[12-9-2103]
Foto: het Tavisuplebis moedani plein (Vrijheidsplein).
Om kwart voor acht maakt Rik me in de nachttrein wakker. Opstaan gaat erg snel als je niet hoeft aan te kleden en te douchen, dus we gaan direct door naar het ontbijt. Als we dat net op hebben, komt iemand van de Azerbeidzjaanse douane onze ingevulde formulieren – of we drugs of wapens bij ons hebben – ophalen. Even later wil iemand de bagage zien en vraagt of we nieuwe kleding bij ons hebben. Mijn grote rugzak hoeft niet eens naar boven, Riks rugzak wel. Hij wil kleren zien, maar ja die van ons zijn echt oud genoeg. Hij bekijkt de dagrugzakjes en wil weten wat we bij ons hebben. Het antwoord 'books' volstaat. Als derde komt iemand de paspoorten halen en later krijgen we die met een uit-stempel van Azerbeidzjan weer terug. Na een uur oponthoud rijden we om kwart voor negen verder tot de grens Georgië in. De paspoorten verdwijnen voor de derde keer tijdens de treinreis. Nu komt de coupé dame, die als eerste de paspoorten aan het begin had ingenomen, ons waarschuwen dat we naar de paspoortcontrole moeten. We trekken de jasjes aan en nemen de dagrugzakjes mee. Daar moeten ze in de trein erg om lachen want de controle zit in de volgende coupé. Na het meten en wegen van de paspoorten en een foto van ieder van ons krijgen we van een uitermate vriendelijke douaneman een in-stempel van Georgië. Even later komt een ander de paspoorten terugbrengen met een 'welcome to Georgia'.
Tegen 12 uur zijn we in Tbilisi. Het is in Georgië weer een uur vroeger; het tijdsverschil met Nederland is nu nog maar twee uur. Op het station wacht eerst niemand, maar al gauw zien we David met een papier met onze namen. Na een douche in het hotel gaan we nog even de stad in.
[12-9-2103]
Foto: een grappig beeld.
Een groter verschil tussen twee steden is nauwelijks denkbaar. Ook Tbilisi heeft het Russisch juk afgeworpen, maar mist duidelijk de olierijkdom van Azerbeidzjan. Al op het station valt dat op. Het station is oud met oude trappen naar een hal waar op zich niets aan mankeert, maar die ondanks alle renovaties toch nog een Sovjet-stempeltje heeft. De hal is druk en rommelig; er komen gelijk taxichauffeurs op ons af en de mensen doen ook meer Russisch aan, inclusief de typisch Russische vrouwtjes met hoofddoekjes, schommelende gang en slippers. Over het algemeen zijn de mensen hier lichter van kleur met lichtere haren dan in Bakoe, waar vrijwel iedereen donkere ogen en zwart haar had.
Als we later in de binnenstad lopen, wordt het beeld versterkt. Tbilisi heeft duidelijk nog Russische sporen, terwijl Bakoe echt westers is. Alle straten lopen krom en als er al straatnamen zijn, staan die uitsluitend in het Georgische schrift, dat volstrekt onleesbaar is. De stoepen zijn smal en staan vol met geparkeerde auto's en de wegen bestaan vaak uit erg bobbelige kinderhoofdjes. Overal zie je straatstalletjes, bedelaars, honden en katten. In Bakoe hebben we niet één bedelaar gezien, maar misschien worden die van de straat geplukt of gemept. Waren toeristen in Bakoe echt een uitzonderlijk verschijnsel, hier zie je in het centrum meteen toeristen, ook veel van het backpackerstype. Er zijn ook souvenir stalletjes en restaurantjes waar ze de toeristen helpen met Engelse aanduidingen voor het eten en plaatjes. De ondergrondse oversteken zijn hier armoedig: donker, met graffiti bewerkt, vaak met winkeltjes en een enkele keer doordrongen van een urinegeur.
[12-9-2103]
Bij het grote Tavisuplebis moedani plein (Vrijheidsplein, van de Rozenrevolutie) dat in de Sovjettijd Leninplein heette, is Lenin vervangen door een gouden St. Joris die zijn draak spiest. St. Joris is de beschermheilige van Georgië. Als we daar even lunchen zien we iets grappigs. Een van de mannen die in het plantsoen werkt, loopt naar een keurig in bolvorm gesnoeide struik, steekt zijn arm erin en haalt er een grote fles bier uit. Hij neemt een paar slokken en bergt de fles dan weer in zijn geheime schuilplaats op.
[12-9-2103]
Rik die altijd verbluffend goed de weg weet te vinden in vreemde steden heeft de eerste middag moeite om met alle kromme straatjes en de onleesbare straatnaamborden de weg te vinden. Maar Rik zou Rik niet zijn als hij toch niet de nodige dingen weet te vinden. Zo zien we onder meer de Kashveti kerk. De eerste versie van deze kerk is gebouwd in de 6e eeuw door David Gareja, een van de ascetische Syrische monniken die vanuit het Midden-Oosten terugkeerde naar Georgië om het christendom te verspreiden. Kashveti betekent 'geboorte van een steen'. Dat lijkt een vreemde naam voor een kerk, maar er is een mooie verklaring voor. Een van de nonnen beschuldigde de vrome David Gareja ervan haar zwanger gemaakt te hebben. David Gareja antwoordde dat als dat zo was, zij een kind zou baren, zou het niet zo zijn, dan zou ze een steen baren. Je raadt het al, de non baarde een steen en zo komt de kerk aan zijn naam.
[12-9-2103]
Foto: houten balkonnetjes bij de Sioni kathedraal.
We zien nog een stuk van de oude stadsmuur en aan de overkant van de rivier Mtkvari zien we ook nog een stuk muur en een oude ronde toren. Via de Sioni kathedraal, die aan een mooi pleintje staat met aan de zijkant een schitterend oud, houten balkonnetje, lopen we de Vredesbrug over en kijken bij de kabelbaan die naar het fort gaat. Het is nu een beetje laat om naar het fort te gaan, dus dat stellen we uit tot morgen. Op de terugweg, we treffen het toch maar, zien we bij de Sioni kathedraal weer diverse bruidsparen.
’s Avonds in het hotel hebben we de eerste stroomuitval van de reis die snel hersteld wordt door het aanzetten van de generator.