Slechte weg van Manokwari naar Sioubri
[5 augustus 2019]
Slechte weg van Manokwari naar Sioubri
Na een vroeg diner in Manokwari (hoofdstad van West-Papoea) gaan we in twee 4*4 jeeps op weg naar Sioubri dat op 800 m hoogte in het Arfakgebergte ligt. We beginnen met een stuk asfaltweg, maar daarna moeten we – inmiddels in het stikdonker – over een ongelooflijke slechte onverharde weg vol diepe kuilen en geulen. In 2,5 uur schudden en bonken we naar boven waar we aankomen in een dorpje in het niets met een guesthouse van Zeth Wonggor, tevens de belangrijkste man van het dorp. Onze kamer mag gerust basaal genoemd worden, maar we hebben een eigen badkamer met wc (zonder spoeling) en een mandibak (grote teil met water en schepje) en zelfs een roze spiegel. In de kamer staan twee bedden en een gammele tafel en als er elektriciteit is, een felle spaarlamp. De wandversiering bestaat uit een enkele dode, beschimmelde kakkerlak. Meer heeft een mens niet nodig, maar toch missen we iets. De kamer heeft grote ramen waar iedereen langsloopt en waar je heel erg binnen kijkt als het licht aan is en het buiten donker is. Daarom schroeft Rik – met veel moeite, ze gebruiken hier hardhout – de twee oogjes die we bij ons hebben in de muur, spannen we een touwtje en knopen met hetzelfde rolletje touw de grote vliegtuighoezen aan het touwtje vast. Nu hebben we ook nog gordijnen op de kamer.
Het Arfakgebergte is beroemd om zijn soortenrijke regenwoud, dat op grotere hoogte overgaat in nevelwoud. Hier vind je vogels die je nergens anders ter wereld vindt waaronder veel paradijsvogels en prieelvogels. De eerste dag blijven we rondom Sioubri, daarna klimmen we verder omhoog naar German Camp, een kampje bestaande uit een grote slaaptent en een kooktent. Daar verblijven we twee nachten en dan hebben we nog een dag bij Sioubri. Voor het kamp, op 1.800 m hebben we de slaapzakken, slaapmatjes en klamboe mee. De slaapzak gebruiken we trouwens ook in Sioubri, want het bed heeft geen lakens of dekens.
Kamer in Sioubri