Eerste rondzendbrief Papoea 2019
[Verzonden op 16-8-2019 vanuit Jakarta]
Veel bagage voor een korte reis
We zijn inmiddels alle gevoel voor tijd en datum kwijt, maar na enig diep nadenken, besluiten we dat het vrijdag is, officieel de vierde dag van de reis. We hebben net de lunch op en het is nu kwart voor een, de meesten van jullie zullen dus nu om kwart voor zes Nederlandse tijd, nog in bed liggen. We hebben even pauze, dus hoogste tijd voor het begin van de brief.
Met de extreme hitte van Nederland nog in het lijf, komen we deze keer al op de juiste temperatuur voorverwarmd aan op onze bestemming. Deze reis voert ons naar een Indonesisch buitenbeentje: Papoea en West-Papoea. We gaan erheen vanwege alle bijzondere en moeilijk te spotten vogels zoals paradijsvogels en prieelvogels die zich in de dichte bossen daar verschuilen. Het gebied hoort niet bij de meest bezochte vakantiebestemmingen en we gaan hier dan ook niet met z’n tweeën heen, maar stappen in op een vogelreis met Starling, een Belgische organisatie. We zijn al eerder met de kattenreis naar India met ze mee geweest en dat is goed bevallen. De reis is volgeboekt, maar gelukkig hebben ze het aantal deelnemers gemaximeerd op zes. Vanuit de Belgische organisatie gaan al twee gidsen mee en die worden nog ter plekke bijgestaan door lokale gidsen. Qua comfort en bagage is de reis niet luxe. Onze onderkomens houden de meeste nachten het midden tussen een homestay en een guesthouse en tijdens een trekking slapen we twee nachten in een provisorisch kampje. Daarom moeten we dus veel bagage mee: slaapzakken, slaapmatjes, muskietennetten en vanwege het onbestendige weer en de bergen poncho’s, laarzen, paraplu’s en kleren voor temperaturen tussen 0 en 35 graden. We hopen dus maar dat de vogels al die moeite een beetje gaan waarderen, aan ons ligt het niet.
We bezoeken eerst een paar dagen het gebied niet al te ver van Jayapura, de hoofdstad van de provincie Papoea en vliegen vervolgens door naar Vogelkop waar we een flinke tijd blijven en later nog een eiland bezoeken. Na een kleine drie weken zijn we weer terug op de Veluwe.
Het past niet
Eigenlijk moet ik deze reis al beginnen op de avond voor vertrek. Omdat we zoveel bagage hebben, hebben we ruim van tevoren proef ingepakt en kunnen constateren dat alles – zij het met moeite – paste. Ook over ons gewicht – voor de binnenlandse vluchten gemaximeerd op 20 kg – waren we tevreden. Maandagavond gaan we de definitief ingepakte bagage bestaande uit een rugzak met daar bovenop een weekendtas definitief inpakken, maar dan weigert het pakket om nog in de vliegtuighoes te passen en door alle ‘laatste dingen’ is de bagage opeens ook te zwaar. Wat we ingeschat hadden als een een karweitje van tien minuten wordt een gevecht met een weerbarstige rugzak, weekendtas en hoes die niet van inschikken willen weten. We zijn dik twee uur aan het rommelen met ompakken, nadenken wat we achter kunnen laten en dingen uitruilen, tot Rik op het lumineuze idee komt om te kijken of we ook twee stuks bagage mee mogen. Dat vindt geen enkel vliegtuig een probleem en nu past de rugzak gemakkelijk in zijn hoes, terwijl de weekendtas moeiteloos zijn spiksplinternieuwe vliegtuighoes (aangeschaft als regenhoes) aantrekt. Door in Jakarta nog wat uit de grote bagage in de handbagage te proppen, komen we ook aardig in de buurt van de 20 kg voor de binnenlandse vluchten.
Lange vluchten
Dinsdag vertrekken we met alle bagage alsnog veilig ingepakt, richting Schiphol waar het veel minder druk is dan we tijdens de vakantiepiek verwacht hadden. In redelijke tijd handelen we het afgeven van de bagage, de security check – er hoeft helemaal niets uit de dagrugzakjes, wat een verademing – en de paspoortcontrole af, zodat we nog veel tijd over hebben voordat we om tegen half vier vertrekken. Onze Nederlandse groepsgenoot, C. uit Nijmegen, zit naast ons in het vliegtuig. We reizen eerst naar Dubai waar het twee uur later is dan bij ons. Vanaf daar vliegen we volgens plan om 4 uur ‘s nachts weer verder naar Jakarta waar we om half vier ‘s middags op woensdag horen aan te komen. Helaas is het in Oman slecht weer en daardoor extra druk in Dubai en vertrekken we met flinke vertraging, waardoor we met een uur vertraging in Jakarta (vijf uur later dan in Nederland) aankomen. De paspoortcontrole duurt uren en ook voordat we de bagage hebben zijn we een flinke tijd verder, zodat we pas om kwart voor zes in de aankomsthal staan.
Daar worden we opgevangen door Mehd, onze Indonesische gids die de hele reis meegaat. We gaan snel richting Ibis hotel waar de rest van de groep – drie medereizigers en de twee Belgische gidsen – al eind van de ochtend zijn gearriveerd. We krijgen een mooie kamer met een heerlijk uitnodigend bed, waar we helemaal niets aan hebben, want na een snelle douche en een snel diner, vertrekken we na anderhalf uur alweer richting nationale luchthaven. We moeten namelijk met de nachtvlucht van tien uur naar Jayapura, een lange vlucht met een tussenstop van twee uur op Sulawesi. Ons gewichtsbesparingsplan werkt niet heel goed, want Rik heeft zijn statief vanuit de grote bagage in het dagrugzakje gestopt, maar dat vinden ze in Jakarta geen goed plan. Het mag niet mee en moet alsnog als grote bagage – die al lang weg is – ingechekt worden. Gelukkig lost Mehd het probleem op door het statief alsnog met de grote bagage in te checken. In Jayapura krijgt Rik het tegen inlevering van Mehds bonnetje weer terug.
Hebben we op de vlucht naar Jakarta nog een beetje kunnen slapen, deze tweede nacht in het vliegtuig is ons weinig rust gegund. Als we net lekker ingedut zijn, komen ze met avondeten wat we helemaal niet hoeven. Laten ze normaliter slapende passagiers met rust, hier schudden ze net zo lang tot je reageert en gekozen hebt wat je wilt eten en drinken. Als we na deze verstoring proberen om nog enige nachtrust te pakken, wordt met veel heisa de landing op Sulawesi aangekondigd en gaat het grote licht aan. Totdat we na uren weer opgestegen zijn, is het zo rommelig en lawaaiig dat er van slapen niets komt. De laatste uurtjes naar Jayapura proberen we nog iets te slapen, maar veel blijft er niet over.
Via Sentani naar Nimbokrang
De tijd vliegt werkelijk. Als we om 8 uur ‘s morgens in Sentani – waar het vliegveld van Jayapura is – aankomen, is het tijdverschil met Nederland opgelopen tot 7 uur en is het opeens donderdagmorgen.
Vanaf Sentani gaan we verdeeld over drie taxi’s richting Nimbokrang, waar we de eerste vier dagen in het laaglandregenwoud zitten. Omdat we met een vogelreis zijn, gaan we niet rechtstreeks naar Nimbokrang. Onderweg stoppen we geregeld om in de graslanden langs de weg te speuren naar vogels. We merken meteen dat dit een echte vogelreis is, want wij zijn duidelijk de twee dombo’s van de reis. Alle medereizigers kennen het vogelboek van Nieuw-Guinea al uit hun hoofd, zien vogels op plekken waar wij slechts groene blaadjes zien en rennen van de ene naar de andere vogel die meestal net vertrokken is als ik weet waar ik moet kijken. Gelukkig hebben sommige vogels het goed met ons voor, zodat we ook een heleboel wel zien. Tot onze verbazing stoppen we middenin in Nimbokrang niet alleen voor de lunch, maar ook voor verblijf. We hebben een keurige kamer met alles wat je je kan wensen en zelfs een airco en een eigen wc en douche.
Eerste verkenning rond Nimbokrang
Gele snuitkever bij Nimbokrang, Papoea
Denk niet dat we na de lunch de slaap in gaan halen. Na een korte pauze gaan we voor onze eerste vogeltocht. We schakelen snel over van de vliegtuigmodus naar de wandelmodus. De zware en overbodige spullen gaan uit en muggenspul en andere noodzakelijke attributen als water en zonnepetje gaan in het dagrugzakje en dan zijn we gereed voor onze eerst jungletocht. Naast Mehd gaat ook William mee, de lokale gids. We krijgen gelijk onze eerste jungledoop. We trekken laarzen aan, nemen voor de zekerheid de wandelstokken mee en lopen door de temperatuur en de hoge luchtvochtigheid binnen de kortste keren met doorweekte overhemden. Naast lekker ademende rubberlaarzen hebben we ook overhemden met lange mouwen aan, niet alleen om het de malariamuggen iets lastiger te maken, maar ook vanwege alle gemene takken en lianen met stekels. Maar we krijgen waar we voor gekomen zijn en zien vandaag al gelijk onze eerste paradijsvogel verscholen tussen de blaadjes. Om tegen zessen zijn we weer terug en schuiven we snel aan voor het eten. Daarna pakken we een snelle douche en is het hoog tijd om eindelijk weer eens in een bed te gaan liggen.
Over Papoea
Voordat ik daarmee verder ga eerst maar eens iets over het gebied waar we heen gaan. Nieuw-Guinea is staatkundig gezien verdeeld over twee landen; het westelijk deel hoort bij Indonesië en omvat de provincies Papoea en West-Papoea en het oostelijk deel vormt het merendeel van Papoea-Nieuw-Guinea. Nieuw-Guinea is met een oppervlakte van 821.400 km2 na Groenland het grootste eiland ter wereld. In 2010 woonden er ongeveer tien miljoen mensen. West-Papoea (Indonesisch: Papua Barat) beslaat het Vogelkop-schiereiland en omliggende eilanden. De hoofdstad van West-Papoea is Manokwari en de provincie heeft ongeveer 800.000 inwoners, waarmee het een van de minst bevolkte Indonesische provincies is. Veel Papoea's willen liefst onafhankelijkheid voor de Indonesische provincies West-Papoea en Papoea.
Van 1607 tot 1949 maakte het gebied deel uit van Nederlands-Indië. Na de onafhankelijkheid van Indonesië werd het gebied een aparte Nederlandse kolonie onder de naam Nederlands-Nieuw-Guinea. In 1963 werd na een korte periode van bestuur van de Verenigde Naties onder de naam UNTEA, het bestuur overgedragen aan Indonesië, onder de voorwaarde dat er een volksraadpleging gehouden zou worden waarin de bevolking over een eigen toekomst zou kunnen besluiten. Die volksraadpleging heeft in 1969 plaatsgevonden, maar werd uitgevoerd in de vorm van verkiezingsraden waarbij de uitgekozen stemgerechtigden onder dwang voor bestuur onder Indonesië stemden. In 1963 veranderde president Soekarno de naam van het gebied in Irian Barat (Westelijk Nieuw-Guinea). President Soeharto veranderde de naam later in Irian Jaya, de naam die de provincie tot in 2000 zou behouden.
Direct na het aftreden van Soeharto in 1998 kwam in Papoea het verlangen naar onafhankelijkheid, Aspirasi Merdeka, weer naar boven en richtten maatschappelijke organisaties en kerken in Jayapura FORERI, (Forum Rekonsiliasi Rakyat Irian Jaya, het Forum voor de Verzoening van het Volk van Irian Jaya) op. Een van de taken van FORERI was het tot stand brengen van een dialoog tussen de Papoea's en de Indonesische regering. In januari 1999 verklaarde een team van 100 Papoea afgevaardigden, het Tim Seratus, unaniem tegenover president Habibie, dat de Papoea's onafhankelijk wilden worden.
Om acties van Papoea's voor onafhankelijkheid en de politieke mogelijkheden van Papoea's te bemoeilijken, besloot president Megawati Soekarnoputri onder druk van de Veiligheidsdienst en het leger, om per decreet in januari 2003 de provincie Papoea in drieën te verdelen: West-Irian Jaya, Midden-Irian Jaya en het oostelijke deel dat Papoea bleef heten. Uiteindelijk is, na massale protesten van de bevolking en een juridische procedure, alleen West-Irian Jaya (sinds 2007 omgedoopt tot West-Papoea) gevormd, als afsplitsing van de oorspronkelijke provincie Papoea. Sayant detail: in West-Papoea was of is BP actief in een miljardenproject voor aardgaswinning voor export naar China, terwijl in Midden-Irian Jaya Freeport-McMoran, de grootste goud- en kopermijn ter wereld exploiteert sinds 1967. De opdeling van de provincie Papoea, waarbij tegelijkertijd door een speciale wet meer politieke en economische controle van Jakarta naar Jayapura gaat, heeft duidelijk ook tot doel de controle op deze twee grote projecten door de centrale regering te handhaven en te versterken.
In 2017 werd een door 1,8 miljoen Papoea's ondertekende petitie aan de Verenigde Naties aangeboden waarin werd gevraagd een tweede referendum te laten houden over onafhankelijkheid van wat zij beschouwen als hun land. En dit keer een echt, niet door dat land gemanipuleerd referendum. De handtekeningen waren in het diepste geheim verzameld en het land uit gesmokkeld. Zelfbestuur is voor de Papoea’s heel belangrijk. Op langere termijn dreigen de Papoea's door immigratie van Indonesiërs een minderheid in eigen land te worden. Ze hadden hoge verwachtingen van ex-kolonisator Nederland toen het in 2018 lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd. Maar Nederland heeft niets gedaan. Los van het feit dat allerlei andere internationale conflicten de aandacht opeisten, is het maar de vraag of Nederland zich er echt voor in had willen zetten. Diverse internationale organisaties tonen zich ‘bezorgd over het grootschalig en aanhoudend geweld en de mensenrechtenschendingen’ en de ‘systematische marginalisatie, discriminatie, en het seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes’. Schattingen van het aantal burgers dat vanaf de jaren '60 spoorloos ‘verdween’ variëren van 100.000 tot 500.000.
In de periode van het UNTEA-bestuur in 1963 kwam een groep van ongeveer 500 Papoea's met hun gezinnen naar Nederland. Het waren mannen die in Nederlandse overheidsdienst waren en daarom niet zonder risico's in Nieuw-Guinea konden blijven. Door vader en zoon Kaisiepo is de organisatie Papua Lobby opgericht. En hoewel beiden nu zijn overleden hebben zij vanuit Nederland gelobbyd in commissies van de VN voor de rechten van de Papoea's en andere inheemse volken.
Papoea omvat 21% van het Indonesische landoppervlak, en het omvat de grootste oppervlakten aan regenwoud buiten het Amazonebekken. Papoea bevat omvangrijke voorraden aan delfstoffen zoals nikkel, goud, koper, olie en gas en andere rijkdommen zoals tropisch hout en vis. Het regenwoud is bijzonder soortenrijk en naast veel buideldieren als possum, koeskoes en boomkangoeroe, vind je er de meest exotische vogels als paradijsvogels, kasuarissen, kroonduiven en nog veel meer.
Erg vroeg op voor Magnificent Riflebird
Goed, terug naar de reis. Na een lange vliegreis in drie etappes, die doorloopt in een eerste vogeldag zijn we blij als we om kwart over zeven ‘s avonds in bed liggen. Van uitslapen komt weinig, want we gaan op zoek naar onze eerste exclusieve vogel en die verwacht ons heel vroeg. Omdat we ook nog een flink stuk moeten rijden, moeten we om vier uur vertrekken en staat om half vier het ontbijt voor ons klaar. Als we voor ons gevoel net in bed liggen gaat om drie uur de wekker, want bij zo’n belangrijk bezoek wil je niet te laat komen.
Met twee auto’s rijden we een heel stuk en vervolgens gaan we met hoofdlampjes en zaklantaarns opnieuw op pad in de jungle. Na zo’n 40 minuten lopen, houden we halt bij een hide. We blijven daar met de helft van de groep, de rest gaat naar een hide iets verderop, zodat iedereen goed zicht heeft. Een hide is een schuilhut van waaruit jij wel de vogels kan zien, maar de vogel jou niet. Als je dan heel stil bent, heeft hij niet door dat jij stiekem zit te kijken. Deze hide is geen hut, maar een wand van gevlochten palmbladeren waarin hier en daar kijkgaten zijn gemaakt. Iets na vijven staan we klaar bij de hide, het is dan nog donker en er valt niets te zien, maar dat is ook de bedoeling. De vogel die vanmorgen op het programma staat, de prachtgeweervogel (magnificent riflebird) – ook een soort paradijsvogel – is uitermate schuw en houdt niet van bezoek. Wij moeten er dus al zijn voordat hij wakker is en daarom staan we er al in het donker. We hebben uitzicht op een dikke horizontale tak die helemaal vrij zicht heeft en Mehd legt uit dat we daar naar moeten kijken, want daar treedt geweervogel altijd op. Om kwart voor zes laat geweervogel met een luide roep horen dat hij bijna klaar is voor de voorstelling en na een tijdje wachten, vliegt hij precies naar de aangewezen tak. Het is een enorme, overwegend donkere vogel met een iridiserend blauwe borst en een grote snavel. We krijgen de complete voorstelling te zien, met schudden en poetsen van de veren, wat heen en weer geloop het spreiden van de vleugels en af en toe een luide roep waarbij zijn grote bek wagenwijd opengaat. Aan het eind van het uitgebreide programma vliegt hij weg. We zijn meer dan tevreden. Even later komt hij nog eventjes terug. Kennelijk had hij toch applaus verwacht van zijn publiek. Als dat nog steeds uitblijft, vliegt hij weg om aan de dagelijkse dingen te beginnen.
Tropische regen
De rest van de ochtend lopen we verder door het bos op zoek naar andere leuke dingen. Maar het regenwoud doet zijn naam eer aan. Op zeker moment kondigen de gidsen aan dat we ons klaar moeten maken voor de regen, dus de rugzakjes gaan in de regenhoes, wij in de poncho’s en onder de paraplu en een poos houden we het onder het dichte bladerdek nog aardig droog, maar uiteindelijk stoppen we omdat het echt veel te hard regent. Dom genoeg zijn wij begonnen met de dunne action-flodderponcho’s die leuk zijn als je in de regen op de bus wacht, maar in het regenwoud volstrekt nutteloos zijn. De mijne scheurt omdat de wandelstokken die op het dagrugzakje gebonden zitten er dwars doorheen gaan, die van Rik scheurt achter een of andere tak. Volgende keer doen we gelijk de ‘echte’ poncho’s die we op IJsland ingewijd hebben aan. Met paraplu en flodderponcho doorstaan we de bui en aangezien de regen uren aan kan houden, besluiten we door de regen terug te lopen. Vogels hoor en zie je dan toch niet meer. We pakken de wandelstokken erbij, want het is al ongelofelijk blubberig in het bos en met die regen erbij wordt dat niet beter. Tegen de tijd dat we weer beneden bij de weg zijn is het aardig droog, maar gezien het feit dat het al behoorlijk laat is, besluiten we terug te gaan naar het hotel voor een vroege lunch. Na één dag regenwoud zijn de kleren zo ongelofelijk modderig geworden en alles is doordrenkt van het zweet door de vochtige hitte. We zien er niet uit, maar schone kleren halen niets uit.
We hebben tussen lunch en vertrek even pauze, maar helaas blijft er weinig tijd over voor dagboek en reisverslag. Na het douchen in Jakarta hoor ik opeens ‘Nee hè, dat kan toch niet waar zijn’. Rik die in Sri Lanka in de eerste week twee gescheurde broeken heeft moeten afdanken, constateert nu opnieuw een grote scheur ter hoogte van de linkerknie. Aangezien de rest van de broek het niet direct lijkt te begeven, repareer ik de eerste middagpauze de scheur.
Erg lange dag
‘s Middags gaan we opnieuw op pad, maar nu lopen we over een onverharde weg met wat uitzicht. We zien niet alleen vogels, maar ook zulke mooie vlinders, insecten en bloemen. Overal zit wel iets. Tegen schemering zijn we terug bij de auto’s waar we even pauzeren om te wachten tot het donker genoeg is om op zoek te gaan naar nachtvogels. De nachtzwaluw zien we goed, maar de rest van de vogels laten zich meer horen dan zien. Sommige mensen zien nog wat oplichtende oogjes van een nachtactieve ijsvogel, maar die missen wij. Pas om acht uur ‘s avonds zijn we thuis en na het eten om kwart voor negen is het opnieuw ruim tijd voor het bed.
Op deze reis doen wij iets wat we nooit eerder gedaan hebben: tijdens het diner gaan we op de rem staan. Een dag (van ontbijt tot diner) van half vier ‘s morgens tot kwart voor negen ‘s avonds, terwijl we morgen weer om vier uur vertrekken, vinden we iets te gortig. Het moet wel leuk blijven. Gelukkig wordt dat meteen goed opgepakt. Morgenmiddag kan iedereen kiezen of hij ‘s avonds nog nachtvogels wil zoeken of het dan wel mooi vindt. We kunnen ons niet herinneren dat we ooit het reistempo naar beneden bij hebben willen stellen, maar dagen van meer dan 17 uur zijn zelfs ons te lang.
We reizen met zes deelnemers: vier Nederlanders en twee Belgen. Stuk voor stuk zijn het aardige mensen die echt komen om hier de soorten te zien die je nergens anders ziet en daar alles voor over hebben. Wij zijn de buitenbeentjes. Wij vinden alles leuk wat we zien en laten ons verrassen door wat we tegenkomen. Natuurlijk willen we graag de bijzondere vogels hier zien, maar we genieten van alles wat we zien of het nou bijzonder is of niet en wat we niet zien, missen we ook niet.
Als begeleiding hebben we twee Belgische gidsen mee: M., de officiële gids die zeer kundig is, ontzettend veel ziet en gelukkig ook insecten de moeite waard vindt en B., de eigenaar van het reisbureau die mee is als co-gids. In Jakarta voegt Mehd zich bij de groep. Mehd blijft de hele reis bij ons en doet het leeuwendeel van de organisatie en het regel- en planwerk. Hij zorgt ervoor dat iedereen aan zijn trekken komt en weet het altijd zo te organiseren dat we allemaal precies dat kunnen doen wat we willen. Daarnaast is het een kundige gids die alle vogelgeluiden kent, snel vogels ziet en ook veel van andere dingen weet. We hadden ons geen betere gids kunnen wensen.
Twelve-wired bird-of-paradise
Twelvewired Bird of Paradise bij Nimbokrang, Papoea
De tweede dag in Nimbokrang staan we opnieuw om drie uur op, er wacht ons een nieuw bijzonder bezoek. Dit keer gaan we op bezoek bij de twaalfdradige paradijshop (twelve-wired bird-of-paradise). Die is iets minder schuw dan de vogel van gisteren, maar we moeten nu iets verder rijden en daarom moeten we weer om vier uur vertrekken. Na een stukje lopen komen we op een kleine plek waar we halt houden. Hoog in de bomen steekt een dode tak uit en daar wordt twaalfdraad verwacht als het licht is. We hoeven niet lang te wachten en dan arriveert het prachtige mannetje op de tak en hopt naar het uiteinde. Hij zit goed in het zicht, maar is in de ochtendschemering nog moeilijk te zien, maar wordt naarmate de tijd verstrijkt steeds mooier. Het is een krankzinnige vogel met gele borst en rug en zwarte hals, kop en vleugels. De naam twaalfdraad dankt hij aan het feit dat hij onderaan zijn lijf twaalf ontzettend lange dunne draden heeft uitsteken. Het is baltstijd dus hij haalt alles uit de kast om indruk op de vrouwen (en ons) te maken. Het lijkt dat hij zijn vleugels onder zijn rugveren kan stoppen zodat er meer geel verschijnt en hij zet zijn zwarte borstkraag op om te laten zien hoe mooi die is. Ook draait hij in een soort schroef zijn tak af en hangt daarmee volledig ondersteboven. Pas na een hele tijd vliegt hij weg en dan komt het vrouwtje. Ze is ook mooi, maar veel minder spectaculair. Ze inspecteert de tak van onder tot boven en vliegt dan weg. Manlief komt daarna weer terug om opnieuw zijn kunsten te vertonen en dan is de show over.
Victoria kroonduif
Victoria kroonduif bij Nimbokrang, Papoea
Na deze spectaculaire paradijsvogel zoeken we nog andere vogels, maar niet te lang, want een andere gids, Dauntze, wacht op ons. Waarom hebben we nog een extra gids nodig? Dauntze is specialist in het vinden van de Victoria kroonduif. Na een stukje rijden, staat Dauntze ons naast zijn scooter op te wachten en neemt ons mee het dichte bos in. Na een flinke wandeling gebaart hij dat we muisstil moeten zijn en sluipen we verder. Weer even later parkeert hij ons bij een omgevallen boom. Hij gaat alleen verder om de kroonduif voor ons te zoeken. Wij kijken ondertussen bij de boom rond naar andere vogeltjes, insecten en bloemen. M., de gids, ziet als enige opeens een kasuaris, waar we met z’n allen achteraan gaan. Een volstrekt zinloze missie, want een kasuaris kan verschrikkelijk hard rennen en wij worstelen ons door de blubber over boomstammen, terwijl iedereen wel ergens in zijn kleren een winkelhaak oploopt door de scherpe met weerhaken bezette stekels van de veelvuldig aanwezige palmbomen. De kasuaris zien we nooit meer terug. Datzelfde geldt trouwens ook voor Dauntze. We wachten een half uur, een uur en als we na anderhalf uur noch Dauntze noch de kroonduif zien, geven we op en lopen terug naar de weg waar we nog wat rondkijken.
Als we tegen lunchtijd besluiten huiswaarts te keren, is er nog steeds geen spoor van Dauntze. Onze auto rijdt als tweede weg en opeens vanuit het niets springt Dauntze voor de auto. Hij heeft de kroonduif gevonden en we moeten meekomen. Met twee andere groepsleden en Mehd, sluipen we – voorzover de ondergrond en de opdringerige, hakende, vegetatie dat toelaat – achter Dauntze aan. Na een poosje vegetatieworstelen staan we stil en wijst Dauntze naar een boom in de verte waar heel hoog een kroonduif zit. Na veel uitleg ziet H. hem, daarna doet P. verwoede pogingen, maar dan geeft de kroonduif op en horen we hem met veel vleugelgeklap wegvliegen. Als we laat terugkomen voor de lunch en vertellen wat we gezien hebben, klapt een reisgenoot die in de eerder vertrokken auto zat haast uit zijn vel. Een gemiste kroonduif is voldoende reden om hem diep bedroefd te maken.
‘s Middags gaan we met Dauntze opnieuw naar het bos en nu vindt hij de kroonduif redelijk snel en werkt de kroonduif zo goed mee dat iedereen hem ziet en hij prachtig in de scoop (grote telescoop) staat. Vandaag zijn we om etenstijd terug en eten we snel, want voor wie wil is er nog een nachtvogelzoektocht. Wij slaan over, morgen moeten we weer vroeg op, het is mooi geweest zo. Overigens heb ik ook deze dag geen tijd om iets aan dagboek en rondzendbrief te doen, want vandaag heb ik een fikse winkelhaal in mijn broek opgelopen, dus er wacht opnieuw verstelwerk in de middagpauze.
Vogels werken vandaag niet mee
De derde en laatste volle dag in Nimbokrang begint ongeveer net zo vroeg. We gaan speciaal op zoek naar een bijzondere ijsvogel, een blauwe juweelbabbelaar (blue jewel-babbler) en dwergpapegaaitjes. Ze weigeren alle drie om mee te werken en we horen ze wel, maar zien, ho maar. En dat terwijl die vogelaars toch echt alles doen om het de juweelbabbelaar naar de zin te maken. We moeten diverse keren bewegingloos in de berm zitten en muisstil zijn, want juweelbabbelaar is schuw. Het is bepaald grappig om al die grote kerels doodstil als kinderen voor de poppenkast te zien zitten. Het verschil met de poppenkast is dat er geen voorstelling volgt. Na uren zoeken in een lastig te belopen jungle, geven we op en gaan we op zoek naar de dwergpapegaai die zich ook niet wil vertonen.
Tijdens de lunch besluiten de vogelaars opnieuw juweelbabbelaar te gaan zoeken. Wij besluiten niet mee het bos in te gaan, maar een klein stukje het pad op te lopen, omdat er ontzettend veel leuk klein grut aan vlinders en insecten te vinden is. We willen eigenlijk nog doorlopen naar een open terreintje iets verderop, maar aangezien de dreigende lucht weinig goeds voorspelt, wachten we even af. Een verstandig besluit, want niet veel later gaat boven de schuif open en barst de regen los. Gelukkig is de auto vlakbij en kunnen we terug naar huis. Juweelbabbelaar heeft ook vanmiddag geweigerd om zich te laten zien aan de vogelaars die diep in het bos de volle laag regen hebben gehad.
Goede service in Nimbokrang
Tegen ons guesthouse in Nimbokrang kan qua hartelijkheid en klantvriendelijkheid geen vijf sterren hotel op. De warme ontbijten en lunches zijn aan mij niet besteed en als het even kan, probeer ik brood of crackers te regelen. Aangezien er bij het ontbijt brood is, vraag ik Mehd of ik ‘s middags ook brood mag. Voor hier heel gek natuurlijk, maar ik krijg brood, jam en een soort kokospasta. De tweede dag komen ze me een pakje tostikaas brengen. Zo lief dat ze zo hun best gedaan hebben om te bedenken waar ze zo’n afwijkende eter nou eens extra mee kunnen verwennen. Echt geweldige service.
Omweg naar de Arfak Mountains
Van Nimbokrang vliegen we naar Manokwari om van daaraf naar Sioubri in het Arfak gebergte op Vogelkop te gaan. We hadden een directe vlucht, maar omdat het morgen onafhankelijkheidsdag is en er veel politici verplaatst moeten worden is onze vlucht domweg gecanceld. Nu moeten we eerst naar het verdere Sorong en van daaraf terugvliegen naar Manokwari. De vlucht is vervroegd en omdat we onderweg nog vogelstops maken, vertrekken we opnieuw om vijf uur. Bij aankomst op de luchthaven blijkt onze vlucht toch niet vervroegd, zodat we zo’n drie uur zitten te wachten. Tegen de avond komen we in Manokwari aan waar we eerst boodschappen moeten doen voor de vijf dagen in het Arfakgebergte omdat daar niets te krijgen is.
Sioubri
Na een vroeg diner in Manokwari (hoofdstad van West-Papoea) gaan we in twee 4*4 jeeps op weg naar Sioubri dat op 800 m hoogte in het Arfakgebergte ligt. We beginnen met een stuk asfaltweg, maar daarna moeten we – inmiddels in het stikdonker – over een ongelooflijke slechte onverharde weg vol diepe kuilen en geulen. In 2,5 uur schudden en bonken we naar boven waar we aankomen in een dorpje in het niets met een guesthouse van Zeth Wonggor, tevens de belangrijkste man van het dorp. Onze kamer mag gerust basaal genoemd worden, maar we hebben een eigen badkamer met wc (zonder spoeling) en een mandibak (grote teil met water en schepje) en zelfs een roze spiegel. In de kamer staan twee bedden en een gammele tafel en als er elektriciteit is, een felle spaarlamp. De wandversiering bestaat uit een enkele dode, beschimmelde kakkerlak. Meer heeft een mens niet nodig, maar toch missen we iets. De kamer heeft grote ramen waar iedereen langsloopt en waar je heel erg binnen kijkt als het licht aan is en het buiten donker is. Daarom schroeft Rik – met veel moeite, ze gebruiken hier hardhout – de twee oogjes die we bij ons hebben in de muur, spannen we een touwtje en knopen met hetzelfde rolletje touw de grote vliegtuighoezen aan het touwtje vast. Nu hebben we ook nog gordijnen op de kamer.
Het Arfakgebergte is beroemd om zijn soortenrijke regenwoud, dat op grotere hoogte overgaat in nevelwoud. Hier vind je vogels die je nergens anders ter wereld vindt waaronder veel paradijsvogels en prieelvogels. De eerste dag blijven we rondom Sioubri, daarna klimmen we verder omhoog naar German Camp, een kampje bestaande uit een grote slaaptent en een kooktent. Daar verblijven we twee nachten en dan hebben we nog een dag bij Sioubri. Voor het kamp, op 1.800 m hebben we de slaapzakken, slaapmatjes en klamboe mee. De slaapzak gebruiken we trouwens ook in Sioubri, want het bed heeft geen lakens of dekens.
Magnificent Bird of Paradise
Magnificent Bird of Paradise bij Sioubri, Papoea
De eerste dag in Arfak wanen we ons in een natuurfilm, zo mooi is het wat we zien. ‘s Morgens – we staan opnieuw rond 4 uur op, maar daar zijn we ondertussen al aan gewend – gaan we, gesplitst in twee groepen naar een hide. Wij gaan naar de hide voor de geelkraagparadijsvogel (magnificent-bird-of-paradise). De hide is een klein van takken gemaakt hokje, overdekt met bladeren met wat gaten tussen de bladeren om stilletjes naar de vogels te kijken zonder dat ze het merken. We moeten er ook nu zo vroeg zijn, dat de vogels niet merken dat er iemand de hide ingegaan is. In de hide staat een bankje, zodat je comfortabel kunt wachten totdat de vogel komt. We zien de prachtige paradijsvogel met veel geel, en ontzettnd lange, gekrulde blauwe staartdraden al snel. Hij laat niet zijn volledige verleidingskunsten zien, maar zet wel zijn kraagveren op. Kennelijk zijn de vrouwen hier al genoeg van onder de indruk, want het grootste deel van de tijd hangen er twee vrouwen om hem heen.
Western Parotia
Maar het feest voor vandaag is nog niet over. ‘s Middags zien we iets wat je echt normaal alleen in natuurfilms ziet. We gaan naar de hide van waaruit we de Arfakparotia (western Parotia) kunnen zien. We moeten er een heel eind voor klimmen, maar dan heb je ook wat. We moeten meer dan een uur wachten, maar zien dan de meest bizarre voorstelling die je je maar kunt bedenken. Eerst landt manlief, kort daarna gevolgd door een vrouwtje. Het overwegend zwarte mannetje met wat blauw, begint zijn dans. Zijn vleugels gaan uit, hij zet een kraag op, schudt en draait met zijn hoofd en danst in razende vaart opzij, houdt in, springt een paar keer op en neer, schudt en zwaait met zijn hoofd en zwiert weer terug naar de beginpositie. Hij buigt nog wat extra en begint dan overnieuw met het hele ritueel. Als hij uit gedanst is, is mevrouw helemaal verrukt en wil ze best met hem paren. Het gaat allemaal zo snel en het is zo mooi, dat we ademloos gekeken hebben en Rik geen foto gemaakt heeft en ik geen verrekijker heb gepakt. Het enige wat ontbreekt, is de aangename stem van David Attenborough. Het is echt de moeite waard om op You Tube een filmpje te bekijken.
In het guesthouse keren we weer terug naar de werkelijkheid. We moeten ompakken voor de trekking naar German Camp, wat nog een hele operatie is. Onze tocht en ons verblijf in het kamp boven, krijgen jullie te horen in de volgende brief, want anders wordt deze te lang.