[11 en 12 februari 2018]
Jungle kamp aan Maratakka rivier
Na de lunch op Bigi Pan varen we weer terug. Als we uit de boot stappen worden we opgewacht door Kas en Gerda, de ouders van Sergio en Yvonne (gids en kok bij Bigi Pan) en eigenaren van het onderkomen op het meer. Kas en Gerda gaan met ons mee naar Maratakka. Erik heeft Kas meegevraagd omdat wij graag vogels willen zien en Kas daar veel meer van weet dan Erik. Als dat geen service is. Met Kas en Gerda rijden we naar Wageningen. We gaan opnieuw met de boot, nu naar het kamp van Erik aan de Maratakka rivier. Met een crew die bestaat uit Erik, Leroy (bootsman, klusjesman en gids), een andere Yvonne (kok) en Kas en Gerda voelen we ons wel erg goed verzorgd.
Het kamp is geweldig. Het is door Erik (en Leroy) zelf gebouwd en bestaat eigenlijk uit een grote met gaas omgeven kooi waarin een zitgedeelte en keuken is en waar bedden staan. Buiten de kooi is een keurig toilet met spoeling en een douche met rivierwater. Het is een paradijselijk plekje middenin de jungle en aan een prachtige rivier. Door de regen valt de middagtocht in het water, maar ‘s avonds zitten we in het donker op het platform aan de rivier te genieten van de stilte en het moois. Een paar vogels in het bos laten zich nog horen, net als de cicaden. In de verte roept een wat beverige uil en af en toe komen knipperende vuurvliegjes langs. ‘s Nachts slapen we heerlijk op ons bed in het kamp. Het enige wat me niet lukt, is om door de junglegeluiden gewekt te worden. Om 7 uur port Rik me wakker omdat het dan toch wel tijd is om op te staan.
Tijdens het ontbijt op de steiger, vliegen de kiskadees – hier grietjebie genoemd en algemeen voorkomende vogels – af en aan. Bij de steiger is een nestje en je ziet de twee kleine bekjes steeds hard schreeuwen: ‘meer, meer’. Noch de jongen, noch de ouders trekken zich ook maar iets van ons aan. Vandaag hebben we een ontbijt waarbij de prachtige oropendola’s en ara’s overvliegen.
Met Erik, Kas en Leroy bezoeken we Cupido, een verlaten indianendorpje. Maar voordat we daar aanleggen, varen we eerst een stukje door. In een dode palm hebben twee blauw-gele ara’s hun nest gemaakt. Pa en ma zitten saampjes in een andere palmboom op een groot palmblad. Broeden is nu even niet nodig, in de Surinaamse zon blijven de eitjes warm genoeg. Als we dichtbij komen, beginnen ze te krijsen, maar als we op gepaste afstand blijven, kijken ze met schuine kopjes hoe we foto’s nemen en vinden dat wel prima. Cupido is verlaten, omdat de jeugd weggetrokken is naar de stad. Er is nog een familie die er permanent woont. Alleen moeder en schoondochter met twee kleine kindertjes zijn thuis. Vader is op jacht en zoonlief, die maar één been heeft vanwege een verwaarloosde slangenbeet is uit vissen. Erg beperkt lijkt hij door zijn missende been niet te zijn. Hij jaagt als de beste en als hij wil bellen, klimt hij in de hoogste boom, omdat er alleen vanuit de top van die boom bereik is. Behalve deze familie komen er af en toe mensen uit Wageningen om hier hun kostgrondjes te verzorgen. Ze overnachten dan in hun hutten. Het dorp heeft wel een kapitein (hoofd van het dorp) en een enorme batterij aan zonnecellen, waardoor iedereen die er niet is en het gemeenschapshuis voorzien is van elektriciteit. Waarom zijn die zonnecellen er? De overheid wil graag dat het dorpje weer tot leven komt en heeft daarom geïnvesteerd in zonnecellen en batterijen. De 20 batterijen die er stonden zijn op een kwade nacht gestolen door drie boeven. Ze waren echter veel te zwaar voor hun korjaal, zodat hun boot zonk. Het drietal kon zich redden door naar de kant te zwemmen, maar moest natuurlijk maken dat ze wegkwamen. Ze hebben toen het kamp van Erik opengebroken en een dure plank waarop je achter een speedboot kan liggen gestolen en hebben zich met de stroom mee laten voeren de rivier af. Natuurlijk vielen ze op, dus ze zijn gearresteerd en voor twee jaar in de cel beland.
De hutjes zijn uitermate simpel en behalve de mensen woont er een rode ara die een halve vleugel mist. In de broedtijd mag er niet op ara’s gejaagd worden, maar in sommige periodes wel. Dat mag dan alleen met een jachtvergunning, maar als je een vergunning hebt, mag je onbeperkt jagen. Handelaren regelen zo’n vergunning en hebben dan hun lokale leveranciers. Deze ara dient als lokvogel voor de rode ara’s die overvliegen. De stakker mag vrij rondlopen, maar is in gevecht geraakt met de haan die hem ernstig toegetakeld heeft. Hij mist nu ook een oog. Ook staat er een kooi met twee kleine papegaaitjes in carnavalskleuren. Ook zij dienen als lokvogel. Met het vangen van vogels vult de familie hun schamele inkomen aan. Erik vertelt dat er echt honderden en honderden ara’s verhandeld worden. Een onderzoeker heeft verteld dat hij schat dat de populatie in vijf jaar tijd met 50% is afgenomen. Erik zoekt wegen om het gebied voor vijf jaar geheel voor jacht af te sluiten, maar dat is hier niet zomaar voor elkaar te krijgen.
Na nog een mooie wandeling achter het kamp en een prima lunch moeten we weer terug. We hadden hier graag nog langer willen blijven, het is zo’n fijne plek. We varen weer terug naar Wageningen, stappen over in de auto en rijden met Erik terug naar Paramaribo waar we in het donker aankomen.
In de regen op de Maratakka rivier
De steiger bij het jungle kamp
Blue-and-Yellow Macaws (Blauw-gele Ara) bij Cupido
Het verlaten Cupido met de zonnepanelen
Aapje in de jungle bij het kamp
Leroy klimt in een reusachtige boom
Gedateerde wegwijzer bij Paramaribo