken houding van lijfje en snaveltje verandert.
Omdat we niet alleen naar de krater gaan, maar ook nog naar de botanische tuin, heeft manager Ben gisteren beloofd dat we ontbijt mee zouden krijgen. Goed plan, want we zijn pas om 10 uur terug en al die tijd zonder eten is wel lang. Ben is een joviale manager die graag handen schudt en naar je welzijn informeert, maar verder een warhoofd eersteklas is die onmiddellijk vergeet wat hij aan het doen is. Zo belooft hij een sleuteltje van de kluis dat we nooit krijgen en vergeet de wake-up call door te geven, zodat we beide dingen maar zelf even regelen. Omdat Patris niets zegt over een meegebracht ontbijt, informeren we voorzichtig even als we toevallig een kraampje passeren waar ze drinken, snoep en koek verkopen. Zoals we al dachten, weet Patris van niets. Het zal Ben even ontschoten zijn. Met het aangeschafte pak crackers redden we het wel tot we een ordentelijk ontbijt bij de lodge krijgen. Ben zou het ook in Nederland prima als manager redden.
Na het ontbijt gaan we meteen weer op pad voor een bezoek aan een traditioneel dorpje. De weg is onvoorstelbaar slecht en het is een wonder hoe de auto er overheen komt. Je bent hier echt op het platteland: de hutjes zijn simpel met op het erf een paar kippen en rondom de huisjes wat cassave, banaan, suikerriet, mangobomen, enz. Op veel plaatsen horen we harde muziek en lijken ze zich op te maken voor een feest. Het blijkt dat het vandaag een goede trouwdag is voor het dorp hier – we hebben geen informatie over de achtergrond en vaststelling van die informatie – en als gevolg daarvan zijn er wel zo'n vier tot vijf bruiloften in het kleine dorpje.
We komen terecht bij Mama Maria, dochter van de dorpsoudste, die ons het ceremoniële huis laat zien, dat tweemaal per jaar gebruikt wordt: eenmaal als de rijst en de maïs geplant wordt en de andere keer om de oogst en de liefde te vieren. Elk dorp heeft een ceremonieel huis dat onder verantwoordelijkheid van de dorpsoudste staat. In het dorp van Mama Maria staat het belangrijkste huis van de omgeving. Haar vader is 87, maar nog steeds stamoudste en de 14e generatie van stamoudsten. Als hij overlijdt, wordt haar oudere broer stamoudste. De stamoudste slaapt – altijd alleen – in een speciaal kamertje in het huis. Potentieel stamoudste word je niet zomaar. Als de nieuwe stamoudste geboren wordt – de eerstgeboren zoon van de erfopvolger – wordt hij na twee weken op zijn kwaliteiten getest. Hij wordt drie minuten op een hoge plaats in een mandje in het huis gehangen en moet dan gaan huilen. Gaat hij niet huilen, wordt hij als dom beschouwt. Zo krijgt hij nog een serie testen; hij krijgt een druppeltje bloed te proeven, ze smeren door vrouwen uitgekauwde betelnoten op zijn voorhoofdje en hij wordt met zijn hoofd in de bananenbladeren geduwd. Reageert hij op alle tests goed, dan is hij geschikt als stamoudste. Voldoet hij niet, wordt hij liefdevol opgevoed in een ander gezin en wordt de eerstvolgende broer, zonder enige vorm van test alsnog stamoudste. Bij de ceremonies worden ook dieren geofferd (en later opgegeten). Mama Maria vertelt dat ze vroeger wel vijf koeien offerden, maar inmiddels zijn ze geciviliseerd en niet meer animistisch, maar katholiek of islamitisch. Ze hechten er echter aan om oude tradities in ere te houden en houden het nu op één koe. Mama Maria vertelt ook dat zij een soort coöperatie voor vrouwen heeft opgezet en gezorgd heeft dat er weer een schooltje in het dorp komt. Bij vertrek vraagt ze of we soms het weefwerk willen zien. Natuurlijk nemen we wat van de koopwaar van Mama Maria af. Het geld komt bij Mama Maria wel goed terecht.
De wandeling naar de waterval, de warmwaterbron en de borrelende hete gaten die voor de middag gepland staat, valt letterlijk in het water. Opnieuw hebben we 's middags in de droogste tijd van het jaar zeer zware regen die pas aan het eind van de middag stopt. We stellen de wandeling dus maar uit tot de volgende ochtend. Mooie wandeling waarbij Patris weer vogels aanwijst en de chauffeur de hoofdprijs krijgt omdat die de voor de Kleine Soenda eilanden unieke (endemische) roofvogel spot, de Flores hawk-eagle.
Naar Labuan Bajo
's Middags hebben we een korte vlucht naar Labuan Bajo waar we direct na aankomst met vogelgids Sam op pad gaan. Sam is weer een topgids. Hij ziet en hoort alles en heeft met de elegant pitta afgesproken dat die ongeveer een kwartier lang, niet te ver weg, duidelijk zichtbaar op een tak voor ons komt zitten zingen. Zulke gidsen en zulke vogels hebben we nodig. Het verhaal van de Wallace lijn en het verschil in soorten tussen West en Oost-Indonesië is waar. We zien de laatste dagen echt andere soorten dan daarvoor.
Komodo eiland
Vanuit Labuan Bajo gaan we met de boot naar Komodo-eiland waar niet alleen de Komodovaraan leeft, maar waar ook veel vogels zitten. Het is een lange tocht van 3,5 – 4 uur, dus opnieuw vertrekken we vroeg: om vijf uur stappen we aan boord. Komodo -eiland maakt deel uit van het grotere Komodo Nationale Park.
De komodovaraan komt niet alleen voor op Komodo-eiland, maar ook op enkele reservaten op Flores en wat kleinere omliggende eilanden. Door het kleine verspreidingsgebied is de soort erg kwetsbaar en van bescherming afhankelijk. Met zijn lengte van ruim 3 meter en een gewicht van 150 kg is het de grootste bestaande hagedissensoort. De meeste komodovaranen zijn kleiner; gemiddeld wegen ze 45 kg. De komodovaraan eet naast levende prooien ook aas. Door het ontbreken van andere grote vleeseters op de eilanden kon de komodovaraan zich ontwikkelen tot toppredator en zijn indrukwekkende grootte bereiken. De varanen schromen er niet voor hun kleinere soortgenoten op te vreten. De jongen leven vaak in bomen of in dicht struikgewas waar grotere dieren minder toegang toe hebben.
Komodovaraan
Lange tijd is gedacht dat de beten van komodovaranen zo gevaarlijk waren door de gemene bacteriën die ze binnenkregen bij het verorberen van aas. Die theorie is inmiddels achterhaald. Australisch onderzoek heeft uitgewezen dat aan weerszijden in de onderkaak een in zes compartimenten onderverdeelde gifklier zit. De kleine hoeveelheid gif daarin bestaat uit maar liefst 600 verschillende verbindingen die verwant zijn aan slangengif. Het gif verdunt het bloed van het slachtoffer en verwijdt de aderen. De prooi raakt in shock en bloedt dood. De scherpe tanden van de varaan dringen gemakkelijk diep in het weefsel door, waar het gif veel gevaarlijker is, waardoor hij relatief grote prooien aan kan. Opmerkelijk genoeg hebben varanen zelf totaal geen last van het gif. Vechtende mannetjes kunnen elkaar behoorlijk verwonden, maar die wonden genezen weer snel. Ze doen nu onderzoek naar het immuunsysteem van de dieren voor het ontwikkelen van medicijnen. Het sterke immuunsysteem hebben ze gemeen met krokodillen waar ze niet verwant aan zijn.
Varanen staan bekend als zeer vraatzuchtig omdat ze in een enkele maaltijd 80 procent van het eigen lichaamsgewicht naar binnen kunnen werken. Echt genieten van hun eten is er niet bij. Ze werken grote brokken vlees snel met hun grote bek en flexibele kaken naar binnen en dankzij hun elastische maag past dat binnenin ook. Een prooi is dus zo verdwenen. Er is een beschrijving bekend van een 50 kg zwaar vrouwtje dat een 31 kg zwaar varken verslond in een tijdsbestek van 17 minuten. De komodovaraan is niet alleen een grote eter, maar hij is ook weinig kieskeurig. Varanen eten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld leeuwen, ook de botten, hoeven en huid van de prooi op. Alleen de darminhoud wordt verwijderd door de ingewanden met de bek leeg te schudden; poep wordt niet gegeten. Harde delen als botten en hoeven kunnen worden verteerd door het sterke maagzuur van de varaan, een andere overeenkomst met de krokodilachtigen. Jonge varanen rollen zich vaak door de poep om zo niet aantrekkelijk te zijn als etenswaar.
Varanenvrouwen hadden het begrip feminisme of emancipatie niet nodig om te weten dat ze eigenlijk wel alles konden zonder mannen. Normaal gesproken leggen ze eieren na bevruchting door een man, maar hebben ze daar geen trek in, kunnen ze ook onbevruchte eieren leggen. In dat geval verdubbelt het geslachtschromosoom zich. Uit de eitjes die ze op die manier produceert, ontstaan uitsluitend mannen. Erg handig als ze in haar eentje op een nieuw eiland aankomt, kan ze zo toch voor nageslacht zorgen.
Geelkuifkaketoe
Op het eiland krijgen we een parkgids mee. Die gids heeft erg veel geluk dat hij met ons mee mag, want Sam leert onderweg ook hem de vogels vinden en herkennen. Hij heeft de gidsen hier ook getraind. We vinden al snel de eerste komodovaraan die onderweg is naar een drinkpoeltje. Vlakbij ligt een grotere varaan plat op zijn buik onder een struik te slapen. Gezien de temperatuur hier is dat het enige verstandige wat je zou moeten. Wij sjouwen door op zoek naar vogels en natuurlijk vindt Sam die weer voor ons. Weet je wat we vandaag zien en waar we niet echt op hadden durven hopen: een heuse kaketoe. De geelkuifkaketoe (yellow crested cockatoo) komt op Komodo voor, maar zien is nog wat anders en wij zien er niet een, maar wel zes of zeven. De ondernemende en grappige kaketoes krijgen hier in vergelijking met de komodovaranen nauwelijks aandacht, terwijl je die toch ook niet elke dag ziet.
Vanaf Komodo-eiland varen we terug richting Flores. Onderweg stoppen we bij een mangrovebos om daar te wachten tot in het donker de enorm grote kalongs – fruitetende vliegende honden, een grote vleermuissoort – uitvliegen op om de omringende eilanden op zoek naar voedsel te gaan. We moeten daar nog een flinke tijd op wachten en in de tussentijd vertelt Sam over zijn activiteiten op natuurbeschermingsgebied en hoe moeizaam dat is. Sam is een bevlogen man en hij doet veel goed werk voor de natuurbescherming op Flores. Zo traint hij de natuurgidsen die je verplicht meekrijgt op Komodo-eiland en in andere gebieden. Hoe meer die snappen hoe belangrijk behoud van en goed omgaan met de resterende gebieden is, hoe meer die kunnen meehelpen om Sam's boodschap uit te dragen. Hij verzet veel werk onder de lokale bevolking, zorgt dat op scholen aandacht is voor natuurbehoud en probeert overeenkomsten tussen lokale overheid en lokale bevolking te sluiten, maar dat gaat heel moeizaam. Daarnaast komt China weer als grote boosdoener naar voren. Aan de lokale bevolking kan Sam uitleggen dat ze met illegale kap en opzettelijke branden niet alleen het regenwoud, maar ook hun eigen voortbestaan en toekomst vernietigen, maar tegen de machtige Chinese bedrijven die dankzij corrupte overheden volledig hun vernietigende, illegale gang kunnen gaan, kan geen goedwillende Sam of lokale bevolking op.
Sam vertelt dat de vogelbescherming van Indonesië ondersteund wordt door veel NGO's en veel internationale organisaties. Hij heeft ook mensen van Vogelbescherming Nederland rondgeleid. Zijn goede Canonkijker en telescoop heeft hij van hen gekregen. Nu zien we zelf waar de bij Vogelbescherming ingeleverde oude – maar nog goed bruikbare – kijkers terecht komen. Sam zelf woont in een dorpje in de bergen. Het is een dorpje zonder elektriciteit. Als ik vraag of ze water hebben, zegt hij 'from the mountain' en dat water is volgens hem van goede kwaliteit. Ze hebben ook warm waterbronnen van verschillende temperatuur. Die gebruiken ze als douche. Als Sam weer terug moet naar zijn dorp is hij met de bus (eenmaal per dag) of achterop een motor 3,5 uur onderweg. Sam geeft ons mooie, professionele folders mee over zijn gidsenwerk en zijn werkgebied, compleet met e-mail adres en website. We zullen graag reclame voor hem maken; het is een kundige man en het is interessant om hem te ontmoeten.
Tegen half zeven beginnen de kalongs uit te vliegen. Er blijven maar komen en ze zijn enorm groot. Een fascinerend gezicht. Terwijl er nog steeds meer komen, beginnen wij aan de terugvaart naar huis. Na een dag van 15 uur zijn we weer thuis.
Laatste vogelwandeling
De laatste dag op Flores gaan we nog met Sam naar de jungle waar we opnieuw een mooie vogelwandeling maken. Sam vindt diep tussen de bomen een prachtige ijsvogel voor ons. Na terugkomst krijgen we een heel laat ontbijt en daarna hebben we nog even vrij tot de vlucht terug naar Bali. Op Bali wacht Santos ons op de luchthaven op en het voelt alsof we thuiskomen als we voor de derde keer bij de Udayana lodge aankomen waar we allerhartelijkst door Nyoman en Kadek (manager lodge) ontvangen worden.
Inmiddels is het maandag en de dag van vertrek. Veel nieuwe avonturen zullen we dus niet meer beleven en dat is maar goed ook, want de brief is al aardig lang. Zoals altijd gaan we proberen om de rondzendbrief te versturen voordat we zelf thuis zijn. We hopen dat het lukt. Op Flores was het internet erg slecht. Een knipperlicht brandt stabieler dan het internet op Flores werkt, maar hier lijkt het beter.