Vierde rondzendbrief Madagaskar 2022
[Verzonden op 24-10-2022 vanuit Tana]
Nosy Mangabe
Oversteek naar Nosy Mangabe
De derde brief ben ik gestopt bij ons verblijf in de lodge in het Masoala National Park. Na vier dagen op het grote schiereiland van het park, vertrekken we al vroeg met de boot naar Nosy Mangabe, ook onderdeel van het Masoala National Park. Nosy Mangabe, een klein eiland in de baai van Antogil, ligt dicht bij Maroantsetra. Het is ruim 5 km2 groot en bestaat ook uit dicht groen tropisch regenwoud. Het eiland kent een rijke geschiedenis van handel en piraterij en er zijn zelfs rotsgravures van Nederlandse zeelui uit de 16e eeuw. Er is nu geen permanente bewoning op het eiland meer. Er is een onderkomen voor wetenschappers en parkwachters en een plek waar je mag kamperen voorzien van douche en wc. Om te kunnen kamperen moet je alle uitrusting meenemen, inclusief eten en drinken. Het eiland is een speciaal reservaat voor de meest bijzondere lemuur die er bestaat, de aye-aye.
De aye-aye lijkt samengesteld uit verschillende dieren. Hij lijkt op een grote huiskat met de snuit van een wezel of een fret, de grote oren – die onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen – van een vleermuis, doorgroeiende tanden van een knaagdier, starende groene ogen en zwarte handen met een benige, extreem lange middelvinger die op een dood takje lijkt. Met dat vingertje tikt hij op boomstammen om holtes op te sporen waar lekkere larven en insecten kunnen zitten. Vindt hij iets, knaagt hij met zijn scherpe tandjes door het harde hout en peutert met de lange vinger al het grut uit hun holletjes in de boom. Hij kan de beweging van insecten horen tot een diepte van 3,5 m. Door het verlies aan leefgebied, maar ook omdat de Malagasiërs de aye-aye als een slecht teken en brenger van onheil en ongeluk zagen, staat het diertje op de rand van uitsterven. Daarom zijn er hier meer dan vijftig jaar geleden zes exemplaren uitgezet in de hoop hier een populatie in stand te houden. Hoe die populatie er nu voor staat, hebben we niet kunnen achterhalen. Het mag duidelijk zijn dat de aye-aye boven aan onze wensenlijst staat. Maar wil je hem zien – en die kans is extreem klein – moet je wachten tot het donker is, want de aye-aye is alleen ‘s nachts actief.
Om de aye-aye in het donker te kunnen zoeken, zouden we op Nosy Mangabe kamperen. Tijdens ons kennismakingsgesprek met Olivier maakt hij ons dat erg tegen. Ze hebben de laatste tijd erge last van ratten op de camping en er is maar een wc voor alle kampeerders en het kan er druk zijn. We kunnen ook ‘s middags terug naar Maroantsetra en dan daar in een hotel overnachten. De kans op een aye-aye is echt heel klein. Olivier heeft er 18 jaar geleden een gezien, maar dat was in het grote park en Claudio, onze gids, heeft er hier ook nog nooit een gezien. Na even nadenken besluiten we dan maar om af te zien van de nacht kamperen met ratten en de kans op de aye-aye tot nul te reduceren.
Al gelijk bij aankomst zien we een vrouwtje witkopmaki die alle gasten verwelkomt in de hoop dat er wat te eten overschiet. Op de bamboebanken wemelt het van de kleine gifkikkertjes met een felgroene rug en zwarte pootjes. We maken een lange wandeling op Nosy Mangabe en ook hier is het zo ongelofelijk mooi. Eerst moeten we een heel stuk steil klimmen en aan het eind van de klim worden wij op een bamboebank geparkeerd, terwijl Claudio op zoek gaat naar piepkleine kameleons die hij natuurlijk ook voor ons vindt. Na het bekijken brengt hij ze weer terug naar hun oorspronkelijke plek. Het bankje is vlakbij tombes. Dat zijn tombes met resten van herbegraven leden van de koninklijke familie. Omdat voorouders in Madagaskar veel goeds kunnen doen voor de nog levende familie, is het belangrijk om ze te vriend te houden. Op de tombes liggen dan ook overhemden, zodat de doden wel netjes gekleed de wensen van de levenden kunnen vervullen.
Al onderweg op de boot hebben we een regenbui gehad en op het bamboebankje krijgen we de tweede, maar als we bij de tombes onder een overhangende rots staan, barst de bui echt goed los en we schuilen tussen de resten van de koninklijke familie. Als het enigszins lijkt te minderen gaan we weer op pad. De regen heeft ons gefopt en komt weer even hard terug. Nu moeten we steil afdalen over natte, glimmende stenen die bij Rik alle gladheidsalarmbellen doen rinkelen. Voetje voor voetje schuifelen we naar beneden. Gelukkig wordt het na een poos toch weer droog en wordt het pad toegankelijker, zodat we weer rond kunnen kijken. Vandaag komen we ook weer vriend bladstaartgekko tegen die ondersteboven tegen een boom zit. Zo zitten ze altijd en dat is best slim. Door met hun kop naar beneden te zitten, kunnen ze ook bij harde regen adem halen.
Het laatste stuk lopen we vrij vlak en we boffen enorm. De vari of bonte maki zit hoger op het eiland in het bos dan onze klimcapaciteiten toestaan. Claudio heeft dus al gezegd dat we die waarschijnlijk niet zullen zien. Maar vandaag is de vari heel sympathiek. Hij weet hoe hard wij werken en ons best doen en komt vandaag bij uitzondering tot vlak bij zeeniveau. Heel vriendelijk, want dit is de enige plek waar we hem zouden kunnen zien. Na een mooie tocht stappen we aan boord en varen we het laatste stuk naar Maroantsetra. Vandaag hebben we in de boot gezelschap van drie meisjes die kennelijk ook naar Maroantsetra moeten. Eerst varen ze mee naar Nosy Mangabe waar ze geduldig wachten tot wij klaar zijn met wandeling en lunch. Kort voordat we in de stad zijn, meren we aan op een strandje en verdwijnen de meisjes richting niets. Bij aankomst worden we opgewacht door Olivier die ons begeleidt naar het Masaola Resort. Onderweg zien we de drie meisjes voor ons lopen. Kennelijk mocht Olivier niet zien dat er drie illegale passagiers mee waren.
Tomaatkikker
Tomata Frog in Maroantsetra
Omdat er in het regenwoud veel kikkers zijn, had ik geïnformeerd naar de tomaatkikker. Die zag er zo leuk uit op het plaatje. Maar nee, de tomaatkikker prefereert de stad boven het mooie regenwoud en nu we bijtijds terug zijn, kunnen we die met Claudio gaan zoeken. Hij geeft aan dat het een flink stuk lopen is en we lopen in een half uur vanaf de buitenwijk waar we zitten via het centrum naar de andere kant van de stad. Daar, bij een smerige greppel vol drab en afval, moeten we wachten en gaat Claudio tussen de rommel op zoek naar de tomaatkikker. Ondertussen komen nieuwsgierige kindertjes kijken wat die twee rare mensen doen. We zetten ze op de foto en laten de foto zien, wat ze erg grappig vinden. Claudio komt onverrichter zake terug en vraagt de kinderen, inmiddels een heel legertje, te helpen zoeken. Dat is niet tegen dovemansoren gezegd en ze stuiven weg om kikkers te zoeken. Uiteindelijk komt Claudio terug met de schoolklas en twee tomaatkikkers. Ze zijn echt rood en behoorlijk fors van formaat. De kinderen snappen niet wat wij met de kikkers moeten en waarom we ze fotograferen. Ik vraag Claudio om uit te leggen aan de kinderen dat we zulke kikkers niet in ons land hebben, ze heel mooi vinden en ze willen fotograferen. Daarna mogen ze weer rustig hun eigen gang gaan en storen we ze niet meer. Op advies van Claudio geven we de kinderen samen een klein bedragje zodat ze als beloning koekjes kunnen kopen Met een brede grijns op de koppies stuiven ze nu weg, niet op zoek naar een kikker maar blij met het zakgeld. Zo leren ze volgens Claudio dat ze zuinig moeten zijn met hun kikkers. Weer eens een heel andere manier om wilde dieren te spotten.
Terug in het hotel duurt het niet lang of de regen barst opnieuw los en houdt uren aan. Ook ‘s avonds en ‘s nachts regent het nog. Kunnen jullie je voorstellen dat we blij zijn dat we nu niet in een tentje in het niets met verre wc liggen, maar in een heerlijk comfortabel bed op een kamer met licht en wc?
Twee loze dagen
Nu we een dag eerder terug zijn in Maroantsetra, hebben we daar een hele dag over. Echt veel is er niet te doen en met de zoektocht naar de kikker hebben we al het hele dorp en de markt gezien. Tijd dus om dagboekje, rondzendbrief en vogellijst bij te werken en te lezen.
Ook de volgende dag is weinig spectaculairs. We vliegen terug van Maroantsetra naar Tana, slapen daar een nachtje en vliegen de dag daarna door naar Tulear in het zuidwesten. Al voordat het vliegtuig dat ons op moet halen uit Tana is vertrokken arriveren we op de sfeervolle luchthaven. Moderne apparatuur is hier nog niet doorgedrongen, maar daar hebben ze iets op gevonden. Alle grote bagage moet open en wordt een voor een doorsnuffeld. Ook de slotjes van onze rugzakhoezen moeten open en de rugzakken getoond. Gelukkig liggen de rugzakken met de draagriemen naar boven en zijn ritsen niet te zien. Ze kloppen wat op de bulten en trekken alleen de ritsen van de zijvakken open. Dat levert bij Riks rugzak twee keer een slipper op en bij mij wordt de contactdoos er half uit getrokken, maar die zit klem en wordt weer teruggeduwd. We zijn er nog niet. In de dagrugzakjes zitten – al de hele reis – onze kleine parapluutjes. Nu mogen die opeens niet in de handbagage. De grote hoes moet opnieuw van slot, om daar de parapluutjes in te stoppen. Het meest bizarre is dat mijn parapluutje samen met een 1,5 liter fles water in mijn zijvakje zit. Toen ze aan mijn rugzakje en parapluutje sjorden, heb ik dus de fles al aangeboden. Je weet dat die niet mee mag, dus daar hadden we al op gerekend. Maar nee, als de paraplu’s weg zijn en ik de fles water terug stop, vindt niemand dat een bezwaar.
Het is nog opmerkelijk rustig op de luchthaven en na een poosje begrijpen we waarom. De vlucht vertrekt zowel uit Tana als terug vanaf hier een uur later dan op de tickets stond. In Tana gaat het dit keer erg vlot. De rugzakken zijn er allebei en Landry wacht ons op en brengt ons voor de vierde en laatste keer naar ons vriendelijke guesthouse vlak bij het vliegveld.
In Tulear klopt programma niet
Na een nachtje Tana pikt Landry ons weer op voor de volgende vlucht naar Tulear. Vandaag mogen we de paraplu houden en moeten we het water afgeven. Ook deze vlucht brengen we samen met de rugzakken tot een goed einde al moet ik bijna tot het allerlaatste stuk bagage wachten voor eindelijk mijn rugzak op de band verschijnt. We worden opgehaald door een Europees uitziende Eric die nauwelijks Engels spreekt of verstaat. We kunnen geen boodschappen doen, want alle winkels zijn dicht. Dat hoeft ook niet, maar we willen wel water. Het is hier heet en we hebben na de vliegtocht geen druppel water. Ook dat kan niet volgens Eric. Hij wil ons direct naar het hotel in Mangily/Ifaty brengen, 30 km van Tulear. Dat klopt niet, want in Tulear is een botanische tuin waar we volgens het programma heen gaan. Na al die loze dagen hebben we wel zin om eindelijk weer iets te ondernemen. Maar daar komt niets van in. Eric heeft opdracht om ons naar het hotel te brengen en wat belangrijker is, hij heeft bevroren spul in de auto dat hij weg moet brengen, anders bederft het. Het is dus onmogelijk om naar de botanische tuin te gaan. Ho even, wie zijn hier de klanten en wie hebben er geld betaald? We dwingen hem Mora Travel – de Malagassische agent – te bellen om het op te lossen. Na ernstig aandringen belt hij, maar laat ons niet zelf met ze spreken. In gebrekkig Engels voegt hij er nog aan toe dat het spiny forest dat we in Mangily/Ifaty gaan bezoeken precies hetzelfde is, dus waarom willen we er eigenlijk naartoe? Bij het hotel staan bovendien ook leuke bomen. Er kan geen sprake zijn van de botanische tuin, want hij heeft bevroren spullen in de auto, we gaan naar het hotel, de Bamboo Club, punt uit. We zijn ondertussen aardig pissig.
Bij het hotel spreekt de baas gelukkig wel Engels, laat zien dat er alleen een transfer geboekt is en snapt dat er een probleem is als hij in onze Nederlandse papieren wel degelijk de botanische tuin ziet staan. Hij belt Mora Travel en laat ons met ze praten. Ze gaan het uitzoeken en bellen binnen tien minuten terug. Zeggen ze. De baas is gelukkig doortastend en belt zelfs weer terug, maar krijgt het antwoordapparaat. De behulpzame baas blijkt helemaal de baas niet te zijn, maar bij de receptie te werken en Eric is zijn baas. Wij blijven hem de baas vinden, hij heeft heel wat meer in zijn mars dan de om zijn ingevroren eten jammerende Eric. Na herhaalde pogingen en meer dan een uur later geeft Mora Travel antwoord. Over een paar dagen komen we onderweg naar de volgende stop weer door Tulear en dan hebben we tijd om alsnog de botanische tuin te bezoeken. Geen oplossing voor de verloren dag van vandaag, maar hier doen we het maar mee.
Ifaty
Onderweg hebben we aan Eric gevraagd of er internet in het hotel is. Dat is er, soms is het goed, soms is het minder. Drie keer raden hoe het internet is nu wij het nodig hebben om over de kwestie met de reisagenten te mailen. Goed geraden, het internet doet het heel soms en valt uit als je ingelogd bent. Als het eindelijk gelukt is om de mail te verzenden is de middag vrijwel voorbij. Gelukkig hebben we nog wel tijd voor een ommetje in de buurt en daarmee knapt ons humeur weer aardig op. We zien al wat van de planten die specifiek bij dit droge zuidwesten horen en een grote kolonie van prachtige wevervogels die na hun werkdag met z’n allen tegelijk op de boom vol nesten afkomen. Dat maakt de dag weer een beetje goed.
Fony Baobab
Onze dag in Mangily/Ifaty en het spiny forest is fantastisch. We vertrekken om vijf uur naar Renalia Park, een soort reservaat dan wel botanische tuin met alle planten van het doornbos. We lopen door een sprookjesbos met planten die op niets lijken wat we kennen en die ontsproten lijken aan het brein van een tekenaar van een tekenfilm. Planten doen hier hun best om zich te beschermen tegen de extreme hitte en droogte. Ik zal jullie niet vermoeien met alle namen, maar behalve de enorm, grote flesvormige baobabs die water in hun stam opslaan, zien we veel leden van de familie Didieraeceae. Grote, stekelige, kromme buisvormige takken groeien naar alle kanten en buigen op het eind naar het zuiden. Tussen de enorme stekels zitten piepkleine blaadjes. De stekels behoeden de blaadjes voor de wind en omdat ze klein zijn en beschut zitten, verdampen ze zo minder water.
Maar we zijn hier zo vroeg om naar de vogels te kijken. Met de zeboekar hobbelen we naar het park en daar worden we niet alleen vergezeld door gids Laurent, maar ook nog door twee hulpen die helpen om vogels op te sporen. Dat lukt ze wonderwel en we zien heel veel en zelfs twee nieuwe roofvogels die we hier verder nog weinig gezien hebben. Na terugkomst wacht ons een mooi ontbijt en dan hebben we vrij tot we in de middag opnieuw op pad gaan. Tussendoor maken we nog samen een ommetje, maar heel lang houd je dat hier in de verzengende hitte in de felle zon niet uit.
‘s Middags gaan we voor de planten en de dieren opnieuw met de zeboekar naar het park, dit keer wordt Laurent geassisteerd door Noenoe (planten) en Daveau (dieren). Terwijl Noenoe ons alles over de planten vertelt, komt Daveau om de haverklap melden dat hij weer iets heeft gevonden, variërend van een grote spin en een schorpioen tot een doddige tenrek die op een mini-egeltje lijkt en een wezelmaki die ons met grote bruine, witomrande ogen verbaasd aankijkt.
Het programma is nog niet gedaan. We klimmen weer in de hoge zeboekar en hobbelen nu naar het schildpaddendorp, een schildpadden opvang waar ze de ernstig bedreigde stralenschildpad en de kleinere spinschildpad opvangen. Hij dankt zijn naam aan de gele stralen die vanuit het centrum van iedere schub van het rugschild naar de rand lopen. Hun aantal neemt in dramatisch tempo af. Niet alleen omdat hun leefgebied steeds kleiner wordt, maar vooral ook omdat ze worden gevangen voor de illegale handel en voor hun vlees. Elk jaar verdwijnen er zo’n 240.000 uit het wild. Daarnaast geloven de Malagassiërs dat ze kippen beschermen tegen ziektes, dus willen ze er graag een in het kippenhok. Als je bedenkt dat ze zich pas vanaf een leeftijd van 25 jaar kunnen voortplanten, is het wel duidelijk dat herstel van een populatie een gigantisch probleem vormt. In het schildpaddendorp vangen ze in beslag genomen schildpadden op, ze hebben er 3.500. Als de schildpadden na een flinke tijd sterk genoeg zijn om weer in het wild uitgezet te worden, worden ze in een beschermd natuurpark uitgezet en een half jaar gevolgd. Door ziekte, verzwakking, verwondingen enz. is het zeker niet voor iedere schildpad weggelegd om terug te kunnen naar de natuur. We krijgen een rondleiding door een medewerker van het park die veel weet en goed kan vertellen en ook op onze vragen goede antwoorden heeft. De schildpadden, gesorteerd op leeftijdsgroepen en geslacht, zijn prachtig om te zien. In een verblijf zitten een aantal schildpadden die hier geboren zijn en nog jaren moeten wachten tot ze groot en sterk genoeg zijn om veilig voor predatoren in het wild te kunnen overleven.
Greybrown Mouse Lemur in Ifaty
‘s Avonds gaan we opnieuw naar het Renalia park, nu te voet, om het nachtleven daar te vieren. We zien een dwergooruil, goed verscholen in zijn hol in de boom en een gezellige en actieve muismaki. We hebben een heerlijke volle en fantastische dag gehad.
Alsnog de botanische tuin
Na de feestdag in het spiny forest, is het tijd om verder te gaan. Coco onze gids voor de komende dagen staat om half acht voor ons klaar voor de rit naar Ranohira, uitvalsbasis voor het Isalo Park. We rijden eerst terug naar Tulear waar we Jacco, de Nederlandse eigenaar van de ITC lodge – ons overnachtingsadres – oppikken. Jacco kwam in 2009 als toerist naar Madagaskar, ontmoette daar zijn toekomstige vrouw die eigenaar bleek te zijn van het hotel en woont sindsdien in Madagaskar.
We halen nu het overgeslagen bezoek aan de botanische tuin in Tulear in. De tuin is opgezet door een Zwitser, Herman Petignat, die zich ingezet heeft om alle bijzondere planten van het zuiden te verzamelen en te kweken. Wat begon als hobby liep al snel uit de hand en samen met een Duitse professor heeft hij nieuwe soorten beschreven. In zijn Deux Chevaux heeft hij het hele zuiden van Madagaskar doorkruist op zoek naar planten. Al met al heeft hij 900 soorten weten te verzamelen, waarvan 90% alleen in Madagaskar voorkomt. Na zijn overlijden in 2000 heeft zijn zoon de tuin overgenomen. Zijn oude auto staat nu tentoongesteld onder wat struiken in het park. We krijgen een mooie rondleiding en vergapen ons opnieuw aan het bizarre sprookjesbos.
Lange rit naar Isalo
We vervolgen onze tocht en hebben tijdens de lange rit alle tijd om met Jacco te praten. We komen vanzelf op de politiek. In tegenstelling tot Christian is hij wel tevreden met de huidige president, omdat die scholen bouwt. Als we verder praten over het niveau van de leerkrachten blijkt daar nogal wat aan te schorten. Zo kreeg zijn dochter op school een plaat te zien van een walvis. Alle kinderen wisten dat het een walvis was, maar zijn dochter wist dat het een bultrug was (dat is een soort walvis). Toen ze dat volhield werd juf boos en kreeg de dochter straf omdat ze brutaal was. Jacco heeft later de juf uit moeten leggen dat er meer dan één walvis bestaat. Juf wist wel dat het geen vis was, maar wat het wel was, nee, dat wist ze niet. Een leraar kan lezen en schrijven, maar pedagogiek en didactiek bestaat hier niet. Tot onze verrassing is Jacco ook tevreden over de Covid aanpak. Er waren voldoende vaccins (AstraZenica, later Janssen) en die werden gelijk over het hele land verdeeld, waarbij de volgorde van vaccinatie bepaald werd door het belang dat je voor het land had. Politie, militairen, de gezondheidszorg en het toerisme gingen voor regeringsfunctionarissen en ministers. In gebieden waar toerisme belangrijk was, werden cursussen opgezet,. Deelnemers kregen betaald als ze de cursus volgden, wat uiteraard voor veel mensen heel interessant was.
Zijn vrouw is in de 90-er jaren vanuit de organisatie van nationale parken met een groepje mensen naar Ranohira gestuurd om het Isalo park toegankelijker te maken en de bevolking te overtuigen van het nut van het park. Ze hebben goed voor het dorp gezorgd, want er is nu elektriciteit, water en een ziekenhuis in het dorp. Helaas heeft het ziekenhuis geen ambulance meer. De sleutels zijn overhandigd aan de burgemeester en hij wordt nu gebruikt om bakstenen te vervoeren. Die hebben doorgaans toch weinig behoefte aan medische zorg. Ze hebben ook een vereniging opgericht waarmee ze ongelofelijk veel nuttige zaken opzetten, zoals onder meer een herbebossingsproject. De natuurlijke bossoorten worden vanuit zaad opgekweekt en als ze groot en sterk genoeg zijn, uitgezet op een aangekocht stuk land. Om te voorkomen dat het zich ontwikkelende bos gekapt, gesnoeid of afgebrand wordt, verschijnt er ook een huis met een parkwachter op het terrein. Een ander project is de bouw van een restaurant waarbij elke maaltijd die je bestelt, ook een schoolmaaltijd oplevert. Een drankje levert een geplante boom op. Vanuit de overheid is de vereniging benaderd voor de opvang van in beslag genomen gestroopte ringstaartmaki’s. De eerste levering bestond uit een zak waarin 15 maki’s zaten, waarvan er twee nog in leven waren. Inmiddels zijn er in de voormalige kippenschuur drie groepen gehuisvest van in totaal 12 dieren. Ringstaartmaki’s zijn sociale dieren, maar behoorlijk kieskeurig met wie ze in de groep willen zitten. De huisvesting kan beter en dat was ook het plan totdat covid kwam en de financiële middelen opdroogden.
Zou het dorp er dankzij het park goed voor kunnen staan, de realiteit is anders. Overal lees je dat de helft van de parkinkomsten naar projecten voor de lokale bevolking gaan, in werkelijkheid is dat percentage veel lager. Daarnaast wordt hier een gemeentetoeslag op de tickets gelegd, die op een klein bedragje na in de zak van de burgemeester verdwijnt. Over de burgemeester is Jacco ook helemaal niet te spreken. Via gekochte stemmen en andere fraude heeft hij met een verschil van 1% de verkiezingen gewonnen van Jacco’s vrouw die ook kandidaat was. Hij houdt alle ontwikkelingen tegen en houdt mensen het liefst dom. Zelf is hij wel geslepen, maar niet slim. Zo heeft hij in het hele dorp drie gescheiden afvalbakken laten plaatsen, omdat toeristen dat graag willen. Als eens per week het vuil wordt opgehaald, gaat al het gescheiden afval in een grote kar en wordt buiten het dorp in het bos gedumpt. Hij heeft geen benul waarom je afval zou scheiden.
Nog een allerlaatste verhaal van Jacco omdat het zo leuk is. Wisten jullie dat blanke mensen zwarte kindertjes eten? Het verhaal stamt uit de koloniale tijd. Om zelf geen problemen met de Fransen kolonisten te krijgen, wilden de ouders niet dat hun kinderen kattenkwaad bij de Fransen uithaalden. Daarom maakten ze kinderen bang en vertelden dat de blanken kinderen vingen en opaten. Dat verhaal is een eigen leven gaan leiden en veel volwassenen geloven dat volgens Jacco nog steeds en volgens hem rennen kinderen ook vaak weg als ze blanken zien. Hier geloven ze het verhaal vast niet meer, want alle kinderen willen een ‘bonbon’ of een ‘cadeau’ van je.
Ondanks al het gepraat zien we veel vandaag. We zien prachtige praalgraven met fraaie schilderingen. De graven zijn maar voor een persoon en ongeveer vijf keer zo groot als de huizen waarin een familie leeft. Het meest bijzondere graf heeft de vorm van een boot, compleet met geschilderd anker en twee kanonnen aan boord. Later komen we op een plek waar – illegale – rum (90% alcohol) gestookt wordt van suikerriet. Vrouwen en kinderen bieden het in grote 1,5 l flessen aan. Duur is het niet. Voor een liter betaal je ongeveer 3,5 euro. We hebben het toch maar afgeslagen.
Saffierwinning
In deze streek worden veel saffieren gezocht. Ze graven een diep gat en als ze dan een ader vinden, worden horizontale gangen gegraven. In de rivier wordt het materiaal uitgezocht en gezeefd. We komen bij een rivier die we niet via de brug kunnen passeren, Die is door de cycloon van begin dit jaar volledig verwoest en verdwenen. We moeten dus door het water en zien dan grote groepen mensen bezig met het zeven van het zand, op zoek naar saffieren. De hele handel is in handen van Sri Lankezen en Thai. Zij kopen de ruwe saffieren op en bewerken ze in eigen land. Onbewerkt zijn ze goedkoper en dat scheelt in de belastingen. Ze hebben voor het dorp ook een grote school gebouwd met zes lokalen. Dat staat mooi, maar helaas zijn er voor de 200 leerlingen maar twee leraren.
Het zuidwesten van Madagaskar kampt met enorme droogte. In januari en februari valt er flink wat regen, maar het wordt steeds droger. De watertoevoer voor het dorp is ontoereikend en met vrachtwagens wordt water aangevoerd. Hoe dichter wij Ranohira naderen, hoe donkerder de lucht wordt en onderweg hebben we al een bui. We zien lange bliksemflitsen en horen de donder. Niet lang nadat we aangekomen zijn, gebeurt wat ons al veel vaker is gebeurd als we in een kurkdroog gebied zitten dat snakt naar regen. Het onweert hevig – de bergen hier bevatten veel ijzer, dus het kan flink tekeer gaan – en het plenst urenlang van de regen.
Isalo National Park
Isalo
Met Coco gaan we het Isalo park verkennen. Isalo National Park bestaat vooral uit zandsteen en door water en wind erosie is een prachtig landschap ontstaan met grillige rotsformaties in alle kleuren van de regenboog, plateaus en diepe ravijnen van 200 m diepte. Isalo wordt daarom wel ‘het Colorado van Madagaskar’ genoemd. Er zijn riviertjes en stroompjes waarlangs dicht bos groeit en savanne-achtige vlaktes. De hoogte varieert tussen 500 en bijna 1.300 m. In het park kunnen we nieuwe soorten lemuren, vogels en planten vinden. Sommige soorten vind je alleen hier en nergens anders. Wij gaan naar twee verschillende delen. Eerst gaan we naar het open stuk met een uitzichtpunt voor het landschap, daarna gaan we naar het dichte bos om dieren te zoeken.
Op weg naar het uitzichtpunt vergapen we ons al aan de uitzichten. De grillige rotsen die rood, geel, groen en grijs gekleurd zijn, zijn prachtig. Het groen komt door een korstmos dat alleen in dit park groeit. Een boom die hier heel veel staat is de Tapia boom. Een nuttige boom, want mensen kunnen de vruchten en het hout gebruiken. Maar er is nog een gebruiker van de boom, laten we hem de tapiazijderups noemen. Hij is dol op de blaadjes van de tapia en als hij zijn buik volgegeten heeft en nadenkt over verpoppen, spint hij een mooi rond zijdebolletje. Daar maken ze hier zijde van. Maar ook zonder zijde is de rups een gewaardeerde tapia bewoner. Hij is groot en vet en prima om gebakken of gefrituurd te eten en gelijk een rijke eiwitbron.
Coco vindt twee dieren voor ons in de boom, we moeten ze zelf zien te vinden. Hij wijst waar ze ongeveer zitten maar even zo goed hebben we een flinke tijd nodig om ze te vinden. Twee perfect gecamoufleerde wandelende takken. Even later vindt hij een parend paartje. Het mannetje zie ik nog wel, maar het vrouwtje? Omdat ik haar echt niet vind, vraag ik ‘zit ze op deze tak?’ Nee dus, de tak die ik aanraak is het vrouwtje. Ze schrikt even erg, maar komt snel weer tot rust. Erg opgewonden lijken ze niet te zijn van de paring, maar Coco vertelt dat de paring 2-14 dagen kan duren. Dan kan je ook maar beter een beetje rustig aan doen.
Verreaux sifaka
Vanaf het uitzichtpunt hebben we zicht op de langgerekte diepe kloof. Het is echt indrukwekkend. ‘s Middags wandelen we door het bos met onder ons een kabbelend riviertje. Aangezien lemuren ook van bomen houden, hebben we hier kans om ze te zien. Als eerste zien we de ringstaartmaki, de bekendste lemuur die er bestaat en bekend van de dierentuin, maar om ze zo in het wild te zien is echt veel leuker. Na de lunch heeft Coco voor ons de Verreaux' sifaka’s gevonden. Een groepje zit in de boom, ze zijn zo mooi. Ze hebben witte vachten met een lange witte staart, terwijl de binnenkant van hun armen en benen zwart is. De bovenkant van hun kopje is zwart en hun snuitje ook, met daartussen nog een wit randje. Twee leuke zwarte oortjes maken het geheel af. Een vrouwtje heeft een jong van drie weken, zo’n dotje. Als we aankomen slaapt hij hangend over moeders achterpoot, maar al gauw is hij behoorlijk beweeglijk en klimt over zijn moeder heen, drinkt melk en klautert dan weer verder, zodat we af en toe wat poten of een koppie zien. Moeders is zo zorgzaam, ze likt hem, houdt hem vast en zit met gebogen kop naar haar kleine te kijken. De nieuwsgierige buurvrouw wil kennelijk ook graag het jong bij zich hebben en trekt geregeld aan een poot of staart. Met zachte hand pakt mams dan het pootje of staartje weer terug. Ze kunnen mij hier de rest van de dag achterlaten.
We gaan toch maar verder op weg naar de kloof. Tot hier toe is de wandeling prima te doen. Het gaat wel omhoog en omlaag, maar over keurige paadjes met ongelijke treden. In de kloof zelf wordt het pad lastiger, dus we zien wel hoe ver we daar komen. Ondertussen wordt de lucht steeds donkerder met grote grijze, dreigende wolken en vlak bij de kloof horen we het in de verte rommelen. Met dreigend onweer is de kloof verboden terrein. De bliksem kan dwars door de kloof schieten en als het echt regent snel vollopen. We zijn het dus bij voorbaat met Coco eens dat we teruggaan. We lopen snel terug en voelen de eerste druppels. In de verte ziet het grijs en regent het. Bij ons blijft de regen vandaag weg, maar het bliksemt en dondert weer behoorlijk.
Jacco geeft ons nog een rondleiding om de projecten te laten zien. Vrouwen zijn bezig zakjes van afbreekbaar plastic met aarde te vullen. Ze willen dit jaar 60.000 – 100.000 bomen planten op een aangekocht terrein om het om te vormen tot natuurlijk bos. We zien de opvang van de ringstaartmaki’s. Ze hebben redelijke verblijven, maar we snappen de wens voor ruimere verblijven met meer buitenruimte. Sommige missen een deel van hun staart, eentje mist zijn hele staart. Ook zijn er twee die steeds hun tongetje uit hun bek laten hangen. Hoe dat precies komt, weten ze niet. Mogelijk hebben ze bij het vangen een hersenbeschadiging opgelopen , want ze worden met stokken uit de boom gemept. Zo sneu dat zo’n opvang nodig is. Als ze sterk en oud genoeg zijn, kunnen ze als groep van minimaal zes volwassen dieren uitgezet worden. Voorwaarde is dan wel dat er een veilig genoeg gebied is, zodat ze niet weer een week later verminkt of erger in een zak op de stoep staan. Het restaurant dat maaltijden voor scholen moet opleveren is nog lang niet af. Jacco hoopt dat halverwege volgend seizoen te kunnen openen.
Zombitse
Omdat we morgen naar het Zombitse park – een van de bekendste vogelparken – gaan, hebben we hier weer een echte vogelgids besteld die volgens onze papieren ook geboekt staat. We vragen Coco om contact met de gids op te nemen om de begintijd af te spreken. De gids, Erneste, is telefonisch niet bereikbaar, dus belt Coco met Mora Travel. Die blijken helemaal geen gids geboekt te hebben. Ze hebben ons een telefoonnummer gegeven, zodat wij contact met hem op konden nemen als we dat wilden. Lijkt ons niet helemaal hetzelfde als de formulering, ‘Erneste, de ornitholoog, staat geboekt’. Mora Travel laat opnieuw steken vallen. Maar goed, na wat heen en weer bellen wordt Erneste gevonden en hij wacht ons bij aankomst bij het park op.
We verlaten het mooie Isalo Park en de aardige Jacco om weer terug te keren naar Mangily/Ifaty. Van daaraf vliegen we dan een dag later terug van Tulear naar Tana. Vanwege ons bezoek aan het Zombitse park vertrekken we opnieuw vroeg en als ik om kwart voor vijf onder de douche stap, ben ik snel klaar. Er is geen water. Als we na wat getoddel met vochtige doekjes net aangekleed zijn, roept Rik: ‘Er is weer water’. We kleden ons maar weer uit, want met het warme weer is een douche stukken beter dan vochtige doekjes.
Het Zombitse park bestaat uit drie delen die samen een oppervlakte beslaan van 363 km2. Wij bezoeken het Zombitse bosgebied, dat al sinds 1962 een beschermd gebied is. De andere twee delen zijn in 1997 toegevoegd en in 2002 heeft het park de officiële status van Nationaal Park gekregen. Het park vormt het overgangsgebied tussen het spiny forest (doornbos) en het droge loofbos. Het bostype wordt omschreven als succulent (planten die goed aangepast zijn aan droogte) bosland.
Grote coua in Zombitse
Het park is zo beroemd om zijn vogels dat het zelfs internationaal erkend is als een gebied dat van het hoogste belang is als biologisch reservoir. Vandaar dat we hier graag de echte vogelgids wilden met kennis van zaken. Onze ‘ornitholoog’ Erneste weet net als alle lokale gidsen genoeg te vertellen over de planten, vogels en overige dieren, hij weet de vogels goed in het Engels te benoemen, maar het is in de verste verte geen ornitholoog. Achtergrondkennis die een ‘echte’ gids wel heeft, mist hij. Hij neemt een hulpje mee, ‘my friend’, die dieren gaat zoeken en ze ook vindt. Het is een prachtig park waar het fijn rondkijken is en dankzij de vogelvinder zien we verschillende vogels, lemuren, kameleons en andere dingen. Ook hij weet de Engelse namen en had het makkelijk zonder Erneste afgekund. Eerlijk is eerlijk we zien drie prachtige en bijzondere vogels die ik echt niet had willen missen, maar drie bijzondere vogels en een drongo die je overal ziet, terwijl de excursie na 1,5 uur al voorbij is, is toch voor zo’n beroemd park een beetje mager resultaat.
KLM verzint omweg
Na een lange rit zijn we weer terug in Mangily/Ifaty. De laatste dagen komen we meer Nederlanders tegen dan in alle voorgaande weken samen. Bij Jacco zaten bijna alleen maar Nederlanders en hier bij de Bamboo Club is een grote groep van Djoser neergestreken die er al drie dagen is en morgen gelijk met ons terugvliegt naar Tana.
Onze vlucht vanuit Tulear naar Tana vertrekt volens drie verschillende bronnen respectievelijk om 8.40 (ons ticket), 8.25 (Djoser groep) en 8.00 (hotelreceptie). Twee uur eerder is de check-in en we moeten nog een klein uur rijden naar het vliegveld. Dat betekent vijf uur ontbijt en half zes met Eric mee naar het vliegveld. Wij zijn ruim op tijd, maar het vliegtuig niet. Uiteindelijk vertrekken we om kwart over negen. Maar het kan nog erger. We hebben bericht gekregen van de KLM dat ze onze vlucht vanuit Parijs geannuleerd hebben. Ze hebben ons nu omgeboekt op een vlucht naar Kopenhagen – met een krappe overstaptijd – en vervolgens op een vlucht vanuit Kopenhagen naar Amsterdam. Wat we in Kopenhagen moeten doen, geen idee. Met het steeds wegvallende of geheel ontbrekende internet hier kunnen we niets beginnen. Gelukkig heeft Myriam van Tsara Travel al actie ondernomen en legt ons nu de optie voor die zij heeft gekozen. Dat is een directe vlucht naar Amsterdam met net iets minder overstaptijd in Parijs. Dat klinkt veel beter, krap was de overstap toch al. Met pijn en moeite lukt het om haar terug te mailen, maar zeker weten we nog niets, want de bevestiging kan 24 uur op zich laten wachten
.Bij aankomst in Tana willen we dus eerst internet, voordat we aan de rest van het programma beginnen. Christian denkt na en wil iemand gaan bellen, tot wij voorstellen om even langs het Grace Guesthouse te gaan waar we steeds in Tana geslapen hebben. Dat is de enige plek van de hele reis waar we goed internet hadden. Zo gezegd, zo gedaan. De ontvangst bij Grace Guesthouse is even hartelijk als altijd en als we ons probleem uitleggen, worden we meteen uitgenodigd om plaats te nemen en te doen wat we willen doen. Voor ons allebei is de door Myriam gekozen optie bevestigd. Nu even een schietgebedje dat de vlucht uit Madagaskar op tijd in Parijs is en we de korte overstap (precies 1 uur) halen. We bedanken Grace Guesthouse hartelijk, echt een fijn adres.
Ampefy
Een stuk geruster gaan we op weg naar de allerlaatste plek van deze reis, Ampefy. We blijven daar een nachtje en gaan morgen terug naar Tana. Een internationale vlucht op dezelfde dag als een nationale terugvlucht is te riskant omdat nationale vluchten nog wel eens uit willen vallen of veel te laat zijn. Wij kennen een Nederlandse maatschappij die er een veel grotere zooi van maakt dan Air Madagascar! Ampefy ligt ruim 100 km ten westen van Tana en ligt in het centrale hoogland.. Het gebied heeft een vulkanische oorsprong en het landschap bestaat uit afgeronde heuvels, een enorm groot meer, dat kon ontstaan door een lavastroom die een deel van een dal afsloot, rivieren en een waterval. Daarnaast kan je vulkanische verschijnselen, zoals warme baden en een geiser zien. Het landschap onderweg naar Ampefy is heel anders dan tot nu toe, Eerst zien we veel landbouw met niet alleen rijst, maar ook andere gewassen. Als het meer heuvelachtig wordt, zien we hellingen met bomen en zelfs bossen. Het is hier in vergelijking met andere gebieden veel groener en minder bewoond. Na aankomst is de dag al aardig gevorderd. We maken een wandelingetje langs het meer, de rest doen we morgen.
Wat we op onze laatste reisdag in Ampefy nog doen, schenken we jullie. Voor nu gaan we afronden. Mocht er nog op tijd internet zijn, krijgen jullie deze brief vanuit Madagaskar, zo niet versturen we hem uit Nederland.
Het gaat niet goed met Madagaskar
We hebben een goede reis gehad en heel veel mooie dingen gezien en veel prachtige natuurparken bezocht. Maar, we hebben ook gezien hoe slecht het land er voor staat. Overal is bos gekapt en overal zien we de gevolgen van de kap en brand methode. Na het afbranden verwaait de as, de grond wordt armer, bomen gaan dood door de brand, de kale grond droogt uit en verhardt en kan geen regen meer opnemen. Veel natuurgebieden bestaan uit versnipperde bosgebieden en veel soorten lemuren zijn (ernstig) bedreigd in hun voortbestaan. Het land en de mensen zijn straatarm, veel kinderen gaan niet naar school en als ze al naar school gaan, is het onderwijs vrij matig. Politiek en economisch staat het land er slecht voor. De bevolking is jong en groeit hard door alle grote gezinnen en zo is er steeds meer grond voor rijst nodig waardoor het probleem alleen maar groter wordt. Wij hebben wat pareltjes die er gelukkig nog zijn, bezocht, maar de Malagassiërs zijn hard bezig om hun land onomkeerbaar op te stoken.
Wat hoopvol stemt, zijn de goede initiatieven om samen met de lokale bevolking gebieden te beschermen. Gelukkig hebben we ook daar goede voorbeelden van gezien zoals het dorp dat nu de blauwoogmaki beschermt. Laten we hopen dat er nog genoeg tijd is om het moois wat wij op Madagaskar gezien hebben te behouden.