Derde rondzendbrief Zuidoost-Europa 2022
[Verzonden op 2-6-2022 vanuit Porto Lagos]
Butrint lagune
In de vorige brief ben ik gestopt bij onze eigenzinnige telefoon die ons al om half vijf wakker port, omdat hij denkt dat we in Griekenland zijn. Iets te vroeg voor vertrek om half zeven voor een bezoek aan de lagune van Butrint. Ons uitje naar de Butrint lagune valt een beetje tegen. De gids, Everest, weet vast veel van het gebied, maar spreekt geen woord Engels, weet eigenlijk weinig van vogels en is te verlegen om ons dingen te vertellen. We kijken dus maar zelf rond, zien mooie lepelaars en slagen er na de paar dagen oefenen met gids, zelfs in een paar moeilijke steltlopers op naam te brengen. Bij terugkomst om half tien ontbijten we in het hotel en zien bus na bus arriveren. Grote groepen, compleet met gids met spiegelei met groepsnummer. Ze komen eerst voor een consumptie bij het hotel en dan voor de archeologische site Butrint. Naast ons strijkt een groep van veertig Fransen neer. Kennelijk is het eten inbegrepen, want spiegelei gaat langs de tafels en turft wat ze willen. Tot onze verbazing kunnen ze – kwart voor tien ‘s morgens – kiezen tussen wijn of raki (soort sterke jenever). Kennelijk vindt niemand het vreemd, want even later worden er bladen vol wijn en raki aangedragen. Omdat je natuurlijk niet alleen iets kan drinken, krijgen ze al snel een bord mosselen voorgeschoteld. Hoe het ze daarna vergaat in het inmiddels flink hete Butrint, zullen we nooit weten.
Blue Eye Spring
Wij gaan verder richting Gjirokaster, met onderweg een stop bij de Blue Eye Spring. Een mooi diep helderblauw gekleurd karstmeer met ondergronds een soort kanaal dat fungeert als bron. Hier hebben ze de hoofdprijs gewonnen voor ‘hoe kan ik iets moois grondig verpesten’. Het meertje ligt in een mooie bosrijke omgeving en je zou dus vanaf de parkeerplaats een fijn schaduwrijk wandelpad naar het meertje aan kunnen leggen. Dat was er ook. Maar de moderne tijd gaat door, het wandelpad is niet meer, er is nu een brede betonnen weg, een rood betonnen fietspad en een twee meter breed betegeld voetpad. Auto’s mogen alleen naar het verderop gelegen hotel, maar voor wie de wandeling te ver vindt, is er een treintje, althans dat komt er in de toekomst. Sportievelingen kunnen de twee kilometer op een huurfiets over het rode fietspad doen, althans als de huurfietsen er zijn. Nu is er dus alleen voetvolk dat over het hete voetpad heen en weer sjokt. Schaduw is er niet, want de bomen zijn gekapt voor de aanleg van de weg. Natuurlijk is er ruime keuze aan souvenirs en horeca. Het meer is nog even mooi en de tientallen diepblauwe libellen eveneens, maar die stom aangelegde weg... We arriveren bijtijds in Gjirokaster, waar we een enorm eind door smalle doorgangetjes moeten omlopen om bij het hotel te komen, vanwege de aanleg van een ondergrondse parkeergarage.
Antigonea
We bewaren de uitgebreide bezichtiging van de stad voor de volgende dag. We doen eerst Antigonea, een archeologische site, aan. We gaan daar – vanwege de hitte – pas laat in de middag heen. De site sluit officieel om vier uur, maar het park is na sluiting nog even toegankelijk voor bezoekers, omdat er een slagboom staat waar je aan alle kanten langs kan. Antigonea is gebouwd in 295 v.C. onder Pyrrhus, koning van de Molloses, een van de drie stammen van Epirus (vroeger rijk bestaande uit Albanië en noord Griekenland). Hij noemde de stad naar zijn vrouw die Antigonea heette en een belangrijke prinses was met Macedonische en Egyptische wortels. Pyrrhus vocht dapper tegen de oprukkende Romeinen en slaagde erin ze buiten de deur te houden. De oorlog kostte echter zoveel dat de stad snel in verval raakte en binnen de kortste keren marcheerden de Romeinen alsnog Epirus binnen en brandden uit wraak Antigonea – de stad, niet zijn vrouw – volledig plat. De stad heeft minder dan twee eeuwen bestaan. We zijn dus niet voor niets naar Albanië afgereisd, want nu weten jullie ook waar de ‘Pyrrhusoverwinning’ vandaan komt. De stad moet groot geweest zijn, de site bestrijkt een enorm terrein en bestaat nu uit groene, rijk begroeide weides met prachtige uitzichten. Hier en daar zijn nog wat fundamenten van gebouwen te zien en een serie wonderlijk bewaard gebleven hellenistische pilaren. Ook vandaag hebben we de site helemaal voor onszelf.
Gjirokaster
Voordat ik aan Gjirokaster begin, eerst iets meer over Gesi, onze onvolprezen gids. Gesi komt uit Gjirokaster en is trots op zijn geboortestreek. Hij woont nu in Tirana, maar zijn hart woont nog hier. Hij heeft al veel verteld over zijn ouders en vooral zijn grootouders. Als kind ging hj altijd met zijn opa mee om de schapen te hoeden en zijn opa heeft hem veel geleerd over het vinden van de weg, het ‘lezen’ van de omgeving en gebruik van planten. Bij hun thuis wordt brood, kaas, yoghurt, alles nog zelf gemaakt en het is van de beste kwaliteit. De familie bezit niet alleen een huis, maar heeft ook een eigen berg, die in het Albanees ‘berg van de Aliko familie’ heet, dus alle bewoners weten dat het hun berg is. Herders mogen de berg gerust gebruiken, als tegenprestatie krijgen zij dan producten van de herders langs gebracht. Traditie leeft hier nog. Naast de familieberg heeft Gesi een bijna nog grotere trots in zijn omgeving. Er nestelt een aasgier en hij gaat ons de aasgier laten zien. Hij vertelt ook dat de lokale bevolking trots is op de vogel en hem goed beschermt, niet te dichtbij het nest komt en hem respecteert. Dat is goed om te horen. De aasgier (Egyptian vulture klinkt mooier) is een prachtige vogel die snel in aantal achteruitgaat en aangemerkt is als bedreigd. Met recht dus iets om trots op te zijn. Hij neemt ons mee naar de geheime plek van de gier en is heel zeker dat we hem zien. Hij belooft van thuis eten mee te nemen voor een picknick onderweg, zodat we alle zelf gemaakte producten kunnen proeven. Zo aardig. Overigens komen we er niet goed achter of het om één of meer paren gaat.
Egyptian Vulture
Op de grote dag moeten we om half zes klaar staan. Bij het hotel informeren we of de deur ‘s morgens van slot is. Als ze horen dat we heel vroeg weggaan, beloven ze koffie, croissants en cake om vijf uur. Heel attent. Omdat je maar nooit weet of dat ook gebeurt en een zware wandeling met een lege maag maken niet verstandig is, staan we om kwart over vier op en na de douche eten we een boterhammetje en een bekertje yoghurt. Als we om vijf uur beneden komen, moeten we aan tafel gaan zitten en komt er een compleet ontbijt. Niet alleen een croissantje, maar brood, sap, kaas, cake en vers fruit. Dat is stevig doorwerken om nog op tijd via de omweg bij de auto te zijn.
Egyptian Vulture
Na een half uur rijden, gaan we lopen. Eerst steken we het brede dal van de Drin door en daarna is het alleen nog maar steil klimmen over een pad met rolstenen. We klimmen door een smal V-vormig dal waar wij aan de linkerkant lopen en aasgier aan de rechterkant op grote verticale kliffen woont. We lopen aan deze kant om familie Aasgier zijn rust te gunnen. We klimmen tot we bij een weitje komen met goed zicht op de rots die in de vroege ochtend prima in het licht ligt. We speuren, maar de rots is echt ver weg en er valt niets te bekennen. Gesi heeft onderweg nog wel iets gespot, maar dat blijkt een roofvogel te zijn met een bruine rug. We gaan zitten in het weitje en zien dan plotseling iets heel ver weg overvliegen. Het is groot en je ziet iets zwart-wit, maar zekerheid hebben we niet. De enorme vogel houdt van kiekeboe. Telkens als iemand hem ziet, is hij al verdwenen voor de anderen hem kunnen spotten. We klimmen nog een stuk hoger en hebben dan niet alleen uitzicht op de rotsen met het nest maar ook op het dal om de hoek waar hij vaak rondvliegt. Weer plopt hij even tevoorschijn om dan pesterig achter de bergen te verdwijnen. Even blijft hij wat langer, maar hij is zo ver weg en Riks foto laat eerder iets bruinig zien dan het zwart wit van de aasgier. We geven op en lopen nog een stuk verder en strijken in een mooi weitje neer om te gaan genieten van de door Gesi’s moeder bereide picknick ontbijt/lunch. We krijgen per persoon twee enorme punten byrek – een heerlijke, traditionele, hartige spinazie pie –, een stapel brood en een plak kaas van zeker twee ons. Dat past echt niet allemaal tegelijk om kwart voor tien. We werken een voortreffelijke spinaziepunt weg, maar dan stopt het echt. We hebben vandaag al voor tienen drie ontbijten achter de kiezen en ik kan jullie verzekeren, dat is echt hard werken. Na een goede pauze aanvaarden we de terugweg. Die is echt heel lastig. Heel steil, allemaal losse rolstenen en heel heet. Na alle klimdagen beginnen de benen aardig te protesteren dus we gaan echt heel voorzichtig naar beneden en Gesi houdt Rik strak in de gaten. Opeens roept Gesi, wij hebben geen tijd om tijdens het lopen rond te kijken. De gier vliegt vlak voor ons neus langs. We kunnen hem in al zijn grootsheid zo mooi zien. Het is zo’n geweldig indrukwekkend dier en het lijkt wel alsof hij onze moeite waardeert en speciaal voor ons even dit ommetje maakt. Iedereen wil hem zo zien, maar dat gebeurt je maar zelden. We volgen hem tot hij ver weg in de buurt van zijn nest landt. We zien hem dan nog – op flinke afstand en nauwelijks te onderscheiden – in de buurt van zijn nest zitten. Na een poos stijgt hij weer op, vliegt nog even rond en vertrekt dan over de bergtop. Wat een schitterende, onverwachte verrassing. We strompelen verder naar beneden en komen in bejaardentempo heelhuids beneden.
We gaan nog langs bij het – verlaten – huis van Gesi’s grootouders. Het is een mooi huis en op een prachtige plek. Er moet inmiddels veel aan gebeuren, maar het ligt er zo vredig. Het illustreert goed de triestheid van het dorp. Meer huizen staan leeg omdat de bewoners overleden zijn en de nieuwe generaties die geen bestaan op kunnen bouwen in het dorp naar Tirana trekken. Gesi heeft mooie herinneringen aan de plek. Als kind kwam hij hier heel vaak en hij vertelt over de volle kersenboom, het vissen in de rivier en alle andere avonturen samen met de andere kleinkinderen.
Gjirokaster vervolg
Gjirokaster zelf is zeker ook de moeite waard. Het ligt in de enorm brede Drin vallei op een hoogte van 300 m. Saillant detail: de beruchte Enver Hoxha had hier zijn wiegje staan. De oude stad ligt net als Berat tegen de bergwand aangeplakt en is eveneens een UNESCO werelderfgoed site. Een enorm fort op de berg torent hoog boven de stad uit. De meeste huizen uit de stad en ook de bazaar met zijn kinderhoofdjes dateren uit de 17e en 18e eeuw en alle straten zijn even steil. En alhoewel de meeste winkeltjes in de bazaar nu allemaal dezelfde niet in Gjirokaster gemaakte toeristentroep verkopen, is het een aardig stadje om in rond te lopen. Het fort op de berg is gigantisch groot en ingericht als museum. In de communistische tijd was het fort een enorme militaire basis met de meest beruchte gevangenis van het land. Het museum laat dat nog goed zien. Het enige dat tentoongesteld wordt, zijn massa’s op de ‘vijand’ veroverde tanks, kanonnen en ander wapentuig. Het mooist is wel het vliegtuig dat met veel krijgshaftige communistische propaganda gepresenteerd werd als op de vijand veroverd. Er is zelfs een acteur ingehuurd om als piloot deemoedig de boze plannen toe te geven. De waarheid is dat het vliegtuig problemen had en een noodlanding in Tirana maakte.
Permet en Bënjë
Vanuit Gjirokaster rijden we naar Permet in de Vjosa vallei, waar een ongelofelijk groot rotsblok ligt. Onze volgende stop zijn de thermale bronnen van Bënjë in het Bredhi i Hotoves-Dangelli park, dicht bij Permet. Het is een vermakelijke plek, waar mensen speciaal naar toekomen om te dobberen in een klein vierkant bad waaraan een geneeskrachtige werking wordt toegeschreven. Er staat uitdrukkelijke dat dieren niet in het bad mogen en dat je er niet naakt mag rondlopen. Een ouder echtpaar houdt zich daar nadrukkelijk aan. Ze komen met de auto aan, verliezen uit de openstaande achterbak een keurige koffer in een modderplas die ze – als Gesi ze op het verlies gewezen heeft – in het gras weer schoon proberen te vegen. Ze stappen beiden uit in kuitlange, spierwitte badjassen. Om bij de poel te komen moet je over een steile, origineel Ottomaanse brug met in het midden een knik van 90 graden en de brug is steil. De familie badjas schrijdt gearmd voetje voor voetje over de steile brug. We wensen ze een heilzaam bad toe. Omdat modderbaden ook gezond zijn, staat een keurige dame zich van top tot teen in te smeren met de modder uit de berm langs de modderige weg. Ze had net zo goed als de koffer in de plas kunnen gaan liggen.
Onze koffiestop is bij een soort camping met een groot, groen terrein en veel tafels waar alle reisgroepen stoppen. Opeens schiet er iemand op ons af en worden we hartelijk begroet door Dani. Dani hebben we ontmoet op onze dag met Catherine in Valbona. We dachten toen dat Dani een goede vriend van Catherine uit Valbona was, maar dat is niet waar. Dani logeerde een paar dagen bij haar – hij begeleidde de Nederlandse Martine die ook bij Catherine logeerde – maar is in het dagelijks leven ook gids en woont in Tirana. Het is een enthousiast weerzien en natuurlijk moet Dani de foto van de aasgier zien. Hij wil hem onmiddellijk aan zijn groep – een grote Engelse Explore reisgroep – laten zien en introduceert ons als ‘zijn vrienden uit het noorden van Albanië’. Grappig hoe je zo weer bekenden tegen het lijf loopt.
Rehova
We gaan door naar onze overnachtingsplek bij Erseke en Rehova. Noch over Erseke, noch over Rehova hebben we veel informatie kunnen vinden en we begrijpen goed waarom. Gesi had het al over een ‘local family’, wij wisten van niets. We komen terecht in een gehucht en worden in het huis van Koce en Ladvja – waar we een keurige kamer hebben – hartelijk ontvangen. Als welkom kan Rik maar nauwelijks onder de raki uitkomen, maar uiteindelijk mag hij toch thee. Met Gesi maken we een rondje door het dorp en de omgeving en met elke dorpeling wordt een praatje gemaakt. Zo komen we onder meer een herder tegen die zijn dag doorbrengt met op zijn drie koeien passen en een vrouw die haar geld verdient door kruiden te verzamelen die ze bij haar thuis in zakken op komen halen. Terwijl we zomaar een stukje buiten het dorpje lopen, struikelen we weer over de orchideeën. We eten ‘s avonds met z’n vijven van al het zelf gemaakte eten, zoals de byrek, ingemaakte paprika’s, bonen, brood en kaas. Ladvja laat haar huisvlijt van de winter zien: gebreide sokken en kleedjes gehaakt van heel dunne katoen. Een leuke plek, maar wel voor één nachtje, omdat het toch onvrij voelt als je voor de douche en wc door de keuken met de gastfamilie moet.
Korça
We reizen door naar alweer ons laatste overnachtingsadres in Albanië, Korça. Voordat we daarheen gaan, gaan we eerst naar Voskopoja. Het is nu een klein, groen dorp, maar in de 17e eeuw was het een van de grootste steden van de Balkan. Alleen Istanbul ging Voskopoja nog voor. Het was het commerciële en culturele centrum van Albanië en was een belangrijke handelsroute van het westen naar Turkije. In 1788 werd Voskopoja compleet vernietigd door de eerder genoemde Ali Pasha, daarna is het een klein dorp gebleven. Wel zijn er nog een aantal Byzantijnse kerken overgebleven, waarvan de Sint Nicolaaskerk de mooiste is. Zowel buiten als binnen heeft de kerk prachtige fresco’s. In Korça logeren we in een prachtig, groot huis dat vol staat met door de eigenaar verzamelde beeldjes, koperwerk, klokken, glazen en kasten. Het is dus heel voorzichtig manoeuvreren met de grote rugzakken. We hebben een ruime kamer met een balkon dat uitkijkt op een netwerk van smalle straatjes. Als we de stad ingaan, lopen we aan het eind van de boulevard tegen een grote, in traditionele kleding gestoken groep op. Gesi wijst aan: Korça, Griekenland, Macedonië, Montenegro, Bosnië en Servië. Ze lopen wat rommelig door elkaar en stellen zich dan op voor een parade door de stad. We volgen ze een tijd maar het lijkt bij een parade te blijven zonder zang of dans. We keren terug en Gesi neemt ons mee naar de bazaar waar we op een plein vol terrasjes neerstrijken. Als we nog genieten van ons Korça bier, komt de hele groep terug en dansend in een grote slinger mag elk land zich even kort presenteren. Terwijl Gesi op de spullen past, staan wij, als kleine kinderen bij de sinterklaasintocht, vooraan om ons te vergapen aan de kostuums, de muziek en de snelle voeten.
Drenova fir National Park
Onze volle dag in Korça brengen we grotendeels door in het Drenova fir National Park dat iets ten oosten van de stad ligt, sinds 1966 bestaat en zo’n 14 km2 groot is. We gaan daarheen met Ellion, de hoofdopzichter van het park en van oorsprong bosingenieur. Ellion weet alles van het park en vertelt veel en graag. Zo passeren we eerst de restanten van een kolenmijn die vanwege het gevaar al lang gesloten is en horen we dat in de communistische tijd het park gebruikt werd als kweekstation voor den en spar die vanuit het park door heel Albanië werden verspreid. Na het communisme heeft het park zwaar te lijden gehad onder illegale houtkap en tien jaar geleden heeft een flinke brand grote delen van het park in de as gelegd. Nu komen er nieuwe pionierssoorten op en wordt het park veel diverser met een mooi gemengd bos, een rijkere ondergroei en een meer diverse dierenwereld. Tijdens de wandeling wijst Ellion op een enorme grote rots die hoog boven de omgeving uittorent. De 25 meter hoge steen met een breedte van 80 meter en een doorsnee van 20 meter werd in de communistische tijd voor militaire doeleinden gebruikt. Het leger heeft er met dynamiet meer dan manshoge tunnels in gemaakt om de (niet aanwezige) vijand vanuit Griekenland aan te kunnen zien komen. We lopen tot boven bij de rots, die als je er naast staat nog veel groter is dan vanaf beneden.
Theater na 2,5 jaar
Volksdansfestival in Korça
Gesi heeft gisteren uitgezocht dat de volksdansgroepen vanavond om zeven uur op het plein in de bazaar optreden, dus om half zeven gaan we daarvoor op pad. Wat blijkt, de voorstelling is in het theater en zo zitten we opeens na 2,5 jaar voor het eerst weer in het theater. Er is een soort competitie tussen de zes landen met een deskundige jury die alles beoordeelt. Alle groepen worden kort aangekondigd en halen met hun prachtige kostuum, moeilijk te tellen ritmes en snelle muziek en passen alles uit de kast. De Grieken die vertegenwoordigd worden door een groep bezadigde dames, zwaaien lieftallig met hun witte doekjes, maar kunnen door hun traagheid niet overtuigen. Na de optredens is er een kort intermezzo met muziek en dan is de jury eruit. Macedonië is de winnaar, ze krijgen de prijs en applaus en dan is het afgelopen, echt zo snel gaat het.
Na afloop gaan we op onze laatste avond in Albanië gezellig met z’n drieën uit eten. De volgende ochtend is het echt over met onze Albanië reis. Gesi brengt ons naar de grens met Griekenland en met pijn in het hart nemen we afscheid van Gesi en Albanië. Met alle bagage lopen we de grens over. Voordeel van lopen is dat je de hele rij auto’s passeert en meteen aan de beurt bent.
Kristallopigi (Gr)
Zowel Albanië uit als Griekenland in is zo gepiept en we installeren ons ruim een half uur te vroeg op twee stoeltjes onder een boom. Als we net zitten, komt iemand vragen waar we heen moeten. Hij heeft ons gezien met alle bagage en komt zijn moeder ophalen, dus hij dacht dat hij ons misschien ergens heen kon brengen. Hoe aardig is dat toch.
Na ruim vijf minuten komt er iemand met verrekijker op ons af. Dat kan niet missen, dat moet Minko, onze Bulgaarse vogelgids voor de rest van de reis zijn. Voor hem zijn wij met rugzakken ook gemakkelijk te herkennen. Minko is voor aankomst even door Kristallopigi bij de grens gereden om te kijken of daar koffie was en heeft alpenkauwen gezien wat wonderlijk laag voor ze is. We gaan dus meteen ter plekke op pad en zien dankzij Minko van alles waaronder de ortolaan en de middelste bonte specht. Minko ziet, hoort en weet alles. Hij is zo verbaasd over de zangvogels die we hoger vinden dan de alpenkauwen. Precies andersom van wat je normaal vindt. Het ommetje van ‘even’ duurt tot vijf uur ‘s middags. Griekenland is gelijk anders. De bunkers van Enver Hoxha zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor brievenbusgrootte kapelletjes langs de weg. De (oudere) mannen die overal op bankjes zaten in Albanië zijn verdwenen en de kleine koffietentjes die echt overal waren, zijn nu beperkt tot keurige terrasjes. De dorpjes ogen opgeruimder met een groen parkje met bomen en bankjes in het centrum en waren de dorpjes in Albanië vaak slaperig, hier ogen ze levendiger met meer jonge mensen.
Agios Achilleios
Onze bestemming is het Prespa meer waar we in Agios Achilleios, op een eilandje in het kleine Prespa meer logeren. Naar het eiland is een lange brug van 500 meter. De bagage wordt met een bootje opgehaald, wij gaan te voet. Het Prespa meer bestaat eigenlijk uit twee meren, het kleine Prespa meer (Mikri Prespa) en het grote Prespa meer (Megali Prespa) dat in drie landen – Albanië, Macedonië en Griekenland – ligt. Het kleine Prespa meer is ondieper, heeft meer stukken met rietland en is het belangrijkst voor de watervogels. Het is via een kanaal verbonden met het grotere en diepere Prespa meer dat ‘s winters minder snel bevriest door het diepe water. Het Prespa meer is de grootste broedplaats voor de kroeskop pelikaan die hier met 1400 – 1600 paren broedden. Helaas heeft de vogelgriep ook hier hard toegeslagen en is de populatie gedecimeerd. De kroeskoppelikaan, beter bestand tegen de kou dan de roze pelikaan is hier het hele jaar door, terwijl de roze pelikaan ‘s winters uitwijkt naar warmere streken.
Het idee voor deze reis is eigenlijk vanuit dit tweede deel van de reis ontstaan. Inmiddels zo’n vijf jaar geleden hebben we met een Bulgaarde gids, Vlado, een voortreffelijke rondreis door Bulgarije gemaakt en hij raadde ons toen aan ook Noord-Griekenland en Roemenië (Donaudelta) met hem te doen. In 2019 hebben we dat plan uitgewerkt en omdat we ook nooit in Albanië waren geweest, hebben we dat er aan het begin aan vast geknoopt. Uiteraard ging de reis in 2020 niet door, en na twee keer uitstellen zijn we nu hier. Helaas werkt Vlado niet meer als gids. Vanwege het stilvallen van het gidsenwerk heft hij een andere baan gezocht en hij kan dus nu onmogelijk met ons mee. Minko is een goede vriend van Vlado en heeft hem bij het gidsenwerk betrokken en heeft hem naast slangenfanaat ook vogelfanaat gemaakt. Vlado komt vaak in Minko’s verhalen terug. Vlado stuurde tijdens de reis vaak orchideeënfoto’s naar een vriendin die met haar proefschrift bezig was, alles van planten wist en graag wat afleiding had. Die vriendin, Maggie, blijkt de partner van Minko te zijn. Vlado en Maggie zaten tijdens de studie in het jaar onder hem en heeft beiden ontmoet tijdens een excursie in het Kerkini meer. Ook in Bulgarije is de wereld soms klein.
In Agios Achilleios gaan we al vroeg vogelen rondom het hotel en zien heel veel, waaronder het grappige baardmannetje met zijn bakkebaarden. Na een laat ontbijt doen we een rondje over het eiland. We bekijken het kleine St. George kerkje, de ruïne van de Achilleios basilica uit de 10e eeuw, met nog veel overeind staande, een beetje gerestaureerde bogen en vage resten van fresco's. Er is ook een mooi wit Achilleios kerkje in oude stijl maar nieuw gebouwd, dat gesloten is en waar we behalve een stofzuiger niets binnen kunnen zien. De bagage wordt weer overgevaren en we gaan op pad om ook het grote Prespa meer te verkennen. We zien enorme aantallen kroeskop en roze pelikanen – Minko legt het verschil uit, in theorie is het makkelijk, voor het praktijkexamen slaag ik nog niet – in grote wijde cirkels overvliegend zonder ook maar eenmaal met hun vleugels te flappen. We stoppen vaak bij veelbelovende plekjes of mooie uitzichten en voor we het weten is het hoog tijd om naar de volgende overnachtingsplek, Kastoria, te gaan.
Kastoria
Kastoria ligt op een schiereiland in het Kastoria meer op een steile heuvel en via een wirwar van straatjes arriveren we bij het hotel. De eigenaar vindt de weg vinden ‘makkelijk, hooguit 10 minuten’. In Kastoria hebben we relatief laat ontbijt om 8 uur. De grappige man die ons gisteren ontving, heeft aangekondigd dat dan zijn zuster er is die ‘normaal Engels’ spreekt. Om 8 uur ‘s morgens is het hotel, op ons drieën na, verlaten. We bellen aan, horen de bel en de telefoon die op de lege receptiebalie staat, overgaan. Minko belt het nummer van het hotel en krijgt het antwoordapparaat. Zo krijgen we geen ontbijt. Om kwart over acht komen zus en broer samen haastig aangesneld. We gaan buiten zitten met uitzicht op het meer en krijgen na enige tijd een waarlijk vorstelijk ontbijt voorgeschoteld. Na het overdadige ontbijt gaan we Kastoria bekijken. Kastoria is van oudsher bekend als de bontstad. Vroeger zaten er veel bevers in het meer en de stad is vernoemd naar de bever (officiële naam Castor fiber). Omdat de bever een mooi vel heeft, ontstond in Kastoria een grote bontindustrie. Aangezien de bever aanmerkelijk minder profiteerde van de bonthandel dan de inwoners van Kastoria, waren de bevers na een poosje op en ging Kastoria over op het verwerken van bont van andere dieren en werden de vachten van buitenaf aangevoerd. Ook heden ten dage vind je overal in Kastoria nog bonthandels. We hopen dat ze inmiddels in nepbont doen, maar we vrezen het ergste. Bij de stadswandeling door de steile straatjes van Kastoria komen we om de 10 meter een prachtig byzantijns kerkje tegen. De meeste zijn dicht, maar bij twee kunnen we binnen kijken en weer prachtige fresco’s bewonderen. Een van de open kerken is de kerk van St. Mina en dat is de heilige waar Minko (of eigenlijk zijn opa die iets hoogs in de Orthodoxe kerk was), naar vernoemd is. Minko is zelf niet gelovig, maar we besluiten toch dat de St Mina kerk de mooiste van Kastoria is.
Na een kopje koffie aan de boulevard langs het meer, rijden we door naar Dispilio. In 1932 zijn bij een extreem lage waterstand van het meer restanten van een neolithisch dorp gevonden, dat dateert uit 5600 – 5000 jaar v.C. Pas in 1990 zijn er serieuze opgravingen gedaan en om bezoekers een beter idee te geven van het geheel is er nu een soort openluchtmuseum met acht hutjes gemaakt van leem, riet en hout met replica’s van de gevonden voorwerpen, zoals kommen, landbouwwerktuigen en zelfs sieraden en beeldjes. De grootste vondst van Dispilio is een tablet met daarop een soort letters. Daarmee is het de oudst bekende geschreven tekst ter wereld en 2000 jaar ouder dan de tot dusver bekende geschreven tekst. Natuurlijk is er onder geleerden veel discussie over de tekst en het tablet.
Rit naar Klidonia
Na deze culturele uitstapjes gaan we richting Pindos bergen waar we twee dagen blijven. Over de rit van 115 km doen we ongeveer zeven uur, omdat we heel vaak stoppen om ergens te kijken en we zien meer dan genoeg aan vogels (drie soorten mezen in één boom). Bij een stop op het hoogste punt van een bergweg maken we een wandelingetje en Minko spot op tegenovergelegen helling in een weitje een groep wilde zwijnen. Klinkt voor ons op de Veluwe niet bijzonder, maar hier gedraagt het wild zich veel schuwer en laat zich niet makkelijk zien. Bovendien in een prachtig berglandschap met besneeuwde bergen als achtergrond geniet je echt van wilde zwijnen die niet eens doorhebben dat je bestaat. Op de terugweg naar de auto vinden we (lees Minko) nog twee waarlijk schitterende nieuwe en bijzonder orchideeën. Al met al zijn we om half acht bij het hotel in Klidonia. Voor het restaurant moeten we een kleine km lopen. Onderweg vangt Minko een kleine – niet giftige – esculaapslang.
Pindos gebergte
Pindos gebergte
Klidonia is een dorpje in het Pindosgebergte en vandaag gaan we het Pindos Nationale Park en de Zagoria dorpjes in het berggebied verkennen. Het Pindos gebergte is een uitgestrekt bergmassief in het noordwesten van Griekenland, weinig bekend, maar fantastisch mooi. Een van de absolute hoogtepunten van het park is de Vikoskloof. De 13 km lange kloof is uitgeslepen door de Voidomatis rivier en is 900 meter diep. Het is zo’n indrukwekkend steile en diepe kloof die van dicht bebost beneden tot hoog boven de boomgrens met verticale wanden oprijst. Je voelt je er een nietig mensje bij. Eigenlijk valt de kloof niet te beschrijven, hij is te groot voor de rondzendbrief. We kijken vanaf twee heel verschillende uitzichtpunten naar de kloof en beide uitzichten zijn adembenemend mooi.
Het tweede uitzichtpunt is bij Vikos dat bovenaan de steile kloof ligt en een van de zogenaamde Zagoria dorpen is. De dorpjes in Zagoria liggen tegen de bergen aangeplakt en de huizen zijn ongeveer gelijk van vorm en ontwerp, Ze zijn gemaakt van natuursteen, hebben ramen met donkere, houten lijsten en daken bekleed met grijs leisteen die uitlopen in een punt. Er zijn prachtige oude kerkjes, ook van natuursteen en oude hoge en steile stenen boogbruggen. Dat alles in de bergachtige omgeving met altijd ergens een hoge punt van de kloof, maakt het tot een fantastisch landschap. Vogels zien we vandaag iets minder, vandaag hangen we de toerist uit. In het Pindospark is ook het stone forest. Ook dat is een onvoorstelbaar fenomeen. Het zijn leisteenformaties die in dunne lagen op elkaar gestapeld liggen, zo recht, dat een mens de grootste moeite zou hebben om het zo netjes te krijgen. Als je bij de stapel een bordje zou zetten ‘basiliek 10e eeuw’ zou iedereen onmiddellijk geloven dat het een archeologische vondst betrof.
Wat natuurlijk niet onvermeld mag blijven, is dat ik als stumperende vogelaar die altijd ‘waar, waar, dan’ roep als er een vogel is, vandaag een vogel eerder zie dan Minko. Bij de rivier zie ik in een flits een vogel op een rots landen en ik roep meteen ‘Kijk, een waterspreeuw’. Ik heb meteen spijt, want ik roep altijd de verkeerde naam, maar dit keer heb ik gelijk en ik heb hem eerder gezien dan Minko. Dat gaat me deze trip echt geen tweede keer gebeuren, dus ik ga flink genieten van deze triomf. De waterspreeuw landt uiteindelijk 1,5 meter boven het water op een soort bedstee-achtige rots. In een verborgen nisje aan de zijkant heeft hij een lekker zacht nestje waar hij in verdwijnt.
Orchideeën
Na twee dagen verlaten we het vriendelijke Klidonia. Minko heeft een prachtige bergroute door het Pindos gebergte bedacht en daar brengen we het grootste deel van de dag door. In het aardige stadje Konitsa slaan we eten voor de lunch in bij de Nikolopolos supermarkt, ons aangeraden door de gastvrouw van het hotel. We stoppen voor uitzichten, vogels, mooie bloemen of een veelbelovend zijweggetje. Bij een schitterend uitzichtpunt over groene alpenweitjes dichtbij en besneeuwde bergtoppen in de verte, lopen we een stukje het veld in. Op een zomaar gekozen willekeurig punt treffen we een veldje met honderden orchideeën, overwegend één soort die overweldigend is door de aantallen en daarnaast twee pareltjes uit de groep die op insecten lijken (voor de liefhebbers Ophrys cornuta en Ophrys marmosa) die elk met enkele exemplaren voorkomen. Wat later zien we in Distrato een traditionele manier om kleden te wassen. Vanuit de bergen wordt via pijpen water aangevoerd dat in een rond bad wordt opgevangen en daardoor mooie kolken vormt. De kleden worden erin gegooid en zitten zo in een natuurlijke wasmachine. Naast de ronde tobbe is een watermolen die afwisselend vier zware houten palen tegen het natte kleed op een muur drukt en zo fungeert als centrifuge. In een overdekte rustplek met stromend bergwater nuttigen we de Nikolopolos inkopen tegenover een lief kerkje. Bij het kerkje graast een kudde schapen en geiten, kennelijk zijn ze gelovig, want ze drommen met z’n allen tegelijk door het hek om ter kerke te gaan.
Kosta
Onze eindbestemming is Meteora waar we de hoog op de berg gelegen kloosters gaan bezoeken. We logeren in een rustig hotel buiten de plaats. We worden ontvangen door een uitsluitend Grieks sprekend hoog bejaard echtpaar, Dimitris en Vasiliki. Moeder Vasiliki komt met haar stok moeizaam omhoog uit de bank om ons bij de receptie in te schrijven. Op de receptie staat een bordje dat het internet traag is. We vermoeden dat alles hier traag is, maar ze compenseren het ruimschoots met hun vriendelijkheid. Bij het eten is zoonlief Kosta er die een vrolijke, volledig onbekende variant van het Engels spreekt, maar we slagen erin om uit moeders keuken toch eten te bestellen. Vaak krijgen we in Griekenland ongevraagd een toetje van het huis. Kosta biedt een ‘souvenir- icecream’ aan. Minko slaat af, wij accepteren en we krijgen beiden een ijsje op een stokje. Alhoewel hij meermalen aangeeft dat hij nog een bier neemt en dat het bier zijn ‘icecream’ is, blijft Kosta aandringen. Er valt niet te ontkomen aan de ‘souvenir-icecream’. Bij het afrekenen moeten we zes bier afrekenen, maar nee, we hoeven er maar vier te betalen en Kosta heeft aardig wat moeite om de prijs van vier bier uit te rekenen. Daarna troont hij ons mee naar de kast vol boekjes in allerlei talen over Meteora.
Meteora
Meteora is oorspronkelijk in de 11e eeuw gesticht door monniken die in grotten in de enorme rotsen woonden. Naarmate de tijd onzekerder werd door de Turkse bezetting, klommen ze hoger en hoger op de rots, tot ze op de ontoegankelijke pieken van de rotsen zaten. Met ladders en manden werd materiaal en menskracht naar boven gebracht en zo bouwden ze hun kloosters. Tot in de vorige eeuw was dit de enige manier om de kloosters te bereiken. Inmiddels zijn er stevige stenen trappen en bruggen. Cultureel gezien hebben de kloosters een belangrijke functie gehad tijdens de Ottomaanse bezetting. Veel handschriften en ander waardevol materiaal vonden een veilig plaats in de kloosters en zijn daardoor bewaard gebleven. Er zijn nu nog zes kloosters actief, waarvan wij er drie bezoeken.
Meteora
Dat we hier met een toeristisch hoogtepunt te maken hebben, merken we gelijk. Zien we normaal weinig andere toeristen, vandaag komen ze met bussen tegelijk op de kloosters af. De Agios Stefanos is gedeeltelijk herbouwd na gebombardeerd te zijn door de nazi’s. Nu wonen er zo’n twintig nonnen. De kerk, katholikón, is gewijd aan Haralambos. Als cadeautje voor de nonnen bracht Prins Vladislav van Wallachië zijn schedel mee, die nu in een mooi kistje in de kerk staat. Als we komen, kunnen we de kerk en de redelijk nieuwe iconen nog goed bekijken. Nadat we het uitzicht over Kalambaka en de vallei bewonderd hebben, staan er dikke rijen mensen te wachten tot ze de kerk in mogen. In de kleine kerk van het Roussanou klooster uit de 16e eeuw zijn prachtige, oude iconen en een mooie iconostase (de wand die de scheiding vormt tussen het publieks- en het priestergedeelte). Als laatste doen we het grootste en beroemdste klooster, de Grote Meteora Transfiguratiekerk. Ook deze kerk heeft mooie iconen, waarbij vooral de gruwelijkheden uitgevoerd door tegenstanders van het geloof, zijn afgebeeld. We zien afgehakte hoofden, mensen doorboord met speren of in vuurpotten en andere wreedheden. Behalve de kerk, zijn er twee musea (een met oude handschriften) en de oude nonnenkeuken vol potten, pannen en eetkommetjes. In de laatste twee kloosters is het rustig.
Na de kloosters gaan we naar de stad voor het paddestoelenmuseum dat op de bovenverdieping van het natuurhistorisch museum gevestigd is. Het paddestoelenmuseum is fantastisch met thematische muurschilderingen over heksenkringen, geneeskrachtige paddestoelen en andere thema’s en diorama’s waarin de paddestoelen gerangschikt staan naar leefomgeving: eiken-, dennen- of sparrenbos. Beneden is het druk met bezoekende schoolklassen vol enthousiaste kinderen.
Vechtende vliegende herten
s'Middags kijken we nog wat rond in de omgeving en zien dan in een eikenboom een heftig gevecht. Twee vliegende herten (grote kevers met een soort gewei) strijden, gebruik makend van hun grote gewei, om het territorium in de boom. Het gaat hard tegen hard tot een van de twee zijn evenwicht verliest, ondersteboven hangt en na een laatste, stevige duw naar beneden tuimelt. Later zien we een romantischer schouwspel. Een schildpadman heeft een fantastische schildpadvrouw gevonden. Probleem is dat de liefde niet echt van twee kanten komt. Hij probeert haar onder het uiten van hoge piepgeluiden te bestijgen, terwijl zij stoïcijns door blijft lopen. Later heeft een wespendief het aan de stok met twee torenvalken die hem proberen aan te vallen. Kennelijk zit de wespendief te dicht in de buurt van hun nest. Uiteindelijk kiest de wespendief het hazenpad. Spannend middagprogramma zo.
Over gastvrijheid heeft Kosta zo zijn eigen opvattingen. Aangezien Minko ‘boss’ is, wordt zijn mening gevraagd over het eten. Als Minko zegt dat het goed is, antwoordt Kosta ‘it is the best’, iets wat hij over alles zegt, vooral als zijn moeder het gemaakt heeft. Als we terugkomen, vraagt hij hoe laat we willen eten en ‘8 uur is the best’. Als wij aangeven om zeven uur te willen, accepteert hij schoorvoetend en horen we hem tegen andere gasten zeggen ‘7 uur is the best’. Per slot kan moeders niet aan de gang blijven. Qua menu en tafel is er weinig keuze: ‘you sit here’, you (Boss Minko) and you (Rik) chicken and patatas, you (ik) tzaziki and patatas. It is the best’. Hier krijg je gratis theater bij het eten. We krijgen weer een ‘souvenir-icecream’, het verpakte ijsje op een stokje, toe: ‘It is the best, to make my mother’. Aan dat laatste twijfelen we toch een beetje. De volgende ochtend nemen we afscheid van Kosta en familie en vertrekken we richting Thessaloniki. Daarover meer in de volgende brief.