Eerste rondzendbrief Sri Lanka-India 2019
[Verzonden op 5-2-2019 vanuit Jaffna]
Aankomst in Sri Lanka
Terwijl jullie tobben met de sneeuw en de gladheid, zitten wij hier te puffen in de hitte. We zitten inmiddels in Kalpitiya nadat we een aantal dagen geleden in Sri Lanka aangekomen zijn. We hebben dit keer een gecombineerde reis van zeven weken: vijf weken een rondreis met z’n tweeën door Sri Lanka en daarna twee weken met een Belgische organisatie en een klein groepje een reis naar een aantal natuurparken in India. Zondagochtend vroeg zijn we met de taxi – te vroeg voor de zondagtrein – naar Schiphol gegaan voor onze vlucht naar Colombo, de hoofdstad van Sri Lanka. We doen erg lang over de reis, omdat we eerst een tussenstop hebben in Damman. Daar hoeven we het vliegtuig niet uit, maar bij de volgende stop in Muscat eindigt de eerste vlucht en moeten we vier uur wachten voor de aansluitende vlucht naar Colombo. De vlucht naar Colombo vertrekt om 2.10 ‘s morgens, wat een onmogelijke tijd lijkt, maar erg meevalt als je weet dat het over elven ‘s avonds in Nederland is. Wat dan wel tegenvalt is dat ze na vier uur vliegen vriendelijk ‘goedemorgen’ zeggen omdat het 7.40 uur is, terwijl wij nog om 3 uur ‘s nachts leven.
Bij aankomst moeten we – na eerst in de verkeerde rij gewacht te hebben – op een formulier onze naam, paspoortnummer en wat andere overbodige gegevens invullen. Daarna mogen we naar de douane en dat gaat erg snel, temeer daar we uit de rij met de automatische poortjes voor paspoortcontrole geroepen worden om aan te sluiten bij een veel kortere rij waar douaniers controleren. Het formulier leveren we netjes in en we vragen ons af wie daar ooit nog iets mee gaat doen. De rugzakken moeten op ons gewacht hebben, want als we aan komen lopen, komen zij er ook net aan en gezamenlijk verlaten we de aankomsthal. Overal staan dikke rijen te wachten om de aankomsthal te verlaten, maar als wij bij een deur met ‘exit’ aankomen, schuift die open en zonder dat iemand ons een haarbreed in de weg legt, mogen wij de hal verlaten. Tussen de vele naambordjes die de ophalers omhoog houden, staat ook onze naam. We krijgen een bloemslinger omgehangen die we beleefd omhouden tot we in het hotel zijn. We gaan direct door naar Negombo dat vlakbij de luchthaven ligt en rond half tien ‘s morgens zijn we in het hotel, waar we tot ons genoegen gelijk op de kamer mogen.
Na het installeren maken we een rondje door Negombo en we kijken op het strand bij de vissers en de prachtige catamarans met de zeilen waarmee de vissers de zee op gaan. Om drie uur worden we opgehaald door onze echte gids die net uit het noorden komt en J. heet. Hij is duidelijk nog niet voorbereid op onze reis want tot zijn (en onze) verbazing blijkt de groep maar uit twee personen te bestaan en niet uit twee families. Ook lijkt hij niet te weten hoe lang we gaan en hoe onze reisroute eruit ziet. Maar goed, hij is aardig en weet wel dat we vandaag een boottochtje over het Holland kanaal en naar de lagune hebben. Het is een leuke boottocht waarbij we - met hulp van de bootsman die veel ziet en weet – al aardig wat vogels zien, waaronder een ijsvogel en een specht. Terug in het hotel krijgen we een heerlijke vegetarische curry voorgeschoteld en na het eten gaan we na een snelle douche allebei plat. Na een dag van 35 uur voelt het bed weldadig aan en we slapen in een ruk door tot om kwart over zes de volgende ochtend de wekker gaat.
Over Sri Lanka
Voordat ik verder ga met onze fietstocht door Negombo, eerst maar wat meer informatie over Sri Lanka. Sri Lanka, officieel de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka en voorheen Ceylon, is een eilandstaat in de Indische Oceaan, telt ruim 22 miljoen inwoners en is ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland. Het klimaat is tropisch en warm dankzij het matigende effect van oceaanwinden. In de centrale hooglanden is de temperatuur lager met zelfs enkele dagen vorst in de winter. Sri Lanka heeft zowel een zuidwest moesson die tussen mei en september regen brengt, als een noordoost moesson tussen oktober en januari in het noorden en de oostelijke kustregio.
Laat ik de geschiedenis van Sri Lanka beginnen in 543 v.C. met de komst van Prins Vijaya die met 700 volgelingen naar het eiland voer en het Tambapanni rijk stichtte in wat nu Mannar is. Hij was daarmee de eerste in een rij van 189 monarchen die in de kronieken van Sri Lanka beschreven staan. De dynastie in Sri Lanka eindigde in 1815 toen Sri Lanka onderdeel van het Britse Rijk werd. Omdat het zelfs mij teveel wordt om 189 koningen te behandelen, sla ik er flink wat over. In 380 v.C. werd het Anuradhapura koninkrijk gesticht en Anuradhapura bleef bijna 1400 jaar de hoofdstad van het land. In 250 v.C. kwam het boeddhisme vanuit India naar Sri Lanka. Boeddhistische kloosters en scholen verrezen en een zaailing van de heilige Bodhi boom waaronder Boeddha zijn verlichting zou hebben bereikt, kwam naar Sri Lanka. Natuurlijk kende het land in die tijd ook diverse invasies, maar na verloop van tijd werden de belagers weer verdreven. Al in de 1e eeuw v. C. had het land als eerste Aziatische land een vrouwelijke leider. De Anaradhapura’s waren opmerkelijke bouwers en planners. Zo is Sigiriya (het fort in de lucht) gebouwd op een grote rots en omgeven door dijken en grachten met binnen de omheining paleizen, vijvers, tuinen en paviljoens. Verder bouwden ze waterreservoirs en aquaducten om zo de warme en droge tijd door te komen. Ook kende het rijk al in de 4e eeuw een ziekenhuis.
In 993 kwam er een einde aan het Anuradhapura koninkrijk met de invasie van de Chola keizers. De stad Anuradhapura werd geplunderd en verwoest en de hoofdstad werd verplaatst naar Polonnaruwa. Na een lange strijd lukte het Vijayabahu I om de Chola te verdrijven en het land te herenigen. Zo ontstond in 1056 het koninkrijk van Polonnaruwa dat tot 1236 zou bestaan. De opmerkelijkste heerser was Parakrmabahu die een kundig ingenieur was en het irrigatiesysteem met 1470 nieuwe reservoirs aanzienlijk uitbreidde en veel dammen en andere waterwerken herstelde. In 1215 kwam Kalinga Magha uit India met 100 schepen en 24.000 manschappen langs. Hij was er vooral op uit om alles te verwoesten en zijn doel was om zoveel mogelijk aan het land te onttrekken en alle tradities om zeep te helpen met als gevolg dat de bevolking naar het zuiden, westen en de bergen vluchtte. Uiteindelijk verloor ook hij de macht, maar het land herstelde nooit volledig van zijn invasie en het rijk viel uiteen in diverse koninkrijkjes. Drie eeuwen lang was Sri Lanka een staat met een caleidoscopische veranderende samenstelling van diverse koninkrijkjes.
De koloniale geschiedenis van Sri Lanka begint met de komst van de Portugezen in 1505. Ze bouwden een fort in Colombo en door de voortdurende Portugese aanvallen hield het koninkrijk Jaffna in 1619 op te bestaan. In 1638 kwamen de Nederlanders langs en koning Rajasinghe II tekende een akkoord met de VOC om van de Portugezen af te komen die de hele kuststrook beheersten. Nederland won de Nederlands-Portugese oorlog, waardoor Colombo in 1656 in Nederlandse handen kwam. De Nederlanders bleven in het gebied dat ze veroverd hadden en schonden daarmee de overeenkomst. Alleen het koninkrijk van Kandy overleefde als onafhankelijk koninkrijk. Tijdens de Napoleontische oorlogen vreesde Groot Brittannië dat het gezag over Sri Lanka in Franse handen zou komen en viel in 1796 het eiland binnen. In 1815 kwam het hele eiland – dat toen de naam Ceylon kreeg – inclusief Kandy onder Brits gezag . In de 19e eeuw werd koffie het belangrijkste product van Ceylon, later werd dat thee en kwam de rubber erbij.
De onafhankelijkheidsbeweging in Sri Lanka was een vreedzame politieke beweging die begin 20e eeuw vooral vanuit de geschoolde middenklasse opkwam. De onafhankelijkheid was vooral een gevolg van de militante vrijheidsstrijd in India. Op 4 februari 1948 kreeg Sri Lanka zijn onafhankelijkheid, waarbij het onderdeel bleef van de Britse Gemenebest. Pas in 1972 werd het land een republiek.
In de 50-er jaren ontstonden spanningen tussen de Singalese en Tamil bevolking, onder meer door inperking van de rechten van de Tamil minderheid. Nadat het land in 1972 tot republiek was uitgeroepen liepen de spanningen tussen de Singalesen en Tamils snel op door de achterstelling van de Tamil minderheid. Al snel leidde dit tot rassenrellen en 150.000 Tamils ontvluchtten het eiland. Tussen 1985 en 2006 hebben de Sri Lankaanse overheid en de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam, de Tamil Tijgers) vier rondes van vredesbesprekingen gehouden zonder succes. Pas in 2009 onder president Mahinda Rajapaksa werd de LTTE definitief verslagen en de controle over het hele land hersteld. Het 26 jaar durende conflict heeft tussen de 60.000 en 100.000 mensen het leven gekost. In 2016 is voor het eerst bij een officiële gelegenheid (Onafhankelijkheidsdag) ook de Tamil versie van het volkslied gezongen.
De tsunami van 2004 heeft in Sri Lanka meer dan 35.000 levens geëist. Sri Lanka is als een van de snel groeiende economieën uit de 26 jarige oorlog gekomen. In de 19e en 20e eeuw was Sri Lanka een plantage economie, beroemd om zijn kaneel, rubber en Ceylon thee. Tussen 1948 en 1977 heeft het socialisme de economische politiek sterk beïnvloed. Koloniale plantages werden ontmanteld, industrieën genationaliseerd en er kwam een verzorgingsstaat. In 1977 werd de vrije-markt economie geïntroduceerd met daarbij privatisering, deregulatie en het stimuleren van private ondernemingen. Alhoewel de export van landbouwproducten belangrijk bleef nam door de industrialisatie het belang van voedselverwerking, textiel, telecommunicatie en financiële dienstverlening toe. Toerisme, thee-export, kleding, rijst en andere landbouwproducten zijn nu de belangrijkste economische sectoren. Ook werken in het buitenland – vooral in het Midden-Oosten - draagt bij aan de buitenlandse inkomsten. Sinds 2005 is het inkomen per hoofd van de bevolking verdubbeld, terwijl de armoede en de werkeloosheid gedaald zijn. 90-95% van de huishoudens heeft elektriciteit, terwijl bijna 90% toegang heeft tot veilig drinkwater.
Ondanks zijn geringe omvang, heeft Sri Lanka de hoogste biodiversiteitsdichtheid van Azië. Een opmerkelijk hoog percentage van de flora (27% van de 3.210 bloemplanten) en fauna (22% van de zoogdieren) is endemisch (alleen voorkomend op Sri Lanka). Sri Lanka heeft veel wildparken en veel vogels en vogelreservaten en is dus een erg aanlokkelijke bestemming voor ons.
Fietsen in Negombo
Goed, na deze Sri Lanka lezing tijd voor de fietstocht in Negombo. Samen met gids Tjamoeti (fonetisch) begeven we ons in het drukke links rijdende ongeregelde verkeer van bussen, vrachtauto’s, personenauto’s, brommers die overal vandaan komen, tuk-tuks die altijd haast hebben, andere fietsers en wandelaars. Prima manier om zo op de fiets alle bezienswaardigheden af te gaan en Tjamoeti past echt goed op ons. De eerste stop is de Angurukaramulla tempel, een boeddhistische tempel die al erg oud is, maar waarvan de bijbehorende toren die toegang geeft tot de tempel 80 jaar geleden herbouwd is. Boeddhisten zijn altijd vriendelijk en daarom mag je voor niets de tempel in. Wel ben je verplicht om voor vijf euro de tempelgids te kopen voordat je naar binnen mag. Ook boeddhisten zijn creatief als het op geld aankomt. De tempel is prachtig en heeft fantastische beelden. Had Boeddha in Myanmar 282 verschillende figuurtjes uit zijn dagelijks leven op zijn voetzolen staan, hier heeft Boeddha allemaal lotusbloemen op zijn voeten. Ook vindt Boeddha het hier goed dat we alleen schoenen uitdoen en mogen we tot ons genoegen op kousenvoeten (met tempelsokken) naar binnen.
Bij de vismarkt in Negombo, Sri Lanka
Naast een heleboel andere zaken bezoeken we ook de vismarkt en die is echt de moeite waard. Een gedeelte is echt een markt waar je hele vissen variërend van sardines tot tonijn, inktvissen, krabben en garnalen in alle soorten en maten kan kopen. Heb je een vis gekocht, kan je naar het tweede gedeelte waar een hele serie kramen staat waar ze in een razendsnel tempo de vissen voor je schoonmaken. Het restafval wordt dankbaar genuttigd door zilverreigers, kraaien en wat loslopende honden. Loop je nog een stukje verder kom je bij het gedeelte waar vis gedroogd wordt. Alle verse vis die niet dezelfde dag verkocht wordt, wordt schoongemaakt en gezouten en daarna te drogen gelegd. Afhankelijk van de grootte van de vis wordt die 1-3 dagen gedroogd en daarna verhandeld als gedroogde vis. We vragen ons af hoe het komt dat al die drogendevis niet opgevreten wordt door alle vogels die er zitten. Daar hoeven de vissers niet bang voor te zijn. Als de vis gezouten is, lusten de vogels het niet meer. Een deel van de vis is voor lokaal gebruik, een deel gaat verder het land in en de rest is voor de export naar vooral het Midden-Oosten. We stoppen veel en zien zo heel veel en ook overleven we het drukke verkeer. Opmerkelijk is dat alle bromfietsers hier een helm dragen, zowel voor-als achterop. Grote uitzondering daarop zijn kleine kinderen die allemaal vervoerd worden zonder helm op hun kwetsbare kinderbolletjes.
Naar Chilaw
Terug van de fietstocht gaan we met J. op pad naar Chilaw. Onze chauffeur is een erg aardige man en van uitermate goede wil, maar zijn Engels is beperkt en we moeten erg ons best doen om elkaar te begrijpen. Begon het gisteren al merkwaardig met het feit dat hij niet wist dat we met z’n tweeën waren en hoe lang we gingen, ook vandaag verloopt de communicatie nog niet vlekkeloos. Onderweg vraagt hij of we honger hebben. Aangezien dat wel meevalt, leggen we uit dat we niet heel erge honger hebben, maar het goed vinden om te stoppen voor de lunch. Dat blijkt te moeilijk, want opeens staan we bij de Sri Munneswaram Devesthan tempel die voor vandaag op het programma staat. Als wij dan vragen naar de lunch is J. heel verbaasd dat we toch lunch willen, terwijl wij niet beter wisten dan dat we zouden gaan lunchen. We moeten gewoon in kortere, eenduidige zinnen praten en dan komt het allemaal wel goed.
De Sri Munneswaram Devesthan tempel is een van de beroemdste hindoetempels van Sri Lanka en erg de moeite waard. Hij bestaat als het ware uit een omloop om de centrale tempel heen. Overal staan meer dan mensgrote beelden en rondom staan de grote prachtig bewerkte karren die tijdens optochten heiligdommen uit de tempel of offers vervoeren. Het middengedeelte is het meest heilige deel en een soort hindoe-dominee prevelt wat en zwaait met een standaard met iets brandends erop en alle mensen (ook J. die volgens eigen zeggen boeddhist is) proberen met hun hand de rook op te vangen. Daarna zegent hij de aanwezigen met een soort asveeg op hun voorhoofd. Je kan ook grote offerschalen kopen met watermeloen, jackfruit, banaan en ander fruit. Na het zegenen wordt het fruit uitgedeeld aan de liefhebbers. De grootste liefhebbers zijn een stel koeien die geduldig staan te wachten tot iemand ze de lekkernijen aanreikt. J. heeft gevraagd of wij ook wilden offeren maar dat hebben we maar afgeslagen.
Na de tempel gaan we naar een zaak voor de lunch en J. doet echt zo zijn best. Omdat ik tussen de middag echt geen groot bord rijst op kan en graag iets kleins en liefst brood wil, hebben we aangegeven dat wij geen grote lunch willen, maar dat hij uiteraard gewoon moet lunchen zoals hij dat gewend is. Hij brengt ons nu naar een net nieuwe zaak waar ze een keus aan hartige en zoete broodjes hebben en zelfs een soort McDonald’s achtig kraampje waar Rik fishfingers met patat bestelt. Rik is een groot visstickliefhebber en daardoor ook een soort visstick-vinoloog. Volgens hem zijn dit de lekkerste vissticks die hij ooit gegeten heeft.
Na een korte rit zijn we in Chilaw waar we overnachten in een hotel dat dichtbij zee ligt. We maken een leuke wandeling langs de kust waar we veel vissers aan het werk zien met hun netten, hun boot of op het water. Langs de kust zien we veel leegstaande, half afgebroken huizen en ook veel weer opgeknapte huizen. Dat is het gevolg van de 2004 tsunami die ook hier veel schade heeft aangericht.
We zitten dit keer in een luxe resort met uitermate vriendelijk personeel waar verder veel niet klopt. Uit de kraan komt nauwelijks water, uit de douche wel, maar die blijft koud. Omdat we hier maar één nacht blijven, besluiten we dat maar voor lief te nemen. Als we het licht aandoen, komen we terug op dat besluit. We hebben maar liefst zes moderne led-lampen, maar vier knipperen alsof we in de disco zijn en houden dat ook na het opstarten vol. Housekeeping komt poolshoogte nemen en kijkt vol belangstelling naar de lampen in de hoop dat het knipperen spontaan stopt. Ze gaan de elektriciteit controleren. Na een half uur blijkt dat de elektriciteit zich goed voelt en komt housekeeping opnieuw belangstellend kijken naar de nog steeds knipperende lampen. Uiteindelijk stellen ze voor dat we naar een andere kamer gaan. Dat verhelpt niet alleen het geknipper, er komt nu ook water uit de kraan en Rik heeft nu een warme douche. Helaas is de douchepret van korte duur want de volgende ochtend hebben we allebei een koude douche. Overigens hebben ze er heerlijk eten.
Naar Kalpitiya via Anawilundawa
Reuzeneekhoorn in Anawilundawa, Sri Lanka
Na een nachtje Chilaw rijden we verder naar het noorden. We vertrekken vroeg, want voor vandaag staat de eerste vogelexcursie in het Anawilundawa wetland op het programma. Anawilundawa is een gebied van 1.397 ha dat dicht bij de kust ligt. Het is een uniek waterrijk gebied omdat er zowel zout, brak als zoet waterplassen zijn. Er zijn grote door mensen aangelegde watertanks die je je ongeveer voor moet stellen als de Vinkeveense Plassen. Het gebied is erg in trek bij vogels, zowel bij vogels die er het hele jaar verblijven en nestelen, maar ook bij trekvogels die er in deze tijd van het jaar graag een vorkje meeprikken. Daarom gaan wij hier met een vogelgids, Vimoekti, heen. Hij ziet heel veel en laat ons veel zien en we zien niet alleen allerlei soorten reigers, ooievaars en andere watervogels, maar ook prachtige roofvogels. Daarnaast zien we ons eerste aapje en de enorme reuzeneekhoorn met een enorme staart. Verder wemelt het er ook van de vlinders, alleen hebben die de onhebbelijke gewoonte om op 2,5 m hoogte over te vliegen, zodat we die niet echt goed kunnen bekijken en Rik ze ook niet op de foto krijgt. We wandelen 3,5 uur en volgens J. (die niet mee was, maar achter ons aangereden is), hebben we wel 7 km gelopen. Onze inschatting blijft steken op hooguit de helft.
Onze eindbestemming voor vandaag is Kalpitiya schiereiland. Het schiereiland kent een lange geschiedenis van maritieme handel en smokkelarij. Begin 17e eeuw werd het gekoloniseerd door de Portugezen, later kwam het in handen van de Nederlanders die er een strategisch militair punt en een mariene handelspost van maakten. Tegenwoordig is Kalpitiya beroemd om twee dingen: kite-surfen en dolfijnen- en walvistours. Aangezien we voor de eerste activiteit niet geschikt zijn, gaan we voor de tweede optie. We logeren op een heel rustige plek met huisjes van vooral natuurlijk materiaal en met een buiten wc en douche. Na aankomst maken we ‘s middags een ommetje langs een gebiedje met mangrovebegroeiing en langs het strand. Grappig genoeg komen we onderweg veel ezeltjes tegen. Dat zijn verwilderde nazaten van ezeltjes die nog door de Portugezen meegenomen zijn. Vermelding verdienen nog de brommertjes die hier rondrijden met achterop een kleine etalagekast met planken erin, waarin ze een ruime sortering aan broodjes en samosa’s vervoeren. Om hun komst aan te kondigen, laten ze een muziekje horen. Bijna zonder uitzondering brengen ze luid en duidelijk een erbarmelijk valse en hier en daar flink slepende versie van Für Elise ten gehore. Als Beethoven dat toch eens geweten had.
Vermijd dolfijnentour in Kalpitiya
Onze dolfijnentour – je kan hier groepen van 600 – 1000 dolfijnen zien en als je geluk hebt walvissen – is ronduit een groot fiasco. Vooraf hebben we bij Singha – ons reisbureau – geïnformeerd of we met z’n tweeën zouden gaan of met een grote boot, maar gelukkig kregen we als antwoord dat we met z’n tweeën heel rustig samen naar de dolfijnen gingen. Als we net bij Roseanne Resort – onthoud en vermijd die naam – zijn, stopt er een bus met een kleine twintig luidruchtige Chinezen. Om alle problemen voor te zijn, zeggen we tegen de manager dat wij met z’n tweeën een trip hebben, maar hij schudt zijn hoofd ‘one big group’. Mooi niet. J. komt erbij en we leggen hem het probleem uit. Hij onderhandelt met baas Roseanne en na enige tijd is de conclusie dat wij met een eigen boot gaan. We gaan met de Chinezen op pad richting strand waar twee boten al snel volstromen met Chinezen. Valse Roseanne probeert ons nu met de twee overgebleven Chinezen in de laatste boot te stoppen, maar J. laat dat niet gebeuren. Er wordt een andere boot opgepiept en de Chinezen verdwijnen op zee. ‘We moeten vijf minuutjes wachten op een nieuwe boot.’ Meer dan een half uur na vertrek van de Chinezen komt van Sanini Resort een andere boot voor ons. Het mag duidelijk zijn dat iemand een extra zakcentje probeerde te verdienen door ons stiekem onder te brengen bij de Chinezen. Van zulke ‘vergissingen’ houden we niet.
De kustwacht controleert hier de vergunningen van de boten streng wat alleen maar toe te juichen valt. Op die manier kan je de dolfijnen beschermen tegen een te grote toeristendruk. Onze boot heeft natuurlijk geen vergunning en als we net uitgevaren zijn, worden we teruggefloten en pas na een lange uitleg mogen we opnieuw op pad. Om de verloren tijd in te halen, racen we met een noodvaart over zee waarbij we met akelig harde klappen op het water komen. Na een poosje zien we niet alleen de drie Chinezen, maar in totaal wel zo’n acht à negen andere boten. Het eerste groepje van zo’n vier dolfijnen duikt even op uit het water en de boten die allemaal hun motor nog aanhebben, zetten fors in om ze achterna te gaan. De dolfijnen duiken nog een keer op, maar zijn dan al snel opgeschrikt en voor ons gevlucht. We varen verder op zoek naar meer dolfijnen en zien een tweede groepje. Ook nu worden de dolfijnen full speed opgejaagd en even ingesloten tussen een paar boten, maar ook nu zijn ze meteen weer verdwenen. We geven ze groot gelijk. Als alle dolfijnen weggejaagd zijn, gaat even de motor uit. Dan wordt er gestart en keert iedereen weer terug voor de lange terugvaart.
We schamen ons dat we deelnemer zijn aan een dergelijke tour. Geld is de enige drijfveer voor de touroperator en het welzijn van de dolfijnen (en zijn klanten) interesseren hem totaal niet. Binnen twee uur zijn we terug van een uiterst dieronvriendelijke dolfijnentour die alleen om geld draait. Om aan te geven hoe kort we de dolfijnen gezien hebben: Rik heeft één ongerichte foto zonder dolfijn uiteraard (correctie: er staat een flardje van een vin op!) kunnen schieten en toen was alles al weg. Uiteraard melden we deze slechte tour aan Singha die zijn best heeft gedaan om een goede tour te regelen en aan de lokale agent. Natuurlijk kan een reisbureau niet overal alles controleren, maar zo’n tour hoort niet in het aanbod voor te komen en geschrapt te worden. Mochten we nog tijdens de reis die toezegging krijgen, zullen we dat zeker laten weten, maar voor nu: niet naar Kalpitiya voor de dolfijnentocht gaan!
Terug bij het hotel is er voor de rest van de dag niet veel meer te doen. We gaan ‘s middags nog even naar de plaats Kalpitiya, maar afgezien van de wat gehavende Nederlandse kerk met Nederlandse graven uit de 16e en 17e eeuw zou ik niet weten wat ik daarover in een rondzendbrief zou moeten schrijven. We hadden heel Kalpitiya beter over kunnen slaan en de tijd voor leukere dingen kunnen benutten. Voor ons naar, maar voor de dolfijnen veel ernstiger.
Wilpattu National Park
We rijden weer terug over het schiereiland en gaan nog verder richting noorden naar Wilpattu voor een bezoek aan het Wilpattu National Park. Wilpattu, in 1905 al begonnen als wildlife sanctuary, heeft in 1938 de status van nationaal park gekregen en is een van de oudste en grootste (1.317 km2) parken van Sri Lanka. Een uniek fenomeen in het park zijn de ‘willus’, natuurlijke door een zandrichel omgeven waterbassins die gevuld worden door regenwater. In totaal zijn er zo’n 60 willus en tanks verspreid in het park die er voor zorgen dat er ook in de droge tijd altijd genoeg drinkwater voor de dieren is. Het park is wereldberoemd vanwege zijn luipaarden waarvan er met fotovallen 49 geteld zijn. Daarnaast zijn er ook olifanten, lippenberen, waterbuffels, herten en heel veel vogels. Vanwege de burgeroorlog is het park van december 1988 tot maart 2003 dicht geweest en daardoor een van de meest ongerepte gebieden. 25% van het park is toegankelijk voor publiek, de rest van het park bestaat uit dicht bos en dicht struikgewas.
We logeren hier in een piepklein resort waar we in een hoog huisje zitten dat prachtig uitkijkt over een groot veld met een kruid- en grasachtige begroeiing dat omzoomd wordt door bos. Op dit paradijselijke plekje zou je vergeten dat er nog een boze buitenwereld bestaat. Maar pas op, niet alles is wat het lijkt, want er huist hier een diefachtige schurk, maar daarover later meer. In het uurtje voor de lunch zien we vanaf het balkon al veel vogels, een groepje grazende herten, de kleine gestreepte eekhoorn en de enorme reuzeneekhoorn. Het is baltstijd voor de pauwen en in het veld staat een pauw die met zijn trillende staartveren hoog in de lucht en verleidelijk flapperende en kleurige vleugels probeert een onvergetelijk mannelijke indruk op de vrouwen te maken. Hij staat dicht in de buurt van een vrouwtje dat totaal ongevoelig lijkt voor zijn charmeoffensief. Ze staat te eten zonder de macho een blik waardig te keuren en je ziet haar denken ‘doe normaal man’.
Bruine visuil in Wilpattu, Sri Lanka
We hebben in Wilpattu park gelijk na aankomst een middagsafari en tot ons genoegen is Vimoekti (uit Anawilundawa) opnieuw onze gids. Het is een mooie ouderwetse safari waarbij we in een hoog jeepje door het park rijden en stoppen als we (of liever Vimoekti) iets zien. We stoppen de eerste safari voortdurend en zien weer de prachtigste vogels. Toppers zijn wel de grote uil (Brown fish owl) en de paradise flycatcher met zijn onwijs lange, zwierige staartveren die vanuit de boom naar het water vliegt om steeds opnieuw insecten te vangen. Zijn staart danst als een lange, elegante bruidssluier achter hem aan. Op het allerlaatst zien we nog twee olifanten verscholen in de bosjes, maar helaas kunnen we daar geen foto meer van maken. Alle jeeps moeten stipt om zes uur het park uit zijn. Zijn ze ook maar één minuut te laat, mogen chauffeur en jeep twee weken het park niet in.
De volgende dag hebben we van ‘s morgens tot ‘s avonds zes safari. We gaan dus op tijd naar bed, maar het lijkt alsof op het dak de eekhoorntjes oorlog voeren door elkaar met noten te bekogelen die vervolgens tik-tak-tik over het dak stuiteren. Het is een kabaal, getrippel en gekwetter vanjewelste. Het lijkt Rik zelfs dat hij getrippel in de kamer hoort, maar alle ramen en deuren zijn dicht, dus dat kan niet. Als ik de volgende ochtend om kwart over vijf ga douchen kan ik mijn zeep niet vinden. Niet in zijn doos (dat hoort), niet in de douche. Rik komt erbij, maar dat helpt niet, de zeepdoos blijft leeg. Bij het aankleden mis ik mijn horloge en Rik mist later zijn pakje tissues. We staan voor een raadsel, een ding kan je kwijt raken, maar niet drie dingen. De tissues vinden we later aangevreten terug bij de koelkast. Het kan niet anders dan dat er een kleine schurk binnengedrongen is. De kleine onverlaat moet wel een emotioneel aangrijpende afspraak hebben gehad, waar hij fris gewassen en op tijd bij wilde verschijnen en waarvoor hij de drie genoemde artikelen nodig had. Het hotel denkt – net als wij – meteen aan de leuke kleine gestreepte eekhoorn en doorzoekt de kamer grondig, maar van eekhoorn of horloge geen spoor. Ergens op Sri Lanka loopt nu vast een gestreepte eekhoorn aan iedereen pocherig te vertellen hoe laat het is. De volgende avond ruimen we alle spullen veilig weg. Stel je voor dat eekhoorn vannacht mijn kettinkje komt stelen om aan zijn lief te geven. De schade is de tweede nacht beperkt, alleen het hotelzeepje is verdwenen. Jullie zien dus wel hoe gevaarlijk Sri Lanka is als binnen een week mijn horloge al gestolen is!
Als we aankomen bij de ingang van het park voor de dagsafari is het een drukte van belang. We zijn er op zaterdag en aankomende maandag is het onafhankelijkheidsdag dus heel Sri Lanka heeft een lang weekend en veel Sri Lankanen willen naar het park. Voor je het park in mag, moet je je eerst registreren en later je registratieformulier weer inleveren bij de parkwachter die met groot ceremonieel vertoon de gegevens in een groot boek overschrijft. Met zoveel jeepjes een heel karwei en het duurt dan ook een flinke tijd voor we naar binnen mogen Gelukkig merk je in het park niets van de drukte, want de jeepjes verspreiden zich al snel in het grote park.
De dagsafari in het park – opnieuw met Vimoekti – is geweldig. We zien weer veel mooie vogels, maar ook aapjes en wilde zwijnen. Daarnaast is het ook heerlijk om van het park zelf te genieten. De lunch is mee en die wordt genuttigd op een speciale plek met een overdekte picknickplaats en een toilet. Wie heel goed de lunchplek weten te vinden zijn de ceylonkroonaapjes (een makakensoort). Ze proberen voortdurend uit een van de jeepjes wat te stelen om er snel mee in de boom te verdwijnen. Als we later in de middag weer langs die plek komen, is er geen aap meer te bekennen. Ze weten heus wel wanneer het lunchtijd is.
Natuurlijk hopen we tijdens de safari een luipaard of lippenbeer te zien, maar we weten ook wel dat de kans uitermate klein is en niemand heeft vandaag nog een luipaard gespot. Tot we een andere jeep tegenkomen die ons wenkt. Vimoetki wijst waar we moeten kijken en dan ja hoor, verscholen onder een struik ligt een luipaard te rusten. Het is moeilijk om hem te vinden en alleen zijn staart is duidelijk te zien waardoor we weten waar de achter- en voorkant zijn, maar het is onmiskenbaar een luipaard. Hij gaat af en toe verliggen, maar opstaan en zich even goed laten zien, ho maar. We staan er tijden te kijken – ik weet niet hoe lang, je verliest alle gevoel voor tijd – in de hoop dat hij alsnog uit de struiken komt, maar we zien hem snel ademen, een teken dat hij net een fikse prooi heeft verorberd die hij nu rustig ligt te verwerken. Als katachtige komt het dan echt niet in je op om even op te staan en een rondje te lopen om het publiek te vermaken. Grappig is, dat ik de hele dag de bomen heb afgespeurd en dat hij nu op de grond ligt. Vimoekti geeft de logische verklaring. In Afrika zijn meer grote roofdieren en dus klimt luipaard veiligheidshalve in de boom. Hier zijn geen andere grote roofdieren en daarom kan hij zich de moeite besparen.
Lippenbeer in Wilpattu, Sri Lanka
Maar we hebben nog meer geluk. Laat in de middag stuiten we op een serie stilstaande jeeps: er ligt een lippenbeer in de bosjes. Ook die is er niet op uit om het publiek te vermaken. We zien een zwarte bult en met de kijker kan je zien dat die harig is en gezien de grootte en vorm en het feit dat hij af en toe beweegt, moet het wel een beer zijn. Het absolute highlight van de dag bewaren ze tot half zes. Vlak voor onze jeep steekt een lippenbeer op een sukkeldrafje de weg over, kijkt even om, blijft even in de berm staan, zodat Rik en Vimoekti foto’s kunnen maken en verdwijnt dan aan de andere kant van de weg in de bosjes. Dit is zo’n ongelofelijke buitenkans! Vimoekti heeft in zijn tien jaar als gids, pas verleden week zijn eerste beer gezien en hem op deze manier zo goed zien, is werkelijk uniek. Na een mooie lange dag, komen we meer dan voldaan weer terug.
Naar Jaffna
De volgende dag verlaten we Wilpattu om naar het uiterste noorden van Sri Lanka te gaan. We gaan een paar dagen naar Jaffna dat op het Jaffna schiereiland ligt. Dit gedeelte is heel anders dan de rest van Sri Lanka. De meerderheid van de Sri Lankezen zijn Singhalezen die voornamelijk boeddhistisch zijn. Op Jaffna wonen de Tamils die voor het merendeel hindoe zijn. Historisch gezien is Jaffna altijd een stad geweest waar veel om gestreden is. In 1619, tijdens de inname van het Jaffna schiereiland, maakten de Portugezen er een koloniale haven van, om hem daarna aan de Nederlanders te verliezen die hem op hun beurt in 1796 aan de Engelsen moesten afstaan. In 1986, tijdens de burgeroorlog hebben de LLTE (Tamil Tijgers) de stad bezet en in 1987 heeft de IPKF (Indian Peace Keeping Force) de stad korte tijd in beslag genomen. Vanaf 1989 was de stad weer in handen van de LLTE, totdat het Sri Lankaanse leger de stad in 1995 weer onder controle kreeg.
We hebben een lange rit van 300 km voor de boeg en stoppen op verschillende interessante plaatsen. Onderweg blijven we geregeld bebouwing zien, met tussendoor vooral uitgestrekte rijstvelden en stukken bos. De rijst is klaar om geoogst te worden, wat ze hier machinaal doen. Grote kuddes koeien worden over de weg naar de geoogste rijstvelden gebracht om daar te smikkelen van de overgebleven rijststengels. Bij de olifantenpas – een smalle verbinding tussen het Jaffna schiereiland en het vasteland – houden we een langere stop. Daar is een herdenkingsplaats voor een dappere held uit de burgeroorlog. De Tamils – hier consequent aangeduid met ‘de rebellen’ – waren met een als tank omgebouwde bulldozer onderweg om de legereenheid van het Sri Lankaanse leger op te blazen. Om te voorkomen dat de mannen uit de tank zouden vluchten, waren ze aan de tank vastgeketend. De oorlogsheld heeft in zijn eentje de tank weten te stoppen door hem met granaten te bekogelen. Nu is er op de herdenkingsplaats niet alleen een standbeeld van hem, maar een complete fotogalerij en een video over het hele gebeuren, die speciaal voor ons in het Engels wordt afgespeeld. Bij een kraampje kan je bloemoffers in een kokosnoot kopen om het beeld van de held te eren en veel mensen doen dat. Natuurlijk maakt het verhaal van de burgeroorlog en alle gevolgen die we daarvan hier zien, indruk op ons, maar je ziet hier hoe het bij de mensen leeft en dat maakt eigenlijk meer indruk.
De sporen van de langdurige burgeroorlog zijn hier overal te zien. In steden staan tot ruïne vervallen huizen naast grote nieuwe gebouwen. Zowel overheid als particulieren zijn hard bezig met herstel. De weg die volledig onbegaanbaar was, is nu in prima conditie en ook de spoorlijn die vrijwel evenwijdig aan de weg loopt is weer hersteld. Ze zijn ook bezig met de aanleg van een waterleiding, maar die bestaat nog uit afzonderlijke stukken niet met elkaar verbonden buis.
Onderweg verandert er vandaag iets. De Tamils zijn overwegend hindoe en het straatbeeld gaat steeds meer op India lijken. De Tamils hebben hun eigen taal die totaal verschillend is van het Singhalees. Singhalezen en Tamils communiceren dan ook met elkaar in het Engels. Als we ‘s middags door Jaffna lopen met alle kleurige mensen, de drukte en herrie op straat, het chaotische verkeer waar op hun dooie akkertje koeien tussen lopen en de Indiase muziek met de hoge stemmetjes die klinken alsof ze te snel afgespeeld worden, wanen we ons in India.
Vanuit Jaffna maken we een uitstapje naar Point Pedro, de meest noordelijke punt van het eiland. Bij Sakkotai Cape is een monument om het punt te markeren dat pas een jaar geleden geopend is. Omdat het een feestdag is (onafhankelijkheidsdag), zijn ook veel Sri Lankanen hier een dagje uit. De mensen zijn hier uitermate vriendelijk, maken snel een praatje dat al gauw blijft steken bij waar je vandaan komt en je naam en iedereen wil weten wat we van Sri Lanka vinden. Grappig genoeg willen mensen herhaaldelijk met ons op de foto, terwijl we toch niet de enige toeristen zijn hier. In Jaffna bezoeken we de beroemde en prachtige Nullar Kandaswamy tempel, die je helaas van binnen niet mag fotograferen. Natuurlijk zijn de schoenen al vervangen door de tempelsokken, maar dat is hier nog niet genoeg. Rik mag alleen met ontbloot bovenlijf de tempel in. Gek genoeg geldt dat voorschrift niet voor vrouwen. De dienstdoende hindoekoster verzoekt het Rik heel vriendelijk en net als het overhemd uit is, komt hij opnieuw op ons af om even vriendelijk te vertellen dat de tempel gaat sluiten.
Na de lunch staat Kéké-es op het programma. J. heeft het daar al steeds over en we hebben geen idee wat ons te wachten staat. We denken dat Kéké-es staat voor de plaats Kankesanturai (KKS) en dat klopt, maar wat daar voor bijzonders is, geen idee. De ontknoping volgt als J. in KKS bij de vuurtoren stopt en zegt ‘finish’. Het is inderdaad een mooie vuurtoren. Leuk is dat hier bij alle monumenten staat wie het onthuld heeft, wie er nog meer bij aanwezig waren, wat hun eventuele (militaire) rang was en op uitnodiging van wie ze er waren. Ook winkeltjes willen soms groter lijken dan ze zijn. In Keerimalai zien we een klein winkeltje met de geweldige titel ‘Palluttamai All Purpose Cooperative Corporation Ltd’.
Vanaf de tempel gaan we naar het fort in Jaffna dat in 1619 door de Portugezen is gebouwd, maar in de tweede helft van de 17e eeuw door de Nederlanders herbouwd en uitgebreid is om de handelsactiviteiten van de VOC te waarborgen. Het fort heeft de vorm van een vijfhoek met dikke muren opgetrokken uit grote brokken lokaal gevonden koraal en stevige bastions op de hoekpunten en is omgeven door een slotgracht. Het fort was in goede staat tot de burgeroorlog uitbrak en het fort zwaar getroffen werd. De hervormde kerk (Groote kerk) uit 1706 bestaat nog slechts uit grote brokken steen. De Nederlandse regering heeft toegezegd een groot deel van de restauratie financieel op zich te nemen daar het belangrijk Nederlands erfgoed is. Volgens ons kan je de kerk beter nieuw bouwen, restauratie lijkt ons onbegonnen werk.
Delft Island
De tweede dag gaan we naar Delft Island, een eiland van 44 km2 groot ten zuidwesten van het schiereiland. We gaan met de boot van acht uur en omdat het nog 40 km rijden is vertrekken we om kwart voor zeven. Het scheelt geen haar of we hadden de boot niet gehaald. J. mist de afslag, waardoor we tijd verliezen en de weg is slecht. Als we om een minuut over acht bij de boot aan komen hollen zijn ze al klaar voor vertrek en we mogen niet meer mee. We hadden ons een half uur van tevoren moeten melden en bovendien is de boot vol. Na veel soebatten mogen we alsnog mee. Maar goed ook, want om half drie gaat de boot terug en we kunnen onze tijd goed gebruiken. Het meest bijzondere aan Delft eiland – behalve de naam – is het feit dat het een koraaleiland is. Je loopt echt over een bodem die bestaat uit koraal en overal liggen grote en kleine brokken prachtig koraal. Hele muren zijn opgebouwd uit brokken koraal.
Met een tuk-tuk rijden we het eiland rond om alle bezienswaardigheden te zien. Op Delft eiland is nog een stukje koloniale historie bewaard zoals een vervallen fort, het Nederlandse ziekenhuis en een enorme stenen duiventil die in vroeger dagen voor postduiven werd gebruikt. Daarnaast zien we een gigantische baobab die in de 17e eeuw door Arabische zeelui vanuit Afrika mee is genomen. Via een holte onderin kan je de boom in lopen. Je staat dan in een ruimte die zo groot is als de gemiddelde lift, alleen veel hoger. De growing stone is een heilige steen (geen koraal) die verondersteld wordt te groeien en dan terecht heilig zou zijn. Te dicht bij de steen gaan we niet, want dan moeten van de steen de schoenen uit. Los van alle geplande attracties genieten we van het landschap met mooie uitzichten over zee en een vegetatie van af en toe bos, veel Palmyra palm en stukjes lage begroeiing. Ondanks de droogte zien we leuke plantjes, ontelbaar veel rusteloze vlindertjes en leuke vogels. De terugtocht met de boot is niet geschikt voor mensen met een zwak gestel. De zee is behoorlijk ruig en het kleine schip schudt en bonkt en slingert alle kanten op.
Voor nu ga ik stoppen. Morgen gaan we naar Anuradhapura, opnieuw een lange rit nu terug vanuit het noorden. Omdat hier het internet goed werkt, ga ik proberen van hieraf deze eerste brief te versturen. In de volgende brief dan meer over de oude koningssteden.