Bulgarije 2017 > rondzendbrieven > brief 3: van Veliko Tarnovo naar Sofia
Derde rondzendbrief Bulgarije 2017

Derde rondzendbrief Bulgarije 2017

[Verzonden op 9-6-2017 vanuit Sofia]

Veliko Tarnovo

De tweede rondzendbrief is allang de deur uit en ik heb nog geen letter geschreven voor deze rondzendbrief. Ik loop alweer flink achter, maar ergens gebeurt er iets raars met de tijd op deze reis. Het lijkt alsof er uren verdwijnen en de dagen vliegen om. De vorige brief ben ik gestopt in Veliko Tarnovo waar we voor drie nachten blijven.
Veliko Tarnovo is opnieuw een stad die rijk aan historie is. Nadat begin 11e eeuw de Byzantijnen de Bulgaarse staat hadden ingelijfd, bleef het land zo’n 170 jaar onder Byzantijns gezag. Doordat de Byzantijnen hoge belastingen oplegden en de Bulgaarse priesters vervingen, ontstond een revolutionaire beweging geleid door Petur en Ivan Asen. Na een korte strijd ontstond in 1185 het Tweede Bulgaarse Rijk en Ivan Asen werd tot tsaar gekroond. Veliko Tarnovo werd de trotse hoofdstad van het nieuwe rijk en zou dat blijven tot de Ottomanen in 1393 langskwamen. De stad is gebouwd op en rondom drie heuvels en geen een straat loopt recht of een beetje schuin, alle straten lopen steil omhoog (of omlaag).

Op de Tsarevets heuvel is, strategisch op de onbereikbare punt gelegen, een groot fort met alles wat daarbij hoort en daar gaan we de eerste dag op bezoek. Er is relatief veel bewaard gebleven en sommige delen zijn op een goede manier gerestaureerd. Er loopt een enorme muur rondom het fort en nog enkele torens in de muur zijn te bewonderen. Het voormalige koninklijk paleis bestaat nog uit wat stukjes muur. De kerk is herbouwd en door een moderne geest van binnen beschilderd met wat donkere en macabere portretten. Dat de Asen-tak van aanpakken wist waar het verraders en ander tuig betrof, zien we ook. Vanaf de executieplaats, een hoge, uitstekende rots, werden vermeende schurken vanaf 70 m hoogte de rots afgeduwd de rivier in. Als je over de rand kijkt, lijkt het ons dat een aantal ergens halverwege de helling met wat gebroken botten moeten zijn blijven steken, want loodrecht is de wand niet.

Nikopolis ad Istrum

In de buurt van Veliko Tarnovo ligt Nikopolis ad Istrum, een oud-Romeinse en vroeg-Byzantijnse stad, gesticht door keizer Marcus Ulpius Traianus in de 1e eeuw n.C. De stad floreerde in de 2e en 3e eeuw en groeide uit tot een groot centrum. De stad was opgebouwd rond een groot plein in het centrum met loodrecht op elkaar staande straten. De straten waren geplaveid met enorme stenen en daaronder liepen grote rioleringskanalen. Het water werd via drie aquaducten aangevoerd. De stad werd pas ommuurd, nadat die door vijandige buren was aangevallen. Op het grote plein stond een marmeren beeld van Traianus op zijn paard en diverse beelden van andere keizers en hoogwaardigheidsbekleders. Er waren niet alleen verwarmde baden, maar uit inscripties blijkt dat er ook een soort verwarmd winkelcentrum was, wat we tegenwoordig een shopping mall zouden noemen. In 447 is de stad door de legers van Atilla de Hun verwoest. Begin 6e eeuw is de stad herbouwd als een vroeg-Byzantijns fort dat maar een kwart van de grootte van de oorspronkelijke stad had en eind 6e eeuw weer verwoest werd.
Het is een prachtige opgraving. Er is maar een klein deel opgegraven en alles ligt er ongeveer zoals het gevonden is, zonder dat er veel ‘hersteld’ of nagebouwd is. De stukken pilaar liggen geordend bij elkaar, maar zijn niet met modern knip- en plakwerk weer tot complete pilaar of gebouw gemaakt. Onder een afdakje zijn de inscripties die onder de beelden stonden te lezen. Meer dan de voetstukken zijn van de beelden niet bewaard gebleven. De beheerder van het complex, zelf archeoloog en duidelijk kenner van de plek, is een praatgrage man die tot drie keer toe het verhaal van Nikopolis vertelt. Naar vragen luistert hij niet zo erg. Als Vladimir een vraag stelt, weet hij al snel weer terug te keren naar zijn eigen verhaal. Het complex is echt indrukwekkend en we begrijpen niet waarom dit complex niet op de UNESCO lijst staat.

Preobrazhenski klooster

Vanaf Nikopolis gaan we naar het Preobrazhenski klooster. Het klooster ligt hoog op de westflank van de Yantra rivier met een spectaculair uitzicht over de vallei en onder een ontoegankelijke en steile rotswand. In de vallei cirkelen zwarte ooievaars rond die ergens op de rotsen nestelen. Je moet weten waar het klooster is, want het zit verstopt achter twee blauwe deuren met een verschoten Bulgaars naambordje. Het kerkje van het klooster is van buiten prachtig beschilderd met engelen die aan een het rad van fortuin draaien, terwijl duivels onderaan bezig zijn om de afvalligen in de bek van een monster te duwen. Uit de bek van het monster steekt een lange rok met twee voetjes, de rest van de zondaar is al door de grote bek opgeslorpt. Ook van binnen is het kerkje mooi beschilderd. Daarvoor waren twee schilders nodig, wan de eerste bleek in 1834 in het verzet tegen de Ottomanen te zitten en is daarom geëxecuteerd. De rest van de gebouwen zijn ernstig in verval. In 1990 zijn twee enorme rotsen op het complex gevallen en daar konden de gebouwen niet echt tegen.

Arbanasi

Arbanasi in de buurt van Veliko Tarnovo, is beroemd om zijn architectuur. Tijdens de 18e eeuw woonden er veel rijke handelaren die een soort burchthuizen bouwden met een grote binnenplaats. Wij bezoeken het Konstantsliev huis dat heel erg ruim is en mooie kamers heeft met houten of gestucte plafonds en ook weer veel houtsnijwerk. De toiletten boven zijn simpel en bestonden uit een gat boven het erf waardoor alles op de grond viel. Dankbare varkens consumeerden alles dat naar beneden kwam. De kerk vinden we dankzij een groep toeristen. We hebben geen plattegrond van de stad, er staan geen richtingsbordjes in de plaats en we weten alleen dat de kerk ten zuidwesten van het huis ligt. We lopen op goed geluk richting zuidwesten, totdat we een grote groep toeristen aan zien komen. Wij lopen ze tegemoet en ze blijken uit een houten poort in een muur te komen. En inderdaad daarachter ligt de kerk die je vanaf straat niet kan zien. Zo zie je maar, ook grote groepen toeristen hebben hun nut. Het kerkje is eigenlijk al dicht, maar we mogen toch nog naar binnen. En dat is maar goed ook, want ook dit kerkje dat van buiten niet bijzonder oogt, is van binnen helemaal beschilderd en werkelijk een parel.

Verdere omgeving van Veliko Tarnovo

De Emen-kloof ligt niet ver van Veliko Tarnovo en ook daar gaan we heen. Bij de kloof is een grot en voor we de kloof ingaan, klimmen we de grot in. Al gauw stuiten we in de grot op een leeg, betonnen gebouw met graffiti, dat in de rots gebouwd is. Het lijkt niet helemaal af. We lopen verder in de stikdonkere grot en komen dan bij een enorme hoge liftschaft. De bodem is een beetje modderig en glibberig. Iets verderop stuiten we op twee grote kolonies vleermuizen die we zien dankzij Vladimirs flashlight, maar die we maar snel weer met rust laten om ze niet te verstoren. Al met al voelt de grot bepaald unheimisch. De grot loopt drie km door, zo ver gaan wij lang niet. Het Bulgaarse leger gebruikte de grot om wapens via de lift naar een geheime opslagplaats boven de grot te vervoeren. Na het grotbezoek voelt het buiten nog frisser en groener dan normaal. De Emen-kloof zelf is adembenemend mooi. Na een klein stukje wandelen, klimmen we omhoog en dan lopen we over een mooi pad op ongeveer 50 m boven de rivier. Helaas is zo’n pad uitermate ongeschikt voor Rik met zijn hoogtevrees, dus die blijft bovenaan op een veilig plekje achter om bloemetjes en leuke insecten te fotograferen en ik ga met Vladimir de kloof in.

We bezoeken in de buurt van Veliko Tarnovo ook het Dryanovo klooster en de Bacho Kiro grot. De laatste dagen zijn we daar niet meer alleen. Overal zijn busladingen vol met schoolkinderen. Ze zijn niet op schoolreisje zoals wij denken, want de scholen eindigen doorgaans op de feestdag voor het cyrillisch alfabet. In de schoolvakanties kunnen kinderen hier culturele uitstapjes maken (door de ouders betaald) en we zijn er getuige van dat ze dat in groten getale doen.

Na twee volle dagen verlaten we Veliko Tarnovo, maar voor ik verder ga nog een dingetje over de kamer daar. Ik heb al geschreven over de merkwaardige badkamers met de douche die alles onder spat, maar in dit hotel hebben we nog een handicap extra. De deksel van de wc-bril weigert rechtop te blijven staan en valt steeds tegen je rug aan wat erg hinderlijk is. Gelukkig vinden we snel een oplossing. De riem die om de rugzakhoes gaat bij de vliegreis, blijkt ook uitermate geschikt om de deksel tot de orde te roepen. We hebben dus drie dagen een wc-deksel met vrolijke blauwe paarse band.

Tryavna en Etara

Onderweg naar Kazanlak is onze eerste bestemming voor vandaag Tryavna. Tryavna ligt aan de noordkant van het centrale Balkangebergte. Het is beroemd vanwege zijn ambachtelijke vakmanschap en de architectuur van de huizen. De stad dateert uit de 15e eeuw en omdat goede landbouwgrond schaars was, bekwaamde de bevolking zich in zaken als houtsnijwerk, goudsmederij, het schilderen van iconen en het vervaardigen van textiel en tapijten. Aangezien ze daar erg goed in waren, floreerde de stad en kende in de 19e eeuw veel rijke kooplui die mooie huizen lieten bouwen. De huizen die van onder meestal van steen zijn met daarboven gestucte muren worden gestut door stevige houten balken en hebben daken die belegd zijn met leisteen. Oorspronkelijk was beneden in de huizen de werkplaats, terwijl op de bovenetage, vaak met erkers met ramen verdeeld in kleine ruiten, het woongedeelte was.
Een van de mooiste huizen is het Daskalov huis, gebouwd in 1804 voor de rijke rozenolie en zijde handelaar Hristo Daskalov. Toen het huis klaar was, gaf hij een groot diner voor zijn vrienden en iedereen was lovend over het huis, alleen Hristo zelf was tot verbazing van zijn vrienden erg stil. Hij had de weelderige huizen in de rest van Europa gezien en vond zijn huis, uitsluitend versierd met houtsnijwerk, te simpel. De meester-houtbewerker die het huis gemaakt had, Dimitur Oshanetsa, was daar woedend over en beloofde de plafonds zo te versieren dat alle Europese bezoekers versteld zouden staan. Zijn leerling, Ivan Bochukovetsa, vond op zijn beurt, dat hij dat ook wel kon. Uiteindelijk leidde dat tot een weddenschap. Meester en leerling zouden beiden één plafond voorzien van een prachtige zon. Een half jaar lang waren ze onafgebroken aan het werk, zonder dat ze elkaars werk mochten zien. Bij de heropening waren weer al Hristo’s vrienden te gast. Eerst ging de deur van Ivans kamer open. Hij had een schitterende julizon met stralen die kronkelden van de hitte gemaakt. Iedereen stond met open mond te kijken. Toen ging de deur van de kamer van de meester open. Hij had een prachtige, vriendelijke lentezon gemaakt en 88 bloemen die door de voorjaarszon verwarmd werden Weer stond iedereen met open mond te kijken. Uiteindelijk werd Dimitur tot winnaar uitgeroepen, maar Ivan kreeg de titel ‘meester’ en zo was iedereen, inclusief Hristo helemaal tevreden.

In een gebouw dat vroeger een school was, is nog een lokaal als klas ingericht en daar zien we hoe kinderen leerden schrijven. Ze leerden het per rij. Op de eerste rij moesten ze met hun vingers letters in een zandbak schrijven. Beheersten ze dat, schoven ze een rij naar achteren om met een leitje en een griffel te leren schrijven. Waren ze daarin bekwaam genoeg, mochten ze naar de laatste bank waar ze met een ganzenveer op papier mochten schrijven. Om leerlingen te stimuleren zich goed te gedragen, kregen ze bordjes omgehangen met hun gedrag erop en dat kon variëren van ‘erg lui’ via ‘onoplettend’ tot ‘ijverig’. Het informatiebord laat onvermeld of zulke bordjes hielpen.

Tweede stop is het Etara Architectuur en Etnografisch Complex, een openluchtmuseum met – net als in Arnhem – herbouwde oude huizen en veel oude ambachten. We zien een simpele kaasmakerij die herders gebruikten tijdens het weiden van hun schapen, apparaten om pruimen te drogen en verschillende soorten prachtige houtbewerking. Er is een straatje met winkeltjes waar oude ambachten gedemonstreerd worden en waar je verschillende dingen – ook echt mooie - kan kopen.

Rozenfestival

We rijden verder richting Shipka pas en onderweg wordt het steeds donkerder. Bovenop de Shipka pas is een lange trap naar een monument. Tijdens de Russisch-Turkse Oorlog van 1877 en 1878 is op de Shipka pas stevig gevochten tussen de Bulgaren geholpen door Russische vrijwilligers en de Ottomanen. Daarom is bovenop de pas een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Het monument staat aan het einde van een lange trap boven op de Stoletov Top. Vanaf die top heb je een prachtig uitzicht over de omgeving. Ons levert de pas en het monument niet het beloofde uitzicht op. De top is zwaar in de wolken gehuld, zodat we onderaan de trap het monument niet kunnen zien. Omdat we om ons heen het onweer horen, vinden we het ook geen geslaagd idee om naar boven te gaan en op het allerhoogste punt in de omgeving te gaan staan. De Shipka pas levert ons wel een nieuwe gele orchidee op.

Naar Kazanlak gaan we voor het rozenfestival. In de vallei rondom Kazanlak is het klimaat en de bodem uitstekend geschikt voor het kweken van rozen en die groeien er dan ook met velden vol. Van de rozen wordt rozenwater, rozenlikeur en als belangrijkste artikel, rozenolie gemaakt. Bij al die rozen hoort een rozenfestival met een rozenkoningin en wij hebben de reis zo gepland dat we het rozenfestival mee kunnen maken. Het rozenfestival wordt druk bezocht – onder meer door busladingen Japanners – en het is moeilijk om accommodatie te vinden. We logeren niet in Kazanlak zelf, maar in Shipka, zo’n 20 km verderop en voor het eerst slaapt Vladimir op een andere plek. Bij aankomst in Shipka regent het zo hard dat we in de auto wachten tot het droger wordt voordat we de bagage uit kunnen laden. Als we later naar Kazanlak rijden is het gelukkig weer droog.
Op vrijdagavond zijn we getuige van de opening van het rozenfestival. Na wat zang en dans over moeder aarde, de zon en zo meer, is het tijd om de rozenkoningin te presenteren. Die schrijdt geflankeerd door twee assistenten – laten we het rozenprinsessen noemen – naar het podium en wordt met luid applaus ontvangen. De functie-eisen voor rozenkoningin zijn te overzien, maar lang niet voor iedereen haalbaar. Uiteraard moet je vrouw zijn en daarnaast jong, slank, lang met liefst lang haar. Goed en langdurig kunnen glimlachen en bevallig wuiven strekken tot aanbeveling. Van de burgemeester krijgt de koningin de sleutel van de stad overhandigd en daarna komen veel officiële personen aan het woord van wie we veronderstellen dat ze vooral elkaar bedanken voor al het moois dat er weer geregeld is dit jaar.

Rozenfestival in Kanchevo

Rozenfestival in Kanchevo

De volgende dag gaan we naar een rozenpluk ceremonie in Kanchevo. We zijn er een uur van tevoren en dat maakt het erg leuk omdat we dan de voorbereidingen kunnen zien en foto’s kunnen maken zonder dat er tegelijk Japanners innig gearmd met de rozenplukkers op staan. Je ziet dan ook dat de mensen zelf plezier beleven aan het feest en elkaar in hun mooie klederdracht fotograferen. Waarschijnlijk hebben ze die mooie kleren ook niet zo vaak aan. Er wordt echt werk van het geheel gemaakt. Je mag rozensnoepjes en kleine glaasje rozenlikeur – allebei mierzoet – proeven en er is rozenwater, rozenlikeur en wat handwerk te koop. De dames die te oud zijn om te plukken, zitten in een groepje te breien, te weven en met naald en draad rozenslingers van echte rozen te maken. Een paar mannen zijn bezig met het opstellen van een ketel waarin rozenblaadjes boven een houtvuur gekookt worden. De ketel wordt gesloten en is via een pijp verbonden met een groot houten vat met water. De damp uit de ketel met rozenblaadjes condenseert in de pijp die door het vat met water loopt en dat vocht wordt opgevangen om er na een aantal opeenvolgende stappen rozenolie van te maken. In het rozenmuseum dat we later op de dag bezoeken leren we dat voor 1 kg rozenolie, afhankelijk van het soort roos dat je gebruikt, 3500 – 5000 rozenblaadjes nodig zijn. Zuivere rozenolie is dan ook erg duur.
De rozenpluk ceremonie begint met zang van de plukkers. Vervolgens gaan de traditioneel geklede plukkers het veld in om de rozen te plukken. De opbrengst gaat in een mandje of in het schort van de meisjes en ook tijdens de pluk wordt er gezongen. Als de pluk zogenaamd gereed is, wordt de opbrengst gewogen en wordt er een winnaar aangewezen. Natuurlijk is dat al van tevoren geregeld en staat een van de meisjes met zo’n grote mand dat een sterke man moet helpen dragen. Zij wordt uitverkoren tot winnaar, krijgt een medaille en wordt door de mannen hoog in de lucht getild en rondgedragen. Toeristen mogen ook plukken. Er staan kartonnen mandjes en die mag je vol plukken. Een toerist met twee mandjes is zo inhalig dat als ze een nieuwe roos plukt er drie uit haar al volle mandjes vallen, maar ze is veel te druk met plukken om te merken dat haar mandjes op natuurlijke wijze de hoeveelheid reguleren.

Kazanlak en de Thracische Vallei

Rondom Kazanlak zijn niet alleen veel rozen, maar ook onnoemlijk veel Thracische tombes. Geschat wordt dat er zo’n 1000 – 1500 tombes in de regio te vinden zijn, waarvan er nu zo’n 100 onderzocht zijn. Een aantal ervan is te bezichtigen en daar doen wij er een paar van. De tombes die uit de 5e of 4e eeuw v.C. stammen zijn allemaal bedekt door een grafheuvel en daardoor nog goed geconserveerd. Wel zijn de meeste al in de oudheid door grafrovers geplunderd zodat de meeste tombes nu leeg zijn. De meeste tombes bestaan uit een gang, een of twee kamers en dan de echte grafkamer die meestal rond is. De gangen zijn doorgaans opgebouwd uit rivierstenen, terwijl de kamers bestaan uit rechthoekige granietblokken die met een soort nagels aan elkaar bevestigd zijn. De Thraciërs geloofden in een leven na de dood en daarom kregen de doden drinkbekers, helmen en sieraden mee. Meestal kreeg de dode ook een of meer (gedode) paarden mee voor het transport en soms ook honden. De tombes zijn bepaald indrukwekkend om te zien, zeker als je bedenkt hoe oud deze vondsten zijn en hoe mooi en met zorg ze destijds gemaakt zijn.

Dankzij een lunch waar we uren op moeten wachten, gaan we pas heel laat naar het rozenmuseum. Dat is maar goed ook, want onderweg naar de auto stuiten we dankzij de late lunch op een optocht van majorettekorpsen die klaarstaat om naar het grote plein te vertrekken. De leeftijd binnen de majorettekorpsen varieert tussen de 6 en begin 70. De jeugdige generatie, gekleed in vrolijke pakjes met korte rokjes, zwaait met hun stokken met kleurige, lange slierten terwijl ze ondertussen een radslag doen. De meisjes rondom 16 jaar doen met hun majorettestokken ingewikkelde kunstjes die af en toe mislukken. De oudste generatie heeft in wit papier gewikkelde, met bloemen versierde hoepels. We hebben niet kunnen zien dat ze daar nog kunstjes mee doen. Aan het eind van de dag zijn we nog getuige van de folkloristische dansvoorstelling waarbij niet alleen Bulgaarse groepen optreden, maar ook internationale groepen uit Macedonië, Servië, Griekenland en zelfs Korea.

Van te voren hadden we eigenlijk geen idee wat we van het rozenfestival en de dag Kazanlak moesten verwachten, maar met alle verschillende dingen is het een ontzettend geslaagde en verrassende dag geworden. Ook het eind van de dag is verrassend. In het hotel zit nog een Amerikaanse groep te dineren als wij thuiskomen. Het hotel wordt gerund door een wat sullige man en zijn bedrijvige vrouw. Op zeker moment komt de sullige baas de eetzaal in en zegt: ‘Ik moet nu wat voor jullie zingen, anders krijgt ik mot met mijn vrouw, maar als jullie niet applaudisseren, kan ik weer snel weg en ben ik nog op tijd voor het voetbal’. Vervolgens sluit hij zijn elektrische gitaar aan en zingt hij niet onverdienstelijk wat populaire nummers uit de 60-er jaren. Het voetbal zal hij niet gehaald hebben, want als wij al hoog en breed op de kamer zijn, klinkt van beneden nog de muziek.
Vanuit Kazanlak gaan we eerst nog een extra uitstapje maken. Vlakbij ligt bovenop een berg de ‘citadel’. De citadel op de berg Buzludzha is in de communistische tijd gebouwd als visitekaartje van de regering voor belangrijke bijeenkomsten en de ontvangst van hoge gasten. Het is opnieuw bewolkt en hoe hoger we de berg oprijden, hoe mistiger het wordt, maar dat past uitstekend bij het gebouw. In de vlagerige mist zien we nu en dan flarden van een gigantische ruimteschip, een soort UFO met grote gaten die op ramen lijken bovenin. Naast de UFO staat een toren die zo hoog is, dat we maar af en toe de bovenkant kunnen zien. Om het gebouw neer te kunnen zetten is met dynamiet de berg vlak gemaakt, zodat hij nu iets lager is dan hij van nature was. Het gebouw is in 1989 verlaten en sindsdien heeft niemand er meer naar omgekeken. Het is nu stevig afgesloten en wordt bewaakt door een bewaker die afwezig is als wij er zijn.

Naar Plovdiv

Via het Bachkovo klooster en het Asen-fort (van de Asens van het Tweede Bulgaarse Rijk), rijden we naar Plovdiv. Plovdiv is de tweede stad van Bulgarije en heeft een lange en rijke geschiedenis waar nog veel van te zien is. De stad is lang bekend geweest onder de naam Philippopolis, een naam die de stad kreeg toen de kennelijk zeer bescheiden Philip II uit Macedonië de stad in de 4e eeuw v.C. veroverde en de stad naar zichzelf vernoemde. Oorspronkelijk Thracisch, heeft de stad een grote diversiteit aan inwoners gehad: Perzen, Grieken, Romeinen, Goten, Hunnen, Bulgaren, Slaven, de kruisvaarders en uiteindelijk de Turken. In januari 1878 werd Plovdiv door de Russen bevrijd van de Ottomanen en maakte het deel uit van Bulgarije totdat het in juli van dezelfde jaar de hoofdstad werd van de autonome Ottomaanse regio Oost-Rumelia. In 1885 werden Oost Rumelia en Plovdiv weer verenigd met Bulgarije. De stad ligt op de oevers van de Maritsa rivier, oorspronkelijk op zeven heuvels, maar een van de heuvels is vernield en nu zijn er nog zes over.

Als we om zes uur in de stad aankomen, lopen we nog een rondje en zien dan veel Romeinse resten zoals het forum, het grote amfitheater waar nog aardig wat pilaren overeind staan en de arena. De volgende dag nemen we tijd om meer in de stad te bekijken. Ook hier zijn weer prachtige huizen te bewonderen en in de Bogoroditsa kerk zien we in de hal dat ook de kerk zich met de politiek inliet. Naast de Bulgaarse orthodoxe heiligen staan de leiders van de revolutie. Op een andere muurschildering zien we priesters, geleerden en burgers geketend voor een Turk met een groot mes staan en op de derde schildering geeft een Bulgaarse leraar een klas kinderen les. Op de Nebet Tepe heuvel, het hoogste punt van de stad, heb je niet alleen een prachtig uitzicht, maar zie je ook nog restanten van een Romeins fort. Het is opmerkelijk hoeveel restanten er hier nog te vinden zijn en hoe toegankelijk die zijn. We lopen tussen prachtig bewerkte kapitelen van pilaren door, die gewoon ergens bij een opgraving los in de stad liggen. Er zijn zoveel vindplaatsen en zoveel vondsten dat het onbegonnen werk is om alles in een museum op te slaan.

Via Karlovo naar Koprivshtitsa

Vanaf Plovdiv zijn we na een uurtje rijden in Karlovo voor een bezoek aan het Vasil Levski nationaal museum. Vasil Levski, in1937 geboren in Karlovo als Vasil Ivanov Kunchev, is een nationale held in Bulgarije. De bijnaam ‘Levski’ (als een leeuw) kreeg hij door zijn heldhaftige daden. Hij stichtte de Internationale Revolutionaire Organisatie en was de geestelijk vader van het landelijk verzet tegen de Ottomanen. Levski begon als orthodox priester, maar sloot zich al snel aan bij revolutionaire bewegingen. Als leraar droeg hij zijn revolutionaire ideeën uit en ontwikkelde hij zijn inzichten over het verzet tegen de onderdrukkende Ottomanen en zijn vrijheidsidealen voor de Bulgaren. Hij trad uit als priester, knipte zijn haar af en gaf dat aan zijn moeder. Hij achtte de kans groot dat hij zijn strijd met de dood zou moeten bekopen. Mocht hij nooit meer terugkeren en zou er niets meer van hem vernomen worden, dan kon zijn moeder altijd nog zijn haar begraven. Hij is erin geslaagd om een grote verzetsbeweging op te zetten met een uitgebreid ondergronds netwerk. Uiteindelijk is het inderdaad niet goed met hem afgelopen. In 1872 is hij gearresteerd door de Ottomanen en later in 1873 opgehangen. Nog steeds wordt de ‘apostel van de Vrijheid‘ hogelijk vereerd. In 2007 is hij uitgeroepen tot de grootste held van Bulgarije ooit.
Het museum bevat het geboortehuis van Vasil Levski, een tentoonstelling en de herdenkingskapel met als relikwie een plukje haar. De dame die ons de kaartjes verkoopt, spreekt geen woord Engels, maar wijst ons de route aan over het terrein. Met haar vinger de pijltjes op het kaartje volgend legt ze ons uit hoe we moeten lopen. De uitleg is simpel: starten bij het eerte pijltje en dan ‘toek-toek-toek-toek’ tot aan het laatste pijltje. Met het papier in de hand vinden we zo al toektoekend alle onderdelen van het museum.

Mini schildpad

Mini schildpad

We vervolgen onze weg richting Starosel en onderweg stopt Vladimir omdat hij iets op de weg heeft gezien. Het is een dotje van een schildpadje, niet groter dan 3,5 cm in doorsnee en hij lijkt net uit het ei gekropen. Hij heeft nog geen idee van de grote boze buitenwereld, is ongelofelijk nieuwsgierig en loopt op je hand rond met uitgestoken koppie en kleine schildpadvoetjes. We helpen hem veilig naar de overkant waar hij moeite heeft om met zijn kleine voetjes over de grote, droge grassprieten te klimmen. Ik heb hem uitgelegd dat hij niet meer alleen de drukke weg over mag steken. Ik hoop maar dat het helpt.
Starosel is bekend vanwege zijn overvloed aan Neolithische en Thracische vondsten, waarvan sommige nog dateren uit de 6e of 5e eeuw v.C. We bekijken er een aantal en de meest indrukwekkende is die van de Chetinyova Mogila heuvel. De graftombe bestaat uit een gang gevolgd door twee kamers en een grote ronde grafkamer, de grootste die tot nu toe gevonden is, met een diameter van 5 m. Veel van het monument is nog intact en we zien de bewerkte muren van de grafkamer, nog resten van de versierde daklijsten en grote delen van gangmuren. Bij Strelcha slaan we af voor nog een tombe. We moeten daarvoor een stuk lopen en komen langs een rozenveld waar een rozen plukkend echtpaar bezig is. Vladimir maakt een praatje met ze en ik krijg van de man een heerlijk geurende roos. Op de kamer mag de roos in de tandenborstelbeker en de volgende dag mag hij mee in een kartonnen koffiebekertje.

Vanuit Starosel rijden we door naar Koprivshtitsa waar we overnachten. We komen er laat aan, dus het bekijken van het stadje stellen we uit tot de volgende ochtend. Koprivshtitsa is een historisch stadje langs de Topolnitsa Rivier in het Sredna Gora gebergte. In de 14e eeuw was het een rijke stad van veehouders. Onder de Ottomanen verwierf de stad autonomie in ruil voor het innen van belastingen voor de Ottomanen. Begin 19e eeuw trok de welvarende stad bandieten aan die de stad diverse malen plunderden. De stad herstelde daar redelijk snel van en uit die tijd – de tijd van de Nationale Bewustwording – stammen de meeste huizen. Koprivshtitsa was ook het centrum van Bulgaarse revolutionairen en het was hier dat in 1876 de Bulgaarse april opstand begon. De kerkklok is beroemd omdat die het startsein voor de revolutie gaf en de brug is beroemd omdat daar het eerste schot werd gelost, waarmee een Turkse soldaat werd gedood.

Naast de beroemde brug en klokkentoren heeft de stad een overvloed aan prachtige huizen, waarvan veel als museum ingericht zijn. Wij bezoeken er twee. De meeste huizen hier zijn symmetrisch gebouwd met een grote salon in het midden waar aan weerskanten kamers op uitkomen. De salon, maar ook de kamer zijn doorgaans rijk gedecoreerd en vrijwel elke kamer heeft een fraai houten plafond met in elke kamer een eigen mozaïek. Sommige kamers hebben een gestuct en bewerkt plafond dat past bij de kleurstelling van de kamer. Het Lyutov huis behoorde toe aan de rijke koopman Petko Lyutov, die het huis inrichtte met Weense meubelen die er nu nog te zien zijn. Het meest indrukwekkend in het huis is het plafond in de centrale salon. In het plafond is een verdiept groot ovaal en de rand daarvan is beschilderd met tekeningen uit de plaatsen waar de koopman op zijn reizen is geweest. Het Oslekov huis is ongeveer het beroemdste huis van de stad en eveneens prachtig. De beheerder die ons de kaartjes verkoopt, leidt ons zelf rond en laat zien dat het huis zijn eigen waterput had, wat voor die tijd ongebruikelijk was. Verder laat hij voelen dat de deuren van buiten van hardhout en aan de binnenkant van zachter hout zijn. We mogen achter het koord in een van de kamers langs om naar de Turkse klok te kijken, waarop heel andere uren staan dan op gewone klokken.
Een huis dat we niet bezoeken, maar dat ook vermelding verdient, is het huis van Todor Kableshkov, de leider van de April Opstand. Hij riep op 20 april 1876 de opstand uit met zijn beruchte ‘bloedbrief’, geschreven met het bloed van het eerste Turkse slachtoffer, wat van weinig fijngevoeligheid getuigt. Hij werd gevangen genomen en schoot zichzelf in de gevangenis dood. Hij ligt nu begraven in Koprivshtitsa.

Centrale Balkan gebergte

Vanaf Korprivshtitsa gaan we de bergen in voor een laatste overnachting in het Centrale Balkan gebergte voor we terugkeren naar Sofia. Onderweg stoppen we om te kijken bij opstijgende paragliders. Vanaf een hoge helling moeten ze naar beneden hollen en dan de wind onder hun scherm vangen en de berg afglijden. Het valt niet mee om dat te doen. De eerste paraglider krijgt veel aanwijzingen van de instructeur, maar desondanks valt hij na een paar stappen, onderuit getrokken door een dubbelklappend scherm dat veel sterker is, om. De Britse instructeur is erg geduldig, legt veel uit en doet voor wat de man wel en niet moet doen. Als ik al zoveel uitleg nodig had, voordat ik opgestegen was, zou ik het niet in mijn hoofd halen om zonder instructeur in mijn eentje te gaan vliegen. Tijdens het vliegen wordt de man stap voor stap begeleid door iemand die beneden in het dal staat. Het ziet er heerlijk uit om te doen, zo mooi rustig zwevend over het dal. Maar ik zou toch wel iemand bij me willen hebben die voor mij aan de touwtjes trok. Vladimir wil ook ooit gaan paragliden. Ik heb hem voorgesteld dat hij voor mij dan een extra stoeltje installeert.

Het is heerlijk om weer in de bergen met het mooie bos en de frisse berglucht te zijn. We logeren in een hotel dicht bij de Troyan pas en dichtbij het Centrale Balkan Nationale Park. In het hotel zit een groep van 30 kinderen die daar op vakantiekamp is. Het zijn ontzettend brave kinderen, al horen we ze wel om twee uur ‘s nachts door de gang rennen. Ook niet zo gek, want kinderen moeten hier tot zo’n jaar of 7, 8 tussen de middag twee uur slapen. Dat schijnt in Bulgarije heel gebruikelijk te zijn voor kinderen van die leeftijd. Wij zien er een paar stiekem op het balkon terwijl ze geacht worden netjes in bed te liggen.
In de buurt van de Troyan pas is een monument ter nagedachtenis aan de strijders voor de vrijheid van Bulgarije. Ook hier is tijdens de Russisch-Turkse oorlog zwaar gevochten en nu staat er op de 1630 m hoge pas een 34 m hoog monument. Het is een schoolvoorbeeld van een monument uit de communistische tijd: een groot en grof beeld van beton waarop heldhaftige mannen in krijgslustige houdingen vaderlandsliefde uit moeten stralen. Vanaf het monument maken we een heerlijke wandeling. We beginnen vroeg met heerlijk weer en een stevige klim. We zitten boven de boomgrens en lopen door een begroeiing van lage struikjes die op jeneverbessen lijken en bij aanraking wolken stuifmeel verspreiden en groene weitjes die wemelen van allerhande leuke bloemetjes. Af en toe passeren we weitjes die helemaal vol orchideeën staan. Zo nu en dan komen we een kudde koeien met kalfjes of een kudde paarden tegen. De paarden blijven de hele zomer in de bergen grazen en worden tegen de winter pas weer teruggehaald. We zien dankzij Vladimir ook rotspatrijzen die erge haast hebben om weg te vliegen en niet geneigd zijn om ons even de tijd te geven om van ze te genieten.

In het Centrale Balkan gebergte

In het Centrale Balkan gebergte

We vertrekken met heerlijk weer, maar na drie uur begint het een beetje te betrekken, dus besluiten we terug te gaan, want in de bergen is het weer verraderlijk. Dat is maar goed ook, want het wordt steeds dreigender. Even moeten we de regencapes aan, maar die kunnen al vlug weer uit. Als we al een aardig eind op de terugweg zijn, moeten we langs een kudde koeien met kalfjes die bewaakt wordt door drie honden. We krijgen daar de schrik van ons leven. De honden komen blaffend en grommend op ons af stormen en vooral de grootste maakt met blikkerende tanden in een wijd opengesperde bek heel duidelijk dat hij geen goede plannen heeft. Ook de tweede iets kleinere is niet minder dreigend; de derde blijft achter bij de kudde. Vladimir, die al eerder verteld heeft dat hij goed met honden overweg kan en al veel probleemhonden op het rechte spoor heeft gebracht, schreeuwt tegen de honden en slaat met zijn stok – die onmiddellijk doorbreekt – naar de honden. Ook wij maken drukke gebaren en schreeuwen naar de honden. Ik pak een steen, maar durf die niet te gooien. Niet omdat ik dan de hond zou verwonden – de kans dat ik raak gooi met iets is verwaarloosbaar – maar omdat ze dan misschien alleen maar nog kwader worden. Uiteindelijk houdt Vladimir met de stok de honden op afstand en lopen wij langzaam verder. Vladimir volgt ons op afstand en houdt steeds de honden weg. Als ook hij de kudde gepasseerd is, lijken ze op te geven en gaan ze in het gras liggen en lijkt de rust teruggekeerd, maar dat is schijn. Even later zetten ze opnieuw de aanval in en begint het circus opnieuw. Gelukkig geven ze ook nu na wat misbaar en geschreeuw van Vladimir op en kunnen we zonder kleerscheuren onze weg vervolgen.
De schrik zit er goed in en we zijn echt blij dat we ze voorbij zijn. Vooraf had iemand Vladimir al gewaarschuwd dat er ‘vervelende’ honden waren. Uiteindelijk kan je de honden natuurlijk niet kwalijk nemen dat ze doen waarvoor ze betaald worden: de kudde bewaken. De honden zijn echt dapper en vallen niet alleen naar ons uit, ze jagen ook beren en wolven bij de kuddes weg. Volgens Vladimir bijten ze zelden en dreigen ze vooral, maar eerlijk gezegd heb je weinig zin om dat uit te proberen als ze zo agressief op je af stormen. We zijn ook echt blij dat we zulke honden niet tegenkomen als we alleen zijn. Bijna terug bij de auto zien we om ons heen in de bergen het onweer. Ook onderweg naar Sofia hebben we onweer en vreselijk harde regen afgewisseld met korte droge periodes met zon. Als we om zes uur in Sofia aankomen regent het daar eveneens en is het zwaar bewolkt.

Sofia en Vitosha

We hebben nog twee volle dagen in Sofia. Een dag om nog naar vogelgebieden te gaan en een dag om de stad te verkennen. Heel de nacht heeft het geregend en geonweerd en daarom maken we van de eerste dag een dagje stad. Na de Boyana kerk met nog heel oude fresco’s uit de 10e en 11e eeuw, gaan we naar het historisch museum. Alle musea die we in Bulgarije gezien hebben, staan op een bijzonder hoog peil en dat geldt zeker ook voor dit museum. Er is heel veel moois te zien en je kan echt niet in één bezoek alles zien. Het is leuk om dit aan het eind van de reis te doen. We zijn op veel plekken geweest en we herkennen heel veel dingen. De mooiste vitrine is wel die met de gouden schatten die in verschillende Thracische tombes gevonden zijn. Er zijn gouden drinkbekers met als voet een kop van een hert, ram of koe en een bewerkte hals waarin een verhaal wordt verteld. Ook is er een schaal met 72 verschillende hoofdjes erin. Je kan hier uren doorbrengen.

Naast het museum doen we nog de beroemde Alexander Nesvki kerk. De kerk is tussen 1882 en 1924 gebouwd ter herinnering aan de Russische militaire bijdrage aan de bevrijding van Bulgarije. De kerk is vernoemd naar de hoog gewaardeerde Middeleeuwse heerser prins Alexander Nevski van Novgorod, die in 1242 de Teutoonse ridders wist te verslaan. Zowel van buiten als van binnen is de kerk prachtig met binnenin de troon van tsaar Ferdinand I die van 1817 – 1918 regeerde. De troon heeft een bewerkt marmeren dak en wordt bewaakt door twee stenen leeuwen. We zien in één dag heel veel van Sofia, maar natuurlijk lang niet alles. Voor de synagoge zijn we ‘s avonds om 7 uur te laat, die sluit al om 5 uur.

We hopen dat het morgen wat beter weer is, zodat we alsnog naar Mount Vitosha kunnen om vogels te kijken. We hebben goede hoop, want vandaag is het weer na zes dagen regen en onweer in Sofia eindelijk opgeklaard. De dag van morgen houden jullie van ons tegoed, want morgenavond komt er niet veel meer van schrijven terecht, dan moeten we op tijd naar bed. Zaterdagochtend worden we om 4.30 uur opgehaald om op tijd op het vliegveld te zijn voor de vlucht van 7 uur naar huis en zit onze reis erop.

Einde

We hebben een geweldige reis gehad en ontzettend veel gezien en gedaan. Bulgarije is een heerlijk land om in te reizen en er zijn veel mooie dingen te zien zowel aan natuur als op cultuurgebied. Dankzij Vladimir hebben we daar in de afgelopen maand zoveel als maar mogelijk was van gezien.

Het zal nog even duren voordat deze reis voldoende uitgewerkt is om op onze website te plaatsen, maar voor wie vast wil neuzen in onze eerdere reizen: op www.kantoorbediende.nl vind je een door Rik gebouwde website waarop alle verhalen en foto’s van onze reizen staan.