Zesde rondzendbrief Midden Amerika 2014
Naar Guatemala
De vijfde brief ben ik gestopt in het mooie Cerro Azul Meambar National Park. 's Avonds na het eten gebeurt er iets opmerkelijks: het gaat regenen en niet zo'n klein beetje ook. Zulke tropische stortbuien horen bij het natte winterseizoen, maar zijn voor de zomer hoogst ongebruikelijk. Het blijft uren hard regenen en we vrezen voor de wandeling met Theo (gids) morgenochtend. Met zulke steile hellingen en bodem veranderen de wandelpaden in gladde glijbanen. Gelukkig valt het de volgende ochtend mee en Theo kiest een mooi breed pad zonder veel klimmen en dalen. We zien ontzettend veel. Geloven jullie me nog als ik vertel dat we in één boom twee verschillende soorten toekans en een grote specht met een knalrode puntkop zien?
Jammer dat we hier maar één nachtje blijven, het is echt een fijne plek. Maar we gaan door. Via San Pedro Sula en de Caribische kust waar we nog een Spaans fort bewonderen, gaan we richting grens Guatemala. De grens stelt weer helemaal niets voor. Dat komt vooral ook omdat Saul iedereen bij de grens kent en hartelijk begroet. We hoeven bij de grens zelfs niet van auto te wisselen, Saul brengt ons helemaal tot aan Rio Dulce, onze eerste bestemming in Guatemala op ongeveer anderhalf uur rijden van de grens.
Achtergronden Guatemala
Guatemala is ongeveer 2,5 keer zo groot als Nederland en heeft 13 miljoen inwoners. Al voor de koloniale tijd kende Guatemala een hoogstaande beschaving met talrijke Maya stadstaten. Rond 900 was het Mayarijk over haar hoogtepunt heen en vervielen steden en nam de bevolking af, waarschijnlijk als gevolg van hongersnoden door overbevolking, langdurige grote droogtes en ziektes. Er bleef echter tot de komst van de Spanjaarden een Mayabeschaving bestaan. Ook nu heeft Guatemala een hoog percentage aan inheemse bevolking. Hernán Cortés die de verovering van Mexico geleid had, verleende Pedro en Gonzalez de Alvarado permissie om Guatemala te veroveren. Ook hier duurde de Spaanse overheersing tot 1821.
Een van de namen van het eerste uur na de onafhankelijkheid is die van Rafael Carrera die tegen de Federale Republiek van Centraal Amerika was. Hij hield – gesteund door conservatieven, de kerk en grootgrondbezitters – tot 1865 het land stevig in zijn greep. In de jaren '70 van de 19e eeuw werd onder een liberale regering de handel gestimuleerd en de landbouw gediversificeerd. In die tijd werd de koffie geïntroduceerd. Begin 20e eeuw kwam – in het zadel geholpen door de Amerikaanse United Fruit Company – voor meer dan twintig jaar Cabrera aan de macht. In die tijd was de United Fruit Company een van de machtigste factoren in het land. In 1944 moest na een golf van protesten en stakingen als gevolg van erbarmelijke werkomstandigheden op de plantages, de toenmalige president terugtreden. Later dat jaar volgde een coup en kwam een militaire junta aan de macht die de eerste vrije en democratische verkiezingen uitschreef. Arévalo, een prominente schrijver en onderwijzer die 14 jaar in ballingschap in Argentinië had gezeten, won met 86% van de stemmen de verkiezingen. Hij voerde onder meer nieuwe arbeidswetten in die door de grootgrondbezitters als communistisch werden bestempeld. Zijn opvolger voerde landhervormingen door, waardoor arme en inheemse boeren stukjes grond kregen en een bestaan op konden bouwen. In 1954 werd zijn regering omver geworpen door een door de CIA georkestreerde coup voornamelijk om de belangen van de United Fruit Company (later Chiquita) veilig te stellen.
Net als in andere Midden-Amerikaanse landen werden er rebellengroepen opgericht om op te komen voor de rechten van de arme en inheemse bevolking. En net als in de andere landen trainde de VS een junta om een schrikbewind tegen de rebellen en de gewone bevolking uit te voeren. Dit leidde tot een burgeroorlog die van 1960 tot 1996 zou duren. Doodseskaders en regeringen die niet terugdeinsden voor terreur, martelingen en verdwijningen maakten van Guatemala een internationale paria. In 1996 werd een door de VN opgesteld vredesakkoord dankzij zware inspanningen van onder meer Noorwegen en Spanje zowel door de guerrilla's als door de regering ondertekend. Waarheidscommissies hebben aan het licht gebracht dat meer dan 90% van de mensenrechtenschendingen toe te rekenen zijn aan de door de CIA gesteunde paramilitairen. Er vielen meer dan 200.000 doden en meer dan 1 miljoen mensen (voornamelijk Maya's) werden van hun land verdreven of vluchtten.
Sinds het vredesakkoord kent Guatemala economische groei en vrije democratische verkiezingen. Het verschil tussen arm en rijk is nog steeds heel groot en meer dan de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Nog geen 75% van de bevolking kan lezen en schrijven, het laagste percentage in heel Midden-Amerika. Vanwege haar strijd voor burgerrechten voor de inheemse bevolking heeft Rigoberta Menchú uit Guatemala in 1992 de Nobelprijs voor de Vrede gewonnen. Haar boeken 'Ik, Rigoberta Menchú' en 'Grenzen oversteken' zijn erg populair.
Rio Dulce en Livingston
Livingston.
Terug naar de reis. De plaats Rio Dulce ligt aan de gelijknamige rivier die in de Caribische zee uitmondt en aan het Izabal meer. Vanuit Rio Dulce maken we een tocht over de rivier naar Livingston, een plaats die alleen per boot te bereiken is en in alle opzichten afwijkend is. In de 18e eeuw mengden veel Afrikaanse slaven (ontsnapt of slachtoffer van een schipbreuk) zich met de inheemse bevolking van de Caribische eilanden en dan vooral van het eiland St. Vicente. In de loop van de tijd ontstond uit de mix van Afrikaanse en Caribische invloeden een geheel nieuwe cultuur die nu bekend staat als de Garifuna, met hun eigen taal en tradities. De Garifuna weerstonden lang alle veroveringspogingen, maar eind 18e eeuw kwamen ze toch onder Brits gezag. Veel Garifuna trokken naar de kust van Honduras, Guatemala, Belize en Nicaragua. Livingston is zo'n Garifuna dorp met naast de Garifuna, ook Maya's en Ladino's. Het multiculturele Livingston is niet het enige doel van de reis. De Rio Dulce rivier is minstens even indrukwekkend. Niet alleen zien we weer ontzettend veel vogels (veel bruine pelikanen), maar ook velden vol smalbladige waterlelies, prachtige houten huisjes op palen in het water en een indrukwekkende kloof die soms uit een kale kalkklif bestaat, maar grotendeels uit tropisch regenwoud dat totaal geen hinder lijkt te hebben van de verticale kloofwanden.
Bij het hotel hoort ook een stuk regenwoud en een opener stuk land. Daar wandelen we zowel na terugkomst uit Livingston als de volgende ochtend voor vertrek. Opnieuw zien we veel vogels en bijna elke dag zien we nieuwe soorten.
Naar Cobán
Vanuit Rio Dulce worden we met de boot teruggebracht naar de vaste wal waar we opgewacht worden door Lionel en Cesar (de derde van deze reis) die ons naar Cobán brengen. Het is een lange reisdag met een leuke verrassing van Lionel en Cesar. Ze vragen of we zin hebben om naar een natuurpark te gaan dat een stukje van de weg af ligt. Staat helemaal niet in het reisschema, maar wij zijn er natuurlijk voor in. We komen terecht in een recreatiepark, Las Conchas, waar ze een reeks getrapte, brede watervallen hebben. Vanuit een uitzichttoren heb je prachtig zicht op alle afgeronde brede plateaus van de watervallen. Aan alles is gedacht: barbecues, banken en picknicktafels (die kan je net als plastic stoelen, huren), zwemplekken met kleedhokjes, toiletten en zelfs een (onbemande) EHBO-post. Ook het toegangshokje is leeg, wat beide heren veel plezier bezorgt, want nu kunnen we er gratis in. Reuze aardig dat ze ons ongevraagd hier mee naartoe nemen.
Omdat we over Cobán het een en ander gelezen hebben over onveilige plekken, informeren we bij Lionel en Cesar naar de veiligheid in de stad. Ze adviseren hetzelfde als wat wij gelezen hebben. De kerk hoog op de heuvel moet je alleen tussen 9 en 4 bezoeken en het grote park van de stad kan je beter in aanwezigheid van de toeristenpolitie bekijken. Toevallig vertelt Lionel dat hij morgen twee watervallen dichtbij het Biotopo Mario Dary Rivera gaat bezoeken. We spitsen onze oren, want dat park stond bovenaan ons lijstje van activiteiten voor de eerste dag in Cobán. Na wat doorpraten hebben we een mooi plan. Lionel komt ons morgen vroeg ophalen. Dan gaan we eerst naar de Ranchito, een privé plek waar veel aantrekkelijke bomen voor de quetzal staan en waar de kans op het zien van de quetzal wat groter is dan op andere plekken. Daarna gaan we naar Biotopo Mario Dary Rivera ofwel Biotopo del Quetzal. Als laatste gaan we dan met Lionel mee naar zijn twee watervallen.
Biotopo del Quetzal
Gisteren konden we uitslapen tot tien over vijf, maar voor de excursie met Lionel gaat de wekker op kwart over vier. Als we willen vertrekken is de onvindbare bewaker zo vast in slaap dat wij het hek en de poort niet uit kunnen en Lionel vanaf de andere kant niet binnen kan. Na veel gebel en geklop brengt de telefoon van Lionel redding. Daar wordt de bewaker (gisteren ober in het restaurant) eindelijk wakker van.
Biotopo Mario Dary Rivera ofwel Biotopo del Quetzal bestaat uit steil en dicht nevelwoud en is bedoeld om het biotoop van de quetzal en de vele andere dieren uit het nevelwoud te beschermen. Het is een enorm reservaat met een piepklein deel dat bestemd is voor toerisme en ander gebruik. Je kan er twee wandelingen (resp. 2 en 4 km) over de steile hellingen maken. Het overgrote deel bestaat uit een beschermd en niet toegankelijk gebied. Het reservaat is vernoemd naar Mario Dary Rivera, een bioloog en professor die zich jarenlang ingezet heeft voor de bescherming van het nevelwoud en de quetzal. Hij liep daarbij de grote, machtige houtbedrijven voor de voeten en werd in 1988 vermoord. Zijn strijd is uiteindelijk wel beloond met dit reservaat. Tegenwoordig zien meer mensen het nut van natuurbescherming in en vind je veel privé reservaatjes die samen een corridor vormen naar andere natuurparken in Guatemala. Noch bij de Ranchito, noch bij de Biotopo de Quetzal zien we de quetzal, de nationale vogel van Guatemala die zelfs naamgever van de nationale munt is. Ondanks dat hebben we een prachtige dag met een geweldige wandeling van 3,5 uur in het nevelwoud. Van de enorme boomvarens die er voor ons allemaal hetzelfde uitzien hebben ze maar liefst 12 soorten. We zien prachtige bromelia's, orchideeën, heliconia's en andere kleurige bloemen.
Toch geen watervallen
Na de lunch blijkt dat we niet naar de watervallen gaan. Lionel heeft met de eigenaar gepraat en het pad is nu te slecht. We gaan wel nog langs bij een terrein waar ze vooral bronbaden hebben. Ook hier kan je tafels huren, zwemmen en zelfs met een bootje varen. Ze hebben een paar hutjes om te overnachten en een terreintje waar camping bij staat. Op ons komt het allemaal wat primitief over. De tafels bestaan uit een poot van autobanden die gefixeerd zijn met beton en een tafelblad van beton, De banken zijn ook van beton met wat tegels er op. Het bronnenbad is een kale, rechthoekige bak met veel bladeren en een natuurlijke vloer van keien. De terrassen op de heuvel zijn afgezet met autobanden, maar staan wel weer vol mooie, bloeiende planten. Het speeltuintje bestaat uit een verveloze wip en glijbaan. Kortom geen vier-sterren plek, maar eigenlijk is er helemaal niets mis mee. Je komt het alleen in het westen zo niet tegen. De eigenaar heeft een kast met een bijzondere Maya verzameling. Bij het terrein ligt een heuvel en rondom en op die heuvel zijn beeldjes, restanten van kruiken, maskers en andere Maya attributen gevonden. Het allermooiste is een beeldje van een vrouw gemaakt uit een stalagmiet. De vrouw houdt met haar handen de mand op haar hoofd vast en draagt een grote ketting. Aan de achterkant van het beeldje zie je de ketting in haar nek doorlopen.
Semuc Champey
Cultuurverschillen blijven raadsels opleveren. De trip naar Semuc Champey is daar een mooi voorbeeld van. Op onze voucher staat dat we om 7 uur opgehaald worden. Het ontbijt begint pas om 7 uur, dus we gaan informeren of we eerder kunnen ontbijten, zodat we niet twee dagen achter elkaar het ontbijt mislopen. Volgens de receptie vertrekken we om 8.15. We laten de voucher zien en de receptioniste moet toegeven dat er 7 uur staat, maar volgens haar gaan we helemaal niet met Cobán Travels zoals de voucher zegt maar met Maya'ch. Ze gaat bellen met Sacbé onze agent voor Guatemala. Die weet het ook niet en belooft terug te bellen. Na een half uur wachten op de kamer gaan we opnieuw naar de receptie. Weet ze al meer? Da's waar ook. Nee, maar ze gaat weer bellen. Nu blijkt dat Sacbé zowel bij Maya'ch als bij Cobán een trip voor ons geboekt heeft. Dat is overdreven en in opdracht van Sacbé cancelt de receptioniste de Cobán trip. Ontbijt is dus geen probleem meer.
Als ze ons 's morgens om over half negen op komen halen, stelt gids Leon zich voor en vertelt dat we eerst in twee uur naar Languin rijden en vervolgens over moeten stappen in een 4WD-jeep. Vanwege de regen moeten we in Languin wachten tot de weg naar Semuc Champey gemaakt is. Na vertrek rijden we een tankstation binnen. In plaats van te gaan tanken, bestellen beide heren een maaltijd en koffie. Als ze die genuttigd hebben, vertrekken we weer. We slaan twee hoeken om en stoppen opnieuw. Gids Leon stapt zonder een woord te zeggen uit en we zien hem nooit meer terug. Waarom was hij er dan bij? We hebben vandaag een groepsexcursie, maar wij zijn de groep en we rijden met een zwijgzame chauffeur – die niet voorgesteld is door Leon – verder. In Languin wijst hij dat we over moeten stappen op een soort vrachtwagen. Iemand anders wijst ons de wc, vertelt dat de rit drie kwartier duurt en dat we meteen vertrekken. De 4WD-jeep blijkt een open vrachtauto te zijn waarbij je in de achterbak moet staan. We klimmen dus maar achterin, later gevolgd door twee dames van rond de dertig. Van een gids die onderweg iets over het landschap of de te bezoeken punten vertelt, is geen sprake. Af en toe krijg je een brokje informatie van zomaar iemand en dat is het. De weg is echt bar slecht en je hebt twee armen en zeebenen nodig om je staande te houden. Het woord comfort is hier niet uitgevonden. Kort na vertrek is de weg weg. Een enorme groep mannen is bezig om plastic pijpen na verwarming boven een vuurtje eerst in en later uit elkaar te schuiven. De buizen verdwijnen in een goot in de weg en vervolgens komt een grote graafmachine de weggegraven hoop aarde weer terugleggen op de weg. Als die klaar is, kunnen we verder over de slechte weg die maar 10 km is, maar waar we vijf kwartier over doen.
Aangekomen in Semuc Champey draagt de chauffeur ons op om om half drie terug te zijn. Er springt een lenig mannetje voor ons, duwt een plastic zakje en een flesje water in ons handen (onze beloofde packed lunch) en zegt dat hij Badul heet en onze gids is. Hij doet erg zijn best. Semuc Champey hoort thuis in de reeks karstverschijnselen. Het geheel bestaat uit een serie van zeven natuurlijk gevormde terrassen. Bij het hoogste terras zie je de kolkende Cahabon rivier een kloof instorten en bij 'el sumidor' onder de grond verdwijnen. De terrassen vormen samen een brug en 300 meter verder, aan het eind van de terrassen komt een grotere, nog harder kolkende Cahabon rivier door drie grote gaten onder het laagste plateau uit. Het water van de rivier heeft het kalkhoudende gesteente onder de terrassen opgelost en is zo veranderd in een ondergrondse rivier. De terrassen met vriendelijke watervalletjes en prachtig turquoise water zijn een zwemparadijs voor iedereen die van zwemmen houdt en lijkt een must voor backpackers. De terrassen en de rivier liggen midden in een dicht en steil tropisch regenwoud en het is werkelijk een bijzondere plek.
Naar Languin
Tweede excursiepunt van vandaag zijn de druipsteengrotten van Languin. Het heten prachtige grotten te zijn met een verlicht pad van 400 m waar je 45 minuten over doet. Al in Semuc Champey komt Badul vertellen dat Languin een beetje een probleem is. Hebben we licht bij ons, want in de grot is geen licht en het is er erg glad. Badul weet inmiddels dat we niet van glad houden, omdat we na de stortregen van gisteren het steile, gladde pad naar het uitzichtpunt opgegeven hebben. We besluiten maar even af te wachten. Om half drie is er geen vrachtwagen voor de terugweg en als we na een poos wachten gaan informeren, belt Badul waar de vrachtwagen blijft. Die heeft een lekke band. Als de vrachtwagen uiteindelijk komt, besluit ik brutaalweg te vragen of ik niet voorin kan zitten. Per slot zijn wij veruit de oudste reizigers – Rik blijft liever bovenop staan vanwege de foto's – en als oude vrouw heb ik zo mijn rechten, toch. Dat mag en de chauffeur is een aardige jongen van ongeveer 20 met al een zoon van twee maanden en keiharde reggae (denk ik, ik heb er geen verstand van) muziek op. Ze hebben hier echt nog geen benul van toerisme. Allereerst bied je zelf natuurlijk de plaats binnen aan de toeristen aan en hier zou niemand de muziek zo vol opendraaien. De terugweg duurt vanwege langdurige werkzaamheden op een ander punt weer vijf kwartier. Als we staan te wachten, gebeurt er in de jeep voor ons iets grappigs. Drie mannen roken een sigaret. Niet heel bijzonder, maar ze roken met z'n drieën één sigaret die ze na een paar trekjes aan elkaar doorgeven. Je ziet mensen hier ook losse sigaretten kopen. Eerder heeft de chauffeur mij een sigaret aangeboden, een uiterst hoffelijk gebaar dus.
Terug in Languin stappen we weer terug in ons busje samen met de gids en nog twee andere mensen om naar de grotten te rijden. De grotten van Languin kunnen we iedereen afraden. Er is inderdaad geen licht meer, de paden en schuine traptreden zijn spekglad en leuningen of touwen voor houvast ontbreken. Ander groot nadeel van een onverlichte grot is dat er nog zulke prachtige formaties kunnen zijn, maar dat je er met je zaklantaarn maar bitter weinig van ziet. Badul heeft zelf alleen een speelgoed-zaklantaarn die ook nog eens met plakband aan elkaar hangt. We hebben op eerdere reizen al zulke mooie druipsteengrotten gezien, dat we heel snel beslissen dat we hier niet gaan stumperen op de gladde treden van het nauwelijks zichtbare pad om toch niets te kunnen zien. Het is nu tijd om terug naar Cobán te gaan. We zetten Badul af in Languin en vervolgens stappen er steeds meer lokale mensen in. Dat bevalt ons niet erg. Natuurlijk hebben we geen bezwaar tegen bekenden van de chauffeur die mee willen rijden, maar met willekeurige mensen weet je maar nooit wat je binnenhaalt en we blijven per slot rijke westerlingen. Bovendien betalen wij de tocht, dus ze kunnen op zijn minst even met ons overleggen. Nog ongehoorder is dat een man die zich een beetje opstelt als een gids, maar waar we verder niets mee te maken hebben, geld int van de passagiers.
Los van de punten waar je voor gaat, is zo'n excursie een ervaring op zich. Van de meeste dingen zien we de humor wel in en die zijn ook leuk om mee te maken (zelfs de oncomfortabele 4WD-jeep), want bijna iedereen doet heus zijn best. Maar aan de truc met de betalende passagiers als bijverdienste ergeren we ons wel. Dat hoort niet en dat gebeurt ook nergens. Slechte aantekening voor Maya'ch!
Pizza
We zijn pas om half zeven terug en gaan eten bij een soort fastfood tent. Daar hebben we weer zo'n geweldige ober. Als we een pizza met losse ingrediënten bestellen, wijst hij ons erop dat ze een pizza van het huis hebben met naast al onze gekozen ingrediënten nog extra ingrediënten voor minder geld. Als we die bestellen (de middenmaat voor z'n tweeën), wijst hij aan dat er een vrijdag-actie 2 voor de prijs van 1 is. Dus als we twee kleine pizza's bestellen zijn we veel goedkoper uit. Hij vertelt dat we 15 minuten op de pizza moeten wachten en wil vervolgens weten hoe je dat in het Engels zegt. Omdat het erg moeilijk is om dat uit te spreken en te onthouden, bied ik aan om het voor hem op te schrijven. Hij oefent heel hard op zijn mooie Engelse zin. Zo wordt zelfs een fastfood restaurant leuk.
Antigua
Vanuit Cobán reizen we door naar Antigua, voluit Antigua Guatemala. Het was de derde hoofdstad van Guatemala in de koloniale tijd na Ciudad de Santiago dat verlaten werd vanwege aanhoudende aanvallen van de Kaqchikel en na Valle de Almolonga dat in 1541 door de Agua vulkaan werd verwoest. In 1543 werd Antigua de nieuwe hoofdstad van het ‘Capitanía General de Guatemala’, ook wel het Koninkrijk van Guatemala genoemd, dat het grootste deel van Midden-Amerika omvatte. Het zou voor meer dan 200 jaar één van de belangrijkste steden van het koloniale rijk zijn. In 1717 trof een aardbeving de stad en verwoestte meer dan 3000 gebouwen. Na een nog desastreuzere aardbeving in 1773 werd besloten de hoofdstad nog een vierde maal te verplaatsen en sindsdien is Guatemala stad de hoofdstad. Sindsdien heet de stad Antigua (oud) Guatemala. De stad is beroemd vanwege zijn overdaad aan koloniale gebouwen, voornamelijk in de speciale 'Antigua barok' stijl met veel stucwerk. Veel van de gebouwen en vooral kerken zijn als ruïnes bewaard gebleven en Antigua staat dan ook volledig terecht op de wereld erfgoedlijst.
Antigua is een aangename en mooie stad en wij vinden het de mooiste van alle steden die we tot nog toe bezocht hebben. We komen tijd tekort om alle leuke straatjes, ruïne-kerken en koloniale gebouwen te bekijken. Meestal zijn we niet blij als we op zondag in een stad zijn, omdat dan veel dicht is. Maar hier boffen we. Op zondag is er ter ere van het begin van de vastentijd een processie die van 11 uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds duurt en de stad is vol met prachtig geklede, lokale toeristen. Het duurt lang voordat we de processie bereiken, omdat we op weg naar de processie steeds zulke mooie dingen tegenkomen dat we die maar eerst doen. Een van die punten is de San Francisco kerk met kloosterruïne. In de kerk ligt Hermano Pedro de Betancourt (naamgever van ons hotel) in zijn tombe. Hij is vermaard om zijn wonderen. Drommen mensen komen naar de kapel, speciaal gebouwd voor zijn tombe. In de ruïne is ook een museum aan hem gewijd, waar relikwieën, doodskleed, habijt tot zelfs zijn uiterst oncomfortabele onderbroek (geen foto toegestaan) worden tentoongesteld. In een apart kamertje zijn alle dankbetuigingen voor zijn wonderen verzameld. Er hangen krukken, brillen, protheses van alle ledematen, korsetten en natuurlijk talloze briefjes van mensen die menen hun genezing aan hem te danken te hebben. Ook zijn er grote collages van kleine fotootjes van mensen die allemaal door Pedro geholpen zijn. Wij vinden dat grappig om te zien, maar de andere bezoekers (uitsluitend uit Guatemala) zijn zeer onder de indruk. Op de parkeerplaats zien we hoe een priester met de wijwaterkwast een nieuwe jeep en later een motor zegent. Wij kunnen ons bij zulke geloofsuitingen (geldt eigenlijk voor alle geloofsuitingen) helemaal niets voorstellen, maar de jeepeigenaar straalt bij zijn gezegende jeep.
Op het moment dat we de kerk verlaten, komt net de processie voorbij. Hart van de stoet vormt een zwaar, zeker door 60 heel langzaam vooruit schuifelende mensen gedragen, altaarstuk met heiligenbeelden, een Christus met kruis en een sierboog. Het wordt begeleid door vals spelende muziekkorpsen en drommen mensen in paarse gewaden. Die paarse gewaden huur je van de kerk als je je inschrijft voor de processie en daar is duidelijk veel belangstelling voor. De stoet wordt vergezeld door een leger verkopers met ijs, ballonnen, paarse poppetjes, nootjes, snoep, chips, tassen, sjaaltjes, sigaretten, sieraden en alles wat je kan verkopen. Als afsluiting rijdt een vuilniswagen waarin een grote groep straatvegers de opgeveegde rommel van straat gooit.
Omdat het papier snel vol raakt, zal ik niet teveel schrijven over de rest van Antigua. Nog twee kleine dingetjes. Op het uitzichtpunt, Cerro de la Cruz, staat een souvenirverkoopster die een klein zoontje en een nog kleiner dochtertje heeft. Het kleine meisje zit op de trap te huilen. Onmiddellijk komt grote broer aangesneld, grijpt met zijn kleine knuistje haar handje beet en troost haar. Hij laat haar niet meer los en spreekt haar bemoedigend toe. Al snel is ze haar tranen vergeten en samen klauteren ze over de hoge treden naar boven. Hij laat haar pas los als ze veilig bij mams zijn. Vertederend om te zien hoe liefdevol en zorgzaam hij voor haar is. Even later horen we weer gehuil. Nu zit grote broer hartstochtelijk te snikken. De kleine meid zit stokstijf naar hem te kijken, Haar wereldje lijkt ingestort nu grote broer het niet meer ziet zitten. Snel daarna dollen ze alweer saampjes op het gras. Een aandoenlijk stel.
Tot slot van Antigua de opvallende pindaverkoper op het plein die niet met een kraampje pinda's staat, maar zijn pinda's in een volle kruiwagen voortduwt.
Pacaya vulkaan
Vanuit Antigua beklimmen we de Pacayavulkaan. Het is een spectaculaire vulkaan en een van de actiefste in Guatemala. Nadat de vulkaan zich een eeuw lang slapend had gehouden, kwam er een grote eruptie in 1965 en sindsdien is de vulkaan voortdurend actief. In 2010 heeft een enorme eruptie plaatsgevonden waarbij stenen en as tot 1,5 km hoog werden gespuwd. Zelfs Guatemala stad werd met een 8 cm dikke as- en zandlaag bedekt. In de dorpjes rondom de vulkaan gingen de oogst, het vee en de huizen verloren. Acht dagen voor onze komst is de vulkaan uitgebarsten en is het park drie dagen dicht geweest. We zien nu een groot vers lavaveld liggen. Over de grote lavasteen uit 2010 lopen we rond. De lava is warm door de oppervlakkig gelegen magmakanalen eronder en op sommige punten komen zwaveldampen naar buiten of kan je onder de stenen de roodgloeiende lava zien. Verstandig om hier een gids mee te nemen. De gids woont in een dorp vlakbij de vulkaan en heeft al vijf keer een nieuw huis moeten bouwen. Van verhuizen kan geen sprake zijn. De overheid draagt niets bij en dan is het voor de meeste mensen financieel onmogelijk.
Atitlán meer
Na het karstrijke kalkgebergte bij Cobán en het vulkanische gebied rondom Antigua blijven we op hoogte. We gaan nu naar de westelijke hoogvlakte waarin het Atitlán meer ligt. We zien nu onderweg vooral droger bos met veel eiken, dennen en cipressen. Het meer heeft een vulkanische oorsprong en is een volgelopen caldera die ontstaan is bij een eruptie die 84.000 jaar geleden plaatsvond. Het is een groot en diep meer en hoog boven het meer torenen drie vulkanen uit die het meer een uitzonderlijke schoonheid geven. Alexander von Humboldt (van de pinguïn en de golfstroom in Peru) noemde het 'het mooiste meer ter wereld'. In 1995 werd het gebied rondom het meer uitgeroepen tot nationaal park, alhoewel je dat met een korreltje zout moet nemen. Om toerisme te bevorderen, moest het meer populair worden bij hengelaars en werd er baars uitgezet. De baars vrat alles op dat voor zijn bek kwam en twee derde van de inheemse vissoorten stierf uit, net als een aantal vogelsoorten die van de vis afhankelijk waren. De bewoners die altijd van de garnalen en krabbenvangst geleefd hadden, moesten omzien naar nieuwe middelen van bestaan. In 2005 zorgde zware regens en de orkaan Stan voor veel schade en het gebied rond Lake Atitlán werd zwaar getroffen. Er vielen 1400 doden en 5000 mensen raakten dakloos. Agatha, een zware storm in 2010, veroorzaakte opnieuw veel schade. Sindsdien is de infrastructuur weer hersteld, maar de waterzuiveringsinstallatie die in 2005 verloren ging, is nog steeds niet hersteld, zodat de dorpjes direct op het meer lozen. Volgende bedreiging van het meer vormen de mensen met veel geld die zonder enig respect voor natuur en omgeving op de meest idyllische plekken langs het meer terrein opkopen om er luxueuze en met het landschap detonerende villa's te bouwen.
Aan het meer liggen een aantal Maya dorpjes waarin de oorspronkelijke cultuur nog grotendeels bewaard is gebleven. Wij bezoeken een aantal van die dorpjes, sommige per tuc-tuc, andere per boot. Een van de leukste dorpjes is San Antonio de Palopó waar we met de tuc-tuc heen gaan. Als we voor de kerk stoppen, worden we gelijk aangesproken door twee vrouwen die hun geweven doeken aan ons willen verkopen. Een van de twee, Maria, is een geboren verkoopster. Ze dringt aan, maar op zo'n leuke manier dat je er vanzelf vrolijk van wordt. Aangezien de vrouwen leven van de verkoop van hun zelf geweven stoffen, kopen we van alle twee iets. Maria kunnen we niet gepast betalen, maar natuurlijk is dat geen probleem. Ze duwt haar hele stapel doeken in mijn armen en trippelt weg naar een winkel om daar te wisselen. Nu moeten we mee maar de aardewerkfabriek. We slaan beleefd af, maar daar is bij Maria geen sprake van, we gaan mee. Onderweg wil ze weten hoe ik heet en of ik getrouwd ben. Ja, en Rik is mijn man. Daar is ze heel verbaasd over, maar ze wordt ook erg nieuwsgierig. Hoe is zo'n baard nu? Rik heet ook geen Rik, maar Santa Claus en aan iedereen vertelt ze dat Santa Claus er is. Ze wil graag weten hoe zo'n baard voelt en dus mag ze even aan Rik voelen. Ze aait voorzichtig over de baard en slaakt een gilletje. Iedereen moet het weten en alle vrouwen staan Rik giechelend aan te staren. We durven niet te zeggen wie van ons vandaag het meest bijzondere heeft gezien. Baarden zie je hier niet en tussen al dat zwarte haar is zo'n Santa Claus met witte baard waar je ook nog even aan mag voelen wel heel spectaculair.
Maximóm.
Met de boot doen we Santiago Atitlán aan, de grootste en oudste Maya gemeenschap langs het meer en beroemd vanwege zijn Maximóm. Maximóm, een god van de Tz'utujil Maya is een mengsel van de Mayagoden, de katholieke heiligen en de legendes over de conquistadores. Het is in alle opzichten een bijzondere god, want hij houdt van drank (rum), roken en slapen. Maximóm wordt verzorgd door een lokale broederschap en verhuist elk jaar naar een ander huis van een van de leden van de broederschap. Zelf kan je Maximóm dus niet vinden, maar als de boot bij de kade aankomt, verdringen de aanbieders zich om je naar Maximóm te brengen. Wij slaan alle aanbiedingen af tot we uit de drukte zijn en accepteren dan een redelijk geprijsd aanbod. Maximóm, een pop met een houten hoofd, zit in een kamer met links van hem Christus in een kist en rechts van hem een altaar voor San Juan. Hij is gekleed in een vilten hoed en een westers pak en heeft een rokende sigaret in zijn mond. Uit zijn colbert steekt geld. Hij wordt geflankeerd door twee sjamanen die na een dag vervangen worden door twee nieuwe leden van de broederschap. Heb je zorgen of problemen, kan je die vertellen aan de sjamanen, die leggen het voor aan Maximóm die de sjamanen antwoord geeft. Je moet wel op tijd komen, want in de loop van de middag wordt Maximóm naar boven gebracht waar zijn bed is en waar hij tot de volgende morgen slaapt. De Semana Santa (de week voor Pasen) is een drukke week voor Maximóm. Zijn houten hoofd wordt dan gewassen, hij wordt opnieuw gekleed en naar een kapel op het plein gedragen. Op Goede Vrijdag als de grote processie met het Christusbeeld uit de kathedraal plaatsvindt, doet Maximóm ook mee en vindt er een symbolische confrontatie plaats tussen Maximom en Christus. Daarna mag Maximóm naar huis om te roken, te drinken en te slapen. In mei verhuist hij naar een nieuw adres voor het komende jaar. Voor ons is het een leuk ritueel, maar voor de Maya is Maximóm net zo'n serieuze zaak als voor alle andere geloven hun eigen god.
Chichicastenango
Chichicastenango.
De laatste volle dag in Panajachel aan het Atitlán meer hebben we geluk. Het is vandaag stralend helder weer en nu kunnen we eindelijk zien dat von Humboldt gelijk had. Het meer met de vulkanen San Pedro, Tolimón en Atitlán is werkelijk prachtig. We rijden naar Chichicastenango waar op zondag en donderdag een grote markt is, Maya's uit de hele regio komen dan naar Chichi om er hun waren te verkopen en/of spullen te kopen. Vrijwel alle vrouwen en een enkele man lopen in hun traditionele kleding wat de markt tot een kleurrijk en druk spektakel maakt. Omdat alle toeristen de markt willen zien, zijn er nu ook kraampjes die louter toeristenrommel verkopen, maar het overgrote deel van de markt is toch voor en door de lokale bevolking. Alles kan je er kopen. We zien kramen vol borduurgaren en strengen wol voor het maken van de geborduurde stoffen en ook kraampjes met patronen van de borduurmotieven. De voertaal op de markt is de lokale Mayataal. Als je hier bent, geloof je wel dat Guatemala een hoog percentage inheemse bevolking heeft.
Afscheid Panajachel
's Middags is het tijd voor een natuurtochtje. Met een gids (deze keer met boswachterskleren, een goede kijker, dezelfde vogelgids als ik en Engelssprekend) gaan we naar een dichtbij gelegen natuurreservaat. Alhoewel noch de tijd ('s middags), noch het weer (het waait hard) ideaal is, zien we heel veel, waaronder een prachtig blauw gekleurde bluebird.
Morgen reizen we weer verder vanaf Panajachel en over een paar dagen gaan we voor even Mexico in. Daarover vertel ik in de volgende rondzendbrief wel weer.