[16-7-1998]
Foto: Kiama.
Na vijf hele volle dagen in en rond Sydney gaan we weer verder. Richting Melbourne, dat ongeveer 1000 km van Sydney af ligt, en vier rijdagen met de Oz-bus is. De eerste rijdag is een echt ‘uitjes’-dagje met veel stops bij mooie punten. Eén van de stops is bij Kiama waar we stoppen voor de Blowhole. Via een gat in de rots wordt het water door de golven in de rots gestuwd, en kan dan maar één kant op: naar boven. Om de paar seconden zien we een metershoge brede fontein opspuiten. Je hoort daarbij een doffe plof van het water tegen de rots. We hebben op Tonga al schitterende blowholes gezien, maar deze is ook prachtig, temeer daar je er dicht bij kan komen.
[16-7-1998]
We gaan vandaag niet met de bus naar het eindpunt Canberra, maar stappen uit in Bateman’s Bay, waar we een paar dagen blijven. We hebben na Sydney de grote groene touringcar verruild voor een soort minibus, waar ongeveer 20-22 passagiers in kunnen. De bagage gaat in een aanhangwagentje achter de bus.
[17-7-1998]
We gaan met een lokale bus naar Broulee, zo'n 23 km ten zuiden van Bateman's Bay. We wandelen wat rond op Broulee Island, een klein natuurpark dat met de kust verbonden is door een strook zand. Eigenlijk is het één grote heuvel met redelijk steile hellingen vanaf het strand. Er zijn geen echte paden of aanwijzingen, alleen hier en daar platgetreden paadjes waar kennelijk regelmatiger mensen lopen. Die paadjes houden vaak onverwachts weer op.
[18-7-1998]
Foto: baai bij Narooma.
Vanuit Bateman’s Bay gaan we via Narooma naar Montague eiland waar pelsrobben en kleine pinguïns zijn. De boot naar Montague eiland vertrekt vanuit Narooma, dus zaterdag’s gaan we met de reguliere bus van Bateman’s Bay naar Narooma. Er gaat één bus per dag, maar gelukkig komt de bus om 12.00 uur aan in Narooma, en gaat de boot om 3 uur, dus dat komt goed uit.
[18-7-1998]
Montague eiland is een klein onbewoond eiland, waar vroeger een vuurtorenwachter met nog wat mensen woonde. De vuurtoren werkt nu volledig geautomatiseerd, de vuurtorenwachterwoning is nu gerestaureerd, en wordt ingericht als museum. Het eiland zelf is in zijn geheel een natuurreservaat. Het tochtje naar en over het eiland maken we met de beheerder. We stoppen eerst met de boot bij twee kolonies van Australische pelsrobben. Het is een kolonie bestaande uit alleen mannetjes. De mannetjes zijn of nog erg jong of al oud en zijn er niet in geslaagd om een harem om zich heen te verzamelen. Succesvolle mannetjes hebben een harem van 10-12 vrouwtjes. Deze pechvogels zijn uit de kolonie verstoten, maar maken de indruk dat ze best tevreden zijn met hun lot. In het water zijn ze echt aan het spelen, ze duikelen, springen boven het water uit en spartelen maar wat rond.
[18-7-1998]
Foto: grijze zee als we op de pinguïns wachten.
Voor de pinguïns moeten we meer geduld hebben dan voor de pelsrobben. Tegen de tijd dat de zon onder begint te gaan, installeren we ons bij één van de landingsplaatsen. De pinguïns horen dan vanuit zee aan land te komen, omhoog langs de rotsen te klimmen, langs ons te lopen op weg naar hun overnachtingsplaats hoger in het gras tussen de rotsen. De pinguïns komen soms wel, soms niet, soms met duizenden. Vandaag lijken ze vooral niet te komen.
We wachten een half uur, drie kwartier, en dan is het wel donker, maar er is geen pinguïn. De beheerder steekt de zoeklichten aan. Nu kunnen we zien dat er geen pinguïns zijn. Uiteindelijk wordt ons wachten beloond. Eén pinguïn wordt met een golf op de rotsen gekwakt. Hij krabbelt overeind, loopt een stukje en blijft dan stilzitten. Aan omhoog klimmen denkt hij niet. De beheerder doet het licht uit. Pinguïn wordt misleid. Hij denkt dat wij naar huis zijn gegaan, en begint naar boven te klimmen. Als het licht weer aangaat doorziet hij de truc, en blijft zitten waar hij zat. Inmiddels is een tweede pinguïn gearriveerd. Deze dribbelt snel naar zijn maatje, en blijft daar zitten. Na een poosje doet de beheerder weer een paar minuten het licht uit. Als het weer aangaat zit één van de twee op het paadje, maar als hij ons ziet, krabbelt hij weer terug. Waarschijnlijk durven ze niet langs ons heen. Wij gaan daarom terug naar de boot. Terug lopen we vlak langs de pinguïns. Die kunnen nu tenminste rustig omhoog klimmen.
[18-7-1998]
Foto: de bowls club in Narooma
Het wachten op de pinguïns is niet warm, de boottocht op de open boot evenmin, en dus moet ik als we in Narooma terug zijn naar de WC. Vlakbij de werf is de bowls club. Die ziet er deftig uit, maar is wel open. Bij de receptie begin ik beleefd uit te leggen wat ik wil, maar ik word onderbroken: “Ja hoor, ik ken je wel”. Achter de balie staat Steve, eigenaar van het hostel waar we logeren. Dat we hem niet direct herkennen is niet zo gek, hij heeft nu een keurige obers-outfit compleet met vlinderstrikje aan. Na de WC maar besloten om in het restaurant van de bowls club te eten. We krijgen een tijdelijk lidmaatschap en Steve brengt onze drankjes. Ook in Australië kan de wereld klein zijn.