Vijfde rondzendbrief Zuidoost-Europa 2022
[Verzonden op 19-6-2022 vanuit Arefu]
Sheshtari Thracische tombe
De vierde brief stopt in Popina waar Minko de beroemde vogelaar ontmoet en we alweer onze laatste nacht in Bulgarije doorbrengen. Omdat de Thracische tombe die gisteren op het programma stond pas vandaag na een half jaar sluiting voor het eerst opengaat, rijden we eerst weer een uur terug om die toch te kunnen bezoeken. Gisteren is de ambassadeur van de VS samen met de minister van cultuur op bezoek geweest en wij zijn de eerste bezoekers na deze hooggeplaatste personen. Wel een beetje kinderachtig, we hadden best gisteren met ze mee kunnen komen. De Sheshtari Thracische tombe maakt deel uit van een groot complex, het Sboryanovo reservaat, dat in de vallei van de Krapinets rivier ligt. Er zijn in het gebied veel tombes gevonden, maar de belangrijkste vondst is deze koninklijke tombe in het oostelijk deel van de necropolis. Hij is pas in 1982 bij opgravingen ontdekt en stamt uit de 3e eeuw v.C. De tombe bestaat uit drie kamers en de hoofdkamer is rijkelijk versierd. Daarin lag dan ook koning Dromichaetes, koning van de Getae, een belangrijke Thracische stam. In de hoofdkamer zijn prachtig bewerkte karyatidenbeelden – vrouwfiguren die als pilaar fungeren – gevonden, die samen het dak van de tombe dragen. Boven het graf is een schildering waarop de koning, te paard gezeten, een gouden kroon van een godheid aangereikt krijgt, omdat hij volgens de Getae overtuiging na zijn dood voort zou leven als een god. Ook zijn bedienden en andere benodigdheden voor het hiernamaals zijn afgebeeld. De decoraties zijn niet af, omdat de koning al voortijdig, 35 jaar oud, tijdens de strijd sneuvelde. Naast zijn grafkist is die van zijn 25 jarige vrouw, een Macedonische prinses. Het is niet duidelijk of zij gedood is om hem te volgen in het hiernamaals of na haar dood is bijgeschoven. Zij was door haar vader als cadeautje aan Dromichaetes gegeven. Paps was niet zomaar vrijgevig, hij kocht hiermee zijn eigen vrijheid.
Malak Porovets
Houten huis in Malak Porovets
Er blijken nog twee interessante bezienswaardigheden vlakbij, een houten huis en een 16e eeuwse soort moskee. We gaan eerst naar het houten huis in Malak Porovets waarvan we geen idee hebben wat we moeten verwachten. Van buiten ziet het er mooi versierd uit, maar we blijken aan te kunnen bellen om meer te zien. De vriendelijke Helena leidt ons naar de binnenplaats en vertelt. Het huis is ontworpen en gemaakt door een meester houtbewerker en timmerman, Marin Petkov. Zijn droom was om zijn eigen houten huis te maken. Hij is daar pas in 1984, toen hij gepensioneerd was, mee begonnen en hij is er zestien jaar mee bezig geweest. Op de binnenplaats is verborgen achter een luik het levenswiel afgebeeld in vergelijking met de seizoenen naar een schildering van de beroemde Bulgaarse iconenschilder, Zahari Zograf. Bovenaan staan een duivel en een engel als symbool van het goed en het kwaad waardoor ieder mens verleid wordt. Aan het begin van het leven staat een onschuldige engel met vleugels, aan het eind van het leven zijn de onschuldige vleugels verdwenen. Helena leidt ons vervolgens rond in het huis dat uit vijf kamers bestaat. Elke kamer heeft aan het plafond een enorm groot en gedetailleerd bewerkt rozet. Alle plafondranden zijn bewerkt, de meubels zijn van eigen ontwerp en allemaal even bewerkt. De overgangen tussen de kamers bestaan uit ronde, bewerkte houten bogen, omdat de goede invloeden dan makkelijker passeren. Er is in de grote eetkamer zelfs een troon. De meester had nooit het plan een museum te maken, maar nadat de eerste kamer klaar was en er een storm aan kijkers kwam, besefte hij dat hij er nooit kon gaan wonen en werd het vanzelf een museumhuis. In een van de kamers staat een bank met bovenaan de rugleuning twee kastjes op de hoek met daartussen planken. De bank kon veranderd worden in een bed, heel ingenieus en een ongekende noviteit. Lang heeft de houtmeester niet kunnen genieten van zijn werk. Twee maanden nadat het af was, is hij overleden. Na een kleine twee uur is Helena klaar met haar boeiende rondleiding en staan we verdwaasd van zoveel meesterschap buiten. De 16e eeuwse moskee zit er niet meer in, want we moeten eerst een uur terugrijden voor we weer op ons uitgangspunt zijn voor het programma van de dag zelf.
Door naar Roemenië
We verlaten Bulgarije en passeren de grens met Roemenië bij één gemeenschappelijke grenspost met een douanier die zijn werk kennelijk behoorlijk saai vindt en ongelofelijk vaak luidruchtig gaapt. We waren bang dat we misschien te laat bij ons volgende culturele hoogtepunt zouden komen door het ongeplande en lange bezoek aan het houten huis. Daar hadden we niet bang voor hoeven te zijn. Waar het Bassarabi grotcomplex met zijn in de kalkrotsen uitgehouden grotkerken had moeten zijn, is slechts een afgesloten hek met daarachter een volledig ingepakt complex waaraan niets te zien is en dat nog het meest lijkt op een verlaten fabriek. We zijn dus snel klaar. Na nog een stop onderweg omdat we roze spreeuwen zien, arriveren we om na zevenen op ons eerste overnachtingsadres in Roemenië, een guesthouse in Baia. Nog wat statistieken van vandaag. We hebben zomaar een wilde kat op zijn gemak over de weg zien lopen, de eerste van ons leven. Meest opmerkelijke waarneming: een pony achterin een personenauto. Het weer dat de afgelopen tijd veel te heet was, is sinds de vreselijke buien in Ruse een stuk aangenamer. De lucht is niet meer strakblauw, maar wisselt in hoog tempo van blauw via donzige witte wolken naar dreigend donker en omgekeerd. We zijn blij met de lagere temperaturen.
Guesthouse Camelia
Het guesthouse Camelia in Baia is op een rare plaats gelegen. Het ligt op een soort industrieterrein aan de rand van het dorp en op het terrein staat een laag gebouw met kapotte ramen en een hoog, vroeger wit gebouw zonder ramen. Op het terrein staan een stapel wc potten en wasbakken. Alhoewel de plek raar is, is gastvrouw Camelia uitermate vriendelijk en gastvrij. Enige probleem is dat ze geen woord Engels spreekt wat de conversatie met een Bulgaar en twee Nederlanders best lastig maakt. Het probleem wordt soepel opgelost door de veertienjarige zoon Dennis die graag zijn game spelletje met zijn vriend in Barcelona-voetbalshirt staakt om alles voor zijn moeder vanuit het Engels te vertalen en moeders antwoorden terug te vertalen voor ons. Ook zijn 20 jarige grote broer André schiet mams graag te hulp. Ze hebben geen restaurant, maar kunnen wel iemand bellen die het eten komt bezorgen. Dankzij Dennis’ bemiddeling bestelt Camelia telefonisch eten. Alles kan, niets is teveel. Als ik appelsap vraag, krijg ik een 2 literpak. Het bier is niet koud, maar op Minko’s verzoek vertelt Dennis zijn moeder dat het bier liever in de koelkast moet. En Minko, die graag na gedane arbeid bier drinkt, hoeft maar ‘Dennis’ te zeggen of Dennis snelt weg om nieuw bier te halen. De vriend in voetbalshirt komt ook een praatje maken. Hij heeft een goede tip voor ons: we moeten naar de Donau delta gaan, die is geweldig. We genieten van de behandeling hier. Mag het misschien officieel niet perfect zijn, de manier waarop alles gaat en Dennis en André hun moeder helpen om de gasten van alles te voorzien, valt niet te evenaren met een standaard restaurant behandeling.
Histria
Na een uitbundig ontbijt in het guesthouse in Baia beginnen we aan een uitgebreid bezoek aan de randmeren van de Donaudelta. Er zijn enorm grote meren, zo groot dat je de overkant niet kan zien en het meer een zee lijkt. We stoppen op veel plaatsen en zien weer fantastische dingen. We besteden ook tijd aan culturele dingen. Histria is de archeologische site die voor vandaag op het programma staat. De stad heeft een lange historie van zo’n 1300 jaar en stamt al uit de 7e eeuw v.C., uit de oude Griekse tijd. Na door Darius I van Perzië verwoest te zijn, krabbelde de stad weer op en bleef eeuwen bestaan tot het in de 1e eeuw v.C. als gevolg van vele oorlogen in verval raakte. De Romeinen namen het roer over, maar pas in de 1e eeuw n.C. maakte de stad onderdeel uit van het Romeinse Rijk. Onder Hadrianus en zijn opvolger beleefde de stad zijn bloeitijd tot de Goten er aardig huis hielden. Ook daarna bloeide de stad weer op om uiteindelijk in de 7e eeuw door nieuwe aanvallen voorgoed van het toneel te verdwijnen. Histria is vernoemd naar de rivier waaraan het lag, de Istria, zoals de Grieken de Donau noemden. Histria is een groot complex en een echte ruïne stad. Er zijn nog restanten van romeinse baden, winkels, huizen en een basiliek, maar je moet wel je fantasie gebruiken om te bedenken hoe het eruit gezien heeft en welke stenen muurtjes wat zijn. Er staat wel uitleg, maar het verband tussen de ruïnes en de tekst is niet heel duidelijk. Zeker de moeite waard met ook nog een fotogenieke hop.
Als laatste bezoeken we een brede kloof. Specialiteit van de kloof is de bonte tapuit die Minko onmiddellijk vindt, maar meteen ontsnapt als wij hem willen zien. Uiteraard vindt Minko binnen een half uur een complete familie die wij ook kunnen zien en fotograferen. Verder woont ook de grappige siesel (grondeekhoorn) in de kloof. Behalve de bonte tapuit en de siesel is er veel ander verkeer: vijf herders met schapen, koeien of geiten, grote trucks die langsrijden, wandelaars met loslopende honden en honden die loslopen zonder dat er een eigenaar te bekennen is. Dat helpt niet om vogels of siesels te vinden. Volgens Minko is de kloof normaal heel rustig en zie je er nooit iemand.
Camelia heeft gisteren via Dennis gevraagd wat we vandaag wilden eten en kookt nu zelf voor ons. We vragen of Dennis op school zo goed Engels heeft geleerd. Dat is niet zo. Hij heeft het geleerd door het gamen. Is gamen toch ergens goed voor. Op dit deel van de trip krijgen we erg weinig groente, temeer daar we geen salades eten. Rik heeft een lumineuze inval. Bij de supermarkt kopen we een blikje Mexicaanse groente en ‘s avonds na thuiskomst roep ik Dennis en vraag of zijn moeder het blikje voor ons wil opwarmen. Kennelijk gebruikt Camelia nooit iets uit blik, maar na mijn door Dennis vertaalde uitleg, knikt ze begrijpend. Bij het eten hebben we een warm schaaltje Mexicaanse groente. Noem mij een ander restaurant waar ze er niet van opkijken als je zelf een blikje groente meeneemt om op te laten warmen. We nemen afscheid van de geweldige Dennis, André en Camelia, die helemaal glimt als Minko haar vertelt – via de zonen – dat ze twee geweldige kinderen heeft.
Door naar Tulcea
Ook vandaag brengen we de tijd door bij de randmeren aan de zuidkant van de Donau delta. ‘s Morgens zien we de familie baardman (grappige vogels) met hun jonge grut. De jongen zijn brutaal en schieten snel door de rietpluimen heen en weer zonder een tel stil te zitten. Minko laat vaak vogelgeluiden via zijn telefoon horen, zodat wij weten welk geluid we op moeten pikken. We hebben gelijk afgesproken dat hij het geluid één keertje laat horen om de vogels niet te verstoren. Zeker in de broedtijd hebben ze zelf genoeg aan hun hoofd en willen we niet dat ze denken een indringer te moeten verjagen of weg te moeten vluchten omdat er een luid zingende concurrent te dichtbij is. Bij de vrolijke kinderen baardman ligt dat anders. De broedtijd zit er op en het jonge spul lijkt alles wat nieuw is te willen verkennen.
We bezoeken nog restanten van een oud 15e eeuws kasteel in Enisala. Behalve wat resten van torens en muren is er nog maar weinig van over. Wel heb je vanaf het hoge kasteel 360 graden uitzicht over de wijde omgeving.
Onze volgende stop is het Babadag forest, een van de weinige bewaard gebleven laaglandbossen. Het bos is moeilijk toegankelijk, maar Minko heeft van Dimiter – baas Neophron tours – GPS coördinaten opgekregen en zo vinden we een plek waar we het bos in kunnen. Het is een mooi, groot bos en een heerlijke omgeving, maar na het uitstappen, besluiten we dat het geen goed idee is om ver van de auto te gaan. Al snel voelen we de eerste spatten en tijdens de lunch in de auto, gebruikt de auto de tijd om lekker lang onder de douche te gaan.
We wachten na de lunch nog even, maar boven draait niemand de kraan dicht. We geven op en gaan richting Tulcea. Omdat het onderweg weer opklaart rijden we door naar Murighiri waar een ander veelbelovend wetland is. Het is er inderdaad nat, maar de nattigheid komt ook hier van boven in een snelle afwisseling van gradaties. Van bijna droog tot stortbui. We kijken nog even, maar geven dan op en besluiten dat we er een korte dag van maken en zijn om half vijf in Tulcea waar de zon schijnt.
Donau delta, dag 1
Tulcea is de uitvalsbasis voor onze trip naar de Donau delta. Onze boot blijkt een kleine boot te zijn, wat fijn is, want dan kan je ook door kleinere kanalen varen. Wat we minder vinden is dat de boot geen wc heeft – desgewenst wordt er onderweg aangelegd – en dat er geen afdak of afdekzeil aanwezig is. Zowel met regen als te zonnig weer heel vervelend. Voor de eerste dag is regen voorspeld, dus we zijn een beetje ongerust. Om negen uur ‘s morgens melden we ons in de haven en al voor de bootsman, Jonat, verschijnt wordt de lucht akelig donker. Het blijft echter bij wolken, er valt de hele dag geen spatje regen en het grootste deel van de dag is het bewolkt. Omdat we het eerste stuk richting ons overnachtingsadres in Mila 23 snel varen, is het zelfs aan de koude kant.
We lunchen in Mila 23 waar we ook logeren. Toen we tien jaar geleden de Donau delta aandeden, stonden er in Mila 23 wat huisjes van steen of hout met vaak golfplaten of rieten daken. Aan het eind van het dorp was een winkeltje en een bar. Wij logeerden bij mensen thuis die wat kamers over hadden en aten bij de familie in de huiskamer. De tijd is hier niet stil blijven staan. We komen nu aan op een keurig bestrate boulevard met luxe uitziende pensions van een aangenaam formaat. Wij logeren in een voor dit doel gebouwd pension met fris blauw-wit ingerichte kamers met badkamer. Er is een tuin vol rozen, passiebloemen en geraniums, met knusse zithoekjes. Ook aan de andere kant van het water wordt gebouwd. Het kleine winkeltje is groot geworden en nu een flinke supermarkt. We herkennen Mila 23 niet meer, maar het ziet er vriendelijk en (nog) niet te grootschalig uit.
Zeearend in de Donau delta
‘s Middags varen we de hele middag rond. We varen nu langzaam en het is zo prachtig, groen en rustig. De karekiet zingt samen met de nachtegaal en veel andere vogels, af en toe onderbroken door een rauwe roep van een reiger of de schrille kreet van de sterns. Een groep pelikanen vliegt door een kanaal recht op ons af en het lijkt wel of ze door een kloof vliegen. De indrukwekkende zeearenden kijken vanaf hun hoge positie in de top van de boom met een strenge, keurende blik naar alles wat beneden gebeurt. Eenden en zwanen zijn druk met hun jongen, net als de buidelmees die met een vette worm zijn mooie hangende buideltje in vliegt. Op de bladeren van de grote velden met bloeiende waterlelies en gele plompen hebben verschillende soorten sterns hun nest gemaakt. De ijsvogel is expres mooi in het licht gaan zitten zodat hij op zijn allerbest op de foto komt. De waterschildpad houdt daar niet zo van, maar Jonat vangt hem behendig en na de foto mag hij weer snel onderduiken. Meer dan tevreden komen we terug.
Donau delta, dag 2
Gisteren heeft Jonat gevraagd of we belangstelling hadden voor de zonsopkomst trip, vertrek 4.45 uur. Natuurlijk hebben we dat. De wekker gaat op vier uur en na een koude douche – Rik ontdekt dat de kraan andersom werkt, had ik ook geprobeerd, maar niet lang genoeg – stappen we morgenfris in de boot. De lucht kleurt al prachtig roze en oranje en het licht is schitterend. Het is al een drukte van belang: familie zwaan is al druk bezig om het jonge gezin van eten te voorzien. De grote zilverreiger ernaast, staat onbeweeglijk na te denken welke vis hij vandaag zal vangen. De scharrelaars, van nature al prachtig gekleurde vogels, lichten nog kleuriger op. De hele delta en het stille water zijn in de opkomende zon betoverend mooi. Eerst langzaam, maar dan steeds sneller klimt de grote rode bol boven de horizon en dan is ook de zon helemaal wakker en is de dag echt begonnen.
Letea
Na het ontbijt gaan we opnieuw op pad met de boot, dit keer richting Letea, een dorp op een eilandje in de delta. De tocht is opnieuw prachtig, al zien we dit keer wel enig geweld. Twee zwanen zijn stevig aan het vechten en bijten flink in elkaars vleugels. Het gaat hard tegen hard, totdat een van de twee de overhand krijgt en de ander onder water duwt. De andere zwaan blijft angstwekkend lang onder. Alhoewel je doorgaans niet ingrijpt of dieren verstoort, zijn we nu toch blij dat Jonat de boot richting vechtersbazen stuurt. Nu heeft de agressor opeens andere zorgen aan zijn hoofd en zwemt weg. Het slachtoffer komt boven en leeft tot onze opluchting nog. Hij zwemt de andere kant op. Zo heeft deze interventie door een vreemde mogendheid de oorlog vreedzaam weten te beëindigen. Jonat redt vandaag nog een leven. Een vis is door de golven, veroorzaakt door een snel varende boot, op de kant terecht gekomen. Jonat vaart onze boot naar de kant, loopt naar voren, grijpt de vis en laat het spartelende dier vrij.
Jonat, onze lokale gids en bootsman, is geweldig. Hij is geboren en getogen in Mila 23 en kent het hele ingewikkelde deltagebied met al zijn meertjes en kanalen als zijn broekzak. Daarnaast ziet hij alles en weet alle vogels van de delta te vinden – zoals de nestjes van de buidelmees – en te benoemen. Hij weet van alle vogels de Engelse – en volgens Minko ook de Latijnse – namen. Hij is ontzettend aardig en humoristisch. We hadden het niet beter kunnen treffen. De Donau delta is niet alleen een schitterend en beroemd vogelgebied, maar is ook het grootste broedgebied in Europa voor de roze pelikaan. Onderweg naar Letea zien we in de verte het strikt beschermde gebied (9.600 ha groot), waar de pelikanen broeden. Na de broedtijd vertrekken in totaal zo’n 19.000 pelikanen vanuit hier naar hun overwinteringsgebied in het zuiden. Pelikanen zijn er dan ook te over. We zien een groep van zeker 200 pelikanen die druk is met eten. Ze worden vergezeld door aalscholvers die ook graag een visje meeprikken. In de dierentuin vertellen we altijd dat de pelikanen samen met veel gedoe de vis opjagen en zo de opgeschrikte vissen makkelijker kunnen vangen. We kunnen vanaf afstand niet precies zien wat er gebeurt, maar af en toe zien we hoge fonteinen uit de groep opspatten en het water lijkt wel te koken. Ze werken inderdaad met z’n allen aan een hapje vis en de aalscholver helpt een handje mee.
Als we Letea naderen verandert het landschap abrupt. Er zijn zandige dijkjes met paarden en koeien en van het waterlandschap zijn we opeens in landelijk gebied. De watervogels zijn ingewisseld voor kleine zangvogeltjes. We stappen uit de boot en in een grote safari-jeep, bestuurd door Jonat. Bij een enorm zoutmoeras stuurt Jonat de jeep verticaal de dijk op zodat we goed overzicht hebben. Toppers in de vlakte die rood ziet van de zeekraal zijn de fraaie vorkstaartplevieren van dichtbij en de kluut met vier jongen die met hun nog kleine omhoog gebogen snaveltjes dapper naar voedsel zoeken. Wij lunchen in Letea en we zijn niet de enigen. Het is vandaag zondag en veel mensen maken een eendaags uitstapje vanaf Tulcea naar de delta met lunch in Letea. Na de lunch varen we langzaam terug. In Mila 23 maken we nog een ommetje en zien dat achter de boulevard nog veel van het ‘oude’ Mila over is. Alleen zijn de zandwegen van destijds nu ordentelijk bestraat. Dit is wel een positieve ontwikkeling. Mila 23 is nog steeds aangenaam en profiteert van de toeristen die de delta bezoeken. Dat is een goede reden om zuinig te zijn op de delta en alles wat er leeft goed te beschermen.
Macin Mountain National Park
Na twee mooie dagen in de delta worden we teruggevaren naar Tulcea. Achteraf zijn we blij met de boot waar we ons eerst zorgen over maakten. We hebben het afdak en de wc geen moment gemist en hadden voortdurend onbelemmerd uitzicht en konden overal komen. Prima zo. We genieten nog een laatste keer van al het moois in de Donau delta en nemen met pijn in het hart afscheid van alle pelikanen, lepelaars, reigers en zeearenden. We zullen ze missen, want voorlopig zien we ze niet meer terug.
We gaan opnieuw de bergen in. Vanuit Tulcea rijden we verder naar het Macin gebergte. Het Macin Mountain National Park ligt ten westen van Tulcea. Deze vulkanische berg is de oudste van heel Roemenië en doordat er veel verschillende habitats (leefomgevingen) zijn, heeft het een rijke en interessante flora en fauna. Als eerste bezoeken we een steppelandschap op een lage helling. We zien er fraaie vogels, maar het is vooral leuk om de grappige siesel weer terug te zien. Het grootste deel van de dag brengen we door in het enorme laaglandbos van het park. Het is een prachtig oud gemengd loofbos met veel verschillende soorten bomen en struiken: eiken, esdoorns, essen, haagbeuken, hazelaars, lijsterbessen en nog veel meer. Ook de ondergroei is rijk en gevarieerd. Dode en omgevallen bomen worden met rust gelaten en er wordt niet gekapt. Het is een heerlijk bos om in rond te lopen en rond te kijken. Vogels horen we genoeg, maar nu alle bomen in blad zijn, zijn ze bijna onmogelijk te vinden. De kleine bruine vogeltjes laten zich nog wel aan Minko zien, maar van ons willen ze niets weten. Toch hebben we ook nu weer geluk. Een grote vogel vliegt over en landt in een boom redelijk dichtbij. Minko denkt eerst aan een uil vanwege de bevederde poten, maar ziet al snel dat het een dwergarend – helemaal geen dwerg – is die een prooi aan het verschalken is. Door de blaadjes heen zien wij steeds stukjes dwergarend en we geloven Minko als hij zegt dat het bijna nooit gebeurt dat ze dit doen. Voor de foto zitten de blaadjes teveel in de weg.
Vanaf de hoofdweg door het bos zijn we afgeslagen naar een onverharde weg die leuke zijpaadjes het bos in oplevert, maar uiteindelijk naar het Cocosklooster leidt. Nu we er toch bijna zijn, willen we dat ook wel zien. Het is een tamelijk nieuw klooster dat nog volop in gebruik is en behoorlijk groot is. Bij het klooster is natuurlijk ook een kerk en die is verbazingwekkend. Aan de buitenkant zijn wat mozaïeken, maar binnenin is de kerk van onder tot boven voorzien van mozaïeken. Op de eerste rij, iets boven het niveau van de normale mens, zijn heiligen afgebeeld. Daarboven zijn een of twee rijen met Bijbelse taferelen en daar weer boven engelen. Vanuit een immens hoge koepel kijkt god op de mensheid neer. Ook hij bestaat uit gekleurde stenen van maximaal 1 bij 1 cm. Alle afbeeldingen zijn gemaakt tegen een achtergrond van goudkleurige steentjes, zodat de kerk van goud lijkt. Ook de iconostase (afscheiding tussen priester en gelovigen) is een en al bling-bling. Zo’n prachtige, moderne kitschkerk is fantastisch. Wie heeft er zo’n geduld om al die heiligen met steentjes in te leggen en de kleuren zodanig te kiezen dat er echt plooien in hun jurken zitten? En wie houdt het vol om in de hoge koepel god in steentjes tegen het plafond te plakken? Natuurlijk hadden ze het geld in Roemenië aan veel zinnigere dingen kunnen besteden, maar de makers verdienen respect. Na het bos en het klooster is het al behoorlijk laat en hoogste tijd om weer terug te keren naar Tulcea.
Lange rit naar Sinaia
Na een laatste nacht in Tulcea hebben we een lange rijdag van 350 km voor de boeg naar de Bucegi Mountains, een berggebied dat deel uitmaakt van de Karpaten en waarin het Bucegi Natuurpark ligt. Het Bucegi park bestaat sinds 1990 en beslaat ruim 325 km2 en is een van de belangrijkste en mooiste parken van Roemenië vanwege de rijke diversiteit en zeldzame flora en fauna. Er zijn bijzondere rotsformaties, grotten, meren , watervallen, bossen en bergweiden. De hoogte varieert tussen de 1.000 en 2.505 meter op de Omu top. Beren, wolven, lynxen, gemzen, zwijnen herten en kleinere zoogdieren wonen er allemaal en ook vogels hebben het er goed naar hun zin. We rijden eerst nog lange tijd door relatief vlak land met eindeloze graanvelden, afgewisseld met andere gewassen en braakliggend land. Met wat aangename onderbrekingen onderweg bereiken we rond lunchuur de grote stad Ploeisti. Na Ploeisti gaan we echt de bergen in waar het er al van verre heel erg donker uitziet. Het duurt ook niet lang voordat we in zware stortbuien terecht komen, zo hevig dat je nauwelijks meer iets kan zien, zelfs niet met de ruitenwissers op dubbele snelheid. Af en toe wordt het even droog, maar daarna volgt opnieuw een heftige bui. Het is bijna beangstigend en ik ben blij dat we het autorijden aan Minko over kunnen laten, een veilige en oppassende chauffeur.
Orchideeën
Nadat we besloten hebben om door te gaan naar het hotel in Sinaia, wijzigen we vlak voor Sinaia de plannen opnieuw. De zon komt voorzichtig door en de lucht is aanmerkelijk vriendelijker geworden. Zo komen we ‘s middags alsnog in een prachtig bergbos terecht, heerlijk fris en een verademing na de drukke rijdag. Het is een mooi gemengd bos, heel anders dan het laaglandbos van gisteren met beuken, berken en diverse naaldbomen. We vinden weer orchideeën en als we hogerop komen, vinden we bergweitjes waarvan sommige wel aangelegde tuinen lijken zo kleurig zijn ze. Over de hitte horen jullie ons niet meer klagen. Hoe hoger we klimmen, hoe meer de temperatuur daalt. De regen was hij al gezakt naar 15 graden, boven staat hij op 10 graden. Na een verfrissende middag in het bos gaan we naar Sinaia. Sinaia is een aangename stad die doet denken aan een Duits kuuroord met grote, bijna kasteelachtige huizen met torentjes, houten balkons en fraaie houten sierlijsten.
Bucegi
Ook de volgende dag brengen we grotendeels in het prachtige bergachtige Bucegi park door. We rijden eerst naar een fraaie kloof met steile rotswanden. Landschappelijk mooi, maar we komen hier ook voor een speciale vogel, de rotsklever. Zoals de naam al aangeeft houdt hij van rotswanden. Het liefst van steile rotswanden met vochtige plekjes waar wat planten en mos op groeien. In de vegetatie zitten namelijk insecten en dat is zijn maaltje. De vogel is ongeveer zo groot als een vink, heeft een lange, dunne snavel en is overwegend grijs met zwart, kleuren die op metershoge grijze rotswanden niet meteen opvallen. Het wonder zit in de vleugels. De korte bijna ronde vleugels zijn prachtig rood gekleurd en tijdens het scharrelen langs de rotswand slaat hij die flitsende snel in en uit. Vijf jaar geleden zijn we in Bulgarije in de Trigradkloof geweest waar rotskruiper altijd woonde vlak bij een tunnel. Hij was bijna altijd thuis en alle vogelaars maakten ongeveer dezelfde foto van hem. Toen wij er waren bleek hij opeens verhuisd te zijn zonder adres achter gelaten te hebben. Nu hebben we in deze kloof een nieuwe kans en ik popel om hem deze keer te zien. Deze rotskruiper werkt geweldig mee. Moet je normaal heel veel geduld hebben, na een kwartiertje spot Minko hem, waarna ik(!) zie dat hij naar de tegenoverliggende kloofwand vliegt. Daar vinden we hem snel. Hij klimt van beneden, steeds kleine stukjes omhoog vliegend of wippend tot helemaal boven aan de helling, terwijl de rode vleugels als waarschuwingslichtjes aan en uit flikkeren. Na een poosje raken we hem boven kwijt als hij achter een diepe spleet verdwijnt. Ik ben hem zeer erkentelijk voor zo’n uitgebreide voorstelling. De rest van de dag brengen we grotendeels in het bosgebied zoek. Eerst in het hoge naaldbos, later in het gemengde bos dat nog verder naar beneden overgaat in een beuken-hellingbos.
Sinaia en avondrit
We keren op tijd terug naar Sinaia, omdat we ook de twee kastelen van Sinaia willen bezoeken, het Pelisor en het Pelles paleis, beide op hetzelfde complex gelegen. Vooral het Pelles paleis is enorm groot. Het paleis is gebouwd voor Karel I, een Duitse prins, die in 1866 naar Roemenië is gehaald en koning is gebleven tot zijn dood in 1914. Hij liet het bouwen als zomerresidentie en de bouw duurde van 1873 – 1914. Het was zijn tijd vooruit en het eerste gebouw met centrale verwarming, elektriciteit, een centraal stofzuiger systeem (handig gezien de grootte) en een elektrische lift. Het paleis (meestal kasteel genoemd) is nog steeds in bezit van de koninklijke familie die verder geen politieke functie heeft. De staat huurt het en heeft het opengesteld voor publiek. Beide paleizen hebben een romantische architectuur met een mix van Neo-renaissance en Neogotiek. Met zijn vele torentjes, uitgebouwde en bewerkte balkons en andere tierlantijn versierselen doet het denken aan het Neuschwanstein kasteel in Duitsland. De binnenplaats is beschilderd met dappere herauten en jachttaferelen van een berenjacht. Om de kastelen heen zijn terrasvormige tuinen met weidse uitzichten op de beboste omliggende berghellingen. Binnen schijnt het paleis ook de moeite waard te zijn, maar de twintig minuten tot sluitingstijd zijn daar te kort voor.
Vos tijdens avondrit
Maar de dag is nog niet gedaan. ‘s Avonds gaan we opnieuw het park in omdat Dimiter (Bulgaarse reisagent) er ooit een oeraluil heeft gezien, zoals veel uilen alleen ‘s nachts actief. We genieten eerst van een fraaie zonsondergang in de bergen, maken in de schemering nog een wandeling door het bos in de hoop uilen te zien en geen beren van al te dichtbij en gaan dan naar de plek van de oeraluil. De kans dat we hem zien of horen is in deze tijd van het jaar uiterst klein, maar ook al zien we niets, zo’n avondtocht is op zich al spannend genoeg. De oeraluil roept alleen luid en duidelijk vanaf Minko’s afspeelapparatuur, verder blijft het stil. In het donker speuren we naar alles wat beweegt en opeens zien we een vosje. In plaats van dat het vosje wegrent, gaat hij naast de auto zitten. Hij is er niet gerust op, maar wil ons kennelijk goed in de gaten houden. Iets later zien we op de helling een ander kopje verschijnen dat ook onze kant op kijkt. We vermoeden dat het een paartje is met jongen die hun angst voor ons opzij zetten om hun jongen te beschermen. We storen ze dus maar niet te lang, een jong gezin vraagt al aandacht en energie genoeg. We speuren lange tijd verder onder het oog van een gele, ontzettend volle maan, die zich verbaasd afvraagt wat wij om over twaalven nog buiten doen. Zo laat hebben we het de hele reis nog niet gemaakt.
Kloven en beren
Vlakbij Sinaia kunnen we in Bunesti met de kabelbaan naar beroemde rotsformaties – de sfinx en Babele – op het hoge Bucegi plateau. Tien jaar geleden wilden we dat ook, maar toen ging het niet door vanwege het hevige onweer. Nu pakken we onze herkansing, denken we. Het blijkt dat de kabelbaan heen en weer – 12 minuten enkele reis – voor ons tweeën meer dan 70 euro kost. Dat vinden we wel erg veel geld voor twee rotsformaties. Opnieuw dus geen beroemde rotsen.
We hebben vandaag een korte transfer dag naar Bran die we opnieuw goed weten te vullen. We zien een afslag naar de Rasnov kloof en alhoewel ook Minko die niet kent, slaan we daar naartoe af. Het is een mooie kloof, niet te lang en vol met militairen. Die zijn er om langs de op de berg overal aanwezige klimtouwen hun kwaliteiten als berggeit te ontwikkelen. Behalve de kloof is er ook mooi gemengd beukenbos waar we een stukje – paden worden hier vaak na een kort stukje te steil, te glad of te onbegaanbaar – wandelen. Tot onze verrassing zien we opnieuw de mooie rotskruiper met zijn ronde, korte, rode vleugeltjes lang de rotsen klimmen, behendiger dan welke militair dan ook.
Ook het Piatra Craiului National Park staat voor vandaag op het programma. Het bestaat uit een smalle kalkrug van ongeveer 25 km. De bergrug ligt tussen het Făgăraș gebergte en het Bucegi gebergte in. De hoogste top heet La Om en is ruim 2.200 m hoog. De kalkrug zorgt voor bijzondere kerstverschijndalen die je terugziet in de vele grotten en de diepe gaten en spleten in de steile rotswanden. Je kan er over een mooi breed pad wandelen tussen de steile verticale kloofwanden in. Je hebt het gevoel dat als je je armen uitstrekt je beide wanden aan kan raken wat niet echt zo is. De enorme, steile wanden torenen hoog boven je uit. Waar de helling onderaan iets minder steil is, ontneemt een bosrand het zicht op de steile muren. Spannend is het ook, want overal om je heen hoor je het geluid van vallende en rollende stenen die van de steile hellingen met veel geweld omlaag kletteren. Landschappelijk is het al mooi genoeg, maar er zijn meer verrassingen. Opnieuw zien we de rotskruiper, niet alleen scharrelend over de rotswand, maar ook overvliegend en dan lijkt het met zijn rode vleugels net een vlinder. En op de uiterste rand van de kloof spot Minko gemzen met kalfjes. Twee gemzen steken alleen met hoofd en nek boven de richel uit, waardoor het giraffen lijken.
Tijdens de wandeling ontmoeten we twee Spaanse vogelaars die vertellen dat ze gisteren een beer met een jong hebben gezien, ver weg op een redelijk steil stuk van de kloof met een bossige begroeiing. Ze leggen uit waar het is en Minko snapt waar het is en hoe er te komen. Binnen een minuut heeft hij ook voor ons de beer met jong gespot. We hoeven niet bang te zijn voor de beer. Hij is zeker 500-800 m bij ons vandaan aan de overkant van de vallei. Door de scoop kan je de enorme beer en het kleine dartele jong prima zien. We zijn precies op tijd, want na een minuut of tien verdwijnen ze uit beeld en zien we ze niet meer terug. Een extra bonus voor de dag!
Bucegi park (Noord)
Vanuit Bran gaan we opnieuw de bergen in. Voor vandaag staat het noordelijk deel van het Bucegi Natuurpark op het programma. ‘s Morgens maken we een aardige wandeling, waarbij we gedeeltelijk vergezeld worden door een jong speels hondje dat ontzettend van gezelschap houdt en ons onmiddellijk inwisselt voor ander gezelschap als we tegenliggers tegenkomen. In de tussentijd is de lucht angstwekkend grijs geworden en als we verder de bergen ingaan, laat de regen niet lang op zich wachten. We doen goed on best, Minko probeert heel wat gravelwegen uit en als de regen even ophoudt, wandelen we kleine stukjes. Zo vinden we vandaag toch weer verbijsterend veel orchideeën bij elkaar en ook de grote muggenorchis die we nog niet eerder gevonden. Omdat de lucht nog steeds alleen maar donkere tinten grijs vertoont, geven we bijtijds op. Al met al hebben we een goede indruk van het park gekregen.
Eenmaal uit de bergen is de regen verdwenen, zodat we de enorme luxe beleven van relaxed in het zonnetje op het balkon een boekje lezen.
Brasov
Brasov
We verlaten Bran en gaan kort op bezoek in Brasov om na tien jaar even ons geheugen op te frissen. Brasov is een middeleeuwse stad in het hart van Roemenië en in het zuidoosten van Transsylvanië. Transsylvanië is een streek met een rijke geschiedenis. Al in de 9e eeuw richtten de Hongaren er hun koninkrijk op, in de 12e en 13e eeuw gevolgd door de Saksen uit voornamelijk Duitsland. In de loop van de eeuwen verstevigden de Habsburgers hun greep op de Hongaren en zo viel in de 18e eeuw ook Transsylvanië onder de Habsburgse keizer en eind 18e eeuw maakte het deel uit van het grote Oostenrijks-Hongaarse rijk. Na wat stuivertje wisselen werd het gebied uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog aan Roemenië toegewezen. Brasov werd in de 13e eeuw gesticht. Saksische kolonisten bouwden er een verstevigde stad om zich te beschermen tegen de oprukkende Ottomanen. Tot in de 19e eeuw bleven de Saksen de meerderheid vormen, met buiten de stadsmuren wel wat Hongaren en Roemenen. Sinds de toetreding van Roemenië in de EU is Brașov een welvarende stad geworden. Als we wat door de stad slenteren is die welvarendheid terug te zien aan de mooie, grote en kleurige huizen met fraaie gevelversieringen. Vooral rondom het grote centrale plein staan schitterende panden.
Bekend monument is de Zwarte Kerk, een naam die verwijst naar de zwart geblakerde muren na een brand in 1689. Van binnen is de gotische kerk prachtig met op de zijkanten van de banken fraaie schilderingen. De doopvont in de vorm van een grote kelk is uit 1472 en heeft op de voet kleine afbeeldingen. Die van de vier evangelisten begrijpen we, maar de draak en de sirene met een mutsje op kunnen we niet helemaal plaatsen. De kerk telt maar liefst vier orgels.
Teveel beren op Transfagarasan
We hebben een lange rit door vriendelijke dorpjes met stenen of houten kerkjes gelegen in een heuvelachtig groen landschap. Onderweg krijgen Minko en Rik een noodalarm op hun telefoon. In Arefu waar we overnachten is een beer gesignaleerd. Je mag hem niet benaderen, eten geven of fotograferen, moet binnen blijven en zorgen dat huisdieren veilig zijn. Bepaald een aparte melding. Bij Curtea de Argeș begint de beroemde Transfagarasan, een weg die – zoals de naam al aangeeft - dwars door het Fagaras gebergte loopt. Het Fagaras gebergte vormt het zuidelijkste en hoogste deel van de Karpaten in Roemenië. Het is de op een na hoogste weg in Roemenië en loopt 90 km lang met zigzaggen en haarspeldbochten door een uitzonderlijk mooi berggebied. Tien jaar geleden hebben we deze weg ook gereden, maar hij is zo mooi dat we graag nog een keer van alle uitzichten, het stuwmeer en het meer helemaal boven wilden genieten. De uitzichten zijn nog even mooi, maar vergeleken met toen is het nu een toeristische hotspot met overal teveel mensen, overvloedige horecagelegenheden en souvenirs die je graag aan mensen zou geven waar je een hekel aan hebt.
Beren op de Transfagarasan
Maar naast de bergen en de uitzichten zien we meer vandaag. Geloven jullie me als ik zeg dat we vandaag in totaal zestien beren gezien hebben? De eerste beer zien we al vrij snel en staat langs de weg. Als we stoppen, rent hij niet het bos in, maar gaat hij zitten en kijkt naar ons. Ook nummer twee loopt niet weg en kijkt naar wat er gebeurt. Als volgende zien we twee jonge beren van zo’n anderhalf jaar oud. Eentje gaat op zijn achterpoten staan om goed te kunnen kijken. Dit is geen natuurlijk berengedrag meer. De beren zijn gewend aan mensen en hopen op gemakkelijk door mensen aangereikt of achtergelaten eten. Natuurlijk zou het mooi zijn als we in een wereld zouden leven waar dieren niet bang hoeven te zijn voor mensen, maar deze ontwikkeling is zorgelijk. Hoe knuffelig en lief ze er ook uitzien, het blijven wilde dieren die met hun 300 kg en krachtige poten met scherpe nagels potentieel gevaarlijk zijn. Er gaan ongetwijfeld ongelukken gebeuren met mensen die te dichtbij komen, eten denken te kunnen geven of zich anderszins dom gedragen. Ook voor de dieren zelf is het niet goed om afhankelijk te worden van doorgaans ongezond menseneten. Ze moeten hun eigen voedsel weten te vinden. Op de terugweg zien we zelfs tot twee keer toe een moeder met jongen. Zelfs zij hebben ondanks de jongen hun angst verloren. Eerlijk is eerlijk, het blijft overweldigend om zo’n grote beer met een paar van die doddige kleine bolletjes te zien.
Onderweg stoppen we vaak bij leuke zijpaadjes om een stukje te wandelen. Ook na de eerste paar beren langs de weg stelt Minko dat voor. Ik vraag of dat wel verstandig is met deze beren. Aanvankelijk ziet hij geen bezwaar. Normaal durf ik best in berengebied te wandelen, omdat beren je liever mijden dan je tegenkomen en je altijd eerder opmerken dan jij de beer. Nu ligt dat anders. Deze beren hebben hun angst voor mensen verloren en zien mensen als een bron om voedsel te bemachtigen. Beren zijn leuk, maar hoe deze beren zich tijdens een wandeling gedragen… Uiteindelijk is Minko het met me eens en gaan we maar liever niet wandelen hier. Boven de boomgrens op de alpenweitjes zien we nog twee marmotten die nog al hun eten zelf zoeken.
Sibiu
Net als gisteren gaan we vandaag de Fagaras bergen in. We mijden vandaag de drukke Transfagarasan en steken via een wat lager deel de bergen door. Aan de noordkant van de bergen gaan we naar Sibiu, een herhaling van ons bezoek van tien jaar geleden. Dankzij een aanwijzing van onze mevrouw GPS, komen we op een onverharde weg terecht. Het is er heerlijk rustig en we rijden door een schitterend landschap met groen beboste heuvels en weilanden. De uitzichten zijn misschien minder spectaculair dan gisteren, maar echt prachtig. We vinden een grijze specht en weer een nieuwe orchideeënsoort. Voor de lunch zitten we aan een kabbelend beekje zonder iemand om ons heen.
Sibiu willen we graag nog een keer zien. Het is een stad waar veel te zien is, maar een van de leukste dingen zijn de daken met oogjes. Veel daken hebben hier kleine ronde uitbouwtjes met een klein raampje er in. Zo lijkt het net of de daken van de huizen met hun ogen alles in de gaten houden wat er in de stad gebeurt. Sibiu of Hermannstadt in het Duits, ligt net als Brasov in Transsylvanië. Het was de meest welvarende citadel die in 12e eeuw door de Duitse Saksen is gebouwd. De rijke gildes lieten indrukwekkende gebouwen neerzetten en bouwden stevige muren en torens ter verdediging. De oude stad ademt nog steeds de sfeer van de vroegere grandeur. De stad bestaat uit een bovenstad en een benedenstad. In de bovenstad staan aan het grote plein enorme gebouwen zoals de grote barokke kerk, de raadhuistoren en het Brukenthal paleis, nu het Brukenthalmuseum. De raadhuistoren heeft in zijn lange leven verschillende functies gehad: stadspoort, graanpakhuis, brandweertoren, gevangenis en botaniemuseum. Iets verderop staat nog de verdedigingsmuur met drie torens van vroegere gildes. Via lange trappen kom je in de benedenstad die tussen de heuvel en de Cibin rivier ligt. Ook daar zijn kleurige huizen met pleintjes en straten met kinderhoofdjes. Het is een fijne, vriendelijke stad om rond te lopen en opvallend genoeg is het ook niet erg druk in de stad.
Einde van deze reis
We slapen nog een laatste nachtje in Arefu en dan zit de reis er op. Voor morgen staat de terugreis op de planning. Normaal niet spannend, maar deze keer met al het gedoe rond gecancelde vluchten en de chaos op Schiphol, wel. Als het KLM behaagt om passagiers mee te nemen, komen we rond 8 uur op Schiphol aan en we hopen daarna met bagage nog voor de laatste trein naar huis te kunnen. Onze reis is fantastisch geweest, ook dankzij Gesi en Minko, die echt alles gedaan hebben om het tot een superreis te maken. Alhoewel we een fijn huis hebben en in een mooie omgeving wonen, voelt het bevrijdend om na twee jaar weer de vleugels uit te kunnen slaan en te kunnen reizen. De brief is langer dan de officiële acht kantjes, maar voorlopig zijn jullie weer even van de lange reisverhalen af. Voor nu ga ik afsluiten, iedereen bedankt voor het meeleven en tot gauw.