Vierde rondzendbrief Zuidoost-Europa 2022
[Verzonden op 13-6-2022 vanuit Tulcea]
Vergina
De derde brief heb ik afgesloten in Meteora waar we logeren bij moeder Vasiliki en zoon Kosta met zijn ‘souvenir-icecream’. Bij het afscheid krijgen we van Kosta nog drie ‘souvenir’ flesjes water mee en dan vertrekken we richting Thessaloniki met diverse stops onderweg. Bij een veelbelovend zijpaadje stoppen we en vinden ook dan weer nieuwe planten. Een van de soorten, Dictamnus albus ofwel de vuurwerkplant, mogen we niet aanraken, omdat de plant veel etherische oliën bevat, die op de huid in de zon ernstige brandwonden veroorzaken. De oliedruppeltjes fungeren bij felle zon als een brandglas en bij windstil weer, komen er dan blauwe vlammetjes uit de plant. Als je de verdampte olie aansteekt, ontstaat een soort vuurwerk waaraan de plant haar naam dankt.
Vondst in Aigai
In de buurt van Vergina is de archeologische site Aigai, de oude koninklijke hoofdstad van Macedonië. De belangrijkste vondst is een enorme necropolis (begraafplaats) met een boel grafheuvels en één heel bijzondere. In de hoge grafheuvel zijn verschillende koninklijke graven gevonden waaronder die van Philip II, de vader van Alexander de Grote. In 383 v.C. toen Philip II geboren werd, stelde het koninkrijk Macedonië niet veel voor. Nadat hij aan de macht kwam, veranderde dat snel en werd het een machtig koninkrijk en zo plaveide hij de weg voor zijn zoon Alexander de Grote, die nadat zijn vader in 336 v.C. was vermoord het stokje van hem overnam en op niet geheel vreedzame wijze de wijde wereld in trok. In de grafheuvel werden diverse koninklijke graven gevonden die al door grafschenders geplunderd waren, maar het graf van Philip II was volledig ongeschonden en archeologen stonden te trillen op hun benen toen ze beseften wat ze gevonden hadden. Nu hebben ze het voor het publiek prachtig ingericht. Via een gang ga je onder de heuvel naar binnen en dan kom je in een museum met een houten dak tegen de onderkant van de heuvel. Het museum is een combinatie van een museum waarin in vitrines de vondsten uit de grafheuvels getoond worden, terwijl de eigenlijke grafkamers als op een open archeologische site te bezichtigen zijn. We hebben nog nooit zo’n mooie site met zoveel vondsten en goede uitleg gezien. Omdat je volgens de toen geldende inzichten als koning bij het doodgaan meteen doorging naar de wereld van de goden, moest je veel meenemen. Zo werd de koning, na zijn crematie, begraven met zijn vrouw(en) en paarden. De koning kreeg een ruim arsenaal aan wapens mee, de vrouwen grote hoeveelheden sieraden. Uiteraard moest er ook gegeten worden, dus er is ook een groot en prachtig bewerkt servies in een vitrine. De gouden voorwerpen zijn zo prachtig en gedetailleerd bewerkt. In de grafkamers kan je niet kijken, maar de toegangspoort met pilaren en fries boven de deur wel. De schilderingen op de fries zijn nog prachtig te zien. Ongelofelijk dat het al zo oud is.
Ook het paleis wordt in de reisgids geroemd. Zo mooi als het museum is, zo slecht is de bewegwijzering. Dankzij Google Maps vinden we de plek waar het moet zijn. We lopen langs het theater dat uit enkele rijen stenen bestaat een lange, hete weg op en geloven er eigenlijk al niet meer in. Uiteindelijk stuiten we op een hek met daarachter wat stenen. Een jonge vrouw komt vertellen dat de stenen niet toegankelijk zijn voor publiek, maar bevestigt dat we wel met het paleis van doen hebben. Hoe het zit met de ‘rijk gedecoreerde mozaïeken en het geschilderd stucwerk’ hebben we haar maar niet meer gevraagd.
Pella
Siesel bij Pella
Vanuit Vergina en Aigai gaan we door naar Pella. Pella was de tweede hoofdstad van het Macedonische Rijk en bereikte zijn hoogtepunt in de Hellenistische periode rond de 3e en de 2e eeuw v. C. Het was een grote, ommuurde stad en een commercieel centrum. In de 2e eeuw v.C. werd de stad door de Romeinen veroverd, raakte in verval door de opkomst van Thessaloniki en werd tenslotte door een aardbeving verwoest. De agora, zowel een soort winkelcentrum met aparte delen voor de verschillende ambachten als een administratief deel, vormde het centrum met daar omheen loodrechte op elkaar staande straten met huizenblokken. Aan een kant van de agora moeten prachtige grote villa’s gelegen hebben. We kunnen nu nog de fraaie motieven bewonderen van Helena die door een god geschaakt wordt en een Griek die met twee amazones vecht. De site is niet te vergelijken met het museum van de grafheuvel in Aigai, maar door zijn grootte en de mozaïeken zeker de moeite waard. Wat de site extra leuk maakt is dat een van de grote villa’s nu door een grote groep siesels – een soort grondeekhoorn – bewoond wordt. Minko vult de excursie aan met prachtige roze spreeuwen en een kleine torenvalk.
Kerkini meer
Van Thessaloniki zien we niet veel. We komen ‘s avonds om half zeven aan, terwijl we de volgende ochtend voor het ontbijt naar de vlak bij Thessaloniki gelegen Kalochori lagune gaan. Het lijkt er eerst vrij rustig, maar we zien al met al aardige dingen en op de laatste plek waar we kijken, staat een fantastische groep flamingo’s in het water, op zoek naar voedsel. Ik vraag Minko hoeveel het er zijn – hij is een ervaren vogelteller – en hij schat dat er zo’n 650 staan.
Na het ontbijt in het hotel gaan we op pad naar het Kerkini meer een stuk noordelijker, dicht tegen de grens met Bulgarije aan. Kerkini is een stuwmeer dat in 1932 aangelegd is en in 1980 verder uitgebreid is. Het is nu een van de belangrijkste vogelgebieden van Griekenland, omdat het op de trekroute ligt van vogels richting Balkan, Hongarije, Zwarte Zee en Egeïsche Zee. Het is een Ramsar site (international erkend beschermd gebied voor (water) vogels) en heeft diverse leefgebieden zoals meren, moerassen rietlanden en oeverbossen. Ook landschappelijk is het mooi, het is omgeven door bergen, onder meer bergen die de grens met Bulgarije vormen. Voor Minko is het een van de topgebieden, hij heeft al vaak verteld hoe geweldig het er is. We gaan dan ook gelijk op pad om van het moois te genieten.
Als eerste stoppen we bij een rij populieren aan de rand van een weiland. De bomen zitten vol met nesten van lepelaars, zilverreigers, kwakken (ook een reigerachtige) en blauwe reigers. In de meeste nesten zijn jongen en de lepelaars die in de meerderheid zijn, hebben hun handen vol aan het voeren van al het hongerige jonge grut. Minko is verrukt als er ook nog een Eleonora’s valk overvliegt, Die zijn totaal onvoorspelbaar qua gedrag. De Eleonora’s valk broedt uitsluitend langs de Middellandse zeekust. Hij komt mee tijdens de grote voorjaarstrek naar de broedgebieden, maar broedt uitzonderlijk laat, in augustus tot oktober. Waarom broeden ze zo laat? Omdat ze tijdens de najaarstrek op de hoge concentraties overvliegende zangvogels jagen. Het zijn kolonie vormende vogels en ook jagen doen ze samen. Ze vormen gezamenlijk een linie waar de zangvogels doorheen moeten zien te komen. Zo maken ze vele slachtoffers. Ze gedragen zich ook niet erg vriendelijk ten opzichte van hun slachtoffers. Ze doden ze niet meteen, maar verminken ze door poten af te bijten of vleugels te beschadigen. De oorlogsslachtoffers worden vervolgens in een rotsspleet of elders opgeslagen. Zo blijft het eten dat ze op goede dagen vangen veel langer vers. Het broedseizoen is relatief kort en daarna (oktober-november) vliegen ze alsnog met hun jongen naar het overwinteringsgebied. Later op de dag zien we nog beverratten en opeens flitsende, briljant blauwe vlekken. We hebben twee ijsvogels te pakken. We zien ze prachtig in het riet. Later vliegen de blauwe parels weer verder en zien we er nog twee dicht bij elkaar met al hun prachtige kleuren in het riet zitten. Het is hier prachtig.
Hebben we in de loop van de middag opgegeven omdat het in de brandende zon echt te heet werd en gecombineerd met de harde wind niet ideaal was om veel te zien, tegen zessen is het volstrekt anders. Het is behoorlijk afgekoeld, de wind is nog toegenomen en over de bergen komen steeds dreigender wolken aan. In de verte horen we het onweer. Omdat de lucht meer dan vijftig tinten grijs en zwart vertoont en het onweer steeds dichterbij komt, korten we het rondje in en tijdens het eten barst het onweer met regen in volle hevigheid los. Jammer genoeg duurt de regen maar kort. Ze kunnen hier de regen goed gebruiken, want het is hier veel te droog en het gras kleurt al aardig geel.
Kerkini dag 2
De volgende dag gaan we al voor het ontbijt nog even op pad. Dan is het nog heerlijk buiten met een prima temperatuur, maar we weten al dat het niet zo blijft. De laatste dagen is het heet, erg heet, zelfs voor hier. Alles is droog en begint al dor te worden en volgens Nikos, eigenaar van het hotel en van de boot (daarover straks meer), ziet het eruit als normaal in juli. Na het ontbijt gaan we naar de dijk die langs het meer loopt en zien we een overvloed aan vogels. Grote groepen lepelaars lopen door de natte graslanden en moerassen om met hun lepelsnavel zoveel te eten als ze kunnen. Nadat we gisteren de nesten met de hongerige kuikens gezien hebben, snappen we goed dat ze het heel druk hebben. De hoofdprijs van de reigerachtigen gaat naar de ralreiger. Een elegante toverreiger. Als 2 hij vliegt lijkt hij wit, als hij neerstrijkt, verdwijnen de witte vleugels en is hij mooi caramelkleurig. Minko vindt een andere hoofdprijs: een zeldzaamheid zonder naam. Purperreiger en blauwe reiger hebben samen de liefde bedreven met als resultaat een kruising die op allebei lijkt, maar het net niet is. Wij zouden aan onszelf twijfelen, Minko rapporteert de bijzonderheid meteen. Grappig genoeg heeft hij drie jaar geleden op dezelfde plaats een zelfde vogel gevonden. Nu moet uitgezocht worden of het dezelfde is, of dat purperreiger en blauwe reiger opnieuw vreemd zijn gegaan.
Na de dijk gaan we nog naar een steengroeve waar we ook weer leuke dingen zien. Ik zeg ‘we’, maar Minko vindt alles. Ik weet niet wat voor oren en ogen hij heeft, maar ze zijn bepaald anders – en veel beter – dan die van ons. Elk vogelgeluidje herkent hij en laat hij ons horen. Ik doe vreselijk mijn best, maar alle ‘trrjt, trrjt, trrjt’ of ‘tudejuduju’ zijn zo moeilijk, vaak heel zacht en ik haal ze allemaal door elkaar. Bovendien zitten hier overal nachtegalen die met hun luide stem overal doorheen zingen en ook de grote karekiet zingt luidkeels zijn karekietlied zonder te wachten tot ik het zachte stemmetje van een bruin zangvogeltje dat zich altijd verstopt, heb gehoord. Het is alsof je met de TV en de radio hard aan moet horen dat iemand zachtjes iets fluistert. Maar Minko heeft eindeloos geduld en zo slaag ik er toch vaak in om zo’n bruin verstopvogeltje even te horen of in een flits te zien. Na de steengroeve geven we ook vandaag voor even op. Te heet, en ook de vogels geven er de brui aan.
Geoorde fuut op Kerkini meer
Later op de middag gaan we op pad voor de boottocht met Nikos over het Kerkini meer. We gaan expres laat, omdat dan het licht mooi is. Dat het Kerkini meer een belangrijk broedgebied is voor veel vogels kunnen we nu met eigen ogen zien. Op kunstmatige eilandjes broeden kroeskop- en roze pelikanen broederlijk naast elkaar. In totaal broeden zo’n 650 paar pelikanen hier. Ook hier heeft de vogelgriep slachtoffers geëist, maar relatief minder dan in het Prespa meer. Gisteren is met de storm een kunstmatig houten eiland met nesten losgeslagen, het dobbert nu elders in het meer. Ze verwachten wel dat veel jongen en eieren het toch zullen overleven. Op de plek waar het eiland lag, zijn een stuk of wat pelikanen verbaasd naar hun huis aan het zoeken. Sommige pelikanen zwemmen zo dichtbij dat je elk detail heel duidelijk kan zien. Er is ook een enorme kolonie aalscholvers (8.000 paar) die ook druk is met het hongerig nageslacht. In de dode bomen hebben ze het alleenrecht, de nog levende bomen met blad delen ze met de reigers. Vanwege de hitte zitten veel reigers met de vleugels uitgespreid en naar voren gebogen om de jongen zo een parasol tegen de hitte te geven. We varen door tot de zon achter de bergen verdwijnt en de fotografen – er zijn naast Rik nog twee Engelse fotografen mee – zich uit kunnen leven op artistieke foto’s. Als we in het restaurant neerstrijken voor een hapje eten wijst de klok al half tien aan. Opnieuw een heel mooie, lange dag.
Kavala
We nemen afscheid van het mooie Kerkini meer en gaan verder richting oosten naar Nestos waar we via een mooie bergroute naar toe rijden. Onderweg slaan we af naar een wegwijzer naar de Herculus waterval. Het is keurig bewegwijzerd al twijfelen we wel bij een bordje dat op zijn kop hangt. Hoort het bordje andersom en wijst de pijl verkeerd, of is de pijl goed en hadden ze een verkeerd bordje meegenomen? Er volgen meer bordjes, de pijl wees goed. De onverharde weg verandert in een stenige weg die de auto niet aan kan, dus we gaan te voet verder over het stijgende pad. Er blijven maar nieuwe bordjes komen, maar nergens horen we een waterval. Uiteindelijk wordt het pad smaller en smaller en stuiten we op droge stenen waar je met fantasie water over zou kunnen zien vallen. Na de stenen rest slechts een slecht begaanbaar doornig pad. We gaan er maar vanuit dat Herculus droog staat en keren weer terug om onze weg te vervolgen naar Kavala.
Kavala stad ligt aan de voet van de berg Simvolo, heeft een grote haven en is een van de belangrijkste viscentra van Griekenland. Trots van de stad is de Kamáres, een uit drie verdiepingen bestaand aquaduct, 25 m hoog en 280 m lang. Oorspronkelijk gebouwd in de Romeinse tijd en in de 16e eeuw gerenoveerd om de stad en het fort boven de stad van water te voorzien. De 19e eeuw was de bloeitijd van de stad dankzij de florerende tabakshandel en veel elegante landhuizen verrezen. Na 1930 toen de tabaksproductie aan internationale eisen moest voldoen, verloor de stad haar weelde en raakte in verval. Veel van de tabakshuizen staan er nog, maar het is vooral vergane glorie. De haven slaan we over. Boven ons pakken dreigende wolken samen en het onweer begint om ons heen te knetteren. Veiligheidshalve keren we dus maar terug naar de auto.
Omgeving Xanthi
Ons hotel in Xanthi, is bepaald anders dan de gezellige en aardig gelegen hotels die we gewend zijn. Midden tussen een kudde garagebedrijven staat een ongezellig uitziend grijs-zwart gebouw, ons hotel. De bediening is netjes, de kamers zijn keurig en schoon, maar alles is steriel en onpersoonlijk. Omdat we ondertussen wel weer aan schoon gewassen kleren toe zijn, vragen we naar de wasservice. Die hebben ze niet. Ze kunnen iemand bellen, daarmee moeten we onderhandelen en afspraken maken. Dat gaat niets worden. Minko belt met het volgende hotel waar we twee nachten zijn (een nacht is te kort voor de was), maar ook daar wil niemand onze vieze kleren wassen. Er zit dus niets anders op dan zelf maar de was te doen. Voor het diner komen we terecht in een moderne yuppentent met uiterst vriendelijke bediening. Rik krijgt voor zijn calzone pizza een hoge driepoot. Het nut ervan hebben we niet kunnen achterhalen. Rik moet staand de pizza snijden, waarbij de pizza vervaarlijk wankelt op de driepoot. Pizza is niet echt authentiek Grieks, maar wel lekker tussendoor.
Vanuit Xanthia gaan we naar de Nestos kloof. De Nestos rivier meandert met grote bochten door de hoge kalksteen bergen, een prachtig landschap. Wij nemen de bergweg van waaraf je op diverse punten schitterend uitzicht hebt op de kloof en de rivier. Vogelaars hebben hier nog een ander hoogtepunt: de steenpatrijs. Door fanatieke vogelaars extra gewild, want hij is uiterst moeilijk te spotten. Minko heeft een groep gehad die speciaal vier dagen naar Griekenland kwamen om vier dagen lang de hele dag alleen maar naar de steenpatrijs uit te kijken, zonder resultaat. Een andere vogelverzamelaar op een groepsreis door Griekenland wilde slechts twee vogels zien die hij nog niet op zijn lijst afgevinkt had. Verder kwam hij de hele reis de auto niet uit voor wat dan ook. De moeilijke steenpatrijs was een van de twee; ook hij heeft hem niet gevonden. Eigenlijk heb je alleen enige kans als je er om half zes ‘s morgens in maart bent. Wij zijn niet fanatiek. Als steenpatrijs vandaag liever geen bezoek ontvangt en zin heeft om lekker verstopt onder zijn struik te blijven zitten, vinden wij dat prima. Nadat we op het hoogste punt het uitzicht hebben bewonderd, rijden we naar beneden waarbij we onderweg een steenpatrijs opschrikken die de rustige weg – we hebben maar één auto gezien de hele ochtend – als een grote steen beschouwt. Ik zie alleen de achterkant van de loodrecht omhoog vliegende vogel. Rik zit achterin en kan hem helemaal niet zien, maar toch. Voor de vogellijstjager zou dit al genoeg zijn geweest, maar steenpatrijs weet wel wanneer hij zich laat zien. We stoppen bij Imeri, een heel gek dorp met een nieuwe kerk en één huis en verder alleen ruïnes van huizen die al lang verlaten zijn. We staken de wandeltocht als bij het bewoonde, nieuwe huis, eerst twee en later vier honden dreigend blaffend aankondigen dat ze geen vreemdelingen dulden. Aan het eind van de dag krijgen we nog een geweldige verrassing: hoog boven ons vliegt, prachtig in het licht, een vale gier. Zo’n enorme imposante vogel. In de hete avondlucht maakt hij gebruik van de thermiek om zonder ook maar één vleugelslag in grote cirkels hoger en hoger te klimmen.
Porto Lagos en Maronia
We laten de garages in Xanthia achter ons en stoppen in Porto Lagos waar we volgens het programma lang rond gaan kijken en ons hotel is. Ook Maronia 50 km verder staat op het programma. Dat klinkt niet erg logisch. Minko belt met baas Dimiter van Neophron tours – de Bulgaarse reisagent – en Dimiter verklaart dat er geen hotel in Maronia was en we daarom in Porto Lagos slapen en heen en weer moeten rijden. In Porto Lagos is het erg rustig qua vogels en na een uurtje gaan we verder. Maronia is een prachtig gebied, een licht heuvelachtig, droog landschap met veel olijfboomgaarden en een lage, droge, struikachtige mediterrane begroeiing. We (Minko) horen en zien leuke dingen, maar de nachtegaal is vandaag de topper. Geheel tegen de gewoonte van de zich altijd verstoppende nachtegalen in, zit deze nachtegaal uiterst goed zichtbaar, bovenin een kale, dode boom luidkeels zijn nachtegalenlied te zingen en houdt dat zeker een kwartier vol. Nachtegalen zie je eigenlijk nooit. We horen ze overal, maar ze zitten diep verscholen in de struiken en bomen. Hij moet geweten hebben, hoe ik al die tijd al mijn best doe om er een te zien en als behulpzame vogel help je dan zo’n stumper.
In het vredige dorpje Megalo Doukato (Megalo betekent groot, maar het is een klein dorp) stoppen we om naar de kleine torenvalk te zoeken. Zoeken is eigenlijk niet nodig, want ze vliegen overal in het dorp rond en nestelen in holtes onder de dakpannen of speciale nestkasten. Ze leven met grote groepen bij elkaar en vandaar dat we er zoveel zien. Een oudere man op de fiets stopt bij ons, laat zijn fiets achter – daar passen de mannen op het bankje op het pleintje wel op – en gebaart dat we mee moeten komen. Hij neemt ons mee naar een soort gemeentehuis waar hij trots wijst op een torenvalknest aan de muur. Later zien we meer nesten en informatieborden over de kleine torenvalk. Goed dat ze hier de vogels goed beschermen. We gaan terug naar Porto Lagos voor ons hotel.
De volgende ochtend gaan we opnieuw naar Maronia omdat het er zo mooi is. Vogelaars gaan hierheen omdat alleen hier de rosse waaierstaart in Europa te vinden is. Gisteren heeft Minko hem niet gevonden, vandaag wel. Hij heeft inderdaad een oranje, rode staart die hij als een winterkoning op en neer wipt. Hij verzorgt een keurig optreden met staart, voordat hij weer wegvliegt. Naast alle mooie dingen zien we ook trieste ontwikkelingen. Er liggen enorme betonnen (riolerings)buizen en grote machines zijn bezig de gravelweg te verbreden en in diepe gaten grote stenen te deponeren als voorbereiding op een nieuwe weg. Het gebied is te mooi voor nieuwe wegen en verstoring.
Evros delta
Voor de rest van de dag en een deel van de volgende dag staat de Evros delta op het programma. De Evros Delta is een enorm gebied van 188 km2 en ligt op de grens van Griekenland en Turkije. In 1974 is het tot een officieel Ramsar (beschermd gebied voor (water)vogels) uitgeroepen. Het is vooral belangrijk als overwinteringsgebied en tijdens de trek. Er is voor elk wat wils voor de vogels: zout, brak en zoet water, oeverbos, weidegebieden, rietlanden, zoute en zoete moerassen en zandige eilandjes. Nu is het er relatief rustig en zijn alleen de broedvogels present. Een deel is vrij toegankelijk, voor het grootste en mooiste deel is, vanwege de grens, een permit nodig.
Minko heeft gisteravond laat van Dimiter – baas van Neophron tours – te horen gekregen dat er geen permit is en dat we dus maar heel beperkt de delta in kunnen. Dat is wel een erg late mededeling, want de permit had natuurlijk al veel eerder geregeld moeten zijn. We zijn extra pissig, omdat Rik al in februari heeft gevraagd of er geen problemen waren met de permit voor Evros delta. Omdat het de grens van Turkije en Griekenland – en dus de buitengrens van de EU – vormt, zijn er problemen met migranten die beide landen op niet al te fatsoenlijke wijze heen en weer duwen. Daar willen ze geen pottenkijkers bij en dus doen ze moeilijk met permits. Als wij dat al weten, hoort de reisagent dat zeker te weten en erop te anticiperen.
Gelukkig blijkt het vrij toegankelijke deel groter dan Minko dacht en kunnen we in ieder geval het hele westelijke deel vandaag bekijken. We zijn opgelucht, tot ze vertellen dat het deel dat hij altijd met de auto deed alleen te voet betreden mag worden. Om bij het interessante deel te komen, moeten we 6 km heen en dus ook weer terug lopen. Normaal geen enkel probleem, maar met 33 graden in de fel brandende zon zonder enige schaduw, is dat niet aangenaam, dat ga ik niet trekken. Uiteindelijk rijden we naar de andere kant van waaraf je korter hoeft te lopen. We zien nergens bordjes staan om de auto te stoppen, ook andere auto’s rijden beide kanten op in en uit het gebied. We vragen aan andere bestuurders en die gebaren dat we door mogen. Uiteindelijk maken we alleen korte wandelingen en doen de rest met de auto.
Het hoogtepunt van de Evros delta is de sporenkievit die je in Europa alleen hier kunt zien. Het is een soort paradijsvogel in opleiding. Een fraaie kievit met bruine rug, zwarte kop en borst en hier en daar wat wit, maar aan de vleugels zitten lange bruine franjes die hem zijn naam hebben bezorgd. Deze paradijskievit zien we echt heel mooi en we zien ook andere vogels, maar over het algemeen is het vrij rustig met vogels. In het oostelijk deel ziet Minko, te ver voor simpele zielen als wij, veel meer vogels. Het oostelijk deel is het mooiste deel, maar ja zonder permit verboden terrein. Bij aankomst in het hotel schrijft Rik een e-mail aan Dimiter om ons ongenoegen over de gang van zaken, zeker gezien onze vraag in februari over de permit, mee te delen. Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Bij het avondeten kondigt Minko aan dat Dimiter heeft gezegd dat Apostolis – eigenaar van het Koukouli hotel in Soufli – een vriend met een boot heeft en dat we mogelijk daarmee het oostelijk deel van de Evros delta kunnen bezoeken. Er wordt druk heen en weer gebeld tussen de uitsluitend Grieks sprekende bootvriend Cristos, Apostolis en Minko. Het resultaat: morgen gaan we met een boot het oostelijk deel verkennen. Cristos pikt ons ergens op, met zijn minibus mogen we het voor ons verboden gebied in en vervolgens gaan we met zijn boot rond. Goed opgelost zo.
Evros delta
Onze tocht in het oostelijk deel van de Evros delta is duidelijk geslaagd. Bij een benzinestation onderweg naar de delta worden we door Cristos opgepikt en we rijden een heel stuk door het oostelijk deel voor we bij de boot zijn. Vanuit de auto zien we al meer vogels dan we gisteren gezien hebben. Bij de boot stopt een andere bus die een groep van zo’n acht personen aflevert en gezamenlijk varen we eerst een stukje door de delta en dan naar zee. In zee zijn hier grote ondiepe stukken en de flamingo’s weten dat. Ze lopen in een eindeloos lange sliert in het ondiepe water naar voedsel te slobberen. Minko telt ze snel en komt uit op 2600 flamingo’s, fantastisch gezicht. Verder zien we weer pelikanen en verschillende soorten sterns van dichtbij. Eenmaal terug aan land probeert Minko nog te regelen dat Cristos ons door de oostelijke delta rijdt met langere stops om vogels te kijken. De onderhandelingen verlopen via een vriend van Cristos die een beetje Bulgaars spreekt. Hij vertelt Minko: ‘Hij – kan – dat – doen – maar – niet – vandaag. Jammer, maar wat we nu gezien hebben, geeft een goede indruk.
Soufli
Ons hotel is Soufli heet niet voor niets Koukouli. Soufli was in de 19e en eerste helft 20e eeuw een bloeiend zijdedorp. In grote huizen werden speciale ruimtes voor de veeleisende zijderupsen ingericht. De uit China afkomstige eitjes werden op een bed gestrooid en de kleine rupsjes werden onder voor hun ideale temperatuur en vochtigheid, getrakteerd op in kleine stukjes gesneden blad van de moerbeiboom. Hoe groter de rupsen werden, hoe harder er gewerkt moest worden om moerbeiblad – het enige wat de verwende rupsenprinsen en prinsesjes lustten – aan te voeren. Na veertig dagen en een aantal vervellingen, waren de rupsen toe aan de volgende fase en begonnen met het spinnen van een cocon, een dicht wollig bolletje, bestaande uit één lange draad. Voor de zijderups was daarmee het luie leventje over. De cocon werd verhit, want de vlinder mocht niet uitkomen, omdat hij dan een soort oplosmiddel produceerde en daarmee de zijden draad verprutste. Na zorgvuldige schoonmaak, werd door ervaren vrouwenvingers het begin van de draad gezocht en uit één cocon een draad van 2,5 km gesponnen. Vaak gingen de cocons ook direct naar andere landen voor de zijde-industrie daar. Ook ons hotel is een voormalig koukoulihuis. Het is fraai gerestaureerd en zelf de units van de airconditioning zijn buiten op een kunstige manier verstopt, zodat ze niet de gevel ontsieren. Al onze kennis over de zijdeproductie doen we op in het zijdemuseum van Soufli, een klein, maar goed museum. Er wordt nog steeds zijde geproduceerd hier, maar de modernere productiemethoden hebben de huisvlijt in de koukoulihuizen overgenomen.
Vandaag zouden we eigenlijk ook naar het Dadia forest gaan. Omdat ‘s morgens daarvoor de beste tijd is en we dan de ingelaste boottrip al hebben, stellen we het bezoek aan het park een dag uit.
Dadia Forest
Het Dadia forest – officieel het Dadia – Lefkimi – Soufli Forest National Park – ligt tussen de Evros delta en Soufli. Het is een enorm bosgebied van 428 km2, waarvan bijna 73 km2 strikt beschermd gebied is. Door extensieve begrazing en houtkap en beperkte bosbranden in het verleden, is een goede mix ontstaan van bos, stukken grasland en open terreintjes wat roofvogels de mogelijkheid biedt om hun prooien te vinden. Het gebied is dan ook beroemd om de vele roofvogels. Het is een van de weinige plekken in Europa waar zeldzame roofvogels voorkomen en de enige plek in de Balkan waar de monniksgier broedt. Die wil ik heel graag zien, omdat we die ook in Ouwehand hebben. In het beschermde gebied is een schuilhut van waaruit je uitzicht hebt op een plek waar vaak roofvogels komen. Je mag daar niet zomaar naar toe. Vanuit het bezoekerscentrum rijdt een shuttlebus met twee parkwachters die je bij de schuilhut aflevert. Je mag wel – een uur – zelf naar de schuilhut lopen. Wij gaan – verplicht mondkapjes op – met de twee parkwachters en een andere bezoekster met de bus. De schuilhut kijkt uit op bos met wat open plekken en wat dode bomen. Soms wordt er op de open plekken een kadaver neer gelegd, maar niet met regelmaat. De gieren moeten vooral zelf hun eten blijven zoeken en vinden hier af en toe een extraatje. De schuilhut staat zo ver van de plek waar de gieren komen af, dat ze geen last van wie dan ook in de hut hebben. Als we er aankomen zien we aasgieren en zwarte wouwen in de boom zitten. Later landen de wouwen op het veldje om eten te zoeken. Een resultaat om al tevreden mee te zijn, maar natuurlijk willen we ook graag de monniksgieren zien. Na een klein half uur gaat de bus weer terug, wij blijven nog en lopen straks terug. De bus is nog geen minuut weg of de eerste monniksgieren cirkelen hoog in de lucht en komen steeds dichterbij. Uiteindelijk landt de eerst op het open veldje en weldra volgen er meer. Uiteindelijk tellen we wel dertien monniksgieren. Ze doen wat ze horen te doen: ze trekken met hun krachtige snavel aan het eten dat ze met hun poten op de grond drukken, maken zich met de vleugels wijd extra groot om op een ander indruk te maken, verjagen elkaar en lopen met hun typische dansende en hopsende gierengang met gebogen koppen over het veld. Er landt ook een aasgier. Die lijkt tussen de machtige monniksgieren bijna een kip. Ze kunnen mij hier voor de rest van de dag achter laten, maar dat gaat niet. We hebben nog een lange rit voor de boeg.
Doorsteek Bulgarije
Vandaag verlaten we Griekenland en rijden heel Bulgarije door tot aan Ruse, gelegen in het noorden van Bulgarije aan de Donau. Een lange rit van ruim 400 km. In een uur tijd rijden we naar de grens die we zonder enige moeite passeren. We zijn wel blij dat we deze grens niet lopend over hoeven te steken, want hier liggen de grensposten zeker 2 km van elkaar af. Na een stop voor boodschappen en lunch onderweg rijden we weer door een andere omgeving. De brievenbus tempeltjes die we in heel Griekenland zagen zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor wat we ons nog herinneren: de koffie-automaten op straat in elk dorp en de goede koffietenten met winkeltje en nette wc’s bij de benzinepompen onderweg. Opeens zijn ook de kleine paardenkarretjes met (vaak) zigeuners weer terug. We zien wegwijzers naar de plaatsen die we herkennen van vijf jaar geleden en voelen ons weer een beetje thuis. De droge mediterrane begroeiing ruilen we al snel in voor de groen beboste bergen van het Balkangebergte waar we dwars doorheen steken op onze weg naar het noorden. Vandaag in Bulgarije komen we meer auto’s tegen dan we in al die tijd in Griekenland onderweg hebben gezien. De kwaliteit van de weg wisselt met elk plaatsnaambord. Sommige gemeentes besteden er zorg aan, bij andere zitten er levensgrote kuilen in de weg. Nadat we de bergen doorgestoken zijn, verandert het landschap opnieuw er rijden we door vlakker agrarisch land met enorme graanvelden. Onderweg pakken donkere wolken zich samen en even later zitten we in een onvoorstelbaar harde stortbui die ervoor zorgt dat de temperatuur omlaag tuimelt. Na vijf minuten is het droog en weer even warm als tevoren.
Ivanovo
We logeren in Ivanovo, een klein dorp, beroemd om zijn grotkerken. Daar is na aankomst op kwart over zeven geen tijd meer voor. Wel voor heerlijk eten met opnieuw een korte, maar heftige onweersbui met zware regen. Het slechte weer houdt ook ‘s nachts behoorlijk huis. Horen wij ‘s nachts regen – we missen het onweer – in Ruse is het noodweer. Straten zijn veranderd in snel stromende rivieren, massa’s grote bomen zijn omgewaaid of afgebroken, zelfs in straten waar dat niet lijkt te kunnen, daken zijn weggewaaid en veel wegen zijn door omgevallen bomen geblokkeerd.
Rotsklooster Ivanovo
Ook onderweg naar de het rotsklooster van Ivanovo kunnen we niet verder door een boom op de weg. Het lukt ons om de boom een beetje opzij te slepen. De grotkerk van Maria en de aangrenzende kapel van Hieronymus zijn als enige te bezoeken, maar die zijn dan ook zo mooi dat ze op de UNESCO werelderfgoed lijst staan. De kerk bereik via een lange, steile trap waar we verwelkomd worden door een uiterst vriendelijke dame. De kerk en de kapel zijn helemaal in de rotsen uitgehakt en daarna van binnen prachtig beschilderd en dateren uit de 13e en 14e eeuw. De schilderingen zijn goed bewaard gebleven dankzij een waslaag. De dame vertelt veel over de voorstellingen op de schilderingen waardoor ze veel meer gaan leven. De schildering dicht bij de oorspronkelijke ingang van de kerk stelt koning Ivan Alexander met zijn vrouw Theodora voor. Hij geeft een rots met kerk aan Maria. Ivan was een grote weldoener voor de kerk en hier schenkt hij symbolisch de kerk aan de maagd Maria. De kapel gewijd aan Hieronymus toonde de goede daad van Hieronymus. Hij hielp een leeuw met een gewonde poot. Als dank liet de leeuw hem op zijn rug rijden. De schilderingen vertellen zijn verhaal.
Het middeleeuwse Cherven fort is prachtig gelegen in de bossen van het Rusenki Lom National Park. Op de plek van een Byzantijns fort uit de 6e eeuw is het enorme fort opgetrokken. Het beleefde zijn hoogtijdagen in de 14e eeuw en was slim gelegen op een hoog steil rotsplateau in een scherpe bocht van een rivier, zodat het van nature al van drie kanten beschermd was. Binnen het ommuurde fort waren een stad, een paleis, een militaire basis en een religieus centrum. Achter de westelijke muur lag nog een grotere externe stad, veilig achter de ommuurde stad en de rivier diep beneden. In de westelijke muur is nog de verdedigingstoren te zien, een hoge, massieve toren. De toren van Baldwin in Veliko Turnovo die we vijf jaar geleden hebben gezien is gerestaureerd op basis van deze toren. Ook van de kerken, het paleis en de huizen zijn nog restanten te zien, met goede verklarende teksten.
Ruse
We vervolgen ons culturele programma met een bezoek aan Ruse op de rechteroever van de Donau en vaak Klein Wenen genoemd. Die naam dankt de stad aan de neo-barokke en neo-classisistische huizen uit eind 19e, begin 20e eeuw. Die zien we inderdaad en alhoewel vele een opknapbeurt kunnen gebruiken, zijn ze indrukwekkend. Wat vandaag echter het meest opvalt, zijn de dramatische gevolgen van het noodweer van afgelopen nacht. Overal zijn bomen volledig omgewaaid of doormidden geknakt en overal liggen grote takken. Op straat liggen zwembadgrote plassen en straten liggen bezaaid met bladeren en losse rommel alsof je langs een rivieroever loopt. Het opruimen wordt voortvarend aangepakt. Overal hoor je moterzagen, takken liggen netjes op hopen, de brandweer is met grote pompen overtollig water aan het wegpompen en op veel plaatsen worden wagens volgeladen met de afgewaaide takken. Het wordt hier voortvarend aangepakt.
Als laatste bezoeken we St. Dimitar Basarbovo, ook een grotklooster uit de 15e eeuw en het enige nog in bedrijf zijnde grotklooster in Bulgarije. Het bestaat uit een aantal vrij kale grotten en het meest bezienswaardige is de orthodoxe priester van fors formaat in zijn ernstige habijt. Onder zijn habijt steken de pijpen van een blauwe, aftandse en veel gedragen joggingbroek uit. Als laatste maken we nog een wandeling in de buurt van het dorpje Basarbovo waarbij we mooie roofvogels zien.
Vogeldag Bulgarije
We gooien opnieuw het programma om. Vandaag zouden we eerst de Sveshtari Tracische tombe bezoeken. Minko heeft gebeld – niet met de bewoner van de tombe, maar met de beheerders – omdat het lijkt dat de tombe voor publiek gesloten is vanwege werkzaamheden. Dat klopt, maar een dag nadat wij er zijn, gaat de tombe weer open. Flexibele Minko bedenkt meteen een alternatief. Vandaag nemen we uitgebreid de tijd voor ons bezoek aan het Srebarna meer en omgeving. De dag daarna rijden we dan heen en weer (samen 130 km) naar Sveshtari om alsnog de tombe te bezoeken en daarna het programma voor die dag af te werken. Een vol programma, maar het is te doen.
Onze eerste stop op deze vogeldag is bij een kleiner meer vol met bloeiende waterlelies. Op de waterlelies hebben de witwangsterns hun nesten en ze vliegen af en aan. Het meertje ligt dicht bij de Donau en daar zien we een grote dode vis in het water liggen. Een poes heeft zijn zinnen gezet op de vis, maar hoe komt hij daar zonder nat te worden en hoe krijgt hij hem - poes en vis zijn even groot – uit het water? Als we al niet meer op de poes letten, horen we een plons en sleept de poes de enorme vis mee. Hij knabbelt er even aan, maar vis moet mee naar een veilige plek. Met bovenpoezelijke inspanning sleept hij hem een stukje mee, verder gaat niet. Hij knabbelt er weer even aan, zet nog een paar keer dapper door, maar gaat dan zonder vis verder. Een maatje te groot.
Bij het Srebarna meer stoppen we op diverse plekken. Het Srebarna meer, beter gezegd het Srebarna Nature Reserve – is een zoetwatermeer grenzend aan de Donau en is 600 ha groot. Het is onder vogelaars een beroemd gebied en (vrijwel) de enige plek in Bulgarije waar de kroeskoppelikaan broedt. Ook andere watervogels als reigers, ibissen en lepelaars vinden het een heerlijke plek. We zien ze allemaal. Omdat Minko hier vaak komt, gaan we ook naar ‘zijn’ plekje. Dat valt hem heel erg tegen. Het water staat zo laag, dat er bijna geen vogels zijn, terwijl het er bij normale waterstand altijd prachtig was en er heel veel te zien was. Een zorgelijke ontwikkeling.
Bij het diner aan de Donau in Popina worden we aangesproken door een aardige dame die eerder in het zwembad was. Ze heet Megan en hoorde ons praten over vogels en vandaar dat ze even komt buurten. Het blijkt de vrouw te zijn van Milko Dimitrov, grootste vogelkenner van Bulgarije en een soort David Attenborough op vogelgebied. Groot inspirator voor Minko, die met de vogelboeken van hem groot is geworden en dankzij hem zelf vogelaar is geworden. Ze hebben elkaar ontmoet op de birdfair in Engeland en Minko heeft diep respect voor hem. Ze spreken af later op de avond samen wat te drinken en we laten een vergulde Minko achter op het terras. Hoe klein kan de wereld zijn. De brief is weer vol.