[Verzonden op 7 april 2024 vanuit Casablanca]
Hoge Atlas
De vorige brief eindigt in de koude woestijn van Midelt waar we de bijzondere mijntocht met Mohammed hebben. We vervolgen onze reis vanuit Midelt waar het nog onverminderd waait en rijden na de hoogvlakte de Hoge-Atlas in. Vanmorgen hebben we de hoge, besneeuwde toppen van de Hoge-Atlas gezien, maar tijdens de rit zien we geen sneeuw. De bergen lijken een voortzetting van de kale, schraal begroeide, stenige bergen met karige begroeiing van de Midden-Atlas. Veel bergen hier zijn tafelbergen met een groot, vlak plateau als bovenkant, terwijl de rest is weg geërodeerd. Door het deel waar wij rijden loopt een lange rivier die omzoomd is door bomen: voornamelijk populieren, tamarindes, oleanders en aangeplante dadelpalmen. Vanaf de Hoge-Atlas dalen we weer een heel stuk af en daarmee verruilen we de koude woestijn van Midelt in voor de warme woestijn rond Erfoud. Onderweg stoppen we voor de mooie uitzichten en zo zien we Wadi Ziz, een langgerekte smalle oase. Zelfs een klein stroompje zorgt hier voor overdadig groen en leven in het verder dorre droge landschap.
Terwijl wij veilig door Marokko reizen, horen we dat in ons rustige Ede van alles aan de hand is geweest. Een gevaarlijke gijzeling in het uitgaanscentrum met een uitgebreide ontruiming vanwege mogelijk gevaar van een bom en een ongewenste winkelsluiting op de zaterdag voor Pasen. Gelukkig loopt het allemaal zonder zware gevolgen af, maar jullie zien, wij weten wel hoe we gevaarlijke situaties moeten ontlopen.
Merzouga
Na een stop in het oasedorpje Erfoud rijden we in een klein uur naar Merzouga. Daar verandert het landschap als bij toverslag. We zitten opeens midden in de enorme zandduinen van Erg Chebbi vlak bij Merzouga. Het zijn enorme zandduinen van soms wel 100 meter hoog met de fraaiste kleuren en de prachtigste vormen. Adembenemend mooi om te zien en we gaan het gebied op een manier verkennen die bij de woestijn hoort: per dromedaris. Het is geweldig om hoog op zo’n onverstoorbare dromedaris uitzicht te hebben op de zandduinen. Je hoeft er ook niets voor te kunnen. Per twee of drie dromedarissen loopt een Touareg mee en de dromedarissen volgen de begeleider gewillig. Is de temperatuur aardig veranderd, de wind heeft er eerder nog een schepje bovenop gedaan. Mijn dromedaris is bijzonder snugger. Komt er door de wind weer een wolk zand aan, hobbelt hij snel naar voren, zodat zijn kop achter Riks dromedaris zit en hij geen last heeft van het zand. We rijden een half uur en stoppen dan om te genieten van de zonsondergang in de zandduinen die dan volgens de boekjes prachtig oplichten.
Het ligt niet aan Rik dat we geen mooie zonsondergang foto’s hebben. Tijdens de dromedaristocht worden we door de storm gezandstraald net als tijdens het wachten op de ondergaande zon. Daardoor hangt er zoveel zand in de lucht dat er een soort smog hangt die de zon vertroebelt. De zon zakt zwakjes schijnend als bleekgele bol langzaam naar benende en verdwijnt roemloos achter de horizon Wij dalen het hoge duin af naar de dromedarissen die al die tijd rustig hebben liggen wachten. Langzaam sjokkend brengen ze ons weer terug naar het hotel langs de duinen die nog steeds imposant zijn, maar al snel hun kleur verliezen. De plek moet erg bekend zijn, want als we met de dromedarissen aankomen en het duin opklimmen bij het uitzichtpunt voor de zonsondergang, kunnen we constateren dat we niet de enigen zijn. Overal op verschillende duinen staan bij elkaar zo’n 100-150 mensen en liggen kuddes dromedarissen zich te verbazen over al die idioten die tegen betaling in de zandstorm naar een vale zonsondergang staan te kijken.
Uitzicht vanaf een dromedaris bij Merzouga, Marokko
We hadden vannacht de keus om in de woestijn onder de blote sterrenhemel te slapen of op de kamer. In eerste instantie gaat de hele groep voor de woestijn. Wij kiezen voor de kamer, omdat vanwege Riks klachten een wc bij de hand wel erg prettig is. Na ons stormachtige dromedarisuitstapje ziet ook de rest van de groep af van het buiten slapen. Zeker als je op de grond ligt, heb je last van het stuivende zand en er waait zoveel zand over, dat de kans groot is dat je na de nacht niet meer terug te vinden bent, omdat je onder het zand begraven ligt. Uiteindelijk slapen we dus allemaal op de kamer.
Gisteren heeft Ehab gezegd dat we morgenochtend vanwege Pasen gezamenlijk ontbijten en als we om half negen het restaurant binnengaan, treffen we een gedekte paastafel aan. Ehab heeft elk bord versierd met een sticker en op elk bord liggen chocolade paaseitjes, staat een paaskuikentje en ligt een siereitje. Ook op de tafel staan kleine paashaasjes en kuikentjes. De paaseitjes en andere paasdingen heeft hij helemaal vanuit België meegenomen. Hij is echt zo zorgzaam en wil dat iedereen het helemaal naar zijn zin heeft. Wij geven niets om Pasen of paastafels, maar dit is vertederend en tekenend voor de zorgzaamheid van Ehab.
'Nomaden' en fossielen
We ruilen de dromedarissen in voor een jeep om daarmee de woestijn opnieuw te verkennen. De jeep blijkt een dichte luxe 4WD auto. We gaan niet met de jeep de hoge zandduinen op, maar rijden door een vlakker gedeelte. Je vraagt je af hoe iemand in zo’n grote zandvlakte zonder wegen ooit kan weten welke kant hij uit moet rijden. We bezoeken de in de woestijn levende nomaden. Het zijn een beetje typische nomaden. Kenmerk van nomaden is namelijk dat ze rondtrekken en geen vaste woonplaats hebben, terwijl deze nomadenfamilie al twintig jaar in hun tenten op dezelfde plek woont omdat daar voldoende water is. De familie bestond uit de ouders en twee zonen. Inmiddels is de vader overleden en zijn de zonen getrouwd en wonen er nu met hun eigen gezin. We vragen aan Ehab waar ze van leven. Ze hebben hun geiten en kopen graan en groente in de stad. Het blijkt dat een zoon bij het hotel werkt en de andere in de stad. Het zijn dus nomaden met een vaste baan die op een vaste plek wonen, alleen bestaat de woning uit een tent.
Ze hebben een apart hutje van bamboe met een oven voor het brood en een vuurtje om water te koken en een aparte tent waar ze slapen en de dromedariswol weven. In een heel grote tent bedekt met dekens van dromedarishaar is de ‘living’. In de living krijgen we brood en mierzoete thee voorgeschoteld door de schoondochter. Moeder doet inkopen op de markt, de zonen zijn aan het werk, dus moet schoondochter de honneurs waarnemen. Ze schenkt de thee in en deelt die rond, maar waar een gastheer gezellig met Ehab babbelt die het voor ons vertaalt, zodat je een gesprek kan hebben, kan de schoondochter als Marokkaanse vrouw niet zomaar vrijuit met Ehab babbelen. Ze heeft geen idee waar ons gesprek over gaat en zit er stil bij. Het voelt allemaal een beetje opgeprikt en je voelt je toch een soort indringer. Volgens ons moet ze opgelucht zijn als we weer opstappen.
Het gebied hier is bekend om alle fossielen die er gevonden worden en bij een volgende stop zien we dat ook zelf. We stoppen op een plek waar je zomaar in de stenen overal de fossielen van trilobieten, ammonieten en grote spiraalvormige schelpen ziet. Niet een of twee maar met honderden tegelijk. Zo mooi en zo veel, dat zie je niet op veel plekken. We komen ook bij een winkel waar ze de fossielen en allerlei schaaltjes, bakjes, enz., met fossielen voor veel geld verkopen. Wij zoeken buiten de winkel en vinden dan zonder al te veel moeite twee stukjes steen met duidelijke ammonieten er in.
Todrakloof
We stappen vanuit de ‘jeep’ weer over in de eigen bus voor de rit naar Tinghir bij de Todrakloof. We hebben een mooie rit waarbij we de stenig vlakke woestijn langzaam zien veranderen in lage bergen van rood zandsteen met prachtige vormen. De begroeiing blijft nog steeds uitermate spaarzaam. In de dorpjes die we passeren zien we vrij luxe huizen die ook allemaal het rode zandsteen gebruikt hebben. De dag krijgt extra kleur omdat we verschillende malen op de draden of vliegend de vrolijke bijeneters zien.
Onderweg stoppen we bij een inmiddels droog irrigatiesysteem dat heel slim in elkaar zat. Hoog in de berg hebben ze bij een waterpunt een verticale gang gegraven. Die gang hebben ze ondergronds tot een lengte van 10 km uitgegraven tot hij bij de te irrigeren landbouwgronden aankwam. Ze hebben het kanaal gegraven door om de paar meter een verticale gang tot de diepte van het kanaal uit te graven, zodat er gewerkt kon worden aan het kanaal en er voldoende zuurstof beneden kwam. Het graven was relatief makkelijk in het zachte zandsteen. Het uitgegraven materiaal werd met katrollen – net als bij een waterput – naar boven getakeld. Inmiddels zit het water te diep, nu nemen de stuwmeren de taak van het kanaal over. Ons hotel voor vandaag ligt schitterend in de Todrakloof. In het late avondlicht hebben we prachtig uitzicht op de kloof, echt indrukwekkend.
De Todrakloof is een kloof in het oostelijke deel van het Atlasgebergte bij de stad Tinghir. De Todra en de naburige rivieren hebben het zachte kalksteen uitgesleten waardoor de kloof is ontstaan. De hoogte van de kloofwanden varieert, maar is op sommige plaatsen 300-400 meter hoog. De kloof loopt zo’n 15 km door de bergen, maar de laatste 600 m zijn het meest spectaculair, omdat daar de kloof op zijn smalst is. We nemen de tijd om de prachtige Todrakloof te ontdekken. Met gids Saïd gaan we eerst naar het smalste deel van de kloof, waar de kloof zich vernauwt tot een breedte van 10 meter, terwijl de rode zandsteenwanden als reuzen tot 160 meter hoogte oprijzen. Het is echt een indrukwekkend gezicht. Vanaf het smalste punt wordt de kloof steeds breder en aan het eind is er eigenlijk geen sprake meer van een kloof, maar meer van een vallei tussen twee bergketens in. Dankzij een goed irrigatiesysteem is het bredere gedeelte van de kloof een ontzettend rijk en vruchtbaar gebied waar veel te zien is. Daar gaan we een lange wandeling maken.
Ochtendlicht in de Todrakloof
Onze gids van vandaag is bepaald gestoord. Saïd met djellaba, Toeareg tulband en voor hier niet kenmerkend rastahaar lacht voortdurend (vooral om zichzelf), roept bij alles ‘Afrique eh’ en wil graag met groepsleden, de waterput of hoe dan ook op de foto. Hij vraagt alle dames die niet van een mannelijke partner voorzien zijn ten huwelijk en zijn informatiedichtheid is om het vriendelijk te zeggen niet vrij hoog. Als hij merkt dat ik een verrekijker heb, wil hij door mijn verrekijker kijken en is als een kind zo opgetogen als hij de bergen opeens veel dichterbij ziet. Zonder meer is duidelijk dat hij niet vies is van geestverruimende middelen.
Maar de wandeling door het vruchtbare gebied is prachtig. Het is erg groen, op kleine akkertjes groeien alle gewassen die je kan bedenken: alfalfa, gerst, haver en ander graan, aardappels, kool, bonen en andere groente. De granaatappelbomen staan bijna in bloei, de perziken staan prachtig roze te bloeien en er staan abrikozen, olijven, vijgen, amandelen en nog meer. Mensen zijn op hun landje aan het werk of lopen met hun beladen ezeltjes na gedane arbeid weer naar huis. Over de velden vliegen de bijeneters met hun prachtige kleuren met tientallen tegelijk af en aan. Jammer genoeg zijn ze zo onbeleefd om niet ergens te gaan zitten voor een fotootje. De koereigers trekken zich intussen niets van mensen aan. Verborgen tussen de bladeren van struikjes en bomen zingen nachtegalen hun gevarieerde lied en geregeld horen we een of twee hoppen hun typische hoep-hoep-hoep roepen, maar ook die laten zich niet zien. Na de lange wandeling is het tijd voor de lunch bij de familie van Saïd die uit een gezin van 11 kinderen komt. Het is niet een thuisrestaurant, maar een sfeervol restaurant waar gezien de grootte, geregeld groepen komen. Bij aankomst mopperen ze dat we te vroeg zijn en we moeten dan ook dik een uur wachten voordat we iets te eten krijgen. Maar eerlijk is eerlijk, de lunch is uitstekend.
Via Ouarzazate naar Aït Ben Haddou
We nemen afscheid van Saïd en de Todrakloof en rijden door de steenwoestijn naar ons volgende overnachtingsadres in Aït Ben Haddou. De rit is opnieuw mooi. Vrijwel onafgebroken hebben we uitzicht op de besneeuwde toppen van de Hoge-Atlas, terwijl de weg onafgebroken door een rode zandsteenwoestijn voert met nauwelijks begroeiing. Waar wij rijden zijn de bergen een stuk lager dan die van de Hoge-Atlas. Op sommige stukken is water beschikbaar en wordt de rode woestijn afgewisseld door groene gebieden die soms zelfs de naam bos verdienen.
Dicht bij Aït Ben Haddou stoppen we in Ouarzazate. Ouarzazate bestaat pas zo’n 60 jaar. Toen in de jaren 60 van de vorige eeuw het idee ontstond om een film te maken over Lawrence of Arabia werd eerst een Arabische acteur gezocht en dat werd de Egyptenaar Omar Sharif. Vervolgens moest een locatie gevonden worden. Omar had vrienden in Marokko en wel in de plaats Aït Ben Haddou. Die plaats met zijn rode zandstenen woestijn en zijn kasba’s met trapachtige torentjes bleek uitstekend te voldoen als locatie voor de film. Door de film is de plaats wereldberoemd geworden en om ruimte te hebben en meer Arabisch aandoende scènes op te kunnen nemen werd het dorp Ouarzazate gebouwd als look alike van Aït Ben Haddou. We passeren de studio voor buitenopnames waar complete Egyptische beelden en tempels staan te wachten op een volgend Arabisch filmdrama. Later komen we ook nog langs een enorme studio waar de binnenopnames plaatsvinden. Bij aankomst in Aït Ben Haddou zien we de originele oude stad op een strategisch hoog punt over de stad uitkijken.
Aït Ben Haddou
Onze hotels zijn door Ehab met zorg uitgekozen en allemaal prima. Vandaag hebben we een probleem, er is namelijk geen stopcontact in de kamer. Uiteindelijk belt Ehab met de receptie en de stopcontacten zitten op strategische plaatsen: een achter de grote stoel en een achter het bed (die blijkt inmiddels te bestaan uit een gat in de muur).
Over de groep heb ik jullie nog niets verteld, behalve dan dat we met acht Belgen reizen. We reizen met twee echtparen en twee paren vriendinnen die vaker samen reizen. Qua leeftijd zijn er twee wat jonger, de rest is van onze leeftijd. Het zijn allemaal aardige mensen die van de reis genieten. Maken veel mensen zich zorgen over de telefoonverslaving van de jeugd, hier zien we dat het met de oudere generatie niet echt anders gesteld is.
Met gids Hassan hebben we een excursie door de stad Aït Ben Haddou. De stad bestaat inmiddels uit twee delen. Het originele deel waar wij naar toe gaan en de moderne stad waar de bevolking nu woont. Het originele Aït-Ben-Haddou is een middeleeuwse, versterkte stad op de westoever van de rivier de Asif Ounila. De stad werd mogelijk al rond het jaar 750 gesticht door Berbers, onder leiding van ene Ben-Haddou, die er ook begraven zou liggen. De stad groeide uit tot een knooppunt voor handelsroutes tussen de Sahara en Marrakesh. Sinds de 11e eeuw is de stad een ommuurde, verstevigde vesting. De stad is bekend vanwege de schitterende kasba's, die tegen een heuvel aan zijn gebouwd. Werd in Rabat de hele ommuurde stad ‘kasba’ genoemd, hier heet de ommuurde stad ‘ksar’ en zijn de kasba’s de luxe huizen van de ksar. De kasba’s zijn opgebouwd uit leem en worden versterkt door muren met hoektorens met bovenop trapvormige versieringen. Tussen de kasba’s lopen smalle steegjes. De ksar met zijn kasba’s is een typisch voorbeeld van Zuid-Marokkaanse architectuur. Helemaal bovenop staat de graanopslag (agadir), ook weer binnen een ommuring. Dit was het best verdedigde deel van de ksar. In 1987 heeft de UNESCO de stad tot Werelderfgoed verklaard. In de oude stad wonen nog een paar families.
Nadat de stad als decor voor Lawrence of Arabia was gebruikt, werd de plek wereldberoemd en de lijst van films die er opgenomen zijn is lang. De levensechte toegangspoort tot de stad is nep en speciaal gemaakt voor Lawrence of Arabia. Het plein met terrassen, vroeger gebruikt voor landbouw en als de oogst binnen was als marktplein, heeft dienst gedaan als arena voor de gladiatoren gevechten, waarbij de plaatselijke bevolking als figuranten diende. Onze gids Hassan is ook een echte filmster die in vijf films heeft meegespeeld. Het dorp krijgt veel bekijks en is ruim voorzien van souvenirs. Een vroegere techniek om geheime boodschappen over te brengen wordt nu gebruikt om schilderijtjes voor de verkoop te maken. Men neme kobaltblauw, saffraan en thee met suiker en maakt daarmee een schets. De kleuren blauw en saffraan zijn te zien, de thee niet. Door de tekening voorzichtig boven een vlam te houden, karamelliseert de suiker en levert mooie bruine schaduwen op. We klimmen de steile stad helemaal door tot we bij de vervallen graanschuur boven staan. Vanaf daar hebben we een prachtig uitzicht over de ksar, de nieuwe stad en de prachtige omgeving.
Eten tijdens ramadan
We stappen uit het filmdecor voor de lange rit naar Marrakesh. Het is een prachtige rit waarbij we de Hoge-Atlas doorsteken. Eerst klimmen we omhoog tot een hoogte van 2.600 meter. Om ons heen zien we de besneeuwde toppen die schitterend in het zonlicht oplichten. Na het passeren van het hoogste punt dalen we langzaam af. Nu we aan de andere kant van de bergketen zijn, zien we een opmerkelijk verschil. De hellingen zijn veel groener en begroeider en veel hellingen zijn bebost. In de dalen zijn overal frisse groene akkertjes. Een groot contrast met de steenwoestijn aan de andere kant. Naarmate we dichter bij Marrakesh komen, raken we de bergen geleidelijk kwijt en rijden we weer door vlakker land.
Marrakesh is een van de vier koningssteden van Marokko en de laatste die wij na Fez, Meknes en Rabat bezoeken. Marrakesh is in 1062 gesticht door de Berberse lmoraviden-heerser Yusuf ibn Tashfin en was de hoofdstad van het rijk. De stad was een belangrijke handelsstad voor de karavaanroutes in de Sahara. Na de Franse bezetting in 1913 werd het moderne gedeelte van de stad gebouwd. De historische kern van de stad (de medina) is door UNESCO in 1985 tot Werelderfgoed verklaard. Het centrale plein van de stad, Djemaa el Fna, is beroemd, evenals de ernaast gelegen soek (bazar). Op het plein vonden in vroeger dagen executies plaats, vandaar de naam die ‘Plein des Doods’ betekent. Overdag zijn er op het plein veel straatartiesten, waaronder ook slangenbezweerders, en 's avonds staan er tientallen eetkraampjes.
Wij gaan dan ook ‘s avonds naar het plein om het straatleven daar te bekijken. Voor we het plein opgaan, drukt Ehab ons op het hart dat we niets, maar dan ook niets op het plein mogen eten of drinken. Ze wassen niet goed af, het eten is niet goed, kortom we mogen het niet riskeren. Het plein is relatief rustig vanwege de ramadan, wat erg prettig is, want ook nu is het al druk genoeg. Het grootste deel staat vol met eetkraampjes en tafels die vol zitten met eters. Uitsluitend Chinezen en westerse toeristen met een kennelijk sterker gestel dan wij. Helaas zien we op het plein ook de mannen met slangen en de mannen met de in roze jurkjes of nette pakjes gestoken berberapen. Om verdrietig van te worden. Wij eten boven in een restaurant met uitzicht op de moskee. Dat is mooi, maar helaas houdt de voorzanger een eindeloos durende half gezongen litanie. Vanwege de ramadan worden alle (of in ieder geval heel veel) koranverzen uit het gebedenboek van achter naar voren voorgedragen. Elke keer als het even stil is, hopen we dat het over is, maar voorzanger geniet van zijn baan en heeft een lange adem.
Marrakesh
Onze volle dag in Marrakesh beginnen we met Youssouf die ons eerst meeneemt naar de grote Koutoubia-moskee, de grootste moskee in Marrakesh. De bouw van de moskee begon rond 1150 en de minaret werd voltooid tijdens de regeerperiode van kalief Abu Yusuf Yaqub al-Mansur (Jacob de Overwinnaar). De minaret die geen trappen heeft, maar een oplopende helling, diende als voorbeeld voor de Giralda in Sevilla en later voor de Hassantoren in Rabat. Na de voltooiing van de minaret bleek echter dat de moskee niet goed gericht was op Mekka en daarop werd bevel gegeven hem te herbouwen. De minaret wordt bekroond door een piek met vier koperen bollen. Volgens de legende waren dit er oorspronkelijk drie die van puur goud zouden zijn. De vierde zou geschonken zijn door de vrouw van Yaqub al-Mansur als compensatie voor haar falen om te vasten tijdens de ramadan. Ze zou haar gouden sieraden hebben laten omsmelten om de vierde bol te maken. Gezien de grootte van de bol moet ze een goed gevuld juwelenkistje hebben gehad. We lopen om de moskee met de indrukwekkende minaret heen, want als niet moslims is binnen voor ons verboden terrein.
We vervolgen onze route naar de Saaditombes die uit de late 16e eeuw dateren. Het was een necropolis voor de koningen van de Saadi dynastie en hun familie die er in prachtige bewerkte ruimtes hun eeuwige rust vonden. Toen de Saadi de macht verloren, werd het hele complex dicht gemaakt en raakte in de vergetelheid. Pas in 1917 zijn de graven door de Fransen bij luchtfoto’s herontdekt en hersteld. Er zijn nu drie grafruimtes te bewonderen. De eerste en grootste is voor de koningen zelf. Het dak bestaat uit bewerkt en beschilderd cederhout en wordt gedragen door 12 marmeren zuilen. De muren en vloeren bestaan uit Moors tegelwerk. Het is echt prachtig om te zien. De tweede kamer is voor de vrouwen, met daarin een extra mooie nis voor de moeder van een van de koningen. De derde kamer is gereserveerd voor de kinderen en ook rijk bewerkt. Alle kamer liggen rondom een aangename binnentuin waar trouwe volgelingen van de koning begraven liggen. We zijn niet de enigen die de tombes bezoeken. We moeten in de rij staan voor een kaartje, in de rij voor de kamers met de tombes en als wij klaar zijn, staat er al een drie keer zo lange rij.
Saadi mausoleum in Marrakesh
Ook ons volgende punt, het Bahia Paleis, is gewild bij de toeristen. Waren we met z’n tweeën geweest, hadden we het paleis vanwege de drukte waarschijnlijk gelaten voor wat het was maar nu gaan we mee naar binnen. Het paleis werd eind 19e eeuw gebouwd door de grootvizier Si Musa en zijn zoon Ba Ahmed. Ba Ahmed woonde hier met zijn vier vrouwen en 24 concubines en hun kinderen. Het paleis is vernoemd naar zijn lievelingsvrouw, Bahia, wat schitterend of glanzend betekent. Het moest het grootste paleis van zijn tijd worden en dat is aardig gelukt. Het complex is 8.000 m² groot, bevat diverse binnentuinen en heeft 150 kamers. Het is geheel in Moorse stijl gebouwd met ook weer schitterende cederhouten plafonds, fraai tegelwerk en de binnenplaatsen worden gesierd door marmeren fonteinen. Ondanks de drukte, echt prachtig en de moeite waard.
Na al dit moois gaan we de souk (centrum met kleine straatjes) in. We doen zowel het gedeelte met de winkeltjes als het gedeelte met de ambachtslui: leerbewerkers, lassers, koperslagers, wevers en smeden. Ook in de souk zijn de winkeltjes gericht op de toeristen, in het gedeelte met de ambachtslieden geldt dat duidelijk minder.
In de souk staat ook het bezoek aan de Berberapotheek op het programma. Dat is, om het zacht uit te drukken, minder geslaagd. Bij de deur zit een oude Marokkaanse vrouw in een vijzel de zaden van de arganboom – exclusief groeiend in het zuidwesten van Marokko – te vermalen. Van die zaden wordt de beroemde Marokkaanse arganolie gemaakt. De gladde verkoper vertelt dat zijn apotheek alles nog op traditionele wijze maakt en dat merk je natuurlijk aan de kwaliteit. Vermoedelijk heeft hij daarom – als bewijs van de traditionele werkwijze – zijn hoogbejaarde oma gedwongen om met de vijzel bij de deur te zitten. We worden naar boven gestuurd en op bankjes gezeten, moeten we een lang verhaal aanhoren over arganolie voor het koken of als schoonheidsproduct. Daarna zijn andere middeltjes – allemaal even traditioneel bereid – aan de beurt. Geen enkele kwaal kan hier niet behandeld worden. Om het geheel op te vrolijken, krijgen we thee en mogen we kiezen of die met of zonder suiker is. Wij bestellen thee zonder suiker, die mierzoet is. Als ze al niet eens thee kunnen zetten, lijken de medicinale smeerseltjes me ook niet erg betrouwbaar.
Na alle medische zalfjes en potjes zijn de keukenkruiden aan de beurt. Natuurlijk ook allemaal traditioneel gemaakt. Gladprater blijft maar doorgaan en het ergste is, dat we alles moeten ruiken of op ons hand gesmeerd krijgen. Uiterst irritant. Als gladprater eindelijk klaar is, haalt hij niet eens adem voor hij vraagt wie er arganolie wil kopen en zo dreigt hij weer zijn hele assortiment af te gaan, maar we onderbreken hem omdat sommigen rond willen kijken. Mocht je nek- of rugklachten hebben, kan je bij gladprater ook een massage krijgen. Dat doet gladprater niet zelf, mannen masseren mannen en vrouwen masseren vrouwen. En wat denken jullie? Geen massage voor ons!
Majorelle tuin: tijdsloten vol
Na de excursie met Youssouf hebben we al zoveel gezien dat we besluiten de middag niet meer in het extreem drukke centrum door te brengen. We willen graag naar de Majorelle tuin, een botanische tuin ontworpen door Jacques Majorelle in 1924. De kobaltblauwe kleur die hij gebruikte voor de decoratieve elementen is later naar hem vernoemd, majorelleblauw. In 1949 zijn de tuinen opengesteld voor publiek en vanaf 1980 was de tuin eigendom van de in 2008 overleden Franse modeontwerper Yves Saint Laurent en zijn partner Pierre Bergé. De laatste heeft een stichting opgericht die de tuin beheert. Als we bij de tuin aankomen, zien we bordjes hangen met tijden waar al grote groepen mensen bij staan te wachten. Er is ook een kassahokje en daar willen we kaarten kopen. Maar zo simpel gaat dat niet. Kaarten kan je alleen online kopen en voor vandaag zitten alle tijdsloten al vol. Gezien de mensenmassa (wel veel minder dan bij het Bahia paleis) hadden we misschien toch al wel afgehaakt. We nemen vanaf de ingang maar een foto, hebben we toch iets.
Na nog een rondje door de stad houden we Marrakesh voor gezien. ‘s Avonds gaan we weer gezamenlijk naar het grote Djemaa el Fna plein om te eten en rond te kijken. We zijn nu later dan gisteren en er is nu veel meer volk op de been./
Imlil
We laten het drukke Marrakesh achter ons voor opnieuw een prachtige rit door de Hoge-Atlas naar Imlil waar we een dagje blijven. Tijdens de rit komen de door het gebied dat door de aardbeving van vorig jaar is getroffen. Ook Marrakesh is getroffen en een van de moskeeën is sinds die tijd gesloten en wordt nu met houten stutten ondersteunt. De dorpjes zijn er nog slechter afgekomen. We zien huizen met grote barsten in de muur, maar ook huizen waarvan muren van bovenaf op de rest van het huis gestort zijn en daken die scheef, half in de huizen hangen. Uit de grote tentenkampen blijkt wel dat er nog heel veel herstelwerk te doen valt. Ook aan de weg zijn ze druk bezig, maar volgens Ehab heeft dat niets met de aardbeving te maken.
Imlil is een dorpje in de Hoge-Atlas op 1.800 meter dat dicht bij Toubkal berg ligt. Toubkal is met zijn 4.167 meter de hoogste berg van de Hoge-Atlas en de hoogste berg van Noord-Afrika. Imlil is de uitvalsbasis voor de beklimming van de Toubkal, je kan er berggidsen en muilezels voor de tocht huren. 90% van de mensen die hier komen, komen om naar de top van de Toubkal berg te klimmen. Onze groep hoort tot de 10% andere bezoekers. Het dorp is relatief nieuw en ontstaan dankzij de bergbeklimmers. In de omgeving zijn nog veel oorspronkelijke dorpjes, maar qua bouwstijl verschilt Imlil niet van de omgeving. De streek is vruchtbaar en als wij er zijn staan alle kersenbomen schitterend te bloeien. De walnotenbomen zien we wel, maar moeten nog uitlopen en ook zijn er veel appelbomen en zien we bloeiende mispels.
In 1995 heeft een zware ramp het dorpje getroffen. In 2,5 uur tijd is er 70 mm regen gevallen en het dorp is door een zes meter hoge watermuur overspoeld. Naast de 150 mensen die omgekomen zijn, zijn ook hun bestaansmiddelen vernietigd: vee, voedselvoorraden en landbouwgrond waren verdwenen en het toerisme lag volledig op zijn gat. Het heeft heel lang geduurd voordat het dorp deze ramp te boven was, vooral omdat fruit- en walnotenbomen jaren moeten groeien voor ze weer iets opleveren. Nu is er niets meer van de ramp te merken.
Imlil
We zijn bijtijds in Imlil. Het is er zo ongelofelijk mooi. De besneeuwde toppen van de Hoge-Atlas steken prachtig af tegen de blauwe lucht, in de velden in de vallei staan de kersenbomen uitbundig wit te bloeien en overal is het heerlijk fris voorjaarsgroen. Na het hectische Marrakesh is het hier heerlijk. Onder leiding van een gids gaan we een wandeling in de bergen te maken. We slaan al snel een zijweg in en alhoewel de gravelweg breed genoeg is voor een auto, is hij ongeschikt voor mensen met hoogtevrees vanwege de steile afgrond aan een kant van de weg. Bijna tegen de andere helling aangeklemd houdt Rik het een klein half uur angstig vol, maar aangezien de gids aangeeft dat het voorlopig zo blijft, haken we af en gaan we terug. Vanaf het hotel proberen we de enige andere zijweg die we zien en die met een stuk vriendelijkere zigzags omhoog lijkt te gaan. Laat deze weg nou uitstekend zijn. Hier zijn geen kale, steile hellingen, maar veilige beboste zigzags naar boven. We verwachten dat de weg snel stopt, maar hij blijft maar door klimmen. We wandelen nu heerlijk in een schitterend berglandschap, passeren een klein dorpje en zien diverse herders met hun schapen en geiten op de hellingen. Zo hebben we alsnog een heerlijke genietwandeling in de mooie bergen.
Kleurige schaapsherder bij Imlil
Essaouira
We verlaten het heerlijke, groene Imlil en de mooie bergen en rijden terug naar Marrakesh om onze rit te vervolgen naar Essaouira, onze volgende stop. Het is een lange rit en daarom stoppen we voor koffie, lunch en fotostops. Omdat de airco in de bus het begeven heeft, moet Mohammed in Marrakesh een nieuwe riem kopen om de airco te maken. Wij worden in de tussentijd geparkeerd in de meest authentieke koffietent die je je voor kunt stellen met een grote M als logo: de McDonalds. Grappig genoeg is de kinderhoek ingericht als een Moors paleisje, compleet met muren met namaak mozaïeken en een niet spuitende ‘marmeren’ fontein. Naast alle Big Macs hebben ze nu een speciaal Ramadanmenu in de aanbieding. Wel wachten tot het donker is.
Essaouira ligt in het westen van Marokko aan de Atlantische Oceaan. De geschiedenis van de stad gaat mogelijk terug tot de 5e eeuw v.C., toen de Carthaagse navigator Hanno er tijdens een ontdekkingsreis enkele handelsposten stichtte. Het huidige Essaouira werd vanaf 1760 gesticht door Sultan Mohammed ibn-Abdullah. Hij had in 1751 zijn Atlantische havens in concessie gegeven aan de Denen, maar wilde nu weer inkomsten krijgen uit de handel met Europa. In de 19e eeuw werd de stad de belangrijkste haven van Marokko en verschillende landen openden hier een consulaat, waaronder Nederland. In 1844 bombardeerden de Fransen de stad om Marokko te dwingen hun steun aan de Algerijnse verzetsbeweging te staken. Voor de Fransen speelde de stad een belangrijke militaire, administratieve en economische rol wat nog steeds zichtbaar is aan een aantal in Franse stijl opgetrokken gebouwen. Tegenwoordig is Essaouira vooral bekend als toeristische trekpleister. Ook is het een geliefd oord voor kite-, wind- en golfsurfers. De medina staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Naast de medina heeft de stad ook een drukke vissershaven.
Haven van Essaouira
Ons hotel in Essaouira ligt in een smal straatje in de medina. Daar kunnen geen auto’s komen, laat staan onze bus. Maar als de bus parkeert, staan twee mannen met grote handkarren al klaar om de bagage in te laden en zo komen we alsnog zonder te sjouwen bij het hotel. Wat bagage betreft moeten we deze reis wel wennen. Normaal dragen we onze bagage zelf, maar hier is het niet de bedoeling dat je er ook maar een poot naar uitsteekt. ‘s Morgens zet je de bagage buiten je kamer, die wordt opgehaald en in de bus geladen. Bij aankomst wordt de bagage voor de deur van je kamer gezet. Dat voelt onwennig, maar het wordt hier niet gewaardeerd als je zelf iets doet. Dat wordt nog wennen als we Schiphol aankomen.
Na aankomst lopen we door de medina die aanvankelijk een stuk rustiger is dan die van Fez of Marrakesh. Een deel van de medina is gericht op toeristen, maar een ander deel is er vooral met spullen voor de mensen die er wonen. Als we tegen donker teruglopen door de medina is het een stuk drukker en chaotischer geworden met vooral lokale mensen Nu het bijna donker is, gaan de winkeltjes dicht en de eetkraampjes open, omdat iedereen nu eindelijk mag eten. De medina is grotendeels ommuurd en hoewel een deel van de muren oud is, ziet een deel er wel erg nieuw uit.
Via heel veel verschillende poorten kan je de medina in of uit en een van de poorten voert naar de vissershaven. De vismarkt is druk en heeft een gigantisch aanbod aan vis, oesters, krabben, inktvis en meer. Er wordt veel vis verhandeld en vis schoongemaakt, wat de meeuwen en katten erg weten te waarderen. Die smullen van de restjes. Grote groepen meeuwen zitten klaar om als er een handje visafval weggegooid wordt, luid krijsend en bijna vechtend massaal op de prooi af te duiken. Een deel van de haven bestaat uit enorme schepen die vooral op sardines vissen, in een ander deel van de haven liggen allemaal kleine blauwe bootjes waarvan je je niet voor kan stellen dat ze veilig de ruige zee op kunnen. Verderop zien we enorme golven tegen de rotsen schuimend stuk spatten. De kleine scheepjes zijn meer gespecialiseerd in bepaalde vissen of andere zeedieren. Zo zien we twee mannen allebei met een enorme zwaardvis slepen en op de kramen zien we een grote variatie aan vis, variërend van sardines tot vissen van meer dan een meter en grote platvissen.
Ook de volgende ochtend gebruiken we nog om in Essaouira rond te kijken. We lopen over het deel van de hoge, oude stadswal, vol met kanonnen en schietgaten, dat nog toegankelijk is. Kwam de vijand over zee dan kon je hem bijtijds te grazen nemen, nu biedt de stadswal mooi uitricht over de Atlantische Oceaan en over de stad. We bekijken nog de synagoge en lopen nu het rustiger is nog door het marktgedeelte van de medina.
Einde reis
Rond lunchtijd vertrekken we voor de lange rit naar Casablanca. Aanvankelijk rijden we nog door mooi groen en vruchtbaar land, maar naarmate we meer landinwaarts komen, verruilen we het groene landschap weer voor de droge zandwoestijn. Tegen half acht zijn we bij het hotel en na een laatste gemeenschappelijke avondmaaltijd begint de reis toch echt op te raken.
Morgen vliegen we vanuit Casablanca weer naar huis. We hebben een prachtige reis gehad en ontzettend veel van het land, de landschappen en de mensen gezien. Ehab is een fantastische, humoristische en uiterst zorgzame gids en de groep was prima. Natuurlijk hebben we de vogels, reptielen en planten gemist, maar daar was dit ook niet het type reis voor. Bij een volgende reis zullen we heel wat minder tijd aan eten besteden dan de urenlange lunches en diners die we deze reis gehad hebben en die wij als enigen van de groep eigenlijk tijdsverspilling vonden. Ons terrasquotum voor het jaar 2024 hebben we met deze reis al ruim overschreden. Maar we hebben genoten en Marokko op een goede manier leren kennen.