[7 en 8 september 1998]
Foto: Karijini NP.
Vanuit Broome gaan we verder west- en zuidwaarts. Het landschap dat tot aan Broome hetzelfde soort halfwoestijn was, wordt nu wat groener. Het gras is niet dor en uitgedroogd, maar groen. De struiken en bomen zijn veel gevarieerder, veel meer soorten, en zien er veel sappiger uit. Op grote stukken zien we veel verschillende soorten bloemen in allerlei kleuren. De temperatuur overdag is nog steeds erg, erg hoog, en de zon is nog steeds onbarmhartig fel, maar ’s nachts wordt het nu koeler en kunnen we soms in de slaapzak.
Route 7 september: Broome-Sandfire-Eighty Mile Beach-Port Hedland-Indee.
We brengen een paar dagen door in Pilbara, een gebied ten zuiden van Broome. Het grootste deel van de tijd zijn we in Karijini Park, waar we ook de meest prachtige bergen en kloven zien. Het gesteente hier is heel sterk gelaagd en lijkt op leisteen, maar is veel harder en bevat lagen die vrijwel uitsluitend uit ijzer bestaan. Ook hier nemen we weer uitgebreid de tijd om rond te kijken en rond te wandelen (en te zwemmen).
Het Karijini Park bereik je via een weg door de Yampire Gorge, waar je gewaarschuwd wordt niet uit te stappen en de ramen dicht te houden vanwege asbeststof uit de tijd dat dit hier nog gewonnen werd.
[8-91998]
's Middags maken we een wandeling door Dales Gorge. Het is een behoorlijk steile afdaling, daarna een wandeling door de gorge zelf langs twee poeltjes.
[9-9-1998]
Foto: de Hancock Gorge, die we wel inlopen.
Eén van de tochten waar we maar niet aan beginnen is de Miracle Mile (= MM). Steve legt uit wat ons daar te wachten staat. Luister en huiver.
De MM is de meest avontuurlijke wandeling van heel Australië (onze balans slaat al iets uit richting ‘niet gaan’). Na een steile klauterpartij moet je over een smalle richel 40 meter boven de grond lopen. Na nog meer klim- en klauterwerk over glibberige rotsen moet je een stuk zwemmen. Het water is ijskoud. Het laatste stuk klimmen gaat door een zogenaamde schoorsteen, waarbij je je aan weerszijden met handen en voeten moet vastklemmen. Om alle misverstanden te voorkomen, legt Steve nog uit dat als je van de 40 m hoge richel valt er geen ‘tweede kans’ is. Als je gaat moet je alles (rugzak, fototoestellen, zonnebril, zonnepetjes) achterlaten, zonder extra ballast is het al lastig genoeg. De toelichting op de MM sluit Steve af met de opmerking: “Je moet deze wandeling erg serieus nemen, er zijn mensen bij verongelukt. Je moet van jezelf weten dat je alle onderdelen aankan en dan ben ik bereid je mee te nemen”.
Het alternatief voor de MM is via dezelfde weg terug de gorge uitklauteren als je afgedaald bent, en dan via een uitermate veilig pad naar de poel waar de MM uitkomt. Waarschijnlijk kunnen jullie wel raden voor welke optie wij gekozen hebben. Goed geraden, samen met zes andere groepsleden zien wij af van dit avontuur. We willen veel te graag Tasmanië en Nieuw Zeeland nog zien.
Aan één van de tien dappere avonturiers gevraagd of het mooi was. “Mooi? Uhh, ik heb eigenlijk alleen maar gekeken waar ik mijn handen en voeten moest zetten. Ik heb helemaal niet om me heen gekeken”. Iedereen vond het moeilijk en spannend, maar ze hebben wel van de sensatie genoten. Zo krijgt een ieder wat hij wil.
[9-9-1998]
Foto: gelaagde rotswand bij Hammerley Gorge.
Na al of niet de Miracle Mile gedaan te hebben, gaan we verder naar Hammerley Gorge en daarna naar het mijnwerkersdorp Tom Price. We rijden vervolgens nog twee uur door in de richting van Nanutarra.
[10-9-1998]
Foto: kust in Coral Bay.
Donderdag de 10e gaan we via Nanutarra naar Coral Bay aan de kust. Langs een klein stukje westkust (ong. 250 km!) zijn veel koralen. Het stuk kust is nu natuurreservaat, en terecht.
[10 en 11-9-1998]
We gaan zowel de 10e als de 11e met een glasbodemboot de zee op om het koraal en de vissen te bekijken. De koralen (enorme grote platen, geweivormige met blauwe punten, en enorme aspergestruiken en een soort reuzekolen) zijn prachtig, en er zwemmen de meest exotische vissen in rond. Sommige zijn ook in hun gedrag uitzonderlijk. Wat te denken van de Moon-wrasse. Een prachtig blauw visje met een gele staart en gekleurde kop. Ze zwemmen in groepen bestaande uit weinig (2 - 3) mannetjes en veel vrouwtjes. Als één van de mannetjes overlijdt, veranderen alle vrouwtjes van geslacht en worden mannetjes. Ze vechten dan uit wie het meest dominant is. Die blijft man, de rest van de mannen verandert weer in vrouwtjes.
Vergeleken bij het Great Barrier Reef (Oost Australië) is dit rif wel minder gevarieerd en bijzonder, maar het blijft erg mooi om te zien.
[11-9-1998]
Na het tweede glasbodemboot-uitje gaan we via Carnarvon richting Monkey Mia. We zijn pas om 19.30 op de wildkampeerplek. We moeten de tent in het pikdonker opzetten in een bulderende wind.
De tent opzetten in het donker is op zich geen punt, het is een simpel koepeltentje. Normaal zetten we alleen het binnententje op zonder haringen. Hier aan de kust stormt het enorm en de tent waait meteen weg, dus besluiten we de haringen te gebruiken. Gaat ook nog best in het donker ware het niet dat de wind zo hard aan het tentje rukt dat de eerste haring allang weer los is uit het rulle zand tegen de tijd dat je aan de derde wil beginnen. Vanwege de storm zetten we de buitentent maar over het dunne binnententje heen. De buitentent moet op 11 of 12 plaatsen met strikjes aan de bogen van het koepeltentje geknoopt worden. We zijn erg verbaasd dat het ons uiteindelijk lukt om de onontwarbare flapperende massa zeil zo vast te knopen dat de ingang ook nog op de goede plek zit en niet aan de zij- of achterkant. Al met al toch een hele klus voor gevorderde tentopzetters waar we zo’n half uur/drie kwartier erg druk mee zijn.
De volgende dag kunnen we pas zien dat we op het strand staan.