[Verzonden op 22 november 2023 vanuit Linden (Guyana)]
Met de ferry naar Guyana
De eerste brief ben ik nog net in Suriname gestopt, waar we in Nickerie overnachten. De volgende ochtend vertrekken we bijtijds naar de ferry voor de oversteek naar Guyana. De ferry ligt meer naar het zuiden en is nog dik een half uur rijden. Omdat we nu de grens overgaan krijgen we het hele douanecircus gepresenteerd en het is ontzettend gemakkelijk dat we Jurgen hebben die ons precies vertelt waar we wat moeten doen en wanneer. De auto blijft achter in Suriname en we gaan met alle bagage richting vertrekhal. Daar moeten we de paspoorten eerst bij Jurgen inleveren die dan de kaartjes koopt. Vervolgens verdwijnen de paspoorten achter de balie en moet je wachten. Na een half uur roepen ze je naam om en mag je je paspoort weer terughalen en door naar de douane die er opnieuw kritisch naar kijkt, een korte blik op de bagage werpt en je dan door laat lopen.
Jurgen heeft geregeld dat onze bagage in de auto van een vriend – Jurgen lijkt iedereen in Suriname of in ieder geval in Nickerie te kennen – mee kan, wat een hoop gezeul scheelt. Nu zitten we in de wachtruimte met nog een uur te gaan voor de veerboot (op z’n vroegst) vertrekt. Nu we door de douane zijn, zijn we omgeven door wel vier taxfree shops die uitsluitend sterke drank verkopen en genieten van een ruime aanloop van klanten. Nadat alle auto’s op de veerboot zijn, mogen de passagiers aan boord voor de oversteek van ruim een half uur.
Lintbebouwing naar Georgetown
Onderweg moeten we twee briefjes die we aan boord gekregen hebben invullen voor de douane van Guyana. We vullen naam, geboortedatum, paspoortnummer, adres in Guyana en meer van dat soort onzin in. Bij de douane moet je het grootste briefje inleveren tegelijk met je paspoort dat opnieuw achter de schermen verdwijnt. Hier krijg je hem na tien minuutjes al terug. Dan moet je het kleine briefje inleveren bij de man die wil dat je je bagage op de securityband legt. Hij heeft al een hele stapel in zijn hand en kijkt nergens naar. Zelfs als je volslagen onzin en foute paspoortnummers in zou vullen, zou niemand er iets van merken, maar goed ambtenaren moeten ook hier het gevoel hebben dat ze nuttig werk doen. Omdat de hindoes vandaag Dewali (het lichtfeest) vieren, krijgt iedereen bij de grens een schattig drijfkaarsje in een bakje en een zakje snoep dat zo zoet is dat het glazuur op je tanden spontaan barst. Dat is nog eens een leuk welkom. De bagage gaat in onze nieuwe auto en zo gaan we op weg naar Georgetown, hoofdstad van Guyana.
Alhoewel Suriname en Guyana qua landschap aan de kust erg op elkaar lijken, zijn de verschillen groot. Al vanaf de grens rijden we door een grote sliert lintbebouwing. De Nederlanders zijn hier in de koloniale tijd een flinke tijd geweest en hebben kanalen gegraven zodat het onbruikbare moerasland omgezet is in goede landbouwgrond. Achter de lintbebouwing ligt dan ook nog steeds veel landbouwgrond en de meeste mensen hier zijn landbouwers. Vroeger werd er veel suikerriet geteeld. Dat gebeurt nog steeds, maar wel veel minder en het land dat nu over is wordt vaak door buitenlandse bedrijven gebruikt om er productiebedrijven of hotels neer te zetten. De huizen zijn totaal verschillend van die in Suriname. Ze zijn veel mooier en rijker en vaak uitbundig versierd, vaak van steen, alhoewel je er ook slechtere huizen tussen ziet staan. Bovendien zijn de meeste huizen in heldere kleuren geschilderd . In Guyana wonen relatief veel hindoes die van tierlantijnen en kleurige dingen houden en dat zie je goed terug in de huizen.
Onderweg vermaken we ons met de namen van de dorpjes. Om de paar honderd meter is er weer een nieuw dorp met namen die nog verwijzen naar de vroegere plantages en namen dragen als Naarstigheid, Experiment en Onverwagt. Ook zijn er getuigenissen van de Engelse tijd zoals Trafalgar en Brittanica. Sommige plantage-eigenaren hadden kennelijk weinig fantasie, want we zien ook het dorpje ‘letter T’ en ‘nummer 41’.
Over Guyana
Nu we in een nieuw land zijn, eerst maar iets meer informatie over Guyana zelf. Guyana grenst aan Suriname, Brazilië en Venezuela en heeft zowel met Suriname als Venezuela grensgeschillen. Het huidige Guyana bestond in de 17e en 18e eeuw uit de vier Nederlandse koloniën Pomeroon, Essequebo, Demerara en Berbice. Na de napoleontische oorlogen werden de Nederlandse koloniën tijdens het Verdrag van Londen in 1814 overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk. De overname werd tijdens het Congres van Wenen in 1815 bekrachtigd, met de Corantijn als nieuwe grensrivier met Suriname dat een Nederlandse kolonie bleef. De voormalige Nederlandse koloniën werden in 1831 samengevoegd tot Brits Guyana, en bestuurd door de Raad van Politie in Georgetown. Op 1 augustus 1834 werd de slavernij afgeschaft, negenentwintig jaar voor Suriname.
Net als later in Suriname, had de afschaffing van de slavernij in Guyana grote gevolgen. Het leidde onder andere tot immigratie van veel contractarbeiders uit India die als koelies werk verrichtten op de suikerrietplantages. De voormalige Afrikaanse slaven trokken veelal naar de steden. Deze etnisch-culturele scheiding bestaat nog steeds en zorgt voor een turbulente politieke situatie.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de People's Progressive Party (PPP) opgericht door de hindoe-tandarts Cheddi Jagan. In 1953 was Jagan zes maanden premier, maar moest toen hij de arbeidswetgeving wilde moderniseren, onder druk van de Britse autoriteiten, aftreden. Die stelden hem onder huisarrest vanwege zogenaamde ‘communistische activiteiten’. De PPP was bedoeld als multi-etnische partij, maar in 1957 scheidde de Afro-Guyaanse Forbes Burnham zich van de PPP af en richtte het People's National Congress (PNC) op. In 1957 werd Jagan opnieuw minister-president en bleef aan tot 1964. Hoewel hij de verkiezingen van dat jaar won, gaf gouverneur Richard Luyt de formatie-opdracht aan Forbes Burnham van de PNC die een regering vormde met een kleine conservatieve, blanke partij.
Op 26 mei 1966 werd Guyana een onafhankelijke staat binnen het Britse gemenebest, met Elizabeth II als staatshoofd. Begin 1969 vond de Rupununi-opstand plaats in het zuiden van Guyana. De opstand werd geleid door Amerikaanse en Europese ranchers en gesteund door een gedeelte van de inheemse bevolking. De opstand werd twee dagen later onderdrukt door het leger en veel inheemsen vluchtten naar Brazilië en Venezuela. In 1970 verklaarde premier Burnham Guyana tot een coöperatieve republiek. Burnham benadrukte het niet-gebonden karakter van de republiek en zijn streven om van het land een socialistische staat te maken. In de jaren '70 probeerde Forbes Burnham Guyana minder afhankelijk te maken van de VS en zocht toenadering tot de Sovjet-Unie en Cuba.
De betrekkingen tussen de PNC-regering en de andere partijen – de PPP van Jagan en de Working People's Alliance van Walter Rodney – waren eind jaren zeventig en begin jaren tachtig bijzonder slecht. In 1980 werd een nieuwe grondwet aangenomen waarbij het ambt van premier qua macht werd ingeperkt en het uitvoerend presidentschap werd ingevoerd. Rodney deed mee met de verkiezingen, maar kwam bij een bomaanslag om het leven. In 2014 werd door een parlementair onderzoek geconcludeerd dat Rodney door de Staat was vermoord. Forbes Burnham won de verkiezingen in 1980, maar overleed in 1985 en werd opgevolgd door Desmond Hoyte, tot dan toe premier, die een gematigde koers voer.
In 1992 werden de eerste vrije en eerlijke presidentsverkiezingen gehouden. Deze werden gewonnen door Cheddi Jagan, de voorzitter van de PPP. Dat wekte veel beroering bij PNC-militanten die voor rellen zorgden in de hoofdstad Georgetown. Jagan voerde een economisch beleid gebaseerd op vrijemarktprincipes. Jagan overleed in 1997. Zijn weduwe, de geboren Amerikaanse Janet Jagan, nam twee jaar lang het stokje van hem over en werd opgevolgd door een zekere Bharrat Jagdeo. In 2004 was er een ernstige politieke crisis toen een boer, George Bacchus, zei bewijs te hebben dat de minister van Binnenlandse Zaken, Ronald Gajraj, betrokken zou zijn geweest bij de moord op 40 mensen. De boer werd in zijn slaap vermoord, Gajraj moest aftreden, maar werd later vrijgesproken. Op 2 maart 2020 vonden opnieuw verkiezingen plaats en werd er verkiezingsfraude geconstateerd. De rechtbank eiste een hertelling van de stemmen. Pas onder internationale druk en dreigementen met sancties vond de hertelling eindelijk plaats en werd de fraude bewezen. Op 2 augustus 2020 werd Irfaan Ali ingezworen als president van Guyana.
De economie van Guyana zit in de lift sinds ze in 2015 de olie voor de kust zijn gaan exploiteren. Dit levert het land veel inkomsten en een groeiende welvaart op. Dat zie je terug in het land. Op sommige stukken hebben we echt een keurige snelweg. Zelfs in niet welvarende stadswijken zijn ze nu bezig om de wegen te vernieuwen en te asfalteren. Omdat het geld dus kennelijk aan goede dingen wordt uitgegeven vraag ik Jurgen hoe het met de corruptie in Guyana zit. Die is nog erger dan in Suriname. Nadeel van de olievondsten is dat Venezuela dat dol is op olie, nu van zins lijkt om half Guyana te annexeren. Als we vragen of ze bang zijn dat Venezuela het land binnen zal vallen, zegt Jurgen dat ze niet bang zijn, maar wel voorzichtig.
Kerstsfeer en lamantijnen
Een van de eerste dingen die we in Georgetown doen, is een horloge voor Rik kopen. In Guyana is het een uur vroeger dan in Suriname – inmiddels vijf uur vroeger dan in Nederland – en Riks horloge moet 11 uur vooruit gezet worden. Tijdens dat proces geeft het horloge op en wijst nu slechts twee keer per dag de juiste tijd aan. Jurgen brengt ons naar een enorm grote en moderne shopping mall waar ze tot onze verbijstering al helemaal in kerstsfeer zijn. Guyana staat onder invloed van Amerika en kerst wordt hier groots gevierd. In de mall zijn gelukkig stalletjes die goedkope horloges verkopen en zo is Rik weer bij de tijd. Het horloge heeft zelfs licht in verschillende kleuren voor in het donker.
Nadat we ons geïnstalleerd hebben in het luxe hotel komt Jurgen ons om vijf uur halen om naar het nationale park te gaan en vogels langs de kust te bekijken. Het begint hier in Guyana al vroeg donker te worden en we haasten ons naar het nationale park omdat daar de lamantijnen zitten. Het zijn afstammelingen van veertig lamantijnen die hier als experiment 30 jaar geleden uitgezet zijn. Kennelijk vonden de lamantijnen het wel een geslaagd experiment, want ze zijn verwilderd en planten zich voort. Ze kunnen overal naartoe waar ze willen, want de vijver staat in verbinding met allerlei andere wateren. Waarom Jurgen zeker weet dat ze hier zitten? Mensen voeren ze hier vaak vers gras en daar zijn ze dol op. Jurgen snijdt wat gras en ze smikkelen er lekker van. Ze zijn echt enig en komen met hun korte voorflippers zowat op de kant om de aangeboden grassprietjes op te eten. Drie keer raden wie er niet genoeg krijgt van het voeren van de lamantijnen met sappig gras.
We gaan nog naar de kust om te kijken of we daar wat vogels zien, maar dat lukt niet. Eerstens is het hoog water en tweedens wordt het hier al om half zes donker. Jurgens kan maar niet geloven dat het al zo vroeg donker wordt, twee maanden geleden bleef het veel langer licht. We kunnen wel genieten van een prachtige zonsondergang. Jurgen zet ons af bij een door hem aanbevolen Indiaas restaurant waar we heerlijk eten tegen prijzen die in Nederland niet zouden misstaan. Guyana is een duur land en ondanks de gestegen prijzen in Suriname veel duurder dan Suriname.
Georgetown: botanische tuin
Onze volle dag in Georgetown gebruiken we goed. We starten de dag om half zes om in de botanische tuin vogels te kijken. We zien ontzettend veel in de tuin: twee soorten ara’s, andere papegaaien, kleine vogeltjes, roofvogels. Jurgen weet niet altijd alle namen goed, maar weet ze wel allemaal te vinden en we hollen van de ene mooie vogel naar de andere. Echt fantastisch. In de vijver zien we een bloeiende Victoria amazonica (synoniem V. regina), de nationale bloem van Guyana.
Georgetown: stadstour
Na het ontbijt en een korte pauze beginnen we aan de stadstour. Georgetown ligt aan de Atlantische Oceaan aan de monding van de Demerara-rivier. In 1781 bouwde de Britse administrator Robert Kingston Fort St. George als militair hoofdkantoor voor de kolonie Demerary. In 1782 werd de kolonie veroverd door de Fransen, die het fort sloopten en er het dorp Longchamps bouwden. In 1784, na de teruggave van de kolonie aan de Nederlanders, werd de stad omgedoopt tot Stabroek, naar Nicolaas Geelvinck, heer van Stabroek, die opperbewindhebber van de WIC was. Plantage Vlissengen lag ten noorden van Stabroek. In 1804 kreeg Daly, de eigenaar, toestemming om gedeeltes van zijn plantage te verkopen voor woningbouw. Op Vlissengen – in het Engelstalige Guyana uitgesproken als vliesensjen – verschenen woonwijken. In 1812 kreeg de stad haar huidige naam, Georgetown, naar de Britse koning George III. De plantage Kingston werd verkocht aan Engelse officieren om er huizen en tuinen op te bouwen. In 1839 werd Kingston geannexeerd door Georgetown. In 1842 kreeg Georgetown stadsrechten. In 1848 werd een gedeelte van Georgetown door brand verwoest. In het hetzelfde jaar werd een spoorlijn geopend die tot 1972 heeft gefunctioneerd.
Georgetown wordt gekenmerkt door Victoriaanse architectuur en Nederlandse invloeden. De meeste oude gebouwen zijn van hout. De stad is gebouwd in een schaakbordpatroon met brede boulevards en lange rijen bomen. Een erfenis uit de Nederlandse tijd zijn de ‘kokers’, de grachten die dienden voor irrigatie van de landerijen. In het huidige Georgetown zijn nog verwijzingen naar de Vlaamse stadsnaam te vinden. Zo heet de grote markt bij de haven Stabroek Market, en een groot dagblad heet Stabroek News. De Engelse invloed zie je terug aan het vele (smeed)ijzer dat als versiering en in de constructie van gebouwen is gebruikt.
Niet bijzonder als gebouw, maar wel bijzonder als bank is de New Building Society. Het is een moderne ‘ouderwetse’ bank. Iedereen kan er een rekening openen en kleine ondernemers zoals mensen die bij wijze van spreken een straatstalletje willen beginnen, kunnen aankloppen voor een klein krediet. De bank werkt ook niet met passen, digitaal betalen en andere moderne digitale en internet toepassingen. Hier gebruiken ze voor iedereen toegankelijke overschrijvingskaarten.
Georgetown: Nationaal Museum en Stabroek Market
We bezoeken het nationale museum. Een parel van een museum dat je niet mag missen en waarbij je gelijk aan Boudewijn Büch en zijn voorliefde voor oude musea moet denken. Het grootste gedeelte is een natuurhistorisch museum met een donkere zaal met prachtige ouderwetse houten vitrinekasten. Daarin staan door de ouderdom nauwelijks meer herkenbare opgezette dieren met opmerkelijk goede informatie. Het museum toont vooral de dieren uit de regio. Bij sommige zegt Jurgen dat we die nog gaan zien, bij andere vraagt hij of we die ooit gezien hebben. Grappig genoeg staat in een kleine vitrine een opgezette dodo. Jurgen vraagt of we die wel eens gezien hebben. Nee, dat moeten we echt ontkennen. De dodo is in de 17e eeuw uitgestorven en we zijn wel niet meer piep, maar zo oud zijn we ook weer niet. Jurgen denkt dat er ergens op een eilandje vast nog wel een moet leven.
Pronkstuk van het museum is de reconstructie van de volgens het Stabroekers News in de laatste ijstijd uitgestorven reuzenluiaard. Oorspronkelijk komt de soort vermoedelijk uit het tropisch regenwoud. Door mijnwerkers zijn in 1999 bij de Cuyuni rivier in Guyana botten van hem gevonden en aan de hand van de botten hebben paleontologen van het dier, Megatherium geheten, een reconstructie gemaakt. Hij was 4-5 m hoog, woog 4-6 ton en had gigantische klauwen. Uiteraard was hij te zwaar om ondersteboven aan een tak te hangen zoals de huidige luiaards, maar hij kon op zijn achterpoten staan en kon dan gemakkelijk met zijn enorme klauwen bij de takken en de blaadjes. Hij is rechtopstaand gereconstrueerd en stoot met zijn kop bijna tegen het plafond van zijn museumhal.
Na het museum doen we een uitgebreid rondje stad met de Stabroek market, de grootste markt van Georgetown. De overdekte markt bestaat uit een hoge constructie van ijzer en staal. De huidige markt werd in 1880 gebouwd , maar in 1792 was er hier al een markt. De markt is 7.000 m2 groot en het is er ongelofelijk druk en vol. Ook buiten is een markt die nog drukker lijkt omdat auto’s uit beide richtingen je op een paar cm afstand passeren. Om de drukte te kunnen overzien, gaan we op Jurgens aanraden boven bij Demico iets drinken. Je hebt dan goed zicht op de markt en de drukte beneden. Tip voor Sander: café Demico is een aanrader. Het zit tegenover de Stabroek market en het parlement.
Vogels in Georgetown
Als laatste kijken we bij de oceaan. We hebben nu echt geluk. Het water staat laag, maar komt snel op en het zit er vol met de rode ibissen, en wel vijf verschillende soorten reigers en diverse steltlopers. Als het water hoger komt, kleurt de boom die op de wal staat langzaam maar zeker rood en wit van alle ibissen en reigers die daar hun toevlucht zoeken.
Rode ibis bij Georgetown
Aan het eind van de middag rijden met Jurgen naar een plek waar hij nog nooit toeristen mee naartoe heeft genomen: zijn eigen woonwijk. Daarachter is een voormalige suikerrietplantage en het gebied met kanaaltjes, struiken, bomen en landbouwgrondjes is een heel geschikt gebied voor allerhande vogels. Omdat het gisteren al vroeg donker werd, gaan, we wat eerder naar beneden en om kwart voor vijf gaan we op pad. Om kwart over vijf stappen we uit de auto, maar dan wordt het – net als gisteren – al weer aardig schemerig. Het grappige is dat Jurgen net zo verbijsterd is als gisteren dat het hier al zo vroeg donker wordt en dat we dus – net als gisteren – eigenlijk te laat zijn om nog vogels te zien. Aan vogels zien we met uitzondering van de bijzondere bloedrugspecht – de kers op de taart voor vogelaars – weinig. Maar normaal gesproken kom je nooit in een gewone woonwijk en het is leuk om de verschillende huizen van uiteenlopende kwaliteit en luxe te zien en om de mensen bezig te zien met hun dagelijkse dingen. Iedereen kent iedereen, er is veel keiharde muziek en overal zijn kleine stalletjes en winkeltjes die vrijwel niets verkopen. Zo is een uitje ook erg grappig.
Ook de volgende ochtend vertrekken we om haf zes, nu om naar de Promenade tuin te gaan. Dat is, de voormalige tuin van de presidentiële paleis. Die tuin is nu opengesteld. Jurgen heeft gezegd dat er minder vogels zijn, maar wel planten van over de hele wereld. De bewaker vertelt dat er veel daklozen en junks in het park sliepen en daarom is het park nu afgesloten. Je mag er alleen met een vergunning in. Die moet je bij een Officiële Instantie aanvragen. Het mag duidelijk zijn dat wij die niet hebben en op zondagochtend om kwart voor zes iets bij een Officiële Instantie aanvragen gaat vast niet lukken. Bewaker kan ons dan niet naar binnen laten Bewaker lijkt onverbiddelijk. Jurgen legt hem uit dat hij tourguide is, laat zijn pasje zien en legt uit dat hij met twee toeristen is. Bewaker strijkt zijn hand over zijn hart, maakt het hangslot en het hek open, we mogen naar binnen. Niet veel later komt bewaker zijn beloning ophalen. Voor wat, hoort wat, nietwaar.
De tuin is een mooie plek. Weliswaar zien we minder vogels dan gisteren, maar het is leuk om er rond te neuzen. Terwijl wij rondkijken is het in alle vroegte al een drukte van belang. Militairen in smetteloos witte uniformen komen van alle kanten aan om zich opgesplitst in diverse korpsen klaar te maken voor een militaire parade. Ook de dames vormen een apart korps en dragen niet alleen witte pakken maar ook keurige witte handschoentjes. Rond half zeven is iedereen klaar en worden er hard onverstaanbare militaire bevelen geroepen en dan gaat onder luide marsmuziek de hagelwitte stoet op pad. Later lopen we door de afgezette straat langs het huis van de president die dan net vertrekt. Zijn auto wordt voorafgegaan en gevolgd door veel politieauto’s en motorpolitie en van een andere kant komen nog twee wagens met zwaar bewapende lui. Het grappige is dat wij gewoon de straat ingelopen zijn zonder dat we iemand gezien hebben die zich afvroeg wat wij daar deden en of wij geen boze plannen hadden (hadden we niet hoor). Als we het spektakel voorbij zijn, zien we nog een groep militairen te paard (ook in hagelwitte kostuums) aankomen die snel achter de stoet aansluiten. Ook Jurgen heeft geen idee wat de reden van de militaire parade is. Pas ‘s avonds zien we dat er bij het graf van soldaten kransen zijn gelegd.
Kaieteur Falls: teleurstelling
Vandaag staan de Kaieteur watervallen op het programma. De Kaiateur watervallen zijn zo ongeveer de nummer 1 attractie van Guyana. De waterval ligt op een hoogte van 408 meter op een zogenaamde tepui. Een tepui is een scherp afgesneden tafelberg die hier in de regio veel voorkomt. Meestal komen de tepuis geïsoleerd voor, in plaats van deel uit te maken van een bergketen. Door deze genetische isolatie hebben zich er unieke dier- en plantensoorten ontwikkeld. Vanaf de hoge berg stort de Potaro rivier 225 meter naar beneden en valt in een lange en brede kloof. Dit maakt de waterval vier keer zo hoog als de Niagarawatervallen en twee keer zo hoog als de Victoriawatervallen. Als eerste niet-inheemse werd de waterval in 1870 ontdekt door de Britse geoloog Charles Barrington Brown. Gezien het unieke karakter van de flora en fauna van de Kaieteur tepui is in 1929 het Kaieteur National Park opgericht. Het park is 626,8 km² groot en bestaat uit regenwoud, rivieren en de waterval. Een van de unieke soorten zijn de reuzenbromelia’s die meters hoog kunnen wonen. In de bromelia’s woont een goudkleurig gifkikkertje, de golden dart-poison frog, die zijn leven lang in de bromelia blijft wonen. Een andere kleurige vriend die je hier kan vinden is de oranje rotshaan.
Aanvankelijk hebben we getwijfeld of we wel naar de watervallen wilden. Een uur heen en een uur terug vliegen voor een waterval leek ons overdreven. Maar omdat ze in een mooi en uniek natuurpark liggen dat we wel interessant vinden, gaan we toch. Het uitje is ronduit een grote sof. Zonde van het geld en vooral zonde van de tijd. Als we dit vooraf geweten hadden, hadden we het nooit gedaan. We blijken pas laat – een uur ‘s middags – te vliegen en zijn er maar heel kort.
Als we in de vertrekhal komen, schrikken we aardig, Er zitten zo’n kleine 30 man. We willen echt geen excursie met 30 man. Bij vertrek blijkt dat we verdeeld worden over twee kleine vliegtuigjes en we hopen maar dat elk vliegtuig zijn eigen gids krijgt. We vliegen met een klein vliegtuigje en bij het inchecken zijn we gewogen, want in zo’n klein vliegtuig speelt het totaalgewicht een grote rol en de indeling van het vliegtuig wordt ook op gewicht bepaald. Wij zitten op de eerste rij, maar hebben geen idee wat dat over ons zegt. In een uurtje vliegen we naar de watervallen. Vlak bij de watervallen zien we inderdaad opeens de hoge wanden van de tepui oprijzen. De piloot maakt linksom en rechtsom een rondje over de waterval zodat we hem mooi kunnen zien. De waterval is hoog, maar zoals we al verwacht hadden is er door de aanhoudende droogte hier, bijzonder weinig water. In het midden is een flinke plas over, maar aan de zijkanten is het droog.
Als we landen staan er al drie andere vliegtuigjes. We worden opgewacht door een gids en als die begint met een overdreven opgewekt ‘Hi guys, how are you doing’ en we allemaal braaf ‘fine’ terug horen te zeggen, krijgen we al het gevoel dat we een verkeerd uitje hebben geboekt. Op aanraden van Jurgen zeg ik meteen dat we niet alleen voor de watervallen gekomen zijn, maar vooral ook voor de oranje rotshaan die je hier kan zien. Antrina, de gids, begint al meteen terug te krabbelen. Ze weet niet of die er wel zijn en ze kan niets beloven. Volgens Jurgen zijn ze er altijd en altijd op een vaste plek.
Antrina vertelt ons het programma. We gaan op pad voor drie uitzichtpunten voor de waterval en dat duurt anderhalf uur. Daarna krijgen we een snack en na twee uur vliegen we weer terug. Dat is wel een erg kort bezoek aan een natuurpark. Waren we blij dat de groep opgesplitst werd – onze groep telt nu 11 man – de vier groepen uit de vier vliegtuigjes zijn bij alle uitzichtpunten tegelijk. De omgeving is weliswaar heel erg droog, maar prachtig en je kan zien dat het hier heel bijzonder is. Hier moet je echt rond kunnen kijken en horen over de dingen die hier zijn. We krijgen slechts twee planten aangewezen. Antrina vraagt of er mensen zijn die insectenspray hebben gebruikt. Een paar mensen knikken bevestigend. Dat is niet nodig legt ze uit. Want we staan bij een bijzondere plant. Of iemand weet wat een carnivore plant is? Dit is een zonnedauw en die eet insecten en daarom vind je hier geen insecten. Het ergste is dat we niet eens weten of ze het als grapje bedoelt of dat ze het serieus meent. Dit is echt ergerlijk. Later zien we de reuzenbromelia’s, enorme planten, veel groter dan je ooit ziet. Ik vraag naar de naam, maar daar moet ze even haar collega voor raadplegen. Als je onderweg twee planten moet aanwijzen, kan je toch wel zorgen dat je daar de naam van weet.
Dezelfde collega vindt ook de golden dart-poison frog. Hij zit verscholen in zijn bromelia en wacht op langskomende insecten (ondanks de zonnedauw). Hij eet vooral muggen en knutjes. Het is zo moeilijk om hem te vinden, maar we zien hem en Rik krijgt hem zelfs op de foto. Veel mensen zien hem niet, die zijn te druk met voortdurend zichzelf en elkaar te fotograferen bij de waterval.
Golden dart-poisin frog bij Kaieteur Falls
Bij het derde punt kondigt Antrina aan dat dit de laatste stop is. We corrigeren haar, we gaan ook nog naar de lek van de rotshaantjes. Lek is de plaats waar de mannetjes verzamelen om zich met z’n allen uit te sloven om zoveel mogelijk indruk op de vrouwtjes te maken. We komen in een stukje bos en moeten heel stil zijn. Antrina loopt 20 meter het bos in, keert om en komt weer terug. Nee hoor, ze zijn er niet. Natuurlijk ben je met dieren zoeken altijd afhankelijk van het dier zelf en of ze bereid zijn om zich aan je te vertonen. Hadden we hier met Ashraf uit Peperpot een uur gezocht en niets gevonden, hadden we er vrede mee gehad. Maar even het bos inlopen en dan meteen constateren dat ze er niet zijn… Mogelijk zijn ze er echt niet, maar ze had er van het begin af aan al geen zin in. Hadden we van tevoren geweten dat we maar twee uurtjes met een groep alleen maar op en neer naar een waterval zouden gaan, zouden we dit onderdeel echt overgeslagen hebben. Maar goed elke reis heeft wel een domper. Terug is Jurgen erg aangedaan door het feit dat we zo teleurgesteld zijn. Hadden we betere voorinformatie gehad, hadden we dit echt niet gedaan.
Incompetentie (of treiterij?) op luchthaven
De tocht naar het binnenland van Guyana verloopt niet helemaal gesmeerd. Jurgen komt ons om zes uur ophalen en omdat we in moeten pakken voor een vlucht met alle bagage staan we bijtijds op. Om vijf uur gaat de telefoon. Jurgen staat beneden. Dat is wel erg vroeg. Wat blijkt, Jurgen heeft gisteren pas de vluchtgegevens doorgekregen en we moeten om vijf uur inchecken voor de vlucht van half acht. Jurgen heeft het hotel gebeld dat hij ons daarom al om vijf uur op komt halen. Het hotel heeft vergeten om die boodschap aan ons door te geven. Gelukkig zijn we allebei al aangekleed, maar natuurlijk nog niet klaar met pakken. We pakken snel-snel in en staan kwart over vijf beneden. Het meeneemontbijt dat we voor kwart voor zes geregeld hadden, kunnen we op ons buik schrijven, maar volgens Jurgen zijn we nog wel op tijd voor de luchthaven.
Na dit gehaaste vertrek moet het ergste nog komen. Bij de incheckbalie worden we geholpen door een vriendelijke man die ons nog herkent van gisteren. Daarna moeten we de bagage laten controleren. Een voor een moet je een klein hokje in waar de grote bagage wordt opengemaakt. Wij komen daar makkelijk weg, want de rugzakken zijn te gecompliceerd en we mogen snel weg. Dan komt de security. De rugzakjes gaan door de scan, wij moeten ons zodanig uitkleden dat het nog net niet onfatsoenlijk wordt: schoenen, horloges, riemen, verrekijkers, fototoestel, en dat allemaal voor een simpele binnenlandse vlucht. Maar we zijn er nog niet.
Bij de security werkt Gemeen Kreng. Gemeen Kreng is een rijzige vrouw met een blik in haar ogen die bij de sadistische, vrouwelijke tegenspeler van 007 niet zou misstaan en ik ben haar slachtoffer. Ze wil mijn keurig ingepakte rugzakje controleren. Ze trekt eerst het flesje water eruit (gisteren mocht water gewoon mee). Dat mag niet mee. Dan de lege fles voor hervulling. Ik protesteer dat ik die wel mee mag. IJzig zegt ze dat die eruit moet om te kunnen controleren (hij zit in een verder leeg vakje). Vervolgens wordt elk vakje geopend, alles een voor een eruit gehaald, helemaal besnuffeld en op de grote tafel maakt ze een grote klerezooi van al mijn spullen. Ze geniet zichtbaar van haar macht, haalt het bloed onder je nagels vandaan en krijgt ons waar ze ons hebben wil: we worden kwaad en niet zo’n beetje ook. Als ik – ook niet al te vriendelijk – zeg dat het belachelijk is wat ze allemaal doet, stopt ze en zegt dat als ze niet mag controleren ik niet mee kan. Wil ik dat ze stopt?
Een toegesnelde collega zet een bagagebak neer en draagt haar op om alles wel in de bak te doen en niet over het hele lokaal te verspreiden. Dat doet ze met tegenzin. En dan vindt de Valse Heks haar trofee: een klein (75 ml) flesje insectenspul. Ha… dat mag niet mee en ze legt het apart. Ze selecteert ook nog een van de vijf identieke voorverpakte vochtige doekjes. Vier zijn niet gevaarlijk, de vijfde mag onverbiddelijk ook niet mee. Link loeder is echt gek. Ik leg haar uit dat ik onmogelijk zonder muggenspul naar het binnenland kan en dat het dus mee moet. Nee, ze is zo ontzettend triomfantelijk. Rik heeft intussen naar een official gevraagd en een klachtenformulier, maar die ontbreken, kennelijk gevlucht voor de Heks. Als ze eindelijk klaar is, kan ik de hele zooi weer uitzoeken en inpakken.
Als allerlaatste verlaten we de security en bij het afscheid zeg ik tegen De Heks dat ze dood kan vallen. Niet netjes, maar uit de grond van mijn hart. Als we moeten boarden staat daar de aardige man van de incheck weer. Rik zegt: ‘Misschien kan je iets bij hem proberen’. Eerst zie ik er niet veel heil in, maar waarom niet? Ik leg hem uit dat de Gemene Heks mijn insectenspul heeft afgepakt en dat ik niet zonder kan. Kan hij iets voor me doen? Hij heeft wel hersens en knikt begrijpend. Hij loopt weg en komt terug met het flesje in zijn hand, loopt naar het vliegtuig en komt terug. Hij heeft het in de grote rugzak gedaan! Zijn collega die in de hal het Kreng niet af durfde te vallen, staat breed lachend in de deur en steekt zijn duim op. We bedanken ze alle twee hartelijk. Waarschijnlijk hebben zij ook een bloedhekel aan de Draak. We hebben heus nog wel een reserveflesje, maar het geeft zo’n voldoening om het loeder een beetje terug te kunnen pakken.
Van Lethem naar Karanambu
De vlucht naar Lethem verloopt soepel en In Lethem dat tegen de grens met Brazilië aanligt, wacht Manuel van de Karanambu Lodge ons op en na 2,5 uur rijden, zijn we op onze bestemming. Karanambu Lodge ligt in de Rupununi savanne, een enorm uitgestrekt gebied (13.000 km2) met eindeloze vlaktes met droog gras, afgewisseld met stukken met struiken of bossen, wat oeverbossen, moerassen, meren en rivieren. Hier en daar zijn dorpjes of ranches met vee. Ook Karanambu was een ranch, maar heeft zich onder eigenaresse Diane McTurk ingezet voor de opvang en het weer uitzetten van verweesde reuzenotters. Nu speelt de lodge een belangrijke rol in het behoud van de Rupununi savanne. Voor natuurliefhebbers is dit een geweldige plaats: een overdaad aan vogels, reuzenotters, kaaimannen, apen en als extra bijzonderheid de reuzenmiereneter. Vooral die laatste staat al heel lang heel hoog op de verlanglijst.
Als we nog maar net gearriveerd zijn, zien we onze eerste katachtige van de reis. Rik hoort hem als eerste en hij is heel dichtbij. In onze kamer loopt een aanhankelijke zwarte kat rond. Hij blijkt George te heten en wijkt eenmaal buiten niet meer van onze zijde. Nu ik het toch over dieren in de kamer heb, we hebben er meer. De eerste dag een levende kakkerlak, de tweede dag een dode. De dode kakkerlak levert een fascinerend schouwspel op. De grote kakkerlak wordt door een leger van kleine miertjes naar hun nest versleept. In het begin zijn ze het nog niet eens over de route, maar na wat heen en weer gesjor zetten ze koers naar de deur en binnen de kortste keren hebben ze het enorme lijk uit de kamer gesjouwd. Een andere gast is een klein vleermuisje dat razendsnel door de kamer vliegt, maar later over de muur en de grond wandelt. Misschien smikkelt hij wel de mieren op.
Overvloed aan Victoria amazonica
De eerste middag gaan we met Manuel met de boot op pad. Manuel is een goede vogelgids en spot veel, zodat de vogels ons om de oren vliegen. Na een poosje stappen we uit, lopen een stukje door het bos en stappen over in een andere boot en varen dan op een meer dan helemaal vol ligt met de prachtige Victoria amazonica, de grote waterlelie. We blijven daar liggen tot de zon helemaal onder is en we de nachtzwaluwen zien overvliegen. We kijken ondertussen naar het wonder van de grote waterlelies. Heel langzaam vouwen de witte knoppen zich open en zien we de bloemen helemaal vol uitkomen. Op de grote bladeren met de opstaande randen lopen de jacana’s rond. Het is er zo mooi en vredig. De Victoria weterlelie heeft een ingenieus mechanisme bedacht om zich voort te planten. De witte bloemen die wij open zien gaan zijn vrouwelijk en lokken kevertjes aan die eerst bij mannelijke bloemen wat stuifmeel gehaald hebben, zodat de bloem bevrucht wordt. Later sluit de bloem met de kevertjes erin zich weer. De kevertjes vinden dat niet erg en gebruiken de nacht om de liefde te bedrijven. Als de bloem zich weer opent zijn de vrouwelijke delen verwelkt en is de bloem een trotse man die zijn stuifmeel aan de vertrekkende kever meegeeft. De bloem verkleurt nu van wit naar rood. Als het helemaal donker is, varen we terug. Als we teruglopen naar de eerste boot, zien we nog de grijze reuzennachtzwaluw goed gecamoufleerd op een dode tak zitten.
Jabiru op nest
Geen reuzenmiereneter, wel vogels
Uitslapen zit er deze reis niet in. Om kwart over vijf moeten we present zijn voor de zoektocht naar de reuzenmiereneter. Met een open jeepje vertrekken we met gids Kenneth en die ziet de ene vogel na de andere terwijl we door het oneindig grote vlakke, droge grasland rijden. Soms staan er wat struikjes, soms is er een stukje bos en soms zien we water. Het zoeken naar de miereneter hebben ze hier grondig aangepakt. Van tevoren gaan twee zogenaamde vaqueros – mannen te paard – op zoek naar de reuzenmiereneter. Die houdt namelijk niet van het daglicht, dus ze proberen hem laat in de schemering te spotten en geven dan via de radio zijn locatie door. Onze jeep rijdt daar dan naartoe. Eenmaal in de buurt van reuzenmiereneter mag je uitstappen om dichterbij te kijken. De radio blijft opmerkelijk stil. Het lijkt erop dat de vaqueros vandaag geen succes hebben. Dat is jammer, want dit is dé plek om het dier te spotten en gisteren hebben ze hem wel gezien. Maar nee, uiteindelijk zullen we tevreden moeten zijn met een lange lijst aan prachtige vogels.
Na het ontbijt vertrekken we meteen weer om samen met Kenneth de hele ochtend door het bos te wandelen. Het bos is hier heel anders dan we tot nu toe gezien hebben. Het is droog, ontzettend droog bos en de begroeiing is minder dicht, zodat je een paar meter diep het bos in kan kijken. Dat neemt niet weg dat vogels zien nog steeds heel moeilijk is. Gelukkig helpt Kenneth ons – hij heeft ook zo’n handige pointer – en zien we een aapje en prachtige vogels waarvan de gevlekte baardkoekoek de hoofdprijs verdient.
Gevlekte baardkoekoek bij Karanambu
Reuzenotters
Aan het eind van de middag gaan we opnieuw met de boot op pad. Eerst wandelen we door een stukje bos op zoek naar een bijzondere vogel die zich niet verwaardigt om ons te begroeten en dan gaan we op zoek naar de reuzenotters. Die zijn zo geweldig. De familie is zo gewend aan mensen dat ze zich helemaal niets van onze aanwezigheid aantrekken. Ze komen net terug van hun dag vis vangen en zijn druk bezig met elkaars vacht verzorgen, nieuwsgierig naar ons kijken, een beetje spelen in het water en wat ronddollen. Boven op de heuvel is hun hol en een voor een klimmen ze de heuvel op, markeren voor de ingang hun plek en gooien er vervolgens wat vers zand over om daarna naar binnen te gaan voor een goede nacht slaap. We blijven tot de laatste naar boven is vertrokken en ze allemaal veilig binnen zitten. Eentje is er niet binnen. Hij klimt een stukje omhoog, maar hinkt en haalt de heuvel niet. Uiteindelijk gaat hij terug naar het water. We hopen maar dat het snel beter met hem gaat. We hebben een heerlijke volle dag gehad en genoten.
Familie reuzenotter
Fantastische reuzenmiereneter
De tweede en laatste ochtend op de Karanambu Lodge gaan we opnieuw om kwart over vijf op pad voor de reuzenmiereneter. Kenneth ziet onderweg weer nieuwe vogels en we merken dat de radio nu actiever is. Zouden de vaqueros iets gevonden hebben? Na meer radiocontact zegt Kenneth dat de miereneter gevonden is, Manuel voert het tempo op en we rijden in de richting van onze mierenvriend. We rijden en rijden en ondertussen hopen we maar dat het een geduldig dier is dat op ons wil wachten. Er is nieuw radiocontact. Miereneter is alvast gaan slapen. Zouden we hem dan nog zien?
Maar ja, we rijden wel verder en dan opeens zien we in plaats van een paard een motor staan en 250 meter verderop in het veld de vermoedelijke berijder ervan. We stappen uit de jeep en volgen Kenneth die in hoog tempo door de grasvlakte richting motorrijder loopt. En dan wijst Kenneth met zijn groene lichtje. Verscholen tussen de struiken liggen een boel haren. Dat is reuzenmiereneter in het echt. Rik neemt gauw foto’s van het haar en dan zien we op de bos haar een klein koppie, twee kleine pootjes met al flinke klauwen eraan en de rest van een mini reuzenmiereneter. Het is een moeder met op haar rug een jong. Zo’n dotje om te zien. We zijn heel tevreden, maar moeders die wel weet wat wij eigenlijk willen, tilt haar heel lange snuit op, zodat we heel de kop kunnen zien. Dan staat ze op, keert zich om en komt onze kant op uit de bosjes. Bijna uit de bosjes draait ze zich om en dan alsof we een tweede dier zien, kunnen we de onwijs lange en behaarde staart van haar in volle glorie zien, voordat ze verderop rustig een ander bosje in wandelt. Ik kan bijna niet geloven dat ik dit zelf zomaar in het echt zie. Fantastisch.
Reuzenmiereneter met jong op rug
Te laag water voor boot
Na terugkomst en een ontbijt is het tijd om afscheid te nemen. We worden met de auto naar de Ginep Landing gebracht, een soort uitwisselingsplaats voor de verschillende lodges. We zouden eigenlijk met de boot gaan, maar het water is nu zo laag, dat de boottocht erg lang zou duren. We hebben hier zo’n fantastische tijd gehad, met zulke goede gidsen en prima activiteiten. We hebben genoten en de reuzenmiereneter had niet beter mee kunnen werken.
Onze verdere avonturen volgen in de volgende brief, want deze is eigenlijk alweer iets te lang.