Kaukasus 2013 > rondzendbrieven > Azerbeidzjan en begin Georgië
Eerste rondzendbrief Kaukasus 2013

Eerste rondzendbrief Kaukasus 2013

[verzonden 17-9-2013 vanuit Kazbegi, Georgië]

Voor de meesten is de rondzendbrief een bekend verschijnsel, maar ook deze keer zijn er een aantal nieuwkomers. De rondzendbrief is een (vrij uitgebreid) verslag van onze reis. Omdat ik niet wist of ik wel iets zou sturen, heb ik niemand gevraagd of ze onze epistels wel willen hebben. Heb je geen zin in ons verslag, gooi deze mail dan weg en als je het ons laat weten, halen we je van de verzendlijst en heb je geen last meer van ons.
Omdat we geen maanden weg zijn zoals vorig jaar, maar 'slechts' drie-en-halve week was ik eerst van plan geen rondzendbrief te sturen, maar er is weer zoveel te vertellen, dat ik toch maar weer ga schrijven. Afgelopen zaterdag (7 september) zijn we vertrokken voor een rondreis door Azerbeidzjan, Georgië en Armenië. We reizen met z'n tweeën, maar hebben wel van tevoren al het hele reisplan samen met een erg ter zake kundig reisbureau (Blini reizen) uitgewerkt. Het reisbureau heeft de hele reis geregeld. Aangezien ze in alle drie de landen voor ons onbegrijpelijke talen spreken en doorgaans wel Russisch, maar geen Engels, wordt het erg lastig en bewerkelijk om ter plekke zelf dingen te regelen. Nu kunnen we gewoon genieten, zonder regelwerk.

Lange reisdag

We starten zaterdag al vroeg, terwijl we pas om 13.10 opstijgen, want uitgerekend dit weekend zijn er grootscheepse werkzaamheden op Schiphol en is Schiphol alleen via omwegen te bereiken. Maar alles verloopt volgens schema met als gevolg dat we om tien uur op Schiphol zijn en om kwart voor elf ingecheckt en doorgelicht bij onze gate zitten. We vliegen eerst naar Kiev en van daaruit naar Bakoe de hoofdstad van Azerbeidzjan. Op Schiphol vertellen ze ons dat we onze bagage in Kiev op moeten halen en zelf in moeten leveren voor de vlucht naar Bakoe. Kiev heeft namelijk geen doorzendservice. In Kiev worden we naar de internationale transitbalie doorgestuurd. Daar vragen we waar we onze bagage op moeten halen. De baliedame kijkt ons aan alsof we niet goed bij ons hoofd zijn. We kunnen de bagage niet ophalen, want die gaat rechtstreeks door naar Bakoe. We leggen uit wat ze ons op Schiphol verteld hebben en worden doorgestuurd naar een ander baliedame die hetzelfde vertelt. Als ook de securitydame hetzelfde zegt en we ook nergens iets zien waar we bagage op zouden kunnen halen of in kunnen leveren, geloven we het maar en gaan zelf richting Bakoe. In Bakoe arriveren keurig twee grote rugzakken voor ons. Als we met rugzakken en gestempeld visum in de aankomsthal komen, staat een vriendelijke man met een bordje 'Mr en Mrs Scoots' te wachten. Wij nemen aan dat wij dat zijn. De vriendelijke man heet Ryzwan en is onze gids voor de komende dagen. We gaan naar een grote jeep waar de chauffeur ons al opwacht en laten ons heerlijk gemakkelijk vervoeren naar ons hotel. Als we in bed stappen wijst de wekker inmiddels kwart voor drie aan. Dat lijkt erger dan het is, want de Nederlandse tijd is dan kwart voor twaalf. Wat wel erg is, is dat de wekker voor morgen op half acht staat en dat dat omgerekend half vijf is.

Azerbeidzjan

Azerbeidzjan is een rijk en welvarend land dankzij de olie en het gas die er ruim voorhanden zijn. Eind 19e eeuw zijn ze op grote schaal begonnen met de winning van olie en gas en de olieboom trok veel buitenlandse avonturiers aan die in korte tijd schatrijk werden, terwijl de echte werklui hard moesten werken onder erbarmelijke omstandigheden. De rijke buitenlandse oliebaronnen hebben hun sporen nagelaten in Bakoe in de vorm van prachtige panden die allemaal uit het begin van de 20e eeuw stammen. Na de revolutie van 1917 verklaarden Armenië, Georgië en Azerbeidzjan zich onafhankelijk van Rusland. Armenië spande uit eigen belang samen met de Russen en zowel in Georgië als Azerbeidzjan heeft dat tot enorme bloedbaden geleid. In 1920 trok het Rode leger de stad binnen en was het gedaan met de onafhankelijkheid. In 1991 na de omwenteling heeft Azerbeidzjan zich opnieuw onafhankelijk verklaard. Het land is nu erg op het Westen gericht en heeft veel buitenlandse investeerders aangetrokken voor de olie-industrie. Dankzij deze investeerders zijn er miljarden aan dollars het land binnengestroomd en dat zie je terug in Bakoe. Naast de prachtige huizen en paleizen uit de olieboom eind 19e eeuw, staan er nu indrukwekkende torenflats en de skyline van Bakoe doet niet onder voor die van New York of een andere wereldstad. De stad heeft bij de drukke straten prachtige in marmer uitgevoerde verkeerstunnels voor de voetgangers en alles in het centrum van de stad is schoon, werkt en ziet er nieuw uit. Volgens onze gids, Ryzwan hebben de Azeri's dat allemaal te danken aan de voormalige president Heydar Aliyev, die het stokje aan zijn zoon heeft overgedragen. Binnenkort (9 oktober) zijn er nieuwe verkiezingen en daaraan doen 12 partijen mee.

Flame Towers Bakoe.

Flame Towers Bakoe.

Azerbeidzjan is een islamitisch land, maar daar merk je in praktijk weinig van. Een enkele keer zie je een gesluierde vrouw, maar de meesten lopen er modern gekleed bij. Stelletjes lopen innig gearmd over straat en ook alcohol is hier niet echt verboden. Bij het eten kan je gewoon een pilsje bestellen. Tegenover andere geloven zijn ze erg tolerant. De vrouw van de president, die ambassadeur is bij Unesco, doet veel goede werken in arme landen, maar heeft in eigen land een project opgezet om alle kerken (moskeeën, synagoges en christelijke kerken) te laten restaureren. Al met al maakt Azerbeidzjan op ons een heel prettige indruk: vriendelijke mensen en ook in Bakoe voel je je absoluut veilig.

Rondom Bakoe

Zondag gaan we gelijk op stap naar Qobustan, 65 km ten zuiden van Bakoe, waar we de petroglyphen (rotstekeningen) gaan bekijken. We gaan eerst naar een prachtig museum, waar ze alles vertellen over de herkomst en de betekenis van de 12.000 jaar oude rotstekeningen. Daarna gaan we de petroglyphen zelf bekijken. Er zijn er onvoorstelbaar veel en vaak zijn de tekeningen ook over elkaar heen gemaakt, zodat het moeilijk is om te onderscheiden wat wat is, maar sommige zijn echt heel duidelijk. Er zijn afbeeldingen van mensen, dansend of jagend, vrouwfiguren zonder hoofd en dieren: ossen, herten, dolfijnen, wilde zwijnen en allemaal duidelijk herkenbaar. Ook de regen staat vaak afgebeeld. In het droge kustgedeelte werd vaak aan de goden om regen gesmeekt. Heel bijzonder zijn ook de muzikale stenen. Het landschap bestaat uit gesteente dat uit zee omhoog gekomen is en later door vulkaanuitbarstingen in grote brokken is neergesmeten. Door erosie zijn grote holle ruimtes in de stenen ontstaan. Als je nu met een steen op verschillende plaatsen op de muzikale stenen slaat, krijg je klanken met verschillende toonhoogte.

Van Qobustan rijden we weer terug naar Bakoe om vervolgens een rondrit over het Absheron schiereiland te bekijken. We stoppen als eerste bij de vuurtempel in Surakxani. Oorspronkelijk was dit een natuurlijk brandende gasbron die door de Zoroasten in de 4e eeuw v.C. uitgeroepen werd tot heilige plaats. Na de komst van de Arabieren in de 7e eeuw, raakte de tempel in verval, maar in de 17e eeuw is de vuurbron opnieuw door Zoroasten uit India ontdekt. De vuurbron lag op de zijderoute en met behulp van de handelaren van de zijderoute is de vuurtempel herbouwd en uitgebreid met een grote caravanserai waar handelaren konden overnachten, stallen voor de dieren waren en plek genoeg was voor de monniken om te bidden en zichzelf te geselen en te ketenen, wat ze erg graag deden. In Merkedan zien we twee middeleeuwse torens (een hoge verdedigingstoren en een lagere observatietoren) op 600 m van elkaar die met een ondergrondse gang met elkaar verbonden zijn. De observatietoren staat nu zo'n 1,5 km van de kust, maar stond ten tijde van de bouw (1204) aan de kust.

Als laatste gaan we naar Yanar Dag, de eeuwig brandende aarde. In een soort goot is een fel brandend vuur dat al 3000 jaar brandt. Het is 3000 jaar geleden dankzij het uit de aarde komende gas in brand gevlogen bij een onweer en regen noch sneeuw zijn in staat het vuur te doven. We hebben nooit zoiets gezien en het is echt indrukwekkend.

Quba en Xinaliq

De volgende dag gaan we richting het noorden voor een bezoek aan Quba en Xinaliq (spreek uit Genálik). Een stukje voor Quba wordt het droge, schrale landschap interessanter. Er komen appel-, perzik- en walnotenboomgaarden en de eerste bergen beginnen te verschijnen. Na Quba rijden we steeds verder de Hoge Kaukasus in en het landschap en de doorgaans beboste bergen worden spectaculair. We zien prachtige door de Qudiyalcay rivier uitgesneden steile kloven, enorme rotsblokken die van de berg losgeraakt zijn nadat de rivier zijn loop had verlegd, landsliding, watervallen, grote arenden die over het dal glijden en vergezichten met overal bergen.

We maken geregeld fotostops en op een van de stops ontmoeten we een lokale bewoner. Er zijn opmerkelijk veel kleine dorpjes in de bergen, allemaal met een eigen school, een eigen taal en een eigen EHBO post en een helicopter die opgeroepen kan worden voor noodgevallen. De dorpsbewoner was bezig om het gras voor het hooi van de winter te verzamelen, maar rust even uit en maakt een praatje met Ryzwan, onze gids. Hij vertelt dat verderop een grot is en samen met hem en Ryzwan klimmen we naar de grot bijna bovenop de berg. Het is een indrukwekkende grot van wel 12 m diep. Ook vertelt de man dat ze vrijwel dagelijks wolven zien. Ik vraag gelijk of we dan hier niet kunnen overnachten. De wolven komen wel in de buurt, maar durven niet in het dorp te komen. Ik zeg dat ze ook erg schuw zijn en mensen liever mijden, maar Ryzwan vindt dat wolven erg dapper zijn. Dat baseert hij op het feit dat een wolf het aandurfde om een kudde schapen die door vijf grote, gevaarlijk schapenhonden werd bewaakt, aan te vallen. Het is hem niet gelukt een buit te veroveren. Ik vertel hem dat de wolf niet dapper was, maar waarschijnlijk wanhopig van de honger en daarom tot deze aanval is overgegaan. Ik vraag of ze ook wel wolven doodschieten. Het antwoord wist ik eigenlijk al en is ja. Tja, een beetje kan je je wel voorstellen dat je wolven als je vijand ziet als ze je schapen opvreten, maar ik blijf toch voor de wolven. Terug bij de auto krijg ik een bosje veldbloemen van de chauffeur die heeft hij geplukt tijdens zijn wandelingetje. Lief toch.

Xinaliq.

Xinaliq.

Na alsmaar klimmen komen we in Xinaliq, het hoogst bewoonde dorp van Europa op 2355m. Als we aankomen klinkt er muziek uit het gemeenschapshuis en volgens Ryzwan is er net een bruiloft, wat ons meteen een Floortje Dessing gevoel geeft. De bruiloftsgasten trekken zich niets van ons aan en afgezien van een dronken man, zien we ook niets van de bruiloft. Het dorp heeft 1200 inwoners en ligt tegen de berg aangeplakt. Het dorp heeft volledig zijn authentieke karakter behouden. Mensen houden zich bezig met het hoeden van vee, er is een winkeltje, twee moskeeën en kleine stenen huisjes met daken die afgedekt zijn met stro en leem. Besluit iemand op het dak van jouw huis zijn huis te bouwen, dan mag dat zonder meer. Je dak is geen privé bezit en mag door een ander gebruikt worden. Als brandstof gebruiken ze gedroogde koemest. Stroom is er vermoedelijk wel, want we zien veel schotels voor ontvangst van TV. Water komt direct van kraakheldere bergstroompjes naar de waterpunten in het dorp. Het dorp heeft ook een prachtig museum, waarvan je de sleutel bij de beheerder moet halen. Er loopt een klein meisje van een jaar of tien met ons mee die de deur opendoet, in de gaten houdt of we ons netjes gedragen en na afloop weer de deur op slot doet. Vanaf Xinaliq rijden we terug door de mooie, hoge Kaukasus en we stoppen even buiten Quba aan de rand van het bosgebied, waar midden in het bos ons hotel is.

Genocide museum

Na een nachtje in Quba gaan we weer terug naar Bakoe. We stoppen in Quba eerst bij het genocide museum. Dat wil zeggen, we gaan naar een dijk gevormd door een massagraf. Het is een stevige aarden wal waaruit aan alle kanten schedels, botten, onderkaken en stukken bot steken. De wal is zo hoog, dat je met een trap naar boven moet om bovenaan de rand van het massagraf te komen. Dat zijn allemaal slachtoffers die ten tijde van de eerste onafhankelijkheid (1918) voornamelijk door Armeniërs vermoord zijn. De Armeniërs verklaarden zich wel onafhankelijk, maar werkten uit eigenbelang samen met de Russen. Het gevolg was zo'n 60.000 doden in Azerbeidzjan, waarvan zo'n 16.000 rondom Quba. De meeste slachtoffers waren vrouwen, kinderen en oude mensen die niet in staat waren de bergen in te vluchten. Onze gids vertelt dat de Azeri's bij de opgravingen internationale experts uit de hele wereld aangetrokken hebben om het verhaal wereldkundig te maken en zo te voorkomen dat het uitsluitend een in Azerbeidzjan gekende geschiedenis is. Het museum kunnen we niet zien. Dat is nieuw en gaat pas over twee weken open. We verwachten dat de president dan wel komt, want die heeft 1 miljoen minats ter beschikking gesteld.

Tussen de Azeri (inwoners van Azerbeidzjan) en de Armeniërs komt het vast nooit meer goed. Allereerst is er de omstreden enclave Nagorno-Karabakh, die zowel Armenië als Azerbeidzjan claimen. Na een staakt het vuren in 1994 zijn de grenzen vastgesteld en tolereert Azerbeidzjan tandenknarsend dat Armenië het tot zijn grondgebied rekent. Een ander gebied is in 1924 door de Russen aan de Armeniërs gegeven. Het is een strook die dwars door Azerbeidzjan snijdt en ervoor zorgt dat een gedeelte van Azerbeidzjan (Naxcivan) helemaal geïsoleerd is van de rest van het land. Ook het mooie Sevanmeer dat vroeger deels in Armenië en deels in Azerbeidzjan lag, is nu door de Russen aan Armenië toebedeeld. Er zijn onderhandelingen geweest tussen beide landen met de belofte van teruggave van het land aan Azerbeidzjan en een olie- en gasleiding naar Europa via Armenië. Die onderhandelingen waren vergevorderd, maar werden volledig getorpedeerd door de Russen, die via een infiltrant de premier en twee ministers van Armenië in het parlement lieten doodschieten. Azeri hebben een hekel aan Armeniërs, maar beseffen terdege dat Rusland de kwade genius is.

Terug naar Bakoe

Terug naar de route. Onderweg naar Bakoe stoppen we nog bij de vijf vingerberg, Besbarmaq Dag, waar spannende legendes over bestaan en waar je als je van de goede kant kijkt en een beetje goede wil toont, vijf vingers in de bijzondere rots op de top kan zien. Volgens een van de legendes ligt een zoon van de profeet (hij heette ongeveer Groeg en leefde in de tijd van Mohammed) op de berg begraven. Vanuit zijn graf regelt hij nog veel goede zaken voor de aardse bewoners. Wil je iets geregeld hebben (bijv. genezing van een zieke), bid je bij het graf van Groeg. Als de zieke inderdaad geneest, draagt die een levend offer (schaap, lam, kip) de berg op (4,5 km klimmen) om het aan Groeg aan te bieden als dank. Voor wat hoort wat per slot. Wij vragen ons af hoe een herstellende patiënt met een schaap in zijn armen de berg op moet komen, maar de familie mag helpen, als je zelf ook maar het offer vasthoudt. Een tweede legende is nog onwaarschijnlijker en gaat over een boze moeder die ziek is en drie zonen heeft. Ze stuurt haar middelste zoon op pad voor medicijnen. De arme jongen komt om tijdens zijn zoektocht en komt dus niet meer thuis. De moeder nog steeds ziek, stuurt nu haar oudste zoon. In de tussentijd spreekt de moeder slechts kwade woorden over de middelste zoon. Als dat de oudste zoon ter ore komt, krijgt hij het aan zijn hart en zakt ter plekke dood neer. Die komt dus ook niet meer thuis. De moeder gaat dood, blijft over de jongste zoon. Die zit op de top van de berg en geeft iedereen wijze raad, tot ook hij doodgaat en daar begraven wordt en kennelijk ook vanuit het graf nog goede invloed heeft. Onze gids gaat als goed moslim voor de eerste versie. Zoals je van ons zult verwachten, vinden wij allebei de versies leuk om te horen, maar geen van beide erg geloofwaardig.

Terug in Bakoe gaan we nog even de stad in, maar het meeste van de stad zien we pas de volgende dag. Dan bezoeken we de oude stad die nog volledig ommuurd is. De meeste bezienswaardigheden in de oude stad stammen uit de 15e eeuw. Veel in de oude stad is prachtig (soms zelfs iets te mooi) gerestaureerd. Het grootste complex is het Shirvanshah paleis. Het paleis zelf is gesloten, dat wordt ook weer gerestaureerd, maar verder is er veel te zien aan mausolea, moskeeën en een ruïne van de vroegere baden met het waterreservoir ervoor. Vandaag gedragen we ons als toeristen. We maken een ritje met het reuzenrad (met gesloten cabines) en drinken zoals alle Azeri een potje thee op een terrasje aan de boulevard.

Nachttrein naar Tbilisi

Bij de supermarkt halen we wat eten voor onderweg in de trein en om half acht worden we door onze geweldige chauffeur en een agent van het reisbureau naar de trein gebracht. Heerlijk als iemand die alles kan lezen en begrijpen je in de goede coupé installeert en helpt bij formaliteiten als kaart- en paspoort controle. Onze trein is een plaatje. We hebben ons treinticket opgewaardeerd tot een 1e klas kaartje, omdat we dan een slaapcoupé met z'n tweeën hebben. Het is een knus hokje met twee banken en kussentjes en een tafeltje met een goudkleurig plastic kleedje. We hebben zelfs televisie (zonder afstandsbediening, maar de Azerbeidzjaanse TV is toch niet aan ons besteed). In een afgesloten ruimte onder de bedden kunnen de rugzakken. Ze moeten je dan met bed en al optillen om je rugzak te stelen. Bovendien kan de deur van binnenuit op slot wat stelen toch een stuk lastiger maakt.

Tegen 12 uur de volgende dag komen we aan in Tbilisi. Op het station zien we eerst niemand, maar al gauw zien we iemand lopen met een papier met onze namen erop. Het is David die ons naar ons hotel brengt. Na een douche gaan we nog even de stad in.

Tbilisi

Een groter verschil tussen twee steden is nauwelijks denkbaar. Ook Tbilisi heeft het Russisch juk afgeworpen, maar mist duidelijk de olierijkdom van Azerbeidzjan. Al op het station valt dat op. Het station is oud met oude trappen naar een hal waar op zich niets aan mankeert, maar die ondanks alle renovaties toch nog een Sovjet-stempeltje heeft. De hal is druk en rommelig; er komen gelijk taxichauffeurs op ons af en de mensen doen ook meer Russisch aan, inclusief de typische Russische vrouwtjes met hoofddoekjes, schommelende gang en slippers. Over het algemeen zijn de mensen hier lichter van kleur met lichtere haren dan in Bakoe, waar vrijwel iedereen donkere ogen en zwart haar had. Als we later in de binnenstad lopen, wordt het beeld versterkt. Tbilisi heeft duidelijk nog Russische sporen, terwijl Bakoe echt westers is. Alle straten lopen krom en als er al straatnamen zijn, staan die uitsluitend in het Georgische schrift, dat volstrekt onleesbaar is. De stoepen zijn smal en staan vol met geparkeerde auto's en de wegen bestaan vaak uit erg bobbelige kinderhoofdjes. Overal zie je straatstalletjes, bedelaars, honden en katten. In Bakoe hebben we niet een bedelaar gezien, maar misschien worden die van de straat geplukt of gemept. Waren toeristen in Bakoe echt een uitzonderlijk verschijnsel, hier zie je in het centrum meteen toeristen, ook veel van het backpackerstype. Er zijn ook souvenirsstalletjes en restaurantjes waar ze de toeristen helpen met Engelse aanduidingen voor het eten en plaatjes. De ondergrondse oversteken zijn hier armoedig: donker, met graffiti bewerkt, vaak met winkeltjes en een enkele keer doordrongen van een urinegeur.

Bij het grote Tavisuplebis Moedani plein (Vrijheidsplein, van de Rozenrevolutie) dat in de Sovjettijd Leninplein heette, is Lenin vervangen door een gouden St. Joris die zijn draak spiest. St. Joris is de beschermheilige van Georgië. Als we daar even lunchen zien we iets grappigs. Een van de mannen die in het plantsoen werkt, loopt naar een keurig in bolvorm gesnoeide struik, steekt zijn arm erin en haalt er een grote fles bier uit. Hij neemt een paar slokken en bergt de fles dan weer in zijn geheime schuilplaats op. Rik die altijd verbluffend goed de weg weet te vinden in vreemde steden heeft de eerste middag moeite om met alle kromme straatjes en de onleesbare straatnaamborden de weg te vinden. Maar Rik zou Rik niet zijn als hij toch de nodige dingen weet te vinden. Zo zien we onder meer de Kashveti kerk. De eerste versie van deze kerk is gebouwd in de 6e eeuw door David Gareja, een van de ascetische Syrische monniken die vanuit het Midden-Oosten terugkeerde naar Georgië om het christendom te verspreiden. Kashveti betekent geboorte van een steen. Dat lijkt een vreemde naam voor een kerk, maar er is een mooie verklaring voor. Een van de nonnen beschuldigde de vrome David Gareja ervan haar zwanger gemaakt te hebben. David Gareja antwoordde dat als dat zo was, zij een kind zou baren, zou het niet zo zijn, dan zou ze een steen baren. Je raadt het al, de non baarde een steen en zo komt de kerk aan zijn naam.

De tweede dag in Tbilisi gaan we met David op stap. Via een heel steil straatje klimmen we helemaal omhoog naar het Nariqala fort, boven op een berg. Het is een prachtig fort dat in de 4e eeuw door de Perzen is gebouwd. Het meeste van wat je nu nog van de muren en torens ziet is gebouwd in de 8e eeuw door de Arabische emirs, die binnen de muren hun paleis hadden. Georgiërs, Turken en Perzen hebben achtereenvolgens het fort ingenomen, tot in 1827 een enorme explosie van de opgeslagen Russische munitie een groot deel van het fort en de kerk compleet verwoestte. In de 90-er jaren is de St. Nicolaaskerk in het fort weer herbouwd. Vanaf het fort heb je een schitterend uitzicht over de oude stad met de kronkelige straatjes en de supermoderne bouwwerken: het nieuwe theater, de vredesbrug – helemaal van glas en staal en die vanwege zijn vormgelijkenis met een damesverband de bijnaam Always-brug heeft –, het grote presidentiële paleis en de kabelbaan.

Tbilisi vanaf het fort.

Tbilisi vanaf het fort.

David heeft het niet zo op die nieuwe bouwwerken. Op zich vindt hij het mooie gebouwen, maar hij vindt ze niet passen in de oude stad. Bovendien vindt hij dat er veel te veel geld aan uitgegeven is, net als aan de enorme – weliswaar schitterende – Tsminda Sameba (drie-eenheid) kathedraal, bovenop de Elia heuvel, die zo'n 900 miljoen euro heeft gekost. In een land waar zoveel mensen (16–17%) werkeloos zijn en waar oude mensen maar een pensioen van nog geen 60 euro krijgen, moet je niet zoveel geld aan dergelijke prestigieuze projecten uitgeven. Hij heeft natuurlijk helemaal gelijk. Volgens hem is de bevolking erg ontevreden over de regering en ook hij gelooft niet veel meer van de beloften die partijen nu doen voor de verkiezingen van oktober. Maar wij krijgen de stellige indruk dat Saakasjvili niet erg populair meer is.

Vanaf het fort lopen we naar Kartis Deda ofwel Moeder Georgië met een zwaard in haar ene en een glas wijn in haar andere hand. Zij symboliseert zo de Georgiërs: een warm welkom voor gasten, maar een stevig optreden tegen vijanden. 's Middag bezoeken we het nationale museum van Georgië met beneden een collectie gouden en zilveren sieraden uit een ver Georgisch verleden en op de bovenverdieping een tentoonstelling over de Russische bezetting in de periode 1921 – 1991. Het begint met de onafhankelijkheidsstrijd in 1918 en de Russische inval daarna die resulteerde in een verdrag in 1921. Sinds die tijd was Georgië onderdeel van Rusland. Stalin wordt wel genoemd, maar niet in verband gebracht met de vele doden en gedeporteerden waar wel over verteld wordt. Per slot is Stalin ook in Gori in Georgië geboren. Als laatste hangt er een kaart van Georgië waarop Ossetië en Abchazië rood ingetekend staan als nog bezette gebieden. Over de oorlog in Ossetië in 2008 wordt met geen woord gerept.

David Gareja

Na anderhalve volle dag Tbilisi rijden we naar het zuidoosten naar het grottencomplex van David Gareja. Daar zijn het Lavra holenklooster en het Udabnoklooster. Het Lavraklooster ligt middenin het kale berglandschap en is tegen de berg en gedeeltelijk in de berg uitgehouwen. Het klooster is in de 6e eeuw door David Gareja (die van de non en de steen) gesticht en later door twee van zijn volgelingen, Dodo and Luciane, uitgebreid. Het klooster heeft veel verwoestingen meegemaakt en is even zo vaak weer hersteld. De eerste keer werd het klooster verwoest door de Mongolen (1265), daarna door Timurlane, in 1615 verwoestten de soldaten van Shah Abbas uit Perzië het complex en doodden 6000 monniken. Daarna is het klooster nooit meer zo groots geworden als het was, maar het bleef tot aan het eind van de 19e eeuw in functie. In de Sovjettijd was het een militair oefencomplex, maar nu is het weer in functie als klooster. Het complex heeft een toegangspoort met dierfiguren en inscripties die de harmonie van de monniken met de natuur symboliseren. Op de binnenplaats kan je de grotten van David en Luciane zien, in de kerk staan hun tombes. Boven die grotten wonen nu de monniken.

Op de heuvel boven het Lavra klooster ligt nog een tweede klooster, het Udabnoklooster. Daarover kunnen we weinig vertellen. Het is een lange, steile klim naar boven, maar we willen het klooster graag zien, dus we gaan dapper op pad. Al gauw constateren we dat het pad niet voor ons gemaakt is of andersom. Het steile pad heeft een harde ondergrond met daaroverheen los zand en nergens houvast. Naar boven gaat dat nog wel, maar je moet ook nog terug en dat wordt een stuk lastiger. Het moet aan ons liggen want hordes mensen – de meesten om het vriendelijk te zeggen niet bepaald afgetraind, ook niet echt piep en dan ook nog op zeer ondeugdelijk schoeisel – gaan wel naar boven. We hebben dus geen enkele smoes, maar wij durven het niet aan en gaan vrij snel terug en stumperen als twee bejaarden over het gladde zandpad naar beneden. We moeten wel zeggen dat we nauwelijks mensen zien terugkeren, dus wie weet wat er met de anderen gebeurt die wel door klimmen.

Sighnaghi

Terug van David Gareja stopt David nog bij een dorpje om ons brood te laten proeven. Kaas, worst en brood worden hier lokaal gemaakt en verkocht. We krijgen een heerlijk dun en knapperig warm broodje dat net gebakken is. We zien ook de grote ronde bakoven, die op een put lijkt. De vrouwen plakken het deeg tegen de binnenkant van de ronde oven aan en steken het ervan af als het gaar is. We gaan verder richting Sighnaghi waar we overnachten. Sighnaghi zien we al vanuit de verte liggen: bovenop een vlakke heuveltop ligt het dorpje uitgespreid met uitzicht over de platte vallei eronder. Sighnaghi heeft bijna om de hele stad – behalve het deel dat direct aan de steile berghelling grenst – een stadswal. Een gedeelte daarvan is nog toegankelijke en in de torens kan je naar boven om nog beter van het uitzicht te genieten. We zien ook nog twee kerken, waaronder de St. Stefanskerk met een ontzettend leuk torentje. Bij de kerk moeten we 1 gel (0,45 ct) toegang p.p. betalen. Klopt niets van, er zit gewoon iemand met een potje die van iedereen 1 gel vraagt, maar ach voor het creatieve idee geven we wel 1 gel. Boven staat zijn kameraad met een verrekijker. Hij wil iets, maar we hebben geen benul wat. Geld misschien? Een keer betalen lijkt ons wel genoeg. Later komen we hem in het dorp tegen en dan begroet hij ons als oude kennissen en krijg ik meteen een hand van hem.

Het stadje is helemaal in oude stijl opgeknapt en oogt bijzonder vriendelijk. Verder staat het in het teken van de wijn, want Kakheti is beroemd om zijn wijnen. Bij ons hotel persen ze de nieuwe oogst druiven. Een man staat in een grote houten bak de druiven met laarzen aan fijn te trappen, terwijl een ander het vocht opvangt. Tenslotte nog wat volstrekt irrelevante informatie over ons hotel in Sighnaghi: onze kamer heeft twee tweepersoons bedden, vier badjassen, vier paar slippers en in totaal twaalf kussens.

Provincie Kakheti

Na een nachtje Sighnaghi maken we een rondtoer door de provincie Kakheti. Het is een prachtig groen heuvelachtig landschap met op heel veel plaatsen wijngaarden. We bezoeken vandaag drie indrukwekkende kerken, maar waar ik jullie over wil vertellen, is het museum tevens wijnproeverij. In een klein dorpje stoppen we bij een huis waar een vriendelijke moeke ons ontvangt. Ze heeft een wijnproeverij en een museum waar je kan zien hoe ze vroeger wijn maakten. Ze geeft zelf een rondleiding in het Engels, maar dat hebben we pas later door omdat het nauwelijks beter te begrijpen is dan haar Georgisch. Het museum is een juweel. Een greep uit de collectie: twee klederdrachtjurken, een serie gedateerde foto's zonder bijschrift, een dekenkist met slot die van de tsarenfamilie is geweest, twee staande klokken, Georgische messen en van opgravingen afkomstige wijnkommen. Midden in het museum staat de tafel waaraan je wijn kan proeven. Daarachter is de wijnmakerij en de gaten in de vloer waar de wijnvaten onder staan, het geheel opgevrolijkt met wijnpersen, landbouwwerktuigen en een koker om boter te maken. Na de benedenverdieping moeten we mee naar boven waar een antiek nachtkastje met wastafel staat, een serie oude radio's, een oude bandrecorder, platenspeler en de eerste televisie. Er staat nog veel meer, zodat zij vast naar beneden gaat en ons boven achterlaat met het verzoek of we het licht uit willen doen als we klaar zijn.

Wat later komt ze met een pannetje aan met appelmoesachtig dik, roze-bruine spul erin en een schaaltje met koordjes met gebroken walnoten eraan. Haar kleindochter draagt een grote ronde stok. Ze doopt het eerste armbandje met walnoten in de warme, roze appelmoes tot er overal om de walnoten smurrie zit. Vervolgens haalt ze het touwtje weer op en het armbandje wordt met een lusje om de stok gehangen (die ligt horizontaal). Vervolgens moeten Rik en ik met een ander armbandje hetzelfde doen. Daarna schept ze de resterende roze appelmoes op drie schoteltjes voor ons en David. We hebben zojuist de 'worstjes' gemaakt die we al in heel Georgië overal zien hangen. Dat zijn dus helemaal geen worstjes maar zoet snoep en ze heten churchxela (spreekt uit sjoergela). De smurrie bestaat uit druivensap met meel en is best lekker. Daarna wordt de wijn aangedragen en brood en kaas. Voor de beleefdheid doen we een beetje mee, maar 11 uur is een beetje vroeg voor een stevig glas wijn. De borrel (chacha) slaan we echt af. Na een lange dag met veel bezienswaardigheden en een heerlijke lunch bij een boerderij waar ze alles zelf maken, zijn we om half negen weer terug in Tbilisi voor ons laatste nachtje daar.

Naar Kazbegi

Inmiddels zitten we in Kazbegi na een prachtige rit door de Kaukasus met ook weer de nodige bezienswaardigheden onderweg. Zo bezoeken we de oude hoofdstad Mtskheta met de oude Jvari kerk hoog op de heuvel uit de 6e eeuw en de enorme Svetitskhoveli kathedraal in het centrum van de stad. Volgens de traditie ligt hier de lijkwade van Christus die door een jood uit Mtskheta uit Jeruzalem mee was genomen ten tijde van de kruisiging. Zijn zuster Sidonia stal de lijkwade en overleed tengevolge van een hevige geloofsaanval. Zij is samen met de lijkwade op de plaats van de kerk begraven. Toen de kerk in de vierde eeuw gebouwd werd, wilde een houten pilaar maar niet overeind staan. 's Nachts is de pilaar uit zichzelf opgestaan en rechtop blijven staan op de plaats waar Sidonia met haar lijkwade lag. De huidige kerk dateert uit de 11e eeuw. Vanuit ons hotel hebben we een schitterend uitzicht op de Tsminda Sameba kerk bovenop een bergtop en de veel hogere besneeuwde Mt. Kazbegi van 5074 m daarachter.

Tot zover het nieuws van hier.