Tweede rondzendbrief Zuidoost-Europa 2022
[Verzonden op 22-5-2022 vanuit Prespa]
Peshkopi
De vorige brief ben in geëindigd met onze aankomst in Peshkopi, helemaal in het oosten van Albanië, niet ver bij de grens met Kosovo vandaan. Voordat ik verder ga, allereerst iedereen hartelijk dank voor alle goede verjaardagswensen. Daarnaast een dikke pluim voor het Albanese reisbureau dat onze reis op een perfecte manier heeft ingevuld en alles op en top geregeld heeft. Met Gesi, onze gids, zijn we dik tevreden, we kunnen echt niets bedenken wat minder is of niet klopt. In Peshkopi gaan we op stap met een lokale gids, Vladi. Net als alle herkauwers mist Vladi zijn boventanden wat het verstaan in het begin bemoeilijkt, maar al snel went.
Eieren
Voordat ik vertel over de tocht, eerst het verhaal van de eieren. Er komen in dit deel van Albanië niet veel buitenlandse toeristen en wij vormen dus min of meer een bezienswaardigheid en Vladi lijkt trots op zijn buitenlandse klanten. Als er een bekende aankomt, wordt die onmiddellijk aan ons voorgesteld. Het is een ingenieur van de waterkrachtcentrale die binnenkort zijn buurman wordt. Tot zover nog niets raars. Maar dan haalt de ingenieur een kapot gekookt ei uit zijn jaszak en overhandigt dat aan Vladi, die het kapotte ei in zijn eigen jaszak steekt. Na de ei-overdracht vertrekt de ingenieur.
Gesi heeft de auto opgehaald en als blijkt dat Gesi niet ontbeten heeft, komt het kapotte ei weer uit de zak. Dat is nu voor Gesi, die het in dank aanvaardt. In de pauze tijdens de wandeling grabbelt Vladi in zijn rugzak en wat komt eruit: een gekookt, niet kapot ei. Dit ei is voor hemzelf. Rond twee uur hebben we lunch en wat goochelt Vladi uit de rugzak: twee gekookte eieren. Nadat wij die beleefd afgeslagen hebben, eet hij ze allebei zelf op. We constateren dat hij geen cholesterolarm dieet volgt.
Wandelen met Vladi
Pakezel bij Radomirë, Albanië
Het programma is niet heel gedetailleerd, we maken een wandeltocht naar het Zwarte meer, bezoeken wat dorpjes en hebben een optionele lunch. Vladi zegt dat hij heeft begrepen dat wij graag vogels en planten willen zien en we vullen aan dat we alles wat er te zien valt leuk vinden. Hij knikt begrijpend. Na een stuk rijden, beginnen we de wandeling. We zijn nu echt op het platteland en de tijd heeft hier stil gestaan. Mensen gebruiken ezeltjes als lastdieren, ploegen hun veldjes met een paard voor de ploeg en alles straalt rust uit. Vladi is zo’n grappige gids en een bekendheid in de buurt. Iedereen die we tegenkomen kent hij en met iedereen wordt een praatje gemaakt. Als we onderweg een boer tegenkomen die wat last heeft van dwarse koeien, helpt Vladi meteen met zijn wandelstok zwaaiend en luid ‘poesh, poesh’ en ‘krrt, krrt’ roepend om de koeien de goede kant op te sturen, om daarna zijn weg te vervolgen. We wandelen naar het Zwarte meer en Vladi vertelt onderweg het nodige, maar zelfs als wij een vogel, plant of hagedis zien, praat of loopt hij onverstoorbaar verder. Hij heeft zijn eigen programma, los van welke andere ideeën dan ook. Bij het Zwarte meer wordt voor ons een concert opgevoerd door een groot, meerstemmig kikkerkoor. We hadden geprobeerd om informatie over het meer op te zoeken, maar vonden niets. Nu begrijpen we waarom. Het meertje heeft een doorsnee van 60 meter, ongeveer de helft van de Kreelse Plas bij ons, nogal wiedes dat we niets konden vinden. Onderweg zien we veel bloeiende Helleborus planten en fraaie lichtgele sleutelbloemen.
Na de wandeling stoppen we voor thee. De eigenaar van het restaurant is zo vereerd met ons bezoek dat we notencake van de zaak aangeboden krijgen. Als ik hem complimenteer met de cake, zegt hij : ‘Die heeft mijn moeder gebakken’. Hier is het nog niet verpest door de toeristen. Na de thee komen we terecht bij een forellenkwekerij en een restaurant dat aan de overal rondslingerende materialen en gereedschappen te oordelen nog in opbouw is. We krijgen brood en kaas geserveerd, maar als we thee bestellen blijkt dat ‘impossible’. De toiletten zijn keurig, de wasbak is schoon, de kranen liggen nog wel los op de wasbak. Je kan niet alles hebben. Na nog wat stops, waarbij Vladi steevast een schaapsherder, een boer of een toevallige passant de hand schudt, komen we terug in Peshkopi. We nemen afscheid van Vladi en hebben nog net tijd voor een klein rondje stad voordat er alweer een dag om is.
Shebenik-Jabllanicë Nationale Park
We verlaten Peshkopi en rijden verder naar het zuiden. Eerst nog over asfalt, maar al gauw over ontzettend hobbelige gravelwegen vol kuilen. Onze bestemming is het Shebenik-Jabllanicë Nationale Park. Dat park ligt in het oosten van Albanië, grenst aan Macedonië, bestaat pas 13 jaar en is zo’n 340 km2 groot. Het park heeft een bergachtig landschap met gletsjermeren, diepe valleien, dicht gemengd 1 bos en naaldbos en fraaie bergweitjes. De hoogte varieert tussen de 300 en 2.200 meter en de hoogste toppen zijn de Shebenik en de de Jabllanicë berg, vandaar de naam van het park. Ook hier komen wolven en beren (10-15) voor en de trots van het park zijn de lynxen die nog niet zo lang geleden op cameravallen zijn gesignaleerd. De lynxen hier – de Balkanlynx – is een ondersoort van de Europese lynx en het is een ernstig bedreigde diersoort waarvan er naar schatting nog maar zo’n 50 zijn. Terecht dus dat ze hier trots zijn op hun lynxen. In het park zijn negen dorpjes met in totaal zo’n 2.000 inwoners die er alleen in het zomerseizoen zijn vanwege de barre winters. Ook deze dag verloopt weer volstrekt anders dan we verwachten. We rijden zo lang en zien al diverse keren bordjes van het park dat we gaan twijfelen of we wel de beloofde ranger die ons alles over het park zou vertellen, gaan ontmoeten. Maar rond half een zijn we dan toch bij een informatiecentrum waar we Jack, de parkwachter, oppikken. Ga je normaal gesproken te voet een park in en wandel je om onderweg te kijken, hier zijn de afstanden te groot en gaan we met onze 4WD de steile berg op. Onderweg vertelt Jack over het ontstaan, de rijkdom en de bedreigingen van het park en we stoppen vaak om te kijken en te voelen. Ook laat Jack het filmpje zien waarop maar liefst drie Balkanlynxen door een cameraval gefilmd zijn. Prachtige opnames en meer dan dit gaan we echt niet zien van de lynx.
Lunch in Shebenik-Jabllanicë NP, Albanië
Na veel verhalen en een lange, prachtige rit zijn we boven waar Gesi beloofd heeft dat we kaas en brood kunnen kopen voor de lunch. We stoppen bij een forellenkwekerij en de eigenaar – die kennelijk ook bijen houdt – vertelt dat er recent een bijenkorf door een beer meegenomen is. Slimme beer. Hij accepteert het als iets wat bij het leven hier hoort. In plaats van een winkeltje om lunch te kopen, worden we bij het vriendelijke echtpaar op leeftijd binnen genood en daar staat in hun eigen kamer een grote gedekte tafel vol heerlijkheden: tomaten, komkommer en kleine knoflookbolletjes, een soort roomkaas, een schaal met feta-achtige kaas, warm, vers gebakken brood, olijven en grote schalen vlees en een cake voor toe. In een grote kan zit een soort zoutige melk, gemaakt van yoghurt. Rik moet en zal een glaasje raki proberen, heel sterk spul, en niet geschikt voor bij een erg late lunch. De eigenaar zit de hele maaltijd te stralen vanwege zijn buitenlandse gasten, terwijl zijn vrouw maar naar haar keukentje heen en weer blijft lopen om nieuw eten aan te dragen. Zoiets verwacht je niet echt als er staat dat je met een ranger naar een natuurpark gaat, maar juist die onverwachte (en leuke) dingen maken een reis tot een feest en een belevenis. Na afloop wil de man niet van betalen weten. Wij zijn de eerste mensen die na zeven maanden op bezoek komen en hij heeft genoten van ons gezelschap. Dat doen we natuurlijk niet. Rik vraagt Gesi wat een redelijk bedrag is en dat leggen we op tafel. Rik maakt nog een mooie foto en ik vraag of Gesi namens ons wil vertellen dat we erg van alles genoten hebben. Na de lunch rijden we terug naar beneden en brengen Jack weer terug naar het informatiecentrum. Het is dan al half vijf. Eigenlijk zouden we als de tijd het toe zou laten, ook nog het kasteel van Elbasan gaan bekijken, maar dat zit er niet meer in. We moeten nog door naar Tirana en dat is nog een flink stuk rijden. In Tirana is het een gekkenhuis. Hoe vriendelijk de Albanezen doorgaans zijn, in het verkeer in Tirana zijn ze agressief. Als we ‘s avonds in de Europees aandoende drukke stad een hapje eten, is het contrast met de lunch wel heel erg groot.
Tirana
Onze dag in Tirana beginnen we met een wandeling door het centrum. In het centrum zie je een duidelijk onderscheid in stijl tussen de tijd dat er nog een dikke Italiaanse invloed was en de communistische tijd. De gebouwen in Italiaanse stijl stralen elegantie en weelderigheid uit, terwijl de betonnen gebouwen uit de communistische tijd de grauwheid van die periode demonstreren. Inmiddels verrijst er nog een overheersende moderne stijl. Overal worden gigantische, nieuwe, hoge torens gebouwd, die vanuit de hoogte op de oude gebouwen in de stad neerkijken. Ook in Tirana heerst woningnood en voor normale mensen is huren of kopen in Tirana vrijwel onmogelijk. Daarom zijn sommige van die dure nieuwe gebouwen nu in gebruik als (duur) hotel. We zien veel, maar niet alles even goed, omdat ze hier dol zijn op het plaatsen van hoge schuttingen om gebouwen waar ze iets mee doen of van plan zijn en ze hebben veel plannen.
Ook de piramide staat achter een schutting. Na de dood van de beruchte dictator Enver Hoxha, bleef in eerste instantie 2 zijn beleid doorlopen en bleef hij als grote vader van de natie vereerd. De piramide moest een eerbetoon aan de man worden, met documenten, verhalen over zijn vermeende verdiensten, spullen die hij gebruikt had en uiteindelijk hijzelf. Het is er nooit van gekomen en met de piramide is nooit iets gebeurd. Na de val van het communisme moest alles wat naar communisme rook vernietigd worden – ook nuttige dingen zoals fabrieken, het treinennet enz. – en dus ook de piramide. Uiteindelijk is toch besloten om de piramide als getuigenis van het verleden te bewaren. Nu wordt de piramide opgeknapt en krijgt een meervoudige functie als cultuurcentrum (althans dat is het plan).
In het centrum staat ook de villa van Enver Hoxha, destijds het mooiste en grootse huis van de stad. Het behoorde toe aan een goede vriend van Hoxha, die daarna vast niet meer zo’n goede vriend was. Het is een grote, goed onderhouden villa met grote tuin. Zowel de Hoxha’s als de familie van de voormalige vriend claimen nu het eigendomsrecht en zo lang dat geschil niet beslecht is, staat het huis leeg en wordt het door de staat onderhouden.
Het ‘huis met de bladeren’ is ook vermeldenswaard. Het is een gebouw met een dubbele bodem. Officieel was het een kinderziekenhuis, maar ondergronds zat de gehele spionagedienst van Enver Hoxha en niemand mocht het weten. Dwars door het centrum loopt een overdreven brede boulevard, speciaal voor militaire parades. Loodrecht op de boulevard loopt de Lana rivier, de enige rivier die de stad rijk is met aan beide kanten groene hellingen. Vanaf een brug zien we een bus dwars over de rivier geparkeerd en dat hoort ook hier niet zo. Op de dag dat wij aankwamen heeft de bus een ongeluk gehad en is dwars over de (smalle) rivier terecht gekomen. Hij blijft staan als aanmaning om voorzichtig te rijden en dat kunnen ze in Tirana wel gebruiken.
Bunk'Art open of dicht?
De dag verloopt niet helemaal zoals we willen. Vanuit het centrum zouden we naar Bunk’Art 1 gaan dat helemaal aan de noordkant van de stad ligt. Ik had al geschreven dat de paranoïde Enver Hoxha overal bunkers heeft laten bouwen en Bunk’Art 1 is een museum gevestigd in een voormalig ondergronds bunkercomplex waar de hele regering in geval van een kernaanval een veilig heenkomen had. Het complex had 106 kamers en een eigen verblijf voor Hoxha. Als we bij het museum aankomen, blijkt het gesloten. Gesi zoekt het na en inderdaad, het museum is op maandag en dinsdag gesloten. Jammer, maar zo gaan dingen, dus we gaan opgewekt naar het volgende punt, de kabelbaan naar het Djati park dat bovenop de berg ligt. Helaas, helaas, ook de kabelbaan die nooit gesloten is, is vandaag opeens dicht. Hier leert navraag dat die pas in juni weer open gaat. Gelukkig kun je het Djati park ook met de auto bereiken. Van bovenaf heb je prachtig uitzicht over de stad.
‘s Middags lopen we door het centrum en komen tegen vieren bij toeval langs Bunk’Art 2, een museum in het bunkercomplex onder het vroegere ministerie van binnenlandse zaken. Volgens de informatie van vanmorgen was ook dit museum dicht en sluit het als het open is om vier uur. Maar we zien er mensen uitkomen en volgens het bordje bij de entree blijft het tot 6 uur open. Zo doen we toch nog een museum. In de museumfolder staat dat beide bunkermusea elke dag open zijn. Het meest indrukwekkend is het deel waarin uit de doeken wordt gedaan hoe het regime van Enver Hoxha de mensen in zijn wurggreep hield. In het officiële hotel voor buitenlanders waren in alle kamers microfoons. Niet alleen voor de minste vergrijpen tegen de socialistische staat werden mensen opgepakt, de meesten werden opgepakt vanwege fake feiten, na ‘verraden’ te zijn door de Sigurimi (geheime politie). De Sigurimi werden beloond naarmate de ‘vergrijpen’ die ze aan het licht brachten ernstiger waren. Iedereen kon op die manier mensen aangeven en een beloning opstrijken door willekeurig wie van wat dan ook te beschuldigen. Het slachtoffer werd daarna zonder meer gearresteerd en afgevoerd. De martelingen waren vreselijk – er hangt een lijst met 36 verschillende martelmethodes – en duurden tot mensen lichamelijk en geestelijk gebroken waren. Veel mensen belandden in strafkampen (of werden geëxecuteerd) en de omstandigheden in de concentratiekampen waren erbarmelijk. Natuurlijk hebben we erover gelezen, maar met al de aanschouwelijke verhalen en de persoonlijke getuigenissen maakt het nog veel meer indruk.
Lagune bij Fflake
Als we Tirana verlaten, hebben we geen enkele last van files. We stappen al om half zes ‘s morgens op om vogels te gaan kijken in de lagune bij Fllake (Sektor Rinia Wetland) vlakbij Dürres, een havenstad 3 die we verder niet aandoen. Joni, onze echte vogelgids met verrekijker en telescoop, gaat al vanaf Tirana – in zijn eigen auto, hij moet terug naar Tirana – met ons mee. Hij is werkzaam voor de PPNEA (Protection and Preservation of Natural Environment in Albania), de natuurbeschermingsorganisatie van Albanië. Joni is erg bezorgd over de lagune, want het water staat ongekend laag en doordat er veel auto’s over de drooggevallen bodem rijden, wordt de grond teveel samengeperst en kan het water als het er is, niet doordringen en valt de lagune te snel weer droog. De lagune is een belangrijk vogelgebied, vooral tijdens de vogeltrek, maar heeft nog geen beschermde status. Ze werken daar wel hard aan. Daarnaast wordt het gebied geplaagd door de illegale jacht. Overal om ons heen zien we de kleine jachthutjes van waaruit op de vogels gejaagd wordt. Vogels zoals koeten en eenden worden bejaagd voor consumptie. De PPNEA vernietigt regelmatig de illegale hutten, maar mensen arresteren lukt niet. Zij zijn er overdag, de stropers komen ‘s nachts. De PPNEA gaat ook wel ‘s nachts met de politie op stap, maar ook dat werkt niet. De politie is corrupt en waarschuwt de stropers van tevoren. Naast deze jacht gebeurt het ook regelmatig dat dronken mensen zo maar voor de lol wat in het wilde weg op vogels komen schieten. Toch zien we nog meer dan genoeg dankzij Joni die alles ziet en weet, maar inderdaad al het moois zit op grote afstand. Vogels zijn hier schuwer dan elders door de jacht. Om iedereen tegen te spreken zien we een van nature altijd schuwe vogel als we nog met de auto onderweg zijn naar de lagune. Het echtpaar wouwaapje zit zoals altijd in het riet, maar het riet staat vlak langs de weg en ze zijn uitstekend zichtbaar. Met hun verenpatroon zijn ze in het riet uiterst goed gecamoufleerd en dat weten ze. Ze blijven stokstijf zitten kijken en het lijkt alsof ze tegen elkaar zeggen: ‘Stil blijven zitten, dan ziet niemand ons, denken ze dat we riet zijn’. Ze hebben ongelijk, zo’n buitenkans heb je zelden. Na de vogeltocht gaan we verder richting zuiden en dan zijn zomaar de bergen op. We zien alleen nog hier en daar hobbels en heel in de verte bergen. In dit gedeelte zien we ook veel landbouw. Het gebied is vooral beroemd om de olijven, maar we zien ook veel kassen en fruitbomen. Ze verbouwen hier van alles aan groente, daarnaast zijn er aardbeien, kersen, appels en noem maar op.
Adriatik
In ons programma vandaag staat een stop – met lichte lunch – bij een steenhouwer en houtbewerker. Dat hebben we niet zelf uitgezocht, maar is door Elton van het Albanese reisbureau geadviseerd. Omdat we niet zo van de souvenirdingen en uitgebreide lunches zijn, wilden we dit bezoek in eerste instantie schrappen, maar aangezien het reisbureau volhield en ze steeds goede ideeën hadden, hebben we ja gezegd. We komen terecht bij Adriatik (Tico) en zijn vrouw Eva. We belanden in een krankzinnige tuin, vol beelden die uit de Griekse en Romeinse tijd lijken te komen en allemaal door Tico gemaakt zijn. Hij heeft een soort tempel gebouwd die hij ‘zijn klooster’ noemt en die een overkapping heeft van latten waarover wijnranken groeien. Overal staat het vol met pilaren, sculpturen en beelden. Vol enthousiasme toont Tico ook al zijn vondsten van een nabij gelegen opgraving. Het zijn stuk voor stuk museale en beschermwaardige stukken: complete pilaren, vazen, delen van grote kruiken voor het bewaren van wijn en een sarcofaag die als tafel dient. Of je die in Albanië zomaar mee mag nemen, vragen we ons af, maar goed. Achter zijn klooster is een gedeelte waar hij hout bewerkt. In opdracht maakt hij sierrichels en uit een oude, gammele kast komen fraai gemaakte sierrichels te voorschijn die hij in opdracht maakt. Hij doet ook aan pottenbakken. Van plaatselijke klei maakt hij met zelf gemaakte mallen beeldjes en er staat een draaischijf.
Na bewondering van dit alles worden we binnen genood voor de allesbehalve ‘lichte’ lunch. De tafel staat opnieuw vol met veel meer dan je op kan, alles ook de kaas en het brood is bereid door Eva. Onder de rode wijn komen we niet uit. Tico praat honderduit – met vertaling door Gesi – maar als die even weg is, blijkt hij ook best redelijk Engels te spreken De al even opgewekte en enthousiaste Eva blijft mij direct in het Albanees van alles vertellen en gaat er zonder meer van uit dat ik alles begrijp. Als Tico ook even weg is, grijpt ze haar kans om haar zelf gemaakte borduurwerken te tonen en buiten troont ze me mee naar het konijnenhok, naar zes doddige kleine konijntjes met hun moeder.
Na de lunch moeten we aan de slag. Tico heeft kleine stukjes hout met daarop een getekende bloem en die moet uitgefreesd worden. Daarop mogen wij onze houtbewerkingsvaardigheden botvieren. 4 Tico doet de eerste voor en we zien al gelijk hoeveel werk het is en hoe moeilijk het is, terwijl hij ‘makkelijk hè’ blijft roepen. Als de bloem na een flinke tijd werken af is, mag Rik het proberen. Hij doet het nog niet eens zo gek en gaat op in het werk. Met al mijn onhandigheid liggen mijn talenten natuurlijk niet op dit gebied, maar ook ik weet een keurige gebogen lijn uit te beitelen. Het geheim: ik klop volgens instructie met de houten hamer op de beitel, terwijl Tico mijn beitel netjes de bocht om stuurt. Gesi maakt zijn eigen bloem zonder hulp en er is verschil met de meester, maar voor een eerste poging is het knap. Tico maakt ‘onze’ bloem af en met drie houten bloemen vertrekken we. Erg aardige souvenirs. Bij het afscheid krijg ik nog een gebakken beeldje van de maagd Maria mee, terwijl Rik een Jesus beeldje meekrijgt. We kunnen niet beloven dat ook die als souvenir gekoesterd worden.
Divjakë-Karavasta National Park
Stern verliest eten bij Karavasta lagune, Albanië
Na dit verrassende uitje vervolgens we onze weg naar de eindbestemming voor vandaag, Karavasta. In Karavasta zitten we pas rond half elf aan het ontbijt. Denk niet dat we nu opeens heel lui zijn geworden. We zijn vanmorgen bij zonsopgang gestart om met vogelgids Melvin de Karavasta lagune te verkennen. Zo vroeg serveren ze geen ontbijt, maar na afloop van de tocht zijn we alsnog welkom. De Karavasta lagune, of nauwkeuriger het Divjakë-Karavasta National Park, ligt in het westen van Albanië in de directe nabijheid van de Adriatische Zee en is 222 km2 groot. Omdat het bij de grootste lagunes – de lagune is 42 km2 – in de Middellandse Zee hoort, is het van internationaal belang en het is dan ook erkend als Ramsar site (erkend beschermd gebied voor watervogels). Het park bestaat uit wetlands (natte gebieden), zoutmoerassen, kustgraslanden, overstroomgebieden, rietlanden en bos en er huizen veel vogels (228 soorten), andere dieren en planten. Het is de enige plek in Albanië waar de bedreigde en zeldzame Dalmatische pelikaan broedt. 5% van de totale populatie broedt hier. Als eerste tovert Melvin een grote groep flamingo’s te voorschijn die met z’n allen druk zijn met eten zoeken. Omdat Rik graag foto’s maakt, zorgt Melvin dat we dichter in de buurt komen. Dichtbij genoeg voor een foto, maar niet te dichtbij zodat we ze verstoren. We krijgen ook de pelikanen te zien, maar die zijn echt ver weg, waar ze momenteel op hun nesten zitten. Als Melvin door heeft dat ik ook graag naar planten kijk, belooft hij me nog een speciale. Na de lagune uitvoerig bekeken te hebben, neemt hij ons mee naar een aangenaam bos en daar vindt hij een prachtige en niet algemeen voorkomende orchidee voor ons. Omdat de schildpad weet dat we hem wel waarderen, komen die ons ook met z’n tweeën om beurten gedag zeggen. Behalve al het moois dat ik al genoemd heb zijn er nog heel veel andere dieren die we minder kunnen waarderen. Het wemelt er van de muggen en de gemene knutjes die vooral dol zijn op je oren.
Berat
Na het late ontbijt vertrekken we richting Berat. Berat wordt omgeven door bergen, waaronder het Tomorr gebergte en ligt aan de Osum rivier. Berat staat sinds 2008 op de UNESCO Werelderfgoedlijst. De stad ligt tegen de bergwand aangeplakt en omdat de huizen niet naast elkaar, maar vooral boven elkaar staan vanwege de steile bergwand, wordt Berat wel de stad van de duizend ramen genoemd. De huizen zijn prachtig en van een unieke architectuurstijl vanwege eeuwenlange verschillende culturele invloeden.
Daarnaast heeft de stad boven op de berg een grote citadel die eens ommuurd was. Van de muur zijn nog slechts resten over, maar in de citadel die nog steeds deels is bewoond, is nog meer dan genoeg te zien. Het wemelt er van de kerken en de moskeeën. De straatjes met kinderhoofdjes zijn expres als een soort doolhof gebouwd om het de vijand moeilijk te maken. De meeste gebouwen bestaan van onder uit grote stenen, terwijl de bovenetage bestaat uit kraakwit stucwerk met ramen in donkere houten lijsten. Vaak steekt de bovenetage uit boven de begane grond, zodat er op straat nog een beetje ruimte is, terwijl er boven meer ruimte in huis is. De Maria Hemelvaartkerk is nog in gebruik als kerk, maar tevens een museum. Het Onufri museum in de kerk herbergt een grote collectie fresco’s, waarvan sommige heel oud zijn. Een van de beroemdste 16e eeuwse fresco- en icoonschilders is Onufri. Hij studeerde in Italië en kwam vol vernieuwende, Venetiaanse ideeën terug. Hij introduceerde de nieuwe kleur rood-paars en gaf gezichten meer expressie. Op iconen van Maria met Jezus op haar arm, zit de kleine Jezus normaliter links, zodat ze haar rechterhand overhoudt om goede gaven weg te geven. Bij Onufri zit de kleine op haar rechterarm. Volgens de geleerden schenkt Maria bij Onufri Jezus aan de wereld. Om zulke dingen te zien, moet je oog voor detail hebben.
Tomorr Mount
Zandadder op Tomorr Mount, Albanië
Na een nachtje slapen laten we Berat achter of misschien beter onder ons om het Tomorr gebergte te beklimmen. Het Tomorr Mount National Park ligt in zuidelijk Albanië, is 260 km2 groot en in 1956 uitgeroepen tot nationaal park. Zoals de naam al aangeeft, is het een bergachtig park. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat we een groot deel van de bergtocht per auto doen en alleen de laatste 300 hoogtemeters naar de top op 2417 meter – als we weer in de sneeuw zitten – zelf klimmen. We hebben weer een prachtige rit met mooie uitzichten en een mooie genietwandeling. Mount Tomorr is niet zomaar een berg, maar zowel voor de christenen als de bektashisten – de lichtzinnige tak van de islam gecombineerd met animisme – een heilige berg. In augustus beklimmen beide gelovigen de berg. De christenen vanwege Maria Hemelvaart, de bektashisten voor de verering van Abaz Ali, de heilige vader die op de berg begraven ligt. Maar ook de berg zelf wordt beschouwd als een godheid, een oude reus met een lange witte vloeiende baard die vergezeld wordt door vier vrouwelijke adelaars, waarvan wij er een zien. Bovenop de berg staat, sneeuw en wind trotserend, een groot beeld van Abaz Ali te paard. Op een plateau iets hoger is een koepel waar de goede man begraven ligt. In augustus beklimmen kilometers lange files van mensen de berg eerst ter ere van Maria Hemelvaart en later voor vader Abaz. Wij zeggen Abaz vaarwel en dalen weer af, want voor de volgende stop moeten we de berg weer af om meer richting kust naar Appolonia te gaan.
Apollonia
Apollonia, Albanië
Apollonia, gesticht in de 6e eeuw v.C. en later overgenomen door de Romeinen, was in de oudheid door zijn ligging dichtbij de Aoos rivier een belangrijke haven en handelsstad. Daarnaast was het ook een centrum voor studie. Augustus, de aangenomen zoon van Julius Caesar, heeft er gestudeerd. Wel moest hij na de moord op Julius Caesar hals over kop terug naar Rome om alle concurrerende troonopvolgers te vermoorden om zich zo de gerechtvaardigde opvolger te mogen noemen. Apollonia is nu een fraaie ruïne. Het meest in het oog springend is de voorgevel van een soort parlementsgebouw (Bouleuterion). Verder is er een soort theater en een restant van een gebouw waar archeologen erg opgewonden van worden, omdat het elementen bevat die nergens anders gevonden zijn. Het gebouw bestond uit zeventien niches gescheiden door pilaren en had een bovenverdieping. Op hetzelfde terrein is ook een 13e eeuws klooster. De kerk en de refter hebben beide fraaie en door de tijd aangetaste fresco’s. Na dit culturele uitstapje is het hoog tijd om door te gaan naar Vlora waar we twee nachten blijven.
Narta lagune bij Vlora
De dag in Vlora is weer een feestdag. We gaan op stap met vogelgids Endora om de Narta lagune te bekijken. De Narta lagune ligt aan de Adriatische Zee, centraal in Albanië en maakt onderdeel uit van het grotere Vjosa-Narta Beschermde Landschap. Via een smal strookje land is het afgescheiden van de zee en het wordt gevoed door de Vjosa rivier. Met zijn bijna 42 km2 is het een van de grootste en belangrijkste natte kustgebieden van Albanië. Het gebied bestaat uit een groot, ondiep brak meer en een aantal meer landinwaarts gelegen zoutpannen. Via een dam kan je de oudste duinen van Albanië bereiken en een bos dat vooral uit dennen bestaat. Endora werkt als bioloog voor het park en ze weet ongelofelijk veel. Een van haar wapenfeiten is de ontdekking van een nieuwe sprinkhaansoort in de nabij gelegen Llogara bergen. Ze vertelt dat de voornaamste bedreiging van het gebied naast watervervuiling, oprukkende bewoning en jacht, de commerciële zoutwinning is. Ze onttrekken niet alleen water aan de lagune, maar zetten afwisselend delen onder water en malen die daarna weer leeg om het zout te winnen. Ondanks de zoutwinning zijn er toch heel wat vogels die zich er best thuis voelen en er graag een hapje komen eten of er hun nestje bouwen. Dat geldt niet voor de flamingo’s. Die kunnen met hun terpnesten best wisselende waterstanden aan, maar water dat zomaar opeens verdwijnt, is de flamingo echt te gortig. We hebben met Endora een uitgebreid programma en doen zowel de zoutpannen, de duinen en het bos aan. Mogen de flamingo’s niet broeden in Narta, ze komen wel in enorme aantallen eten en al die gracieus lopende flamingo’s druk bezig om met de hele groep te eten zijn echt prachtig. Dankzij Endora zien we nog veel meer vogels en later ook prachtige planten. Endora is onder meer gespecialiseerd in zeeschildpadden en het park is heel trots dat er inmiddels schildpadden (de onechte karetschildpad) op de stranden bij de duinen eieren komen leggen. Tot nu toe weet de 6 jakhals de eieren erg te waarden en zijn ze al op of aangevreten voordat ze de eieren kunnen beschermen. Zowel de schildpadden en de jakhalzen komen ‘s nachts en ‘s nachts is het veel te gevaarlijk om naar de plek te gaan. Narta ligt van heel Albanië het dichtst bij Italië en op het strand vindt drukke smokkelhandel van vooral drugs plaats. Jakhalzen en zeeschildpadden mogen niet op menselijke pottenkijkers gesteld zijn, maar drugssmokkelaars nog veel minder. Een vogel die we gezien hebben ga ik jullie toch noemen. Als we over een dijkje tussen de zoutpannen lopen, zien we ver weg door de scoop de griel. Dat zijn zulke geweldige vogels, ze lopen met kordate stappen en met priemende grote ogen rond en zijn met geen enkele andere vogel te verwarren. We houden grote afstand, want hij woont hier en houdt van zijn privacy, dus keren we om.
Na een heel lange ochtend stoppen we om half twee voor koffie. Maar als het woord ‘lunch’ valt, is Endora streng. De vorkstaartplevier wacht. Bij de koffie laat Endora een prachtig boekje zien met bijzondere soorten uit de omgeving. Ik zou het graag willen kopen, maar dat hoeft niet. We krijgen het als cadeautje van Endora. Zo aardig.
Horeca in Albanië
Zonder lunch gaan we op zoek naar de vorkstaartplevier. Hij heeft niet op ons gewacht, heel flauw. Albanië bevalt ons tot nu toe erg goed. Het is er niet alleen erg mooi, maar het land voelt ook prettig. De mensen zijn hier zonder uitzondering vriendelijk. De meeste mensen spreken Engels en willen graag een praatje maken. In Berat komt de ober ons vertellen dat Ajax gewonnen heeft. We hebben geen idee van wie, maar toch. Een andere keer wil de ober weten hoe je ‘Eet smakelijk’ zegt in het Nederlands en doet zijn uiterste best dat uit te spreken. Weer iemand anders blijkt ook in Nederland geweest te zijn in Almere en Leeuwarden en prijst ons land. Iedereen doet zijn best om te zorgen dat je je thuis voelt. In het hotel in Vlora zijn ze niet alleen aardig, het is een luxe hotel met marmeren trappen en in de kamer zijn snufjes die we thuis nooit zullen hebben. Zo heeft de badkamerspiegel twee tiptoetsen, een waarmee je het licht in de spiegel aan kan doen en een om de verwarming aan te zetten zodat hij niet beslaat als je doucht. De tweede avond besluiten we in het mooie hotel te eten en vragen de menukaart. Helaas de keuken is gesloten, maar de ober biedt aan om voor ons een bezorgpizza te bestellen. We hadden ‘s middags ons al verbaasd over de aflevering van pizza’s, terwijl de ober bestek aandroeg, maar nu snappen we waarom. We gaan toch maar even in de stad eten.
Llogara National Park
Vanaf Vlora rijden we via de Llogara Mountains langs de zogenaamde Albanese Riviera, de drukst bezochte en voor veel toeristen meest geliefde vakantiebestemming van Albanië. De Albanese Riviera bestaat uit een lang stuk kust langs de Ionische Zee waar het hele jaar door de temperatuur aangenaam is als je ervan houdt, het bijna altijd zonnig is, waar strand en zee is en dus is het gebied populair. Vanaf de bergen is het uitzicht op het strand en de zee echt mooi, maar waarom je niets anders doet dan je in veel te heet plakkerig zand, onder een benepen parasolletje, te laten verbranden, zullen wij nooit begrijpen. Onze rit gaat naar het Llogara National Park. Het Llogara National Park ligt in het Ceraunisch Gebergte in het zuidwesten van Albanië en loopt langs de Albanese Riviera. Het bergachtige park is door zijn ligging aan de kust volstrekt anders van karakter dan de eerdere berggebieden waar we geweest zijn. Er zijn alpenweides, verticale kliffen en vooral veel dicht bos bestaande uit dennen, sparren en loofbos. De gebogen en bijna mismaakte vorm van de alleenstaande bomen laat zien hoe de bomen hier de voortdurende wind van zee moeten zien te trotseren. In Llogara gaan we vanuit het hotel met Gesi een 9 km lange wandeling door het park maken. Gesi houdt perfect rekening met wat we leuk vinden (rondkijken) en wat we qua zwaarte van lopen wel en niet aankunnen. We hebben een heerlijke tocht en ook de wandelschoenen genieten extra nadat we ze verwend hebben met een grondige schoonmaak- en poetsbeurt. Uiteraard is de tocht best zwaar, want ze hebben in de bergen nooit begrepen dat vlak lopen veel makkelijker is dan klimmen en dalen, maar we genieten. Het bos is zo mooi. Doordat het hier vochtig is, hangen er enorme bossen groen mos aan de bomen en we struikelen over de nieuwe planten. Op de alpenweitjes staan net zoveel orchideeën als bij ons paardenbloemen. Niet een soort, maar diverse soorten en kleuren door elkaar. Bij het nuttigen van de lunch in een alpenweitje in de schaduw van een door de wind 7 verwrongen eik, hebben we uitzicht op de zee diep, diep onder ons De vrolijk gekleurde rode rotslijster en een prachtig in het licht vliegende slangenarend maken de dag compleet.
Lang geleden is Julius Caesar ons hier voorgegaan. Hij landde met zijn legioenen op het nabij gelegen strand van Palase en trok de bergen in over de Llogara pas naar een plek die later Caesars pas is genoemd. Wij gaan het Caesar pad op en komen op een plateau van waaraf je heel de omgeving kunt inspecteren. Vanaf daar zou Caesar de eigen en vijandelijke legers in de gaten gehouden hebben.
Porto Palermo
We vervolgen onze weg langs de kust en komen opnieuw een stukje geschiedenis tegen. In Porto Palermo staat het gelijknamige fort, gebouwd in opdracht van Ali Pasha van Tepelena. Hij leefde eeuwen later dan Caesar, maar was ook een flinke vechtersbaas. Als rasechte opportunist wist hij zich snel op te werken binnen het Ottomaanse rijk. Van omhooggevallen roverhoofdman bracht hij het tot heerser over Epirus, een rijk dat Albanië en het noorden van Griekenland omvatte. Hij werd berucht om zijn enorme seksuele activiteiten: hij hield er een harem van 500 vrouwen en jongens op na, die hij verzamelde uit de plaatselijke bevolking. Kennelijk hield hij toch tijd over voor politiek en begon meer en meer zijn eigen koers te varen en papte aan met de Engelsen die Napoleon vreesden. Hij kreeg Engelse kanonnen die nog steeds in het fort staan en veel goud en diamanten waar hij dol op was. Hij versloeg Napoleon in de Straat van Corfu, maar werd door zijn eigenzinnige koers door de Ottomanen van hoogverraad beschuldigd. Hij ontvluchtte Ioannina op 81 jarige leeftijd met zijn minnares, maar werd uiteindelijk toch vermoord. Het fort heeft een opmerkelijke driehoekige vorm en na de ingang volgt gelijk een bocht, zodat eventuele belagers al voordat ze binnen waren onder schot genomen konden worden. In de drie vleugels waren verblijven voor de soldaten, een immense gevangenis, de verblijven voor Ali Pasha en een vleugel voor zijn harem. Gek genoeg heeft het fort geen centrale binnenplaats, maar wel een vluchtweg voor Ali. Hij had geen zachtzinnig karakter. Alle werkers betrokken bij de bouw van de geheime vluchtweg, zijn vermoord. Het moest natuurlijk wel een echte geheime uitweg blijven. Ook van overspel verdachte haremvrouwen werden in een zak genaaid, in het meer gegooid en verdronken. Humor had hij wel: ze kregen wat suiker mee om de dood wat zoeter te maken.
Butrint
Ook onze eindbestemming van vandaag, Butrint, is een en al historie. Butrint, de bekendste archeologische site van Albanië staat sinds 1992 op de UNESCO werelderfgoedlijst. Het ligt op een schiereiland in het uiterste zuiden van Albanië aan een lagune aan de Straat van Corfu en heel dicht bij Corfu. In Butrint maak je letterlijk een wandeling door de tijd. Butrint was eerst een Griekse kolonie, later een Romeinse stad en vervolgens een bisdom. In de 4de eeuw v. Chr. was het een commercieel en maritiem centrum. Op de heuvel stond de akropolis, de oude bovenstad met aan de voet een groot amfitheater en een tempel gewijd aan Asklepios, de god van de geneeskunde. Dat het amfitheater later is gebouwd dan de tempel is – voor deskundigen – te lezen in de stenen van het amfitheater die vol teksten staan. In de restanten van de basiliek uit de 9e eeuw is nog een klein mozaïekje met een hartje te zien. Het is een enorme site waar veel te zien is en het bijbehorende museum is erg interessant. We zouden hier eigenlijk morgen heen gaan, maar Gesi heeft wat in de planning geschoven zodat we er nu aan het eind van de dag zijn. Een goed idee, want niet alleen de temperatuur is nu veel aangenamer, maar het is ook rustig. Er komen duizenden toeristen per dag en wij hebben de plek voor onszelf. Als laatste doen we het museum dat gewoon om 7 uur nog open is.
Dat we dicht bij Griekenland zitten ontdekken we de volgende ochtend. We gaan naar de lagune van Butrint en moeten om half zeven klaar staan. De wekker en voor de zekerheid de telefoon staan op half zes. ‘s Morgens gaat de wekker en we zijn verbaasd dat het wekkertje nog niet af is gegaan, totdat Rik beter kijkt. De telefoon heeft de Griekse tijd aangehouden en ons dus een uur te vroeg wakker gepord. We draaien ons nog maar een uurtje om. Telefoons horen niet te denken. Onze verdere avonturen komen in de volgende brief aan bod, want de acht kantjes zijn weer vol.