Bij de steiger van de RIB-boot worden we welkom geheten en dienen we vooral de veiligheidsinstructies te lezen. Voorts hangen er rekken vol overalls die nog het meest op oliepakken lijken. Iedereen – we zitten ongeveer met tien man in de boot – moet een passend oliepak uitzoeken en voor vertrek aantrekken. Dat pak is dik, warm en absoluut water- en winddicht. Daaroverheen komt een zwemvest en verder zijn er wanten – zo groot dat ik ze over mijn eigen wanten aantrek – en veiligheidsbrillen. Een van de instructies luidt dat je alleen maar recht voor je mag kijken. Zo ingepakt is iets anders volstrekt onmogelijk. Elkaar nog herkennen lukt nauwelijks, iedereen ziet er nu in zo’n geel oliepak identiek uit. Als de crew van een olieplatform klimmen we in de boot. Daar zijn geen gewone stoelen maar een soort zitjes die nog het meest op de bok inclusief handvatten uit het gymlokaal lijken en waar je op moet zitten alsof het een paard is. Het zit uiterst comfortabel. We varen rustig weg, maar eenmaal uit het stadje gaat de vaart erin en gaan we echt hard. Het is geweldig en we genieten. Van de regen merk je niets door het dikke pak met capuchon en koud krijgen we het niet.
Na een poosje remt de kapitein af en zien we onze eerste zeearenden. Wel een stuk of vijf, zes. De kapitein gooit vis in zee, waar de zeearenden meteen op afduiken en in een oogwenk de vis met hun gigantische klauwen grijpen. Fantastisch om te zien, zulke indrukwekkende vogels. Ongeveer de helft van de Europese populatie zeearenden zit in Noorwegen en een groot deel daarvan huist rondom de Lofoten. De kapitein schat dat er hier in de omgeving zo’n 5.000 stuks zijn.
Terwijl wij ons zittend op de bok vasthouden, zet de kapitein er weer flink de vaart in. We voelen ons in veilige handen bij de kapitein, absoluut geen branieman en reuze aardig. Het regent inmiddels en door de snelheid doet de regen pijn aan je gezicht. Natuurlijk hadden we niet geklaagd als het mooi weer was geweest, maar dit weer past wel helemaal bij de ruige natuur. Als we de Trollfjord invaren is het weer droog, zodat je naar hartelust foto’s kunt maken van de hoge, smalle fjord. In de winter paait de kabeljauw hier en wordt hier veel vis gevangen. Maar het is er ook gevaarlijk. De hoge steile muren zijn instabiel en geregeld valt er een stuk naar beneden. Zelfs voetstappen van een mens kunnen al genoeg trilling veroorzaken om een stuk af te laten breken, zelfs als het begroeid is met bomen. In de winter komen daar nog onheilspellende geluiden bij van het ijs dat krimpt en uitzet en tegen de rotsen schuurt, zodat er knarsende, grauwende en grommende geluiden zijn te horen.
Hoe komt de Trollfjord aan haar naam? Jullie weten dat Noorwegen het land van de trollen is en ze wonen in de Trollfjord. Het zijn nare wezens. Onverwacht gooien ze een steen naar je en laten daarbij hun gemene grommende lach vanuit het binnenste van de berg horen. Heb je pech gooien ze zomaar nog een steen naar je, waarna ze opnieuw knarsen en grommen. Alleen trollen zijn zo gemeen.
We stoppen nog een tweede keer voor de zeearenden. Hier zitten er nog veel meer dan op de vorige plek en de boot kan zo dichtbij komen. De kapitein vertelt dat het heel intelligente vogels zijn en dat ze mensen herkennen en na verloop van tijd hun angst voor je verliezen. Bij hem achter zit een paartje die hem zelfs bij het nest toelaat. Lieverds zijn het niet. Volgens de kapitein kunnen ze naast vis ook schapen en geiten aan die ze over een klif of de zee in jagen. Werkt het slachtoffer niet mee, pikken ze de ogen uit, zodat het slachtoffer wat makkelijker de verkeerde kant oploopt. Hij zegt dat ze zo zelfs elanden aan kunnen vallen. Veel te snel is onze tocht alweer voorbij, we hebben ervan genoten en hadden het voor geen goud willen missen. De RIB-boot is geweldig.