Scandinavië 2024 > rondzendbrief 3
Rondzendbrief 3 Scandinavië 2024

[Verzonden op 18 juni 2024 vanuit de trein tussen Kopenhagen en Hamburg]

Bus van Narvik naar Svolvaer

In de vorige brief heb ik jullie bijgepraat tot onze aankomst in Narvik, net in Noorwegen. Na een nachtje Narvik pakken we de spullen weer op om met de bus door te gaan naar Svolvær op de Lofoten. Het is een flinke reis van vier uur door een schitterend landschap. We zitten voor in de bus en zien het prachtige fjordenlandschap met hoge bergen aan zee aan ons voorbij trekken. Wanneer we precies op de Lofoten zijn, is niet helemaal duidelijk, want er zijn zoveel bruggen en zoveel eilanden dat we niet goed kunnen bepalen waar de Lofoten beginnen. Maar eerst maar weer wat wetenswaardigheden over Noorwegen waar we de komende tijd zijn.

Info over Noorwegen

Noorwegen heeft een oppervlakte van 385.207 km² (inclusief Spitsbergen). Door het relatief lage inwonertal van ongeveer 5 miljoen is Noorwegen na IJsland het dunstbevolkte land van Europa (13/km²). Grote delen worden gedomineerd door natuur; bossen, fjorden, gletsjers en meren zijn kenmerkend voor het Noorse landschap. Noorwegen is rijk aan gas- en olievelden, die samen met andere bodemschatten, de scheepvaart en de handel de pijlers van de economie vormen.

De oudste op Noors grondgebied gevonden gebruiksvoorwerpen stammen uit 10.500 v.C. Rond deze tijd was het westen van Noorwegen ijsvrij en dus geschikt voor bewoning. Uit archeologische vondsten is gebleken dat de bewoners tijdens het Romeinse Rijk handel dreven met de Romeinen. De periode van 800 tot 1066 wordt in de Noorse geschiedenis aangeduid als de Vikingtijd, genoemd naar de Vikingen, die er met hun Vikingschepen op uit trokken om de wereld te verkennen, handel te drijven, oorlog te voeren en te plunderen. Het begin van de Vikingtijd valt samen met het ontstaan van de Noorse monarchie. Tot 872 waren er ongeveer 30 koninkrijken, die in die tijd door de eerste Noorse koning, Harald Schoonhaar, werden verenigd. In het begin van de 11e eeuw werd het christendom in Noorwegen geïntroduceerd. Koning Olaf II (995-1030) trachtte de Noren te bekeren, maar moest dat met de dood bekopen. Later werd hij heilig verklaard en schutspatroon van het land. Aan het einde van de 11e eeuw was het christelijk geloof de enige toegestane religie; enkele Noorse steden kwamen in die tijd tot bloei. In 1066 kwam er een einde aan de Vikingtijd toen Harald Sigurdsson een onsuccesvolle poging ondernam om Engeland te veroveren, waarbij hij sneuvelde.

Koning Sigurd Jorsalfare was de eerste Europese koning die op kruistocht ging. Na thuiskomst regeerde hij met harde hand en voerde een belastingstelsel in. Na zijn dood ontstond onenigheid rond de opvolging; hij had alleen een dochter nagelaten. Dit leidde tot een burgeroorlog, die Noorwegen van 1130 tot 1240 in zijn greep zou houden. Haakon Haakonson beslechtte de strijd en werd koning van een opnieuw verenigd Noorwegen. In 1397 kwam er een einde aan het zelfstandig koninkrijk door de Unie van Kalmar met Denemarken en Zweden. Toen Zweden in 1521 de Unie van Kalmar verliet, werd Noorwegen een provincie van Denemarken tot het in 1814 overging in Zweedse handen. In 1905 werd Noorwegen een onafhankelijke staat, met koning Haakon VII als staatshoofd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist het neutraal te blijven. In de jaren twintig van de 20e eeuw bezette Noorwegen Jan Mayen en kreeg de soevereiniteit over de Arctische archipel van Spitsbergen. Van april 1940 tot de capitulatie in mei 1945 werd het land door nazi-Duitsland bezet. De Noorse bevolking heeft tot twee keer toe per referendum het lidmaatschap van de Europese Unie afgewezen.

Noorwegen is lang en smal en heeft een zeer lange kustlijn. Inclusief fjorden, kleine voor de kust gelegen eilanden en andere inhammen is de kustlijn minstens 25.000 km lang. De kust is omzoomd met eilanden (in het bijzonder de eilandengroepen Lofoten en Vesterålen) en talrijke diep gekartelde fjorden. Verder telt Noorwegen een groot aantal gletsjers en is vrijwel in zijn geheel beheerst door het Scandinavisch Hoogland. De bergen en de plateaus worden afgewisseld door vruchtbare valleien en snelle rivieren, die hydro-elektrische energie leveren. Vanwege zijn ligging aan de Atlantische Oceaan aan het einde van de warme Golfstroom heeft Noorwegen een mild en vochtig klimaat. De hele kust is het hele jaar door ijsvrij. De grootste steden bevinden zich hoofdzakelijk langs de kust, vooral in de zuidelijke helft. Er zijn 47 nationale parken in Noorwegen, waarvan zeven op Spitsbergen.

Noorwegen is een parlementaire constitutionele monarchie met Harald V als koning en Jonas Gahr Støre als premier. Noorwegen is medeoprichter van de VN, de NAVO, de Raad van Europa en de Noordse Raad. Het land is geen lid van de Europese Unie, maar wel van de Schengenruimte.

Svolvaer (Lofoten)

In Svolvær zitten we in een zogenaamde rorbuersuite, oude vissershutten die met hun karakteristieke rode kleur het stadje bepalen. Ze zijn nu veelal in gebruik als accommodatie. Onze rorbuersuite is super. We hebben een compleet huisje met grote huiskamer met keuken, eettafel en zithoek en een aparte slaapkamer met badkamer (A). De huiskamer is niet voor ons alleen, ook boven is een slaapkamer (B) die nu op slot zit. Voorlopig zijn we alleen in het huisje en we hopen dat dat zo blijft.

Svolvaer met karakteristieke hotelhuisjes

Svolvaer met onze hotelhuisjes

De Lofoten zijn een eilandengroep voor de kust van de provincie Nordland in het noorden van Noorwegen. Svolvær dat wordt beschouwd als de hoofdstad van de eilandengroep, ligt op het grootste eiland, Austvågøy. Symbool van de stad is de 569 m hoge Svolværgeita, de pas in 1910 voor het eerst beklommen ‘Geitenberg’ met twee opmerkelijke hoorns die maar 1.5 m uit elkaar staan. Alles op de Lofoten draait om de visvangst en dan vooral kabeljauw. De Noordoostelijke Arctische kabeljauw – hier ‘skrei’ genoemd dat ‘migreren’ (trekken) betekent – komt van januari tot april in overweldigende aantallen naar de Lofoten om te paaien. De meeste vissen zijn tussen de 10-15 kg, maar ze kunnen 1.70 m worden en wel 55 kg wegen. Alles van de vis wordt gebruikt, maar ze worden hoofdzakelijk in de open lucht tot stokvis gedroogd. Drogen gebeurt op speciale stokvisrekken, enorme bouwsels die als een grote V met veel dwarsbalken tegen elkaar aan staan. Vis is zo belangrijk dat rond de Lofoten en de paaigronden van de kabeljauw geen olieboring is toegestaan.

Tijdens onze wandeling naar Svinoyas waar een beroemde schilder heeft gewoond en nu begraven ligt, zien we hoe belangrijk de visserij is. Er hangen enorme visnetten die met een takel bediend worden, er staan kratten vol met gedroogde vissenkoppen, maar bovenal rij na rij na rij zien we de gigantische stokvisrekken, sommige wel 50 meter lang en zeker 5 meter hoog. Omdat het visseizoen al lang voorbij is, is vrijwel alle vis al verdwenen. Nu hangen de rekken vol met kabeljauwkoppen. Vroeger werden die als afval beschouwd, maar tegenwoordig zijn gedroogde vissenkoppen een miljoenenhandel. Ze worden vermalen tot poeder en gebruikt in de voedingsmiddelenindustrie, vooral in Azië en gebruikt als eiwitrijke voedselbron in ontwikkelingslanden. Vinden wij de vis en de vissenkoppen niet echt lekker ruiken, hier noemen ze het de ‘geur van geld’. Dat het leven zwaar was, zien we aan het metershoge vrouwenbeeld. Ze zwaait haar man uit die in de barre wintermaanden erop uit trekt om te vissen. Wij eten vanavond gewoon samen, lekker thuis dankzij de magnetron. Vandaag hebben we voor het eerst in weken weer de jasjes aan vanwege de wind en de temperatuur, ‘s Avonds eenmaal thuis zien we dat het buiten regent. Ook dat hebben we lang niet gezien.

Prachtige RIB-boot tocht

‘s Morgens is het nog steeds zwaar bewolkt en fris (10 graden), terwijl het af en toe regent. Dat kunnen we niet gebruiken, want we gaan een boottocht maken naar de Trollfjord. De Trollfjord is een van de grootste attracties van de Lofoten en een van de meest spectaculaire fjorden van Noorwegen. De smalle Trollfjord is bij de ingang maar 100 m breed is en op zijn breedste punt 800 m. De fjord is 72 m diep en ingesloten door steile, hoge bergwanden tot wel 500 meter. Aan het zuidelijke uiteinde rijst de Trolltindan berg van 1.084 meter op. Maar er is meer. Je hebt tijdens de tocht kans om zeearenden te zien en op grond van de omschrijving hebben we deze excursie al vooraf geboekt: ‘Ga mee op een veilige en leuke RIB-bootervaring naar Trollfjorden. Je krijgt de kans om zeearenden te ontmoeten en enkele van de schilderachtigste landschappen van de Lofoten te ervaren. Een reis gemaakt voor natuurliefhebbers. Dit is een van de meest dramatische landschappen van Noorwegen en in een open boot kom je dicht bij de elementen. Er is een grote populatie zeearenden en een van de hoogtepunten is zonder twijfel wanneer een zeearend een paar meter boven je hoofd cirkelt’.

We hebben geen benul wat een RIB-boot is, voor ons is elke boot gewoon een boot. In onze zelf samengestelde reisgids lezen we een omschrijving van de RIB-boottocht die heel anders klinkt: ‘De RIB-boot gaat extreem hard en je voelt elke hobbel op zee. Het is een enerverende ervaring en perfect als je van snelheid en actie houdt. Het is een open boot, dus bij slecht weer en een ruwe zee kan het behoorlijk onaangenaam zijn en afhankelijk van het weer koud en nat. Als je geluk hebt zie je een zeearend. De tocht wordt afgeraden als je rug-, nek- of knieklachten hebt of zwanger bent’. Dat klinkt niet alsof die voor ons bedoeld is, maar we gaan het zien. Voor de zekerheid gaan de wanten mee en trekken we veel lagen kleren aan, zodat we als Michelin mannetjes bij de boot komen.

Bij de steiger van RIB-boot worden we welkom geheten en dienen we vooral de veiligheidsinstructies te lezen. Voorts hangen er rekken vol overalls die nog het meest op oliepakken lijken. Iedereen – we zitten ongeveer met tien man in de boot – moet een passend oliepak uitzoeken en voor vertrek aantrekken. Dat pak is dik, warm en absoluut water- en winddicht. Daaroverheen komt een zwemvest en verder zijn er wanten – zo groot dat ik ze over mijn eigen wanten aantrek – en veiligheidsbrillen. Een van de instructies luidt dat je alleen maar recht voor je mag kijken. Zo ingepakt is iets anders volstrekt onmogelijk. Elkaar nog herkennen lukt nauwelijks, iedereen ziet er nu in zo’n geel oliepak identiek uit. Als de crew van een olieplatform klimmen we in de boot. Daar zijn geen gewone stoelen maar een soort zitjes die nog het meest op de bok inclusief handvatten uit het gymlokaal lijken en waar je op moet zitten alsof het een paard is. Het zit uiterst comfortabel. We varen rustig weg, maar eenmaal uit het stadje gaat de vaart erin en gaan we echt hard. Het is geweldig en we genieten. Van de regen merk je niets door het dikke pak met capuchon en koud krijgen we het niet. Na een poosje remt de kapitein af en zien we onze eerste zeearenden. Wel een stuk of vijf, zes. De kapitein gooit vis in zee, waar de zeearenden meteen op afduiken en in een oogwenk de vis met hun gigantische klauwen grijpen. Fantastisch om te zien, zulke indrukwekkende vogels. Ongeveer de helft van de Europese populatie zeearenden zit in Noorwegen en een groot deel daarvan huist rondom de Lofoten. De kapitein schat dat er hier in de omgeving zo’n 5.000 stuks zijn.

Zeearend net boven het water bij de Lofoten

Zeearend tijdens RIB-boot tocht

Terwijl wij ons zittend op de bok vasthouden, zet de kapitein er weer flink de vaart in. We voelen ons in veilige handen bij de kapitein, absoluut geen branieman en reuze aardig. Het regent inmiddels en door de snelheid doet de regen pijn aan je gezicht. Natuurlijk hadden we niet geklaagd als het mooi weer was geweest, maar dit weer past wel helemaal bij de ruige natuur. Als we de Trollfjord invaren is het weer droog, zodat Rik naar hartelust foto’s kan maken van de hoge, smalle fjord. In de winter paait de kabeljauw hier en wordt hier veel vis gevangen. Maar het is er ook gevaarlijk. De hoge steile muren zijn instabiel en geregeld valt er een stuk naar beneden. Zelfs voetstappen van een mens kunnen al genoeg trilling veroorzaken om een stuk af te laten breken, zelfs als het begroeid is met bomen. In de winter komen daar nog onheilspellende geluiden bij van het ijs dat krimpt en uitzet en tegen de rotsen schuurt, zodat er knarsende, grauwende en grommende geluiden zijn te horen.

Zo komt de Trollfjord aan haar naam. Jullie weten dat Noorwegen het land van de trollen is en ze wonen in de Trollfjord. Het zijn nare wezens. Onverwacht gooien ze een steen naar je en laten daarbij hun gemene grommende lach vanuit het binnenste van de berg horen. Heb je pech gooien ze zomaar nog een steen naar je, waarna ze opnieuw knarsen en grommen. Alleen trollen zijn zo gemeen.

We stoppen nog een tweede keer voor de zeearenden. Hier zitten er nog veel meer dan op de vorige plek en de boot kan zo dichtbij komen. De kapitein vertelt dat het heel intelligente vogels zijn en dat ze mensen herkennen en na verloop van tijd hun angst voor je verliezen. Bij hem achter zit een paartje die hem zelfs bij het nest toelaat. Lieverds zijn het niet. Volgens de kapitein kunnen ze naast vis ook schapen en geiten aan die ze over een klif of de zee in jagen. Werkt het slachtoffer niet mee, pikken ze de ogen uit, zodat het slachtoffer wat makkelijker de verkeerde kant oploopt. Hij zegt dat ze zo zelfs elanden aan kunnen vallen. Veel te snel is onze tocht alweer voorbij, we hebben ervan genoten en hadden het voor geen goud willen missen. De RIB-boot is geweldig.

Wandelen rond Svolvaer

‘s Middags trekken we erop uit om de Tjelbergtint – een niet echt hoge berg – te bedwingen. Bij de VVV hebben ze ons een lange route aangeraden die minder steil gaat. Dat geldt voor het eerste stuk, maar dan moeten we een smal paadje inslaan dat behoorlijk verticaal gaat en waar grote rotsblokken behoorlijk hinderlijk in de weg liggen. Niet geschikt voor stramme benen, Riks onbetrouwbare voeten en thuis gelaten wandelstokken. We kiezen een andere optie: langs het meer. Het is er schitterend,er staat waterdrieblad met zijn gerafelde witte bloempjes, de lavendelheide bloeit met zijn tere roze kelkjes in overweldigende hoeveelheden en er groeien andere planten die wel van voedselarme nattigheid houden: wollegras, veenpluis, veenbies, vetblad en diverse bessen. Hier hebben we niet te klagen over steile paden, maar toch keren we terug. Het moerasgebied is te nat als je in plaats van elandhoeven, mensenvoeten hebt. Gelukkig kunnen we wel langs de andere kant van het meer. Daar lopen we tot een prachtig uitzichtpunt. Graag had ik jullie geschreven over een spannende ontmoeting met een eland, maar helaas, geen eland. Dat ze hier zitten is zonneklaar. We vinden op verschillende plaatsen poep en een van de hopen is kersvers.

Onze tweede dag in Svolvær reserveren we voor een lange wandeling. Rik heeft met zorg een wandeling gepland van zo’n 20 km die door diverse gebieden en langs een aantal meren voert, maar alle trajecten de bergen op, vermijdt. Bij veel al bestaande wandelingen staat dat ‘alpiene ervaring’ vereist is en daar doen we niet aan mee. Nadat we de stad uit zijn, lopen we al snel langs een enorm meer met stukjes bos op de oever en fraaie uitzichten. Om natte voeten te voorkomen, ligt er over grote delen van het traject een vlonderpad. Na een flinke tijd wisselt het vlonderpad steeds vaker af met een gewoon pad, soms met een paar moeilijke stappen, maar verder te doen. Totdat we op het stuk zijn waar de berg zowat in het meer staat. Daar laat het pad zich van zijn gemene kant zien, het wordt moeilijker en moeilijker en we moeten over steeds grotere rotsblokken klauteren. Als we na staan te denken hoe we de volgende grote rotshindernis moeten nemen, komen er twee sportieve jongemannen met grote rugzakken achterop. Die laten we maar voorgaan, ze gaan zeker sneller dan wij. We vragen of ze weten hoe lang dit zo blijft, dat weten ze niet, zij gaan de berg op (en gaan dat zeker halen). Gelukkig hebben zij ook moeite om met hun zware bepakking de voor ons liggende rotsen te bedwingen.

We volgen ze voetje voor voetje, vandaag gelukkig wel met wandelstokken. We schuifelen stukje bij beetje verder en concluderen met de wandelapp en de kaart in de hand dat we nog een kleine kilometer verder moeten. Terug is geen optie, dat is nog langer. Tot onze opluchting blijkt het pad, nadat we de berg die bijna in het meer staat gerond hebben, iets vriendelijker te worden. Op het laatste stuk zijn weer hele stukken vlonderpad waar we overheen zweven tot we op de verharde weg uitkomen. We houden van wandelen, maar 2,5 km als berggeiten over zo’n rotsig stijgend en dalend pad dartelen, is ons niet meer gegeven. Gelukkig is de rest van de paden vandaag gemakkelijk en kunnen we naar al het moois om ons heen kijken in plaats van alleen naar de voeten.

Met de boot naar Bodø

Na een korte, laatste afscheidswandeling bij Svolvær maken we ons klaar voor de boottocht van Svolvær op de Lofoten naar Bodø dat op een landtong op het vasteland ligt. De boottocht duurt een kleine vier uur en is veel boeiender dan we verwacht hadden. We varen gedurende de tocht steeds tussen grotere en kleinere eilandjes door en maken wel een stuk of zes tussenstops. Zo is er onderweg veel meer te zien dan alleen maar zee.

Aan boord hebben we nog een lang gesprek met een Noor van eind twintig die in afwachting van zijn nieuwe baan bij een IT bedrijf, vijf dagen met een aantal vrienden bergen heeft beklommen. Hij verbaast zich over het feit dat wij als Nederlanders zonder auto hier rondreizen. Hoe doen we dat? De verbazing stijgt als we uitleggen dat we ook thuis geen auto hebben. Het is een erg aardige man en we praten over van alles: het verschil tussen Noorwegen en Nederland en tussen de Noren en de Nederlanders, de landbouwproblematiek, het migratieprobleem dat de Nederlandse politiek beheerst, de teloorgang van de natuur enz. enz. Op een goed moment komt uit dat ik bioloog ben en hij vraagt of Rik ook bioloog is. Als hij ontdekt dat Rik veel weet van IT en programmeren, moeiteloos meepraat over Python als programmeertaal en met AI experimenteert, valt hij bijna om van verbazing. Ik heb maar een ‘smart husband’ (slimme echtgenoot) getrouwd. Dat klopt, maar dat wist ik al lang. Riks kleinkinderen zullen wel verbaasd over hun opa zijn. Hij is trouwens heel opgelucht dat hij de boot heeft gehaald. Hij had niet gereserveerd en hoorde toen dat de boot vol was. Uiteindelijk kon hij toch mee. Dat hij daar blij mee is, begrijpen we. Morgen begint hij bij zijn nieuwe baas. Vanavond moet hij nog helemaal door naar Trondheim waar hij woont.

Rots met vuurtoren onderweg van Svolvaer naar Bodø

Onderweg van Svolvaer naar Bodø

In Bodø zoeken we eerst het treinstation op. In ons eerste voorstel stond voor Bodø – Trondheim vervangend busvervoer, maar bij de definitieve papieren kregen we toch een trein op – weliswaar met dezelfde tijden als de oorspronkelijke bus – en treintickets. Helaas, helaas, op het treinstation staan alle treinen doorgehaald en wordt toch verwezen naar vervangende bussen.

Tijdens ons rondje door de stad komen we een aantal street-art kunstwerken tegen waar de stad beroemd om is. In 2015 werd het Up North Festival in Bodø gehouden. Het festival nodigde internationale kunstenaars uit om street-art te maken. Je komt nu op gebouwen levensgrote schilderingen tegen. We zien er een van een meisje dat het noorderlicht tekent en een andere die een wezen dat half mens, half dier is, vertoont. Zo’n 3,5 km buiten de stad is de Bodin kerk, een charmante, kleine kerk met een leuk torentje. Op de kerk hangt een plakkaat waarin uitgelegd wordt dat in deze kerk de eerste verkiezingen in Noorwegen werden gehouden. De kerk ligt bij een grote begraafplaats waar het ook op zondagavond nog druk is met mensen die de graven bezoeken. Opmerkelijk veel grafstenen hebben een uitsparing waar een lampje in staat.

Onze hotelkamer werkt ook hier met een elektronisch kaartje om de deur te openen. Vreemd genoeg moet je hem van buitenaf ook met het kaartje op slot doen. Terug op de kamer staat een symbooltje alsof je ook van binnen de deur met het kaartje op slot moet doen. We proberen dat uit met een van ons binnen en de ander buiten. Wat we ook met het kaartje doen, het lukt maar niet om de deur van binnenuit op slot te krijgen. Soms zoemt hij zachtjes en zit de deur op slot, maar de meeste pogingen leveren niets op. We dalen dus maar van 12 hoog af naar de receptie. Het blijkt dat we niets met het kaartje moeten doen, maar het kleine grijze knopje met ons vinger in moeten drukken. Dat werkt. De receptioniste zal wel denken: ‘Die twee bejaarden snappen ook nergens iets van’.

Lange busrit naar Trondheim

Op de reisdag Bodø – Trondheim is op het station zoals we al verwacht hadden geen trein te bekennen. Wel komen er al voor de vertrektijd meerdere bussen, ook die naar Trondheim met twee chauffeurs. De bus is zo rustig is dat we allebei een eigen bankje hebben. Het is een lange rit: we vertrekken rond 11 uur en komen pas om half tien ‘s avonds in Trondheim aan. We hebben geen informatie over stops onderweg voor lunch, avondeten en toilet, maar we gaan ervan uit dat die er wel zullen zijn op zo’n lange rit. Voor de zekerheid nemen we toch eten mee voor het geval dat.

Vandaag hebben we voor het eerst een regenachtige dag, wat minder erg is, omdat we toch de hele dag in de bus zitten. Ondanks het sombere weer en de bewolkte lucht is het landschap weer fantastisch. We beginnen met de hoge grillige bergen die we ook op de Lofoten zagen en waar nog plukjes sneeuw op liggen. Later rijden we op grotere hoogte door een hoogvlakte waar we op gelijke hoogte zijn met de omringende ronde bergen, ook voorzien van sneeuwresten. Het is er vochtig en moerassig en de temperatuur is gedaald tot 8 of 9 graden. Geleidelijk verlaten we de hoogvlakte en rijden we door eindeloos veel naaldbos dat op de berghellingen groeit. Op het laatste traject worden de bergen duidelijk lager en zien we naast al het bos ook grote groene weides.

Huisjes in de bossen tijdens de busrit Bodø-Trondheim

Uitzicht onderweg van Bodø naar Trondheim

Het is duidelijk geen tourbus. We stoppen na een uur, laden wat mensen in en uit en rijden meteen weer door. De volgende stop is pas uren later en dan hebben we 10 minuten pauze waarin we net allebei naar het toilet kunnen. Rond half zeven stoppen we op een parkeerplaats met toiletten (en twee Nederlandse campers die je hier verder weinig ziet) en dat is het, afgezien van twee andere stops die alleen voor in- en uitstappers zijn. Niets geen lunch- of dinerstop, dus we zijn blij met ons eigen eten en drinken. In de bus is trouwens wel een toilet. Na zo’n lange busrit zijn we wel blij als we rond tien uur op onze kamer zijn. De stad zal tot morgen moeten wachten.

Trondheim

Trondheim is met zijn ruim 200.000 inwoners de derde stad van Noorwegen en vanwege de grootste en bekendste technische universiteit (Noorse Technisch-Natuurwetenschappelijke Universiteit, NTNU) een echte studentenstad. Trondheim ligt op de plaats waar de Nidelva in de Trondheimsfjord uitmondt, en is het centrum van de regio Trondheim. De stad heeft een lange geschiedenis. In vroegere tijden werden de koningen van Noorwegen tot koning uitgeroepen bij Øretinget in Trondheim. Harald I Haarfagre (Veelhaar/Mooihaar) (865-933) werd hier tot koning uitgeroepen, evenals zijn zoon Haakon de Goede. Vanaf 1152 was het de zetel van het (katholieke) Aartsbisdom van Noorwegen. Door de komst van het Lutheranisme in 1537, moest de laatste Aartsbisschop, Olav Engelbrektsson, de stad ontvluchten. Trondheim verloor toen ook zijn status als bedevaartsoord voor monniken, dat de stad vanaf de kerstening door St. Olav rond het jaar 1000 geweest was.

Trondheim heeft heel wat bezienswaardigheden: wijken met kleurige houten huizen, een fraaie, oude brug, een kathedraal, kerken en nog meer en wordt daarom wel omschreven als een van de meest pittoreske steden van Noorwegen. We maken daarom een uitgebreide ronde door de stad. De eerste dingen die we zien, zitten allemaal onder de grond: restanten van oude kerken en kloosters die je in de bibliotheek en een bankgebouw kan bewonderen. De beroemde Nidaros kathedraal daarentegen steekt met zijn toren overal bovenuit. Dit heiligdom is gebouwd in het jaar 1070 in Gotische en Romeinse stijl. Het is de grootste en bekendste middeleeuwse kerk van Scandinavië, waar vroeger de Noorse koningen werden gekroond. Bij een van de gevels is een gigantische galerij met veel beelden van Noorse bisschoppen en koningen en Bijbelse figuren. Geen idee wie het allemaal zijn. Van binnen zien we de kathedraal niet. Er stond dat de toegang gratis was, maar inmiddels vragen ze een forse toegangsprijs. Vlakbij de kathedraal is het aartsbisschoppelijk paleis dat nu drie musea huisvest.

Na het historisch centrum lopen we de ‘fietsroute’ van 11 km die een flink stuk langs de Nidelva rivier voert. We klimmen de hoge heuvel op waar het Kristiansten fort op ligt. Dit fort dateert uit 1685 en diende ter bescherming van Trondheim tegen de aanvallen vanuit buurland Zweden. In de toren van het fort is een klein museum dat de geschiedenis vertelt en op de bovenste etage staan de kanonnen uit vroeger dagen opgesteld. Jammer genoeg staat het fort volledig in de steigers, foto’s nemen lukt dus niet. Om het fort loopt een hoge wal en vanaf daar heb je prachtig uitzicht over de stad en de omgeving. We dwalen door de wijk Bakklandet, de oudste wijk van de stad en bijzonder fotogeniek met de oude gekleurde houten huisjes en leuke doorkijkjes. De oudste brug over de Nidelva rivier is de Gamle Bybro brug uit 1681. Een fraaie brug met een mooie houten poort. Hij verbindt de oude wijk met het historisch centrum. Vanaf de brug kijk je uit op de kathedraal en de Bakklandet wijk.

Paraplu's als straatversiering in Trondheim

Straatversiering in Trondheim

Bijzonder opvallend is vandaag dat hier zoveel toeristen zijn. Natuurlijk zijn we ook elders andere bezoekers tegengekomen, maar – afgezien van de losgelaten cruiseschip meute in Visby – waren het overal een handjevol. Hier niet, en nog opvallender, we horen voor het eerst veel Nederlands om ons heen. Het moet of een grote groep busreizigers of een cruiseschip zijn. Later bij het station zien we bij een winkel die trollen aan toeristen probeert te slijten een bordje in het Engels staan ‘Welkom toeristen uit Rotterdam’. Zou dat al die Nederlanders verklaren? Ook het weer is anders. Hadden we op de Lofoten zonnebrand en petjes nodig, nu is het koud en grijs weer met af en toe wat spatjes.

Wat we graag gedaan zouden hebben, maar niet lukt, is een bezoek brengen aan het eiland Munkholmen, 2 km voor de kust. De Vikingen gebruikten het voor openbare executies, later zijn hier een gevangenis, klooster, fort en douanehuis gevestigd. De veerboot vaart de hele dag, elk uur, dus het leek geen probleem om er te komen en de oude bouwwerken te bekijken. Als we bij het hokje voor de kaartjes komen, zit er niemand. Er hangt een cryptische Engelse tekst, maar Google Translate neemt elke twijfel weg. In het Noors staat er klip en klaar ‘de boot vaart vandaag 11 juni niet’. 2 km zwemmen is te ver, dus geen Munkholmen eiland met fort, klooster en gevangenis voor ons.

We besluiten de dag met een wijk die ons is aangeraden door onze Noorse reisgenoot op de ferry van Svolvær naar Bodø. Het is een wijk voor vrijdenkers en alternatievelingen. De overheid wilde de wijk slopen en vervangen door nieuwbouw, maar de bewoners verzetten zich hevig en ketenden zich vast aan de huizen. De gemeente heeft talloze pogingen ondernomen, maar is uiteindelijk gezwicht voor het aanhoudende, hardnekkige verzet van de bewoners. Nu is het een vrolijke ongeorganiseerde boel met kleurige en vaak mooie graffiti, rommelige huizen met tuinen vol troep, goed onderhouden moestuinen, speeltuintjes en kassen waar planten in groeien die heel veel licht nodig hebben…

Het hotel hier heeft een aangename verrassing voor ons. Bij aankomst krijgen we te horen dat er vanavond een gratis diner is. Als we enthousiast reageren verontschuldigt de receptioniste zich, want het is maar een lichte maaltijd met soep en brood. En zo zitten we ‘s avonds in het dure Noorwegen zomaar aan een prima maaltijd met verse tomatensoep, brood met omelet en ander beleg met koffie toe. Nooit eerder zoiets aangeboden gekregen. We gaan er in Oslo maar weer naar vragen.

Oslo

De reis van Trondheim naar Oslo gaat wel per trein. Ook dit is een lange rit (6,5 uur) door oneindig naaldbos op de hellingen van bergen met plukjes sneeuw en watervallen en langs snelstromende riviertjes. Ook vandaag is het somber en regent het onderweg af en toe. Met de trein klimmen we flink en we komen zelfs zo hoog dat de neerslag als een laagje poedersneeuw op de bergen ligt.

Oslo, de hoofdstad en grootste stad van Noorwegen ligt aan het begin van de Oslofjord. Volgens Noorse sagen werd Oslo gesticht rond 1048 door koning Harald Hardråde, maar archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat het gebied al veel eerder bewoond was. Haakon V (1299-1319) begon met de bouw van de vesting Akershus. Een eeuw later was Noorwegen het zwakke broertje van de personele unie met Denemarken en werd Oslo minder belangrijk. Na een verwoestende brand in 1624 liet de Deens-Noorse koning Christiaan IV de stad dicht bij de vesting herbouwen en wegens gebrek aan bescheidenheid hernoemde hij de stad Christiania. In 1814 werd Christiania een echte stad toen de unie met Denemarken werd beëindigd. Veel bezienswaardigheden werden gebouwd in de 19e eeuw, zoals het koninklijk paleis, het Storting (parlement), de Universiteit en het nationale theater. Pas in 1925 werd de naam terug veranderd in Oslo. Oslo wordt omringd door groene heuvels en bergen. Er zijn 40 eilanden binnen de stadsgrenzen, waarvan het grootste Malmøya is, met een oppervlakte van 0,56 km². In 2019 is Oslo uitgeroepen tot de groene hoofdstad van Europa.

Dreigende lucht boven de haven van Oslo

Oslo

Het is voor ons het tweede bezoek aan Oslo, 13 jaar geleden zijn we hier ook geweest tijdens een wandeltocht in de buurt van Bergen. ‘s Middags doen we een herhalingstocht langs een aantal bezienswaardigheden. Het operagebouw verdient zeker een bezoekje. Het gebouw uit 2008 heeft een hellend dak, dat is ontworpen als openbare ruimte. Via het schuine dak klauter je over marmeren blokken naar het hoogste punt op het gebouw, waar je een panoramisch uitzicht over Oslo zelf hebt. Ook van binnen is het gebouw prachtig met in spiralen omhoog lopende houten panelen die de wand van de concertzaal vormen. Van de opera lopen we naar het Akerhusfort met slot. Het slot is allang dicht, maar over het terrein van het fort met prachtige oude gebouwen kan je nog wel rondlopen. Via het stadhuis met zijn twee statige torens waarvan er een is ingepakt, lopen we naar het koninklijk paleis dat midden in de stad ligt. Het enorme park dat bij het paleis hoort, is een groene oase in de grote drukke stad. Voor het parlement met de grote ronde toren en de twee leeuwen hoeven we geen moeite te doen. Die staat op de hoek van de straat waar ons hotel is.

Op onze dag in Oslo hebben we een goed gevuld programma. Omdat we 13 jaar geleden de stad al aardig uitgekamd hebben en we gezien hebben dat er niet ver van de stad prachtige bosgebieden zijn, informeren we naar wandelmogelijkheden. De uiterst deskundige VVV-dame verwijst ons naar een gebied dat met een half uurtje metro direct te bereiken is. De metrorit is alleen al de moeite waard. We klimmen tot bijna 500 m en hebben prachtige uitzichten over de stad, het Oslofjord en de zee. Rik vindt een rondwandeling van 15 km en die doen we in de veronderstelling dat we genoeg tijd overhouden voor de andere dingen. Maar, we hadden het ondertussen kunnen weten. Het is er zo mooi en we hebben zoveel fotostops dat we geen meter opschieten. Tel daar de wandelpaden dwars door een bos met stenige op en neer paden die een snelheid van 1 à 2 km max hebben en een kopje koffie op het uitzichtpunt bij op en de uitkomst is dat we pas om vijf uur terug zijn in de stad.

Met de ferry gaan we naar een klein eilandje, Hovedøya, beroemd om de resten van een abdij. De abdij is gesticht door pater Philippus die in 1147 met twaalf cisterciënzer monniken op het eiland aankwam en de bestaande kerk uitbreidde tot een klooster. In 1532 liep een ruzie tussen het klooster en de commandant van het Akerhus fort zo uit de hand dat de commandant het klooster afbrandde. De kwaadaardige pyromaan gebruikte de kloosterstenen voor zijn fort waardoor er nu een prachtige ruïne met afgebrokkelde kapellen en muren is. Het eiland blijkt beschermd natuurgebied te zijn, alle graslandjes zijn afgezet en puilen uit van de bloemen. Dankzij ObsIdentify – de natuuridentificatie app op de telefoon – die zonder nadenken ook de namen weet van planten die ik helemaal niet ken, vinden we heel veel. Zo duurt het uren voordat we bij de ruïnes uitkomen. Onze laatste activiteit, een rit met de tram dwars door de stad, beginnen we pas om over achten. Je kan onderweg uitstappen om rond te kijken en met de volgende tram verder te gaan. Wij zitten de hele rit uit en gaan met een andere tram weer dwars door de stad terug. Weer eens een andere manier van sightseeing.

Na nog een klein rondjes stad zeggen we de volgende dag Noorwegen vaarwel om opnieuw naar Zweden te gaan, naar Göteburg. We hebben de bergen inmiddels ingeruild voor heuvels met veel sappige weides en nog steeds veel naaldbos. We zien weer de grote meren en enorme velden met wuivend graan. De sneeuw hebben we definitief achter ons gelaten. Van de overgang van Noorwegen naar Zweden merken we – afgezien van de omroep in de trein – weinig.

Göteborg

Göteborg (of Gothenburg), gelegen aan de westkust van Zweden, is de tweede stad van Zweden en heeft de grootste haven van de Noordse landen. De stad is gesticht in 1621 door Gustaaf II Adolf van Zweden. Het punt was van groot strategisch en economisch belang. De grens met Noorwegen lag een stuk zuidelijker, terwijl de zuidpunt van het huidige Zweden Deens was. De Zweedse koning riep voor de bouw en de organisatie van de stad de hulp in van Hollanders, Duitsers en Schotten. De Hollanders kregen een overwegende invloed en werden in het stadsbestuur opgenomen. Nederlands was lange tijd officieel erkend naast het Zweeds. De tweede burgemeester van het stadsbestuur was de Nederlander Jakob van Dijck. Al zes jaar op rij is Göteborg uitgeroepen tot de meest duurzame stad ter wereld. De stad ligt aan het enige stuk kust dat het hele jaar door ijsvrij is.

Göteburg is volstrekt anders dan Oslo. Ruimer van opzet, met overal groene parkjes en minder van de torenhoge gebouwen waar Oslo er veel van heeft. Na de – gratis – Fika (koffie met taart ‘s middags) van het hotel gaan we snel naar de VVV. Grappig genoeg herkennen we daar reisgenoten uit de trein. Wat blijkt: zij komt uit Mongolië en hij uit Jamaica. Zijn er grotere cultuurverschillen denkbaar? Als ze horen dat we twee keer in Mongolië zijn geweest, maar nooit in Jamaica, vinden ze het hoog tijd dat we daar heen gaan. We doen een rondje langs grote gebouwen uit eind 19e , begin 20e eeuw met fraai bewerkte gevels en lopen door Haga, de oude stad met winkeltjes en galeries vol luxe spullen die je nergens voor nodig hebt. Via een mooi theater en een park langs de rivier lopen we terug om aan te schuiven bij het gratis diner dat het hotel aanbiedt. Waar hebben we het aan verdiend.

Vrångö

Een van de dingen die je eigenlijk niet mag missen als je in Göteborg bent, is een bezoek aan de eilanden van de archipel. De westkust van Zweden heeft een grillige kustlijn met duizenden eilanden. De archipel is verdeeld in de noordelijke en de zuidelijke archipel. De zuidelijke archipel is geheel autovrij en daar bezoeken we twee eilanden. Als eerste gaan we met de ferry naar Vrångö, een klein eiland met zo’n 400 inwoners. Gelijk als je er aankomt, is het er al zo anders. Het geeft je meteen een eilandgevoel en het dorpje bestaat uit louter houten huizen die al oud, maar prachtig onderhouden zijn en versierd zijn met bewerkte daklijsten, fraaie veranda’s of balkons. Het waait ontzettend hard, maar verder is het prima weer. Het eiland straalt rust en ruimte uit. Rik heeft een wandeling van 8 km gevonden, en daarmee zie je eigenlijk het hele eiland. Een groot deel van het eiland is natuurreservaat en het landschap en de vegetatie zijn uitermate gevarieerd. Dan weer wandel je door een soortenrijk bos met berken, populieren, hazelaars en verschillende soorten naaldbomen, dan weer tussen de rotsen met een vegetatie van heide, bosbessen en andere kruiden. Het eiland staat vol met kamperfoelie die overdadig bloeit en zijn takken vol bloemen tussen rotsen en andere planten doorstuurt. Overal hangt een heerlijke wilde kamperfoeliegeur. Ook de uitzichten over zee, over het eiland zelf en over al de kleine eilandjes in zee zijn zo schitterend. De eidereenden in zee hebben weinig aandacht voor de kamperfoelie en de uitzichten, ze zijn druk met hun jongen in de weer. Het is er heerlijk wandelen, zo rustig en zo vredig, echt genieten.

Kamperfoelie aan de kust op het eiland Vrångö

Kamperfoelie aan de kust op het eiland Vrångö

We hebben het zo naar ons zin, dat we besluiten ook het andere ons aangeraden eiland aan te doen. Het eiland Brännö met zo’n 800 inwoners. Brännö is via een brug verbonden met Galterö dat in zijn geheel een natuurreservaat is en niet bewoond wordt. Ook nu plant Rik een wandeling, eerst over Brännö dan een rondje over Galterö en terug via Brännö. Een mooi rondje dat we op ons gemak kunnen doen voor we de ferry terug moeten hebben. Als we van de ferry stappen regent het, maar nog niet heel hard. Brännö heeft ook de mooie houten huizen, maar is toch anders dan Vrångö, het lijkt wat meer gecultiveerd. Na het dorpje en een groot stuk bos, komen we bij de brug naar Galterö. Hebben we tot nu nu toe vandaag uitstekende wandelpaden gehad, bij Galterö stopt dat. Hier moet je via een smal voetpaadje over de rotsen klimmen en het pad vinden aan de stippen die op de rots getekend zijn. De regen is niet meer vriendelijk, maar duidelijk aanwezig. Een klim- en klauterpad over natte, gladde rotsen in de regen met harde wind, onder tijdsdruk – de ferry gaat ongeveer eens in de anderhalf à twee uur – klinkt niet meer als iets wat je voor je plezier doet. We zwaaien dus even naar Galterö, lopen stevig door terug en halen dan nog precies een eerdere ferry.

Eenmaal thuis en uitgedrupt van alle regen, vinden we het om half zes mooi geweest en besluiten we dat de bezienswaardigheden in de stad zelf zullen moeten wachten tot we hier ooit misschien nog eens terugkomen. We hebben een prachtige dag gehad en hebben het idee het beste van Göteborg gezien te hebben dat er was.

Kopenhagen

We stappen op de trein met bestemming Kopenhagen, onze laatste stop deze reis. Als wij instappen is de trein redelijk rustig, maar onderweg wordt het alsmaar voller en zelfs de krappe klapstoeltjes waar je nauwelijks normaal kan zitten tegenover ons, worden in beslag genomen, terwijl aardig wat mensen moeten staan. Het landschap is inmiddels behoorlijk veranderd. We rijden vooral langs enorme graanvelden en velden met andere gewassen. Het lijkt alsof in dit gebied het eten voor heel Zweden wordt geteeld. In Malmö wordt de Zweedse crew vervangen door Denen. Het Zweeds konden we niet begrijpen, maar we konden vaak nog wel oppikken waar het bericht over ging. In het Deens hebben we echt geen flauw benul waar de boodschap over gaat. Bij Malmö zeggen we Zweden vaarwel en gaan we over de lange brug die Zweden met Denemarken verbindt.

Ons hotel is vlak bij het station en is een jaren dertig gebouw waarbij ze nog veel in stijl hebben gelaten. De draaideur heeft prachtige gebogen houten deuren met glas, de lift heeft een ouderwetse buitendeur en de kamerdeuren zijn nog origineel, al is het ouderwetse sleutelgat vervangen door een elektronisch kaartje. Oorspronkelijk was het hotel bedoeld voor conducteurs en aan de binnenkant van de deur zit een ondiep kastje waar de conducteur zijn uniform netjes op kon hangen.

We gaan gelijk via de VVV op pad om de stad te bekijken. Kopenhagen, de hoofdstad van Denemarken, ligt aan een zeestraat, de Øresund, met aan de overzijde het Zweedse Malmö. De stad ligt op twee eilanden: aan de oostkust van het grote eiland Seeland (Sjælland) en op het kleine eiland Amager. De stad werd gesticht in de middeleeuwen en werd aan het eind van de middeleeuwen de hoofdstad van Denemarken. De meeste monumentale panden in Kopenhagen dateren uit de 17e eeuw, toen onder Christiaan IV de stad werd verfraaid. De binnenstad is ruim van opzet. De naam Kopenhagen gaat terug op Købmandshavn (Koopmanshaven). Die benaming is geen accurate omschrijving meer: Kopenhagen is geen havenstad meer en de industrie is grotendeels vertrokken. Anno 2024 is Kopenhagen voornamelijk een dienstenstad.

We beginnen de wandeling vlakbij Tivoli, een van de oudste pretparken ter wereld dat al in 1843 zijn poorten geopend heeft. We zien de achtbaan, een angstwekkend hoge zweefmolen en een apparaat dat je van grote hoogte met een enorme snelheid naar beneden laat kletteren. Het zal jullie niet verbazen dat wij niet verder gekomen zijn dat de buitenkant van de prachtige toegangspoort. De stad staat vol grote gebouwen, prachtige kerken en heeft ongelofelijk veel straatjes met kleurige huisjes. Het kleurigst van al zijn de grote koopmanshuizen van Nyhavn. In de 17e eeuw was Nyhavn de plek waar luidruchtige zeemannen hun vertier zochten. Vandaag de dag herinneren enkel de dobberende zeilschepen nog aan deze tijd. Een van de bekendste bewoners van Nyhavn was Hans Christian Andersen. De sprookjesschrijver heeft in drie verschillende huizen aan de haven gewoond.

Het 400 jaar oude Slot Rosenborg ligt in een mooi park ligt. Oorspronkelijk was dit het zomerverblijf van Christian IV. Sinds 1838 kan je het bezoeken en de kroonjuwelen zien. Veel vertrouwen in hun koningshuis hebben de Denen kennelijk niet. De zittende koningin draagt de overdadig versierde juwelen een paar keer per jaar bij bijzondere gelegenheden en mag het land dan niet verlaten. Het eeuwenoude beursgebouw met toren met vier draken staat nog wel op de kaart, maar zullen we niet vinden. Half april is het gebouw door een grote brand verwoest, inclusief de drakentoren.

Wat je natuurlijk moet zien als je naar Kopenhagen gaat is het beeld van de Kleine Zeemeermin aan de haven van Oslo. Met meer dan 1 miljoen bezoekers per jaar, is de ‘Lille Havfrue’ de meest bezochte attractie van de stad. Waarom? Eigenlijk geen idee. Het is een niet heel bijzonder beeld, slechts 1,25 meter hoog, van een zeemeermin op een rots in het water. Dat we op de goede plek zijn, zien we aan al de bussen die hun inhoud legen aan de voet van het meiske. Sinds ze er in 1913 is neergezet, is het de meest gefotografeerde vrouw van Denemarken. Het beeld werd gemaakt in opdracht van Carl Jacobsen (van brouwerij Carlsberg). Na zijn bezoek aan het Koninklijk Deens Ballet was hij zo onder de indruk was van de schone uit het gelijknamige sprookje van Hans Christian Andersen, dat hij besloot het beeld aan de stad te schenken. Overigens weigerde de balletdanseres naakt te poseren, dus Carl moest met een ander model genoegen nemen.

Onderweg naar ons meiske met de vissenstaart passeren we Kastellet, een vestingwerk uit de 17e eeuw in de vorm van een vijfhoek met vijf bastions. Het geheel is goed bewaard gebleven en is niet alleen een mooi fort, maar dankzij de 1.750 meter lange, hoge wallen, de gracht en al het groen ook een aangename wandelplek. Het complex is eigendom van het Deense Ministerie van Defensie en naast dat het een monument en een mooi wandelpark is, heeft het nog steeds een militaire functie. Dat het er echt groen is, zien we als we terug van de ‘Lille Havfrue’ weer langs het fort lopen. Twee vossen liggen relaxed in het gras vlak voor de bosjes lekker te luieren. Ze zijn totaal niet schuw.

Spelende vossen in Kopenhagen

Vossen in Kopenhagen

De Ronde Toren moet je ook gezien hebben. Het is Europa’s oudst werkende observatorium. De toren werd in de 17e eeuw gebouwd onder koning Christian IV als astronomisch onderzoekscentrum voor de Universiteit van Kopenhagen. Je wandelt al draaiend (7,5 keer) door de toren heen naar de top. Niet over treden, maar door een traploze gang die in spiraalvorm naar boven loopt. Vanaf boven heb je een spectaculair uitzicht over de stad, met al zijn torens en kleurige gebouwen. Ik breng ook nog een bezoekje aan de dierentuin van Kopenhagen die ook twee panda’s heeft. Ze zitten allebei tevreden bamboe te eten. Het Australië deel – het nieuwste deel is prachtig, met een wombat, kangoeroes die je pad kruisen en de geweldige Tasmaanse duivel, waar ze ook een fokprogramma voor hebben. Ze zijn reuze aardig bij de dierentuin. We hebben al veel gelopen en vragen hoe we met de bus terug kunnen. Het blijkt dat je met cash geld moet betalen. Dat hebben we niet, alles pin je hier. Bij de kassa geven ze ons dan voor ons pinbedrag geld voor de bus. Onderweg naar de dierentuin komen we langs een grote Fotex (warenhuis/supermarkt). Van onze fietstocht in 2006 weten we nog dat ze daar de kartoffelkage hadden. Een gebakje met cake en slagroom afgedekt met een dikke soepele laag marsepein en van onderen met een dun laagje chocolade. Het lekkerste gebak dat er bestaat. We duiken dus de Fotex in en jaar hoor: ze staan er. Alhoewel het vlak na de lunch is en helemaal geen tijd voor gebak, zitten we even later aan de koffie met kartoffelkage.

We besluiten de lange dag met een leuke rondvaart. We varen dan onder meer langs de wijk Christianhavn. Dit is Kopenhagen op zijn Amsterdams. De gelijkenis is geen toeval, want aan het begin van de 17e eeuw werden Hollandse bouwmeesters naar Denemarken gehaald om in het toenmalige moerasgebied te bouwen. De stad heeft vele branden gekend, maar deze wijk is altijd gespaard gebleven en zo varen we langs Amsterdams uitziende oude grachtengeveltjes.

Einde reis

Voor nu staat alleen de lange treinreis vanuit Kopenhagen op het programma. We hopen van harte dat we daar helemaal geen bijzonderheden over kunnen melden en we sluiten de brief nu af. Hij is veel langer dan de standaard acht kantjes, maar een vierde korte brief vonden we ook niet handig.