Zevende rondzendbrief Midden Amerika 2014
Takalik
In de vorige brief had ik jullie verteld over het mooie Atitlánmeer. Vanaf het Atitlánmeer op 1500 meter hoogte, rijden we weer naar de Pacifische laagvlakte voor een stop in de buurt van de ruïnes van Tak'alik Ab'aj'. We logeren bij de Takalik Maya Lodge en hebben een heel programma inbegrepen. We verwachten een groot complex à la Tortuguero, maar niets is minder waar. Bij de lodge is een groot terrein met een koffieplantage, een rubberplantage, macadamianoten en cacao. De lodge zelf staat midden in het tropisch regenwoud. Het geheel is een project waarbij de lokale gemeenschap is betrokken in een soort fair-trade partnerschap. We logeren in een huisje dat bijna uitsluitend van natuurlijk materiaal is gemaakt en een prachtige badkamer heeft met een enorme stenen badkuip met houten vlonder er in. Je verwacht dat in de badkuip nog de Romeinse centurions hebben gebaad. Elektriciteit is er niet. We hebben twee olielampen in de kamer en één in de badkamer. Die steken ze voor je aan als het donker is en als je gaat slapen blaas je de lampjes uit.
We zijn de enige gasten en we voelen ons echt welkom. Hier logeren is één groot feest. Ze hebben hier duidelijk een andere toeristenopleiding gehad. Je bent geen toerist waar geld aan verdiend kan worden, maar een gast die het naar zijn zin moet hebben en die in de watten wordt gelegd. Het eten moet je van tevoren bestellen zodat ze het klaar hebben als je op de afgesproken tijd komt. Ze hebben in Midden-Amerika overal ice tea (koude thee in het Spaans) en we vragen of we bij de lunch ice tea kunnen krijgen. Ze moeten even kijken, maar ja dat kan en we kunnen uit verschillende smaken kiezen. Bij ons bordje eten krijgen we vervolgens twee glazen koud water met een theezakje erin. Al heeft de gast nog zulke rare wensen, hier worden ze vervuld. Wie hier iets te klagen vindt, houdt niet van genieten.
We hebben een excursie naar de archeologische site Tak'alik Ab'aj'. Ze willen weten hoe we daar naar toe willen: te paard of met de carreton (wagen). Rik doe ik geen plezier met een paard en zelf ben ik ook erg voorzichtig geworden, dus we kiezen voor de carreton. Er verschijnt een grote trekker met daarachter een enorme wagen met wel plaats voor 25 man. Samen zitten we hoog op de geel-groene wagen getrokken door de trekker en zo hobbelen we over de keien naar de ruïne. De ruïne is bijzonder omdat er zowel Olmeekse als Maya invloeden te vinden zijn en het een van de grootste sites is met steensculpturen uit de Olmeekse tijd. Het was lange tijd – van de 9e eeuw BC tot de 10e eeuw AD – een belangrijk commercieel, ceremonieel en politiek centrum, dat floreerde door de cacaoproductie en de ligging aan de handelsroute van het hoogland naar het Pacifische laagland. De stad is gebouwd op negen terrassen, waarvan sommige natuurlijk en andere aangelegd zijn, wat een enorme investering in mankracht en materiaal moet hebben gevergd. De stad had een zeer ingenieus waterafvoersysteem, waarvan je de kanalen nu nog kan zien.
Tak'alik Ab'aj' is een site die niet veel bezocht wordt en we zijn ook hier de enige bezoekers. Maar er wordt iemand opgetrommeld om onze gids te zijn. We zien een aantal van de terrassen, tempels, altaren en steles die allemaal veel minder kunstzinnig bewerkt zijn dan in Copán , maar door hun eenvoud erg leuk zijn. De gezellige, bolle Olmeekse beelden zijn erg leuk. We zien de krokodil, de jaguar en natuurlijk de pad. De gids is reuze enthousiast, maar het Spaans is niet altijd even goed te verstaan. Wat ook niet meehelpt is dat hij nog maar een enkele tand heeft. Aan het eind vertelt hij ook in Tikal te zijn geweest. Groot verschil is dat daar de gidsen betaald krijgen en dat hij afhankelijk is van de vrijwillige giften. De hint is duidelijk en natuurlijk krijgt hij wat. Kan hij misschien een paar nieuwe tanden aanschaffen. Terug hoog op de open wagen worden we getroffen door een tropische hoosbui. De plastic poncho's helpen een beetje, maar niet afdoende. Nu zijn we blij dat we voor de carreton hebben gekozen. Te paard was het nooit gelukt om de poncho's aan te krijgen.
De service bij de lodge is onbegrensd. Als we 's avonds gaan eten en met de zaklantaarn ons huisje uitkomen, wachten twee mannen met zaklantaarn ons op om ons naar het restaurant te brengen. We worden ook weer thuis gebracht. 's Morgens vroeg hebben we een vogelexcursie met Mario. Het is zo heerlijk om 's morgens het bos te zien ontwaken en te genieten van alle geuren en geluiden en daarnaast ook nog vogels te zien. Bij de laatste tour (koffie, rubber en macadamia) vertelt Ismael dat in 2002 de koffieprijs dramatisch laag was. Veel finca's gooiden het bijltje erbij neer, maar hun patron riep iedereen bij elkaar en ontvouwde zijn plan om samen met de mensen een hotel en restaurant te beginnen. Er kwam een architect, de oude koloniale gebouwen werden omgebouwd tot hotelkamers, er kwam nieuwbouw en iedereen kon aan het werk blijven. Ismael spreekt vol waardering over zijn patron. Kom daar eens om in Nederland. De Nederlandse manager is nooit verder gekomen dan mensen ontslaan om kosten te besparen. Misschien kan de patron wat ontwikkelingswerk bij ons komen doen!
Quetzaltenango en grens Mexico
Vanaf het regenwoud bij Takalik lodge gaan we weer de bergen in voor een overnachting in Quetzaltenango dat rond de 2200 meter hoog ligt. Het is de tweede stad van Guatemala, maar heel anders dan het grote, drukke Guatemala Stad waar we doorheen gereden zijn op weg naar Antigua. Hier lijkt alles wat meer geordend en overzichtelijker. De stad is het vertrekpunt voor de reis naar San Cristobal de las Casas in Mexico. Het is een lange rij- en reisdag. Tot aan de grens rijden we in een klein shuttlebusje, vanaf de grens rijden we met een bijna volle, grote bus verder. De grenzen zijn niet gecompliceerd, maar duren wel lang omdat de hele bus in Mexico een formulier in moet vullen, dat vervolgens gecontroleerd moet worden.
Bij aankomst in San Cristobal gaat het voor het eerst tijdens de reis mis. We worden ergens bij een kerk en een plein in de stad afgezet. We informeren naar de transfer naar het hotel en krijgen te horen dat die er niet is. Einde verhaal. Dat kan niet waar zijn. We hebben niet eens een adres van het hotel. Onze 'gids' is absoluut niet behulpzaam. We kunnen lopen of een taxi nemen en daarmee is de kous af. Dat we nog geen Mexicaans geld hebben om de taxi te betalen zal hem worst wezen en bellen met de agent wil hij ook niet. De chauffeur vertelt waar het hotel is en we gaan dus maar lopend met alle bagage op pad. Het hotel vinden we na 20 minuten sjouwen. Als we achteraf ons verhaal naar de reisagenten mailen, reageren die gelukkig meteen en serieus en ze zoeken uit wat er mis is gegaan. Verhelpen kan niet meer en fouten kunnen nu eenmaal gemaakt worden, maar een nette afhandeling is dan wel prettig.
San Cristobal de las Casas
San Cristobal de las Casas is een erg leuke stad. De stad heeft nog veel koloniale gebouwen en kerken, maar is ook duidelijk een stad van de Maya's. De eerste dag maken we een uitstapje naar twee bergdorpjes in de buurt waar de Maya's nog een groot deel van hun traditionele bestaan in ere houden (naast mobiele telefoons en satelliet tv). Het meest bijzondere is de kerk van San Juan Chamula. Het is een katholieke kerk waarin het katholicisme en het originele Maya geloof in een unieke mix verweven zijn. Het is ten strengste verboden om in de kerk foto's te nemen; je loopt zelfs het risico op gevangenisstraf. In de kerk staan geen banken en de vloer is bedekt met dennennaalden. Langs de muren staan de gebruikelijke heiligenbeelden elk met een tafel ervoor voor de offergaven. In de kerk zitten overal groepjes mensen geknield op de grond. Voor ze staat een legertje kaarsen in een zorgvuldig gerangschikt patroon. Daarnaast staan er offergaven in de vorm van frisdrank en sterke drank en bij een enkeling eieren. Alle groepen zitten zacht prevelend te bidden. Dit zijn de gelovigen die om een gunst bidden of voor een gunst bedanken.
Daarnaast heeft elke heilige zijn eigen verzorger die dagelijks zorgt voor bloemen, eten, kaarsen en gebed. Rondom de feestdag van de heilige moet de verzorger een feest voor de heilige regelen met een processie, vuurwerk, eten en drank voor het dorp en ga zo maar door. Verzorger is een ere-baan die je heel veel geld (zeker naar de lokale normen) kost, omdat je de offergave en de feesten grotendeels uit eigen zak moet betalen. Elk jaar krijgt de heilige een nieuwe verzorger. Ondanks de kosten zijn er voor de meeste heiligen wachtlijsten en voor belangrijke heiligen moet je een hoge status hebben (voldoende lagere heiligen verzorgd hebben). Overigens geloven ze niet dat de heiligen de aangeboden etenswaar en drank nuttigen. Het wordt de heiligen aangeboden en daarna eten ze het zelf op. De verzorger heeft een belangrijke taak. Als de heilige goed verzorgd en tevreden is, zorgt hij goed voor het dorp en zijn bewoners.
De kerk heeft ook een functie als hospitaal. Er zijn vijf soorten genezers, elk met hun eigen specialiteit. Allereerst is er de kruidendokter die alles weet over geneeskrachtige planten en de kwalen die ze genezen. Nummer twee is de bottendokter die gebroken botten kan zetten. Nummer drie is de vroedvrouw. De natuurbidder is gespecialiseerd in het bidden tot de bergen en de natuur om op die manier voor een goede oogst te zorgen. De laatste en meest fascinerende is de polsvoeler. Door de pols en daarmee de bloedstroom die zowel naar het hart als het hoofd gaat te voelen, kan hij constateren wat er mis is met de zieke. Verder kan hij het boze oog afwenden of verhelpen. Bij een zieke is (een deel van) de ziel verdwaald en de polsvoeler is in staat om die terug te vinden. Na raadpleging schrijft hij precies voor welke kleuren kaarsen in welke opstelling neergezet moeten worden, welke offergaven nodig zijn en welke gebeden gezegd moeten worden. Soms kan een kwaal alleen genezen worden door die uit het lichaam te verwijderen. Dat gebeurt door de kwaal over te dragen op een ei of een kip. Heeft de polsvoeler de kwaal overgebracht op de kip of het ei, dan moet het ei weggegooid worden, de kip wordt de nek omgedraaid. De kip mag je niet meer eten, maar je mag hem wel weggeven aan iemand waar je een hekel aan hebt.
In San Lorenzo Zinacantán staat naast de San Lorenzo kerk nog een nieuwere kerk ter ere van een zwarte heilige. Die kerk is gebouwd omdat de oude kerk bij een aardbeving ingestort is. De heiligenbeelden die nu in de kerk staan, zijn tijdens de bouw van de kerk voor straf op hun kop gezet, omdat ze niet goed voor de oude kerk gezorgd hadden. Zo is er in Mexico ook een klok die nadat hij op iemand gevallen was, jaren lang voor straf niet heeft mogen luiden. Pas nadat de paus een dag van vergeving en verzoening had afgekondigd, werd de klok vergeven en mocht hij weer luiden.
In San Cristobal de las Casas – de toevoeging 'de las Casas' is een eerbewijs aan Bartolomé de las Casas, een Dominicaanse geestelijke die zich inzette voor de rechten van de indiaanse bevolking – hebben we veel te doen: prachtige kerken en gebouwen, kleurige markten, mooie straten en veel musea. Het meest bijzondere museum is wel het Maya medicijn museum met veel informatie over de soorten genezers – noem ze geen sjamanen, want het zijn dokters en geen zieners –, hun werkwijze en de gebruikte middelen als kaarsen, kruiden, dieren en gebeden. In de laatste zaal wordt ingegaan op de werkwijze van de farmaceutische industrie die de kennis van de inheemse bevolking misbruikt om op goedkope wijze aan duur gepatenteerde geneesmiddelen te komen.
Agua Azul en Palenque
Agua Azul.
In de dorpjes rondom San Cristobal en in de stad zelf is het weer aangenaam. Soms moeten we overdag de jasjes aan en 's avonds hebben we vestjes nodig. Na vertrek uit San Cristobal is dat feest over en gaan we weer terug naar het tropisch klimaat. Via Agua Azul rijden we naar Palenque voor een bezoek aan de ruïnes daar. Agua Azul is overweldigend mooi. Het is een kilometers lange serie van brede watervallen die over afgeronde kalkrotsen naar beneden stromen in diepblauwe poelen. We hebben al heel wat watervallen gezien, maar deze horen wel tot de allermooiste. Toegegeven we zijn hier niet de enige bezoekers en mocht je souvenirs of eten nodig hebben, kom je hier niets tekort, maar je raakt niet uitgekeken op al het moois.
Palenque was een Maya stadstaat die al in 200 BC bewoond werd, maar zijn hoogtijdagen kende tussen 500 en 800 onder een dynastie van een serie koningen. Het grootste complex is het paleis dat uit verschillende met elkaar verbonden gebouwen en binnenplaatsen bestaat en waar de koning woonde, zittingen hield, de administratie werd gevoerd en ceremonies werden gehouden. Het paleis heeft een vier verdiepingen tellende toren die je verder nergens tegenkomt. Het kan een observatorium of een wachttoren zijn geweest. Het paleis had zijn eigen baden en sauna die door een ingenieus systeem van water werden voorzien. Een 3 meter hoog stenen aquaduct leidde het water van de Otulum rivier om, zodat de stad niet overstroomde en de baden vers water hadden.
Palenque.
De tempel met de inscripties heeft het meest fascinerende verhaal. Hij dankt zijn naam aan de lange hieroglyfentekst (de een na langste bekende hieroglyfentekst na die van de trap in Copán) die 180 jaar geschiedenis vertelt. Het is de hoogste van een serie van vier met elkaar verbonden tempels waarin de heersers van Palenque begraven liggen. Via een ondergrondse gang zijn ze met elkaar verbonden. In 1952 vond de Deen Alberto Ruz Lhuillier achter een steen aan de achterkant van de opbouw op de tempel een 27 meter lange trap die naar een tombe leidde met een grote en rijk bewerkte sarcofaag. De muren van de tombe waren voorzien van stucwerk sculpturen. In de sarcofaag lag niemand minder dan K'inich Janaab' Pakal, ook bekend als Pakal de Grote. Hij had een masker, gemaakt van veel kleine stukjes jade. Hij droeg een enorme hoeveelheid sieraden van jade: oorhangers, een borstplaat, armbanden, oorringen en nog veel meer. Om hem van dienst te zijn op zijn weg naar het hiernamaals waren een jongen van een jaar of tien en een jonge vrouw van twintig mee begraven. Ook waren er vier krijgers geofferd om hem onderweg te beschermen. Aan alles was gedacht. Zo vind je er ook een psychoduct, een kanaal dat van de tombe naar een gaatje in de sluitsteen loopt en de ziel de mogelijkheid geeft om te ontsnappen. Helaas mag je de tempel niet in om de tombe te zien, maar in het museum is een reconstructie van de tombe met de sarcofaag. In San Cristobal is in het jade museum een vergelijkbare reconstructie. Daar ligt namaak Pakal met al zijn jade juwelen aan in zijn open kist.
Pakal de Grote was niet zomaar iemand. Het is de bekendste en grootste koning van Palenque. Hij kwam in 615 op zijn 12e aan de macht en is tot zijn 80e koning gebleven. Hij heeft na een aantal vijandige aanvallen Palenque weer in volle glorie weten te herstellen en de meest indrukwekkende bouwwerken zijn door hem, zijn zoon en zijn kleinzoon gerealiseerd.
Eind 9e eeuw is Palenque verlaten vanwege de aanhoudende oorlogen met buurstaten en mogelijk interne opstanden. Palenque lag te midden van het oerwoud dat Palenque nadat het verlaten was geheel overwoekerd heeft. Pas 1000 jaar later is het bij toeval weer ontdekt. Inmiddels is er heel veel onderzoek gedaan en ze weten nu hoe groot de stad oorspronkelijk was. Slechts tussen de 2% en 5% van de oorspronkelijke stad is nu blootgelegd en gereconstrueerd. Om te illustreren dat we weer in het oerwoud zijn, horen en zien we verschillende vogels en kruist een slangetje ons pad.
Yaxitlan
Vanaf Palenque gaan we weer terug naar Guatemala, maar niet voordat we de Maya site Yaxitlan hebben bekeken. Yaxitlan is alleen over het water te bereiken. Met een groep van 11 man rijden we naar Frontera Corozal, de grensplaats in Mexico aan de Usumacinta Rivier. De rivier vormt de grens tussen Mexico en Guatemala. Als enige twee moeten wij langs de douane. Ook al gaan we nog een excursie in Mexico maken, we moeten toch nu alvast ons uitstempel voor Mexico halen. De rest van de groep niet, die gaat weer terug naar Palenque.
In Frontera Corozal stappen we met z'n allen op de boot en na ruim een half uur varen komen we bij Yaxitlan. Yaxitlan is strategisch gelegen op de punt van een hoefijzervormige meander in de rivier die de stad tegen aanvallen van bijna alle kanten – op het kleine stukje landverbinding in het zuiden na – verdedigde. De stadstaat beleefde zijn grootste bloei rond de 8e eeuw. Uit die tijd zijn nog veel mooie steles en hieroglyfen bewaard gebleven. Een van de mooiste dingen hier zijn de lijsten aan de bovenkant van waar vroeger de deuren waren. Daarin zit zulk prachtig bewaard gebleven stucwerk met zulke fijne tekeningen, dat je bijna denkt dat het wel reproducties moeten zijn. We krijgen niet de indruk dat de Maya's erg vredelievend en zachtaardig waren. Op veel van de afbeeldingen zien we de koning zijn vingers afhakken om bloed aan de goden te offeren. Zijn vrouw haalt een touw met doornen door haar tong om zo een bloedoffer te brengen. Ook voor gevangenen waren ze niet erg vriendelijk. Die werden uitgenodigd voor het balspel met de rubberbal. De bal mocht je aanraken met elleboog, heup of knie en moest door een houten ring. Daarna was het spel over en iedereen kreeg een prijs. De winnaars werden aan de goden geofferd, maar mochten een zachte dood sterven en werden eerst verdoofd voor ze onthoofd werden. De verliezers werden eerst gemarteld door ogen uit te steken en gevoelige onderdelen af te snijden, daarna werd hun ribbenkast opengesneden om hun hart eruit te halen. Een vrolijk balspel!
Het leuke van Yaxitlan is dat er weinig gerestaureerd is en het oerwoud overal tussen en om de ruïnes staat. De site is ook kleiner dan Palenque en ligt erg mooi zo aan de rivier.
Grens Mexico - Guatemala
We varen terug naar Frontera Corozal, halen onze bagage op uit het busje en gaan dan met de gids weer terug op de boot, terwijl de rest van de groep door een andere chauffeur afgevoerd wordt om te lunchen. Wij varen nu de andere kant op en stoppen in Bethel, de grenspost van Guatemala. Daar staat alweer de volgende auto op ons te wachten om ons na de douaneformaliteiten naar Tikal te brengen. De eerste drie uur rijden we over een vreselijk slechte weg waar we niet harder dan 15 – 20 km kunnen rijden. Het gebied is ook weinig bewoond, af en toe zien we een klein dorpje of wat losse huisjes, maar het meest zien we nog grazend vee in het groene, vlakke landschap. Het laatste stuk hebben we gelukkig een prima weg en om 7 uur 's avonds komen we na een lange dag met vertrek om zes uur 's morgens aan in Tikal.
Tikal
Tikal is de beroemdste Maya site van Guatemala en staat ook op de werelderfgoedlijst. Op de dag van aankomst zijn we natuurlijk veel te laat om nog iets te zien, maar de volgende ochtend hebben we een excursie bij zonsopkomst. We zijn nog maar net binnen als de gids ons komt vertellen dat we morgenochtend om vier uur klaar moeten staan voor de sunrise-tour. Na het vroege opstaan, de lange reisdag en het vooruitzicht van half vier op, doen we niet veel meer dan even een hapje eten.
Tikal.
Tikal was een van de machtigste steden van het Mayarijk en alhoewel de plek al in de 4e eeuw BC bewoond was, lag het hoogtepunt tussen 200 en 900 AD. Vanaf de 4e eeuw AD had Tikal sterke banden met Teotihuacan in Mexico en werd deels ook overheerst door Teotihuacan. Dat maakte de stad tot een van de invloedrijkste in de regio met verre handelsbetrekkingen tot Copán (Honduras) aan toe. Toen de invloed van Teotihuacan afnam, sloeg een naburige stadstaat, Caracol die een alliantie had gesloten met Chalakmul zijn slag en in 562 werd Tikal verslagen en de koning gedood. In het eens zo bloeiende Tikal werden gedurende lange tijd geen indrukwekkende bouwwerken meer gemaakt. Pas 120 jaar later, rond 682 wist Tikal zijn koninkrijk te herstellen en na die tijd zijn de grootste en mooiste monumenten gebouwd. Net als andere Mayasteden stopt de geschiedenis van Tikal tegen het begin van de 10e eeuw als gevolg van hongersnoden en ziekte. Tikal is vooral beroemd vanwege zijn vele hoge piramides en tempels. De hoogste tempel (tempel IV) is 70 meter hoog. Tikal ligt nu midden in het tropisch regenwoud en eigenlijk wandel je door een jungle met de meest schitterende bouwwerken en rare begroeide heuvels waaronder niet blootgelegde structuren zijn.
De tour 's morgens vroeg is geweldig mooi. De bedoeling is dat je bij de hoogste tempel via een houten trap naar boven klimt en dan hoog op de tempel de zon op ziet komen boven het oerwoud en de toppen van de tempels die boven de boomtoppen uitsteken. Je moet 's morgens zo vroeg weg, omdat Tikal erg groot is en tempel IV waar de uitkijk is, een behoorlijk stuk lopen is. Tijdens de wandeling voel, hoor en zie je de jungle langzaam ontwaken. Je hoort steeds meer vogels, de brulapen begroeten de nieuwe dag met hun luide gebrul en langzaam aan zie je steeds meer. Voor de zonsopgang bovenop de piramide hadden we niet vroeg op gehoeven. Er hangt een dichte mist, dus we zien de bomen vlakbij en verder niets, maar het ontwaken van het regenwoud is het vroege opstaan meer dan waard. Na het ontbijt gaan we terug naar Tikal en nemen nog eens rustig de tijd om alles bij licht te bekijken. Het complex is te groot om alles in een keer te zien. We zijn om vier uur 's morgens begonnen en als we om drie uur 's middags vertrekken, hebben we nog geen tijd gehad om het museum te bezoeken. Naast alle Maya-bouwwerken hebben we ook van de natuur genoten. Behalve vogels zien we spider monkeys, brulapen, een grijze vos, neusberen en een tayra. De tayra is een marterachtige met relatief lange, slanke poten en een zwarte staart.
Flores
Vanaf Tikal gaan we naar Flores waar we een nachtje blijven voor we de grens met Belize oversteken. In Flores ontmoeten we René van Sacbé travel die ons na het gedoe in San Cristobal (geen vervoer naar het hotel) uitgenodigd heeft voor een borrel in Flores. Een erg gezellige ontmoeting. René is een Zwitser die al vijftien jaar in Guatemala woont en zijn eigen een-mans reisorganisatie heeft. Hij vliegt straks met zijn Zwitserse groep naar Guatemala Stad. Erg aardig dat hij tussendoor even tijd voor ons gemaakt heeft.
Achtergronden Belize
Belize is maar een klein land, iets meer dan de helft van Nederland en is met zijn ongeveer 350.000 inwoners niet erg dicht bevolkt. Belize verschilt in veel opzichten van de andere landen in Midden-Amerika. Net als Yucatan in Mexico en Petén in Guatemala was Belize in vroeger tijden een druk bevolkt Maya gebied. Maar na de invasie van de Spanjaarden gaat de geschiedenis verschillen. De Spanjaarden verklaarden het gebied weliswaar tot Spaanse kolonie, maar vestigden zich er niet vanwege de schaarste aan goud en het verzet van de Maya's. In de 17e eeuw kwamen Engelse en Schotse immigranten die zich bezig hielden met de houthandel en de handel in zwarte slaven. Later volgden piraten bekend als de Baymen voor wie Belize een goede uitvalsbasis voor het enteren van de Spaanse schepen was. Uiteindelijk droeg Spanje de rechten op het gebied over om zo een einde te maken aan de piraterij. De Britten die het gebied aanvankelijk niet als kolonie hadden willen erkennen om de Spanjaarden niet te provoceren, vonden het nu tijd worden het gebied onder Brits gezag te brengen. Het duurde nog tot begin 19e eeuw voordat Belize dat zo zijn eigen wetten en regels hanteerde, het Brits gezag aanvaardde en op aandringen van de Britten officieel de slavernij afschafte, wat overigens niet leidde tot een beter leven voor de volledig van de landeigenaar afhankelijke werknemers.
Als Britse kolonie trok het toenmalige Brits Honduras veel Britse investeerders, waaronder Belize Estate and Produce Company die bijna de helft van het gebied in handen had en ervoor zorgde dat de economie vooral op de handel in mahoniehout dreef. Tijden de depressie in de dertiger jaren van de 20e eeuw, stortte de economie door de dalende vraag naar hout, in. Een orkaan in 1931 maakte de zaak nog erger en de weigering van de regering om vakbonden te erkennen samen met de devaluatie van de munt die de economie nog meer schade toebracht, leidde tot een steeds sterkere roep om onafhankelijkheid.
In 1964 kreeg het land zelfbestuur en in 1973 werd de officiële naam van het land Belize. De onafhankelijkheid stagneerde door de claim van Guatemala dat Belize onderdeel van hun land vormde en de weigering de nieuwe natie te erkennen. Pas in 1981 werd Belize zelfstandig, terwijl 1500 Britse troepen achterbleven om het land te beschermen tegen Guatemala. In 1992 erkende Guatemala Belize officieel als zelfstandig land en in 1994 werden de meeste Britse troepen teruggetrokken. Het dispuut met Guatemala is echter nog steeds niet echt opgelost en aan beide kanten van de grens bewaken militairen het gebied. Guatemalteken mogen Belize niet in en Belizanen komen Guatemala niet in. Belize hoort bij de Gemenebest en erkent de koningin van Engeland als haar staatshoofd, vertegenwoordigd door een gouverneur generaal die in praktijk weinig politieke invloed heeft. De officiële taal hier is Engels, maar Engels Creools en Spaans hoor je hier meer.
Hidden Valley
Wij mogen gelukkig Belize wel in en we zijn binnen de kortste keren Guatemala uit en Belize in. Wel moeten we bij de grens van auto wisselen, omdat de chauffeurs niet de grens over mogen steken. Onze eerste stop in Belize is in de Mountain Pine Ridge Forest Reserve in het Cayo district. Het is een mooi natuurgebied met dichte dennenbossen op de bodem met graniethoudend gesteente en tropisch bos op de kalkbodems. Wij logeren in de Hidden Valley, een enorm groot privé natuurreservaat met regenwoud, dennenbos, watervallen en bijna 150 km gemarkeerd wandelpad. Het is een prachtige (en luxe) natuurplek met een overdaad aan vogels, planten en andere dieren.
Caracol
De eerste dag gaan we met gids Dora – de eerste vrouwelijke gids in al die tijd en natuurlijk een heel goede – de hele dag op stap. We bezoeken de Mayasite Caracol, destijds ook een groot en belangrijk centrum. De naam Caracol – slak in het Spaans – in niet de echte naam van de site maar de naam die archeologen aan de site gegeven hebben, vanwege de weg die vanuit het centrum van de stad in steeds grotere cirkels naar buiten loopt. Caracol is alleen over een lange en slechte weg te bereiken en dat is fijn. Grote tourbussen komen hier niet, het is een rustige plek. Ook hier staan de restanten weer midden in de weelderige jungle en Dora vertelt ons ook heel veel over de planten en bomen die we zien. We zien de tweeling Ceiba (van de kapok), twee grote Ceiba bomen naast elkaar die met hun kandelaar takken naar de bovenwereld wijzen. De brede stamsteunen onderaan de stam en de wortels zijn de verbinding met de onderwereld. Voor de Maya's is de Ceiba een heilige boom die de boven- en de onderwereld en de gewone wereld daartussen met elkaar verbindt. Aangezien elke dode via de onderwereld moest en daarna pas zijn ziel kon laten ontsnappen naar de bovenwereld is de Ceiba erg belangrijk. Via de sapstromen in de boom kon de ziel de onderwereld verlaten en de vrije ruimte in gaan. Verder zien we hier een (lege) graftombe van een prinses en een koninklijke slaapkamer met een stenen bed. De alleroudste gebouwen (van voor christus) zijn de vier gebouwen die samen het observatorium vormen en waar destijds de astronomen al alles wisten over de bewegingen van de hemellichamen en daarmee een goed overzicht hadden over het verloop van het kalenderjaar. Zo konden zaai- en oogsttijd, de langste en de kortste dag vastgesteld worden.
Terug van Caracol neemt Dora nog de uitdagende weg naar de Rio Frio Cave (was door het hotel als onbegaanbaar omschreven). De Rio Frio Cave is eigenlijk geen grot maar een mooie druipsteentunnel waar een rivier doorheen loopt en waar je aan beide uiteinde uitkijkt op het tropisch bos.
Natuur Hidden Valley
Op natuurgebied komen we hier weer ruim aan ons trekken. We maken een nachttour met een gids en gaan 's morgens vroeg met een gids op pad om vogels te kijken. De rest van de tijd wandelen we zelf. Dat is hier goed te doen, omdat de paden gemarkeerd zijn en je een kaartje met de paden meekrijgt. Ze zorgen hier goed voor de gasten. Als je gaat wandelen, moet je dat even melden bij de receptie. Die geven je dan een radio mee, waarmee je direct naar de receptie kan bellen. Mocht je verdwaald zijn of wil je opgehaald worden, dan meld je je even en dan helpen ze je verder. Natuurlijk zien we weer leuke dingen en weer nieuwe vogels. Maar de click-beetle of flitskever moet ik toch wel vermelden. Het is een kever die 's nachts lichtflitsjes uitzendt. Als je je zaklantaarn uitdoet, zie je een klein flitsje en dat is de flitskever. We zien ook kleine groene lichtjes op de grond rondschuiven. Dat zijn wolfspinnen met lichtgevende, groen knipperende oogjes. Van groter formaat is de groep koningsgieren die we op een uitzichtpunt zien. Hoog bij de waterval zit een aantal koningsgieren bij het water te drinken. Aan de andere kant van de waterval zitten er twee te zonnen met hun enorme vleugels wijd uitgespreid. De koningsgieren broeden in dit gebied. Een helikopter die tot recht boven de waterval vliegt, zorgt ervoor dat alle gieren het luchtruim kiezen en niet meer terugkomen.
Placencia
Vanuit het heerlijke Hidden Valley gaan we naar het zuiden en naar de Caribische kust. We logeren in Placencia dat op een schiereiland ligt met aan een kant de zee en aan de andere kant de lagune tussen vasteland en schiereiland. Je hoort hier te komen voor het vissen, snorkelen en duiken, maar wij gaan direct door voor een zeekoeientocht. Belize is een van de weinige plaatsen waar je zeekoeien kan zien en die kans willen we niet missen. Als Rik vraagt hoe lang de tocht duurt, krijgen we als antwoord, zolang als nodig is om de zeekoe te vinden. Wat dat betreft kan de tocht kort zijn, want al na een kwartiertje vinden we de eerste zeekoe. We zien er ontzettend veel. Net als bij walvissen zie je nooit het hele dier, maar voornamelijk een stukje van hun slurfachtige bek. Soms zie je een stuk rug en een enkele keer de prachtig ronde staartvin. Zeekoeien (eigenlijk heten ze lamantijnen) zijn zeezoogdieren die zuiver plantaardig voedsel eten. Aan het troebele water kan je zien dat ze er zijn en dat ze net van het zeegras op de bodem hebben gegeten. In deze tijd zijn er veel vrouwtjes met jongen die vlak naast ze zwemmen.
Cockscomb Basin Wildlife Santuary & Jaguar Preserve
De tweede dag gaan we naar het Cockscomb Basin Wildlife Santuary & Jaguar Preserve, een park met een oppervlakte van 375 km2 aan tropisch regenwoud en het enige jaguar reservaat ter wereld. Het is een van de mooiste parken die we gezien hebben met een prachtig regenwoud, veel waterstroompjes en watervallen en een overdaad aan vogels. De jaguar doet het hier relatief goed en ondanks het grote territorium dat hij nodig heeft (meer dan 2,5 km2), komen er hier relatief veel voor. Ook de andere katachtigen zoals de poema, de ocelot en nog wat kleinere dieren en eigenlijk veel van het regenwoud afhankelijke dieren floreren hier goed. Geen van de jaguars is zo vriendelijk om ons even gedag te komen zeggen, maar we zien wel een pootafdruk in de klei. De tapir laat zich ook niet zien, maar we kunnen wel ruiken waar hij zich ongeveer in het bos schuilhoudt. Voor dit soort plekken zijn we op reis gegaan en we hebben met de geweldige gids Vincent – hij is zeker net zo goed als Plinio in Panama – een heerlijke genietdag.
Morgen reizen we van Placencia naar Caye Caulker, een klein koraaleiland voor de kust van Belize. Daarover horen jullie meer in de volgende brief.