[25-8-2007, voorbij Taldyqorgham]
Na een nacht kamperen bij de verlaten ijzermijn gaan we verder richting Almaty. Het plan is om bij een meer zo'n 100 km voor Almaty te kamperen en daar rond lunchtijd te zijn.
Het kost aardig wat moeite een toegang tot het meer te vinden, maar om half vier strijken we neer op een soort strandje bij het meer.
Dit is niet onze plek. We houden al helemaal niet van strand. Dit strand is ook nog eens vies en vol met afval (flessen, papier, lege pakken waspoeder). De zon brandt ongenadig, het is 38° (denken we) en geen schaduw, behalve onder het dekzeil. Als het strand zo smerig is, moet het water dat ook zijn. Wij gaan niet wassen of zwemmen in het meer. Wij blijven nog wel een dagje smerig.
Overigens zijn wij een van de weinigen (de enige twee?) die het niets vinden. De rest gaat enthousiast het vieze meer in voor een ' swim', en volop kleren wassen, terwijl we over een dag in een hotel in Almaty zijn.
's Avonds krijgen we nog totaal onverwacht een zandstorm met regen te verduren. We hangen weer met acht man aan het zeil, terwijl vier andere mensen nog net het tentje van een tijdens de reis ontstaan paar weten te redden voor het het meer inwaait. Terwijl de vrouw samen met drie anderen het tentje weer in de storm en regen proberen te herstellen, schuilt de flinke man binnen in de truck. Er kan nog wel een 'Thank you, guys' af als alles geregeld is, maar zelf steekt hij geen poot uit, wat op zich typerend voor hem is. Het is dezelfde man die in dronken toestand in Gorno Altaisk zijn portemonnee is kwijt geraakt.
Even plotseling als het noodweer opkomt, is het ook weer over. Na een minuut of 5-10 is het windstil en is de lucht veel warmer dan voor de storm.
Het landschap verandert de laatste dagen maar weinig. We rijden door een eindeloos uitgestrekt steppelandschap met inmiddels geel gras en struikjes.
De laatste dagen zien we vaak Islamitische kerkhoven. Kleine kerkhoven waarvan de graven bijna allemaal uitgebreid bewerkt zijn met symbolen en torens.