[Verzonden op 5 september 2024 vanuit Jaguarland, Pantanal]
Van Belo Horizonte naar Wolf Camp
In de vorige brief hebben we afscheid genomen van de parken in Minas Gerais en ben ik gestopt bij het hotel in Belo Horizonte. Volgens de website heeft het hotel een muntwasmachine. Heel handig, gaan we helemaal schoon naar Wolf Camp. Bij de receptie weten ze van niets en al snel blijkt dat de beloofde wasmachine alleen op de website bestaat. We komen rond 2 uur aan en het hotel ligt bij de luchthaven, te ver van de stad om daar iets te doen. We hebben dus zomaar een paar uurtjes over. Waar je hier zeker een paar uurtjes voor nodig hebt, is het eten. We gaan om zeven uur naar beneden, bestellen redelijk snel en zitten vervolgens tot over half negen te wachten op ons – uiteindelijk voortreffelijke – bordje eten. Rik krijgt een appje van Raul, onze gids in Wolf Camp. Hij zit morgen op dezelfde vlucht als wij naar Barreiras. Dat is lekker makkelijk.
Mag het hotel geen muntwasmachine hebben en de maaltijd lang duren, we kunnen wel om vijf uur al een prima ontbijt krijgen. Met de shuttlebus zijn we in vijf minuten op de luchthaven, ruim op tijd. Dat is maar goed ook. We mogen vanwege onze leeftijd aanschuiven in de priority rij, maar of het helpt vragen we ons af. De vier klanten voor ons kosten 40 minuten. Dat ligt niet aan de klanten, maar aan de baliedame die uitermate traag is en meer papieren verscheurt dan koffers labelt. Ze voert er ellenlange gesprekken bij. Bij ons gaat het relatief snel, omdat ze geen Engels spreekt. Vanwege de priority mogen we ook snel instappen en zitten als een van de eersten in de bus. Ook nu moeten we heel lang wachten voordat de bus bij het vliegtuig aangekomen, ons naar buiten laat. Voordeel is wel dat we in de wachttijd zien dat onze beide rugzakken ingeladen worden. Raul hebben we inmiddels ontmoet. Hij woont in Cuiaba en is om middernacht al aan de reis begonnen. Bij het kleine vliegveld van Barreiras staat de auto al klaar met chauffeur Lourival jr.
Vanaf Barreiras hebben we nog een flinke rit te gaan. Wolf Camp ligt ruim 300 km ten noorden van Barreiras in het Parnaiba Headwaters National Park in de staat Piaui. Deze Cerrado strekt zich uit over vier staten en wordt begrensd door het Amazone-regenwoud, de Atlantische bossen en de Pantanal. Het is gigantisch groot, maar ten tijde van de Portugese kolonisten was het nog groter. Door menselijk toedoen is 93% vernietigd, waardoor het een ernstiger bedreigd habitat is dan het tropisch regenwoud waarvan nog 50% over is. Slechts 3% van de totale oppervlakte is beschermd. Het staat onder zware druk door niet-duurzame sojateelt, vooral voor veevoer, veeteelt en het roekeloze verbranden van vegetatie voor houtskool. Met een vernietigingssnelheid van 2,5 voetbalvelden per minuut verdwijnt de Cerrado sneller dan de Amazone.
Over Wolf Camp
Het ontoegankelijke Parnaiba Headwaters National Park heeft zeer beperkte mogelijkheden om het te verkennen. De twee Wolf Camps, Wolf Valley Camp en Wolf Cliff Camp zijn de enige kampen in het nationale park. De kampen zijn voorafgaand aan de officiële bescherming van dit deel van de Cerrado, zo’n 30 jaar geleden opgericht onder auspiciën van natuurbeschermingsbioloog Dr. Charles Munn. Munn kwam in 1987 voor het eerst hierheen om de afnemende hyacintara-populatie te lokaliseren en te documenteren. Hij vond de ara’s en een bloeiende illegale handel in wilde dieren. In die tijd waren hyacintara’s per ounce meer waard dan cocaïne. Dr. Munn ontmoette de meest ervaren en deskundige stroper, Lourival Lima. Het kostte heel wat overtuigingskracht, maar Dr. Munn overtuigde Lima ervan dat hij meer geld kon verdienen door de vogels te beschermen dan door op ze te jagen.
Halverwege de jaren negentig, twaalf jaar vóór de vorming van het Parnaiba Headwaters National Park, gaf Lourival, met aanmoediging, hulp en financiering van Dr. Munn, de handel in wilde dieren op en betrad de wereld van het ecotoerisme. Wolf Valley Camp werd opgericht op zijn landgoed van 1.011 ha. Kort daarna overtuigde Lourival een andere beduchte vroegere collegastroper en werd Wolf Cliff Camp geopend. Het ligt dieper in wat nu het park is, op 4.046 ha privé-eigendom. Lourival die nog steeds hier de scepter zwaait lijkt nu beide kampen te beheren. Je zou hem kunnen omschrijven als ‘dierenfluisteraar’. Je verbaast je erover hoe goed hij dieren en vogels begrijpt en hoe snel hij ze kan lokaliseren. En denk je bij stropers aan brute, gevaarlijke mannen, Lourival is de meest beminnelijke en innemende man die je je voor kan stellen. Grappig genoeg vermijdt de website South Wild die de kampen exploiteert zorgvuldig de link tussen ‘de stroper die gelukkig Mr. Munn niet doodschoot’ en de ‘dierenfluisteraar Lourival’ te vermelden, terwijl op andere websites blijkt dat het om een en dezelfde persoon gaat. Naast veel ander moois zijn de drie topattracties die Wolf Camp biedt: de hyacintara, de baardkapucijnaap en de manenwolf. Daarover later meer.
Vanaf de luchthaven van Barreiras rijden we door een droog landschap. In het begin is het nog een mengvorm tussen de droge en bijna woestijnachtige Caatingha – een landschap met droge doornige struiken – en de Cerrado – het droge savanne landschap met wat struiken. Later wordt het steeds meer het Cerrado landschap met droge grassen, maar ook stukjes bos. Hier en daar staan boerderijen met vooral koeien. Het is boeiend om te zien dat het er hier toch heel anders eruit ziet dan in het zuiden. Andere planten en struiken en meer bosachtig dan het uitgestrekte grasland van Canastra of het meer bossige landschap van Caraca. Het laatste stuk verlaten we het asfalt en rijden we over een rode gravelweg, Het landschap wordt meer bergachtig en hier en daar zien we prachtige rode kliffen.
Even voor vieren arriveren we bij Wolf Valley Camp. Raul had verteld dat we daar onze gewone jeep zouden verwisselen voor een andere jeep en dan door zouden gaan naar het tweede kamp, Wolf Cliff Camp. Na overleg met Lourival sr. die hier samen met zijn vrouw de zaak runt, vertelt hij dat het al te laat is om nog door te gaan en dat we hier blijven slapen en morgen doorgaan naar het tweede kamp. Eerst zijn we teleurgesteld, want bij Wolf Cliff Camp heb je kans om de manenwolf, die we in Caraca twee keer gemist hebben, te zien. Die missen we vandaag dus weer. Maar de teleurstelling is al snel over als we na het installeren met Raul een rondje over het terrein gaan lopen. De vogels vliegen ons letterlijk om de oren. Topper is wel de amazonetroepiaal, een vogel die oogverblindend geel oranje is met hier en daar bruin-zwart. Heel veel vogels komen af op de grote voerplaats met fruit, ander lekkers en niet te vergeten, water. Twee schattige goudvoorhoofdparkieten komen samen drinken waarbij ze beurtelings hun snavel in het water steken. Ook de schuwe marmertinamoe weet zich hier veilig en komt met het hele gezin tevoorschijn. We hebben niets meer te klagen.
Hyacintara's
Onze eerste dag in Wolf Camp is een superdag. Na een koude douche en een prima ontbijt gaan we in een als open, hoge safarijeep omgebouwde vrachtauto naar de hide (schuilhut) om de hyacintara te zoeken. De hyacintara is de grootste ara die er bestaat met een snavel die zo sterk is dat hij er kokosnoten mee open kan breken. De naam hyacint slaat op zijn prachtige diepblauwe kleur. De hele vogel is diepblauw op een geraffineerd stukje geel bij de snavel en een even gele oogring na. Via een lange aan de zijkant dichte en overdekte gang kom je bij een grote hide met veel krukjes en kijkgaten. De hide kijkt uit op een groot veld met centraal voor de hide een grote, alleen bovenin bebladerde boom met een stukje daarvoor twee dode bomen met veel takken waar je als ara fijn in kan landen, klimmen en kletsen met de buren.
Al snel nadat we in de hide zitten, landen de eerste grote ara’s in de boom. Het blijkt dat er tussen de blaadjes al een ander paar verstopt zit. Heel de buurt loopt uit tot er zo’n tien tot vijftien hyacintara’s in de boom zitten. We genieten van hoe ze klimmen, druk zijn en aan- en afvliegen, maar de echte voorstelling moet nog komen. Na een kwartiertje klimt de dapperste uit de boom op de grond waar door Lourival sr. noten van de Acuri palm, het natuurlijke voedsel van de ara’s, zijn gestrooid. Ze lijken op ei-grote kokosnoten. De buitenschil is keihard, daaronder zit een vezelige laag zoals bij kokosnoten en dan zit er opnieuw een harde schaal om de eigenlijke noot. Die moet je kraken om bij het vruchtvlees te komen dat in tegenstelling tot een kokosnoot in vijf hokjes in de vrucht zit. De hyacintara is de enige vogel die in staat is de keiharde noten te kraken. Na de eerste ara volgen de andere al snel om aan een heerlijke maaltijd te beginnen. We zitten op hooguit 10 meter afstand en kunnen zien hoe ze eerst met hun snavel de harde schil kraken, dan met de noot in hun poot het vezelige laagje er af pulken om vervolgens tussen de scherpe boven- en ondersnavel de tweede schil te kraken. Dan begint voor de ara het feest. Met de noot stevig in een poot raspt hij met zijn ondersnavel het harde vruchtvlees los en lebbert het met zijn snelle tongetje naar binnen. Tijdens het raspen knoeit hij net zo veel op de grond als hij binnen krijgt, maar het is te lekker om netjes te eten. In de beschrijving stond dat de hyacintara’s gegarandeerd waren en van dichtbij te zien waren, maar zo mooi hadden we niet durven hopen. Het zou zonder meer een BBC documentaire kunnen zijn.
Hyacintara's
Je verliest elk gevoel van tijd, maar als de ara’s zo’n beetje uitgegeten zijn, zijn we uren verder en maken we met Lourival en Raul een wandeling. We lopen door een droog open gebied met palmen, lage struikjes en bomen met dikke, aan de droogte aangepaste blaadjes. Het is geen echt bos, meer een droog grasland rijk aan bomen en struiken. Lourival en Raul zien alles en zo vinden we nog meer prachtige ara’s en parkieten. Als het echt te heel wordt, keren we terug naar het kamp. Overdag wordt het hier 35 graden en schijnt de zon gemeen fel, maar ‘s morgens vroeg tot 9 uur is het aangenaam, daarna wordt het heet tot veel te heet en vanaf een uur of vijf wordt het weer aangenaam. ‘s Nachts koelt het heerlijk af. Na terugkomst doen we dan ook rustig aan en zitten we met boekje en laptop bij de grote voederplank. Geconcentreerd werken zit er niet in. Voortdurend komen er leuke vogeltjes bij de voederplank langs. We hadden gelezen dat penseelaapjes af en toe de voederplank bezochten, maar Raul heeft verteld dat die al een tijd niet meer gesignaleerd zijn. Maar de penseelaapjes weten heus wel hoe graag wij ze willen zien en dus komen ze langs om een lange tijd te blijven genieten van al het aangeboden fruit. Het zijn kleine aapjes, ongeveer ter grootte van een cavia en zijn vertederend om te zien. Ze moeten vertrouwen hebben in Lourival, want ze vluchten niet weg als hij extra fruit neerlegt.
Penseelaapje
We zouden in de loop van de middag vertrekken naar het andere kamp, Wolf Cliff Camp, waar de manenwolf langs hoort te komen, maar bij de lunch horen we dat de plannen gewijzigd zijn. Een van de hoogtepunten hier – en ook gegarandeerd – zijn de kapucijnaapjes, (in het Engels de bearded capuchin, zonder Nederlandse naam). De vorige twee groepen bezoekers hebben de kapucijnaapjes gemist, omdat ze niet op hun normale plek zaten en niet te vinden waren. Nu is er een groep op een andere plek gevonden en omdat ze die nu gezien hebben, gaan we daar na de lunch heen. De lunch is trouwens perfect. Voor een Braziliaan mag je een lunch alleen lunch noemen als er rijst en bonen zijn (en meer warm eten). Ik kan niet overweg met uitgebreide warme lunches en heb bij het ontbijt gevraagd of ik een paar boterhammetjes mocht als lunch. We krijgen nu een lunch met brood, ei, pannenkoekjes, fruit en cake. Voor de liefhebbers is er rijst en bruine bonen. Zo lief dat ze aan de voor hun rare wensen zo veel zorg besteden.
Notenkrakende kapucijnaapjes
Na een lange rit stoppen we voor de kapucijnaapjes en we zien gelijk al iets in de bomen bewegen. Bij de aapjes staat Paolo, de man die de apen monitort. Hij lokt ze met beetje banaan dichtbij en lijkt ze gewoon te kunnen roepen. De aapjes zijn wereldberoemd, omdat het apen zijn die werktuigen gebruiken en hoe. Ze zijn ook dol op de noten van de Acuri palm, maar om een andere reden. Als de noot zich ontwikkelt, graaft een kever zich in en legt daar haar eitjes. Terwijl de uitgekomen larven zich tegoed doen aan het vruchtvlees en alles hebben wat hun larvehartje begeert, offert hun moeder zich voor ze op en overlijdt in de vrucht. De larven eten hun buikjes rond en worden lekker vet. De kapucijnaapjes gaan voor deze eiwitrijke snack. Maar hoe krijg je zo’n keiharde acurinoot open? De apen zoeken een grote platte steen die ze als aambeeld gebruiken en een kleinere steen die in verhouding tot de aapjes nog steeds behoorlijk groot is. De noot leggen ze op de grote steen, dan grijpen ze met twee handjes de andere steen, heffen op hun achterpoten staand de steen omhoog en met alle kracht in hun armen slaan ze de steen op de harde noot.
kapucijnaap
Als Paolo de acurinoten uitstrooit, komt al gauw de eerste grote kapucijnaap op de noten af. We stappen vandaag voor de tweede keer in een BBC-natuurfilm. De aap keurt de noten en ruikt zo of er een larve te vinden is of niet. Met een of twee goedgekeurde noten in zijn hand rent hij op drie – of met te volle handen op twee – poten naar de aambeeldsteen. Hij legt de noot zorgvuldig neer, pakt de hamersteen, heft zijn armen en laat de steen met volle kracht op de noot neerdalen. De beloning is een lekkere larve. Hij werkt noot na noot af. Grappig is dat hij aanvankelijk steeds met zijn rug naar ons toe gaat staan en achterdochtig achterom kijkt of wij het niet op zijn larve voorzien hebben. Een tweede aap gaat ook aan het werk, maar je kan zien dat hij minder sterk is en soms meerdere slagen nodig heeft. In vergelijking met andere kapucijnapen ziet deze eruit als een bodybuilder die flink getraind heeft in de sportschool. De schouder- en borstpartij zijn goed ontwikkeld en hij heeft gespierde armen. Moet ook wel want als je ziet hoe groot de hamersteen is in vergelijking tot de aap, moet hij echt sterk zijn. Na een poosje komen er wat jongere aapjes en ook echte kleintjes. De kleintjes bakken er nog niets van en slaan met hun noot tegen de boom wat niet het minste effect heeft. Een jonge aap doet verwoede pogingen, maar is niet echt bedreven en de noot springt weg over de steen heen. Na een flink aantal pogingen lijkt hij echt kwaad te worden. Hij mept de noot op de hamersteen en kwakt daarna de nog steeds gesloten noot op de aambeeldsteen. Een ander jong aapje is slimmer en gebruikt zijn lange staart als extra houvast. Hij slaat zijn staart om de boom zodat hij een stevig houvast heeft en meer kracht kan zetten. Echt goed bedacht. We zitten uren te kijken, ook dit schouwspel overtreft alle verwachtingen vooraf.
Naar Wolf Cliff Camp
Door de kapucijnaapjes vertrekken we pas na vijven in de open vrachtwagentruck naar het andere kamp. Een rit van 24 km waar we vanwege de kwaliteit van de weg vijf kwartier over doen. Het is een prachtige rit met zicht op de rode kliffen die door de oranje ondergaande zon nog roder worden. Het nieuwe kamp ziet er vergelijkbaar uit met het eerste kamp en we krijgen een vergelijkbaar hutje. Dit kamp is beroemd om de manenwolf die hier vrijwel elke dag komt. Ook hij wordt gelokt met een lekker hapje eten.
Natuurlijk kan je je afvragen of het goed is dat de hyacintara, de kapucijnaapjes en de manenwolf wat lekkers toegeschoven krijgen. Wilde dieren horen hun eigen voedsel bij elkaar te scharrelen. Maar om zo’n beschermd gebied veilig te houden, is geld nodig en daarvoor zijn wij en andere be-zoekers nodig. Die komen alleen naar zo’n afgelegen plek als er wat te zien is en hier hebben ze wel heel speciale dingen. Daarnaast krijgen ze afgezien van wat banaan om ze te lokken, hun natuurlijke voedsel als extra hapje. De rest van hun eten moeten ze nog steeds zelf zien te vinden. Alles bij elkaar lijkt het een aanvaardbare oplossing om deze kroonjuwelen te helpen hun leefgebied in stand te houden en te beschermen.
Jendayaparkiet
Na de prachtige dag maken we ons klaar voor de wacht op de manenwolf. Lourival is ervan overtuigd dat hij komt, hij komt altijd. We wachten en wachten, maar manenwolf heeft kennelijk iets tegen ons en laat zich niet zien. Om half elf taaien we af. Lourival blijft waken en belooft ons te roepen zodra manenwolf zich verwaardigd heeft te komen. We gaan dus maar aangekleed op bed liggen in de hoop dat Lourival Rik wakker klopt. We worden wakker als de generator uitgeschakeld wordt en het licht uitgaat. Manenwolf heeft wederom verstek laten gaan. We schuiven in bed en slapen meteen weer verder na een ongelofelijk mooie dag.
Jeepsafari's
De tweede dag starten we met een vroege jeepsafari. We rijden door een prachtig landschap. Weer een open graslandbos met struiken en bomen, maar nu omgeven door steile, hoge, rode kliffen. Vandaag lokt Loureval de gieren door vlees uit te storten. We zien weer mooie vogels, opnieuw prachtige ara’s en als we na een tijdje terugkeren naar de plek met het vlees, een overdaad aan gieren. Winnaar van vandaag is de grootste gier van allemaal, de koningsgier. Het grootste deel van zijn lijf is wit, achteraan is hij zwart, maar het meest opmerkelijk is zijn kleurige kop en snavel waarbij geel, oranje en rood om voorrang strijden. Als de zon opnieuw zijn boze bedoelingen voor vandaag kenbaar maakt, keren we huiswaarts om daar in de schaduw rustig betere tijden af te wachten. Op het heetst van de dag is het niet alleen veel te heet om iets te doen, maar vinden ook alle vogels en andere dieren het te heet om zich te vertonen. Bij het drinkpoeltje bij de eettafel zien we wel heel leuke, kleurige vinkjes die vanwege de warmte graag van het water komen nippen.
Koningsgier bij Wolf Cliff Camp
Na een lange pauze met eindelijk tijd voor dagboekje en rondzendbrief gaan we rond half vier voor een nieuwe trucksafari. Het landschap is zo mooi, op de rode rotsformatie in het middaglicht raak je niet uitgekeken. Topper van de rit is de vale reuzennachtzwaluw, die net als andere nachtzwaluwen ‘s nacht met zijn enorme wijde bek op insecten jaagt. Hij heeft een bizar uiterlijk, de rug heeft een soort grijs-bruin geschubd patroon, de kin lijkt begroeid met korstmos en ook zijn borst en buik lijken op boomschors. Dat is ook precies de bedoeling van reuzennachtzwaluw. Hij is zo goed gecamoufleerd dat je hem aanziet voor een dode tak aan een boom en zelfs als je weet waar hij zit, zie je hem nauwelijks. Ook hun nestgedrag in uitzonderlijk. Ze maken geen nest. Net als pinguïns houden ze het ei warm tussen hun buikveren, terwijl ze als een tak aan de boom kleven. Het vrouwtje blijft zo 2-3 weken zitten tot het ei uitkomt en houdt vervolgens het kuiken voor zich op haar buik. Man en vrouw moeten niet veel van elkaar hebben, maar in deze periode werken ze samen en brengt manlief het vrouwtje eten. Als het kuiken wat groter is, maakt ze zelf snelle vluchten voor een hapje eten. Ze vertrouwen zo op hun camouflage dat zelfs als je in de boom klimt, ze gewoon blijven zitten (hebben we niet uitgeprobeerd). Alleen in hoogst noodzakelijke gevallen – bijvoorbeeld als een roofdier ze aan dreigt te vallen – vliegen ze weg. Het vrouwtje kan zelfs met ei of kuiken vliegen!
We stoppen bij een boom en daar zit de wonderlijke vale reuzennachtzwaluw onbeweeglijk onzichtbaar te zijn. Het is zo’n zonderlinge vogel om te zien met zijn merkwaardige uiterlijk, zijn grote bek en half gesloten ogen. We hebben hem op andere reizen ook gezien, maar nooit zo goed in het licht. Maar Lourival en Raul hebben een verrassing voor ons. Is de als boomschors uitgedoste vogel al een grote bof, als we aan de andere kant naar de boom kijken zien we een piepklein – eigenlijk oerlelijk – kuikentje zitten. Het is een dotje die met zijn al veel te grote snavel lekker veilig tegen moeders zachte buik aan zit. Je kan hem echt goed zien en zolang wij maar rustig doen, is er geen enkele kans dat ze zich aan ons stoort of wegvliegt. Dit gaan we zo echt nooit meer zien. We maken nog een korte wandeling naar wat een riviertje hoort te zijn, maar door het droge seizoen nu slechts een modderpoel is. Tijdens de wandeling en de jeeprit vliegen geregeld de grote blauw-gele ara’s over die prachtig oplichten in het avondlicht.
De manenwolf
Na het avondeten maken we ons klaar voor een nieuwe wacht op de manenwolf. We hebben nu al drie avonden vergeefs uren op de manenwolf gewacht, maar nog steeds heeft hij zich niet willen vertonen. We zitten met een boekje aan de tafel en let je in het begin nog scherp op, na drie avon-den verslapt de aandacht. En dan opeens is hij daar: onze vurig gewenste manenwolf. Hij is zo mooi, zo mooi. Het is geen wolf en geen hond, maar een hondachtige. Hij staat heel hoog op zijn poten, heeft een slank postuur en is schitterend. De lange, dunne poten zijn zwart bij het lijf overgaand naar goudbruin, wat ook de kleur van zijn vacht is. Op zijn nek en schoft heeft hij een kam van korte zwarte haren die hem zijn naam hebben bezorgd. Onder zijn kin heeft hij een spierwitte vlek die door wat donkerder bruin van de rest van de bruine vacht gescheiden is. De oren zijn groot en gevoelig en wit van binnen en hij heeft een sprekende kop. Zijn sierlijke staart begint in de vachtkleur maar de pluim is helder wit. Alles aan het dier straalt elegantie uit. Hij blijft zeker een half uur tot veertig minuten voor het terras hangen en krijgt af en toe van Lourival een stukje vlees of fruit toegeworpen. Dat eet hij met graagte op, maar hij blijft wel steeds op zijn hoede. Na een poosje loopt hij weg en we zijn bang dat het schouwspel over is, maar hij loopt naar de drinkplaats om even wat te drinken en komt dan terug. Pas als hij geconstateerd heeft dat al het eten op is, keert hij zich om en loopt op zijn slanke poten langzaam weg. We kijken hem na tot we het laatste tipje witte staart zien verdwijnen. Zelfs als je erbij zit en het ziet, kan je niet geloven dat je dit echt van zo dichtbij ziet en meemaakt. Zo mooi en zo indrukwekkend. We hebben opnieuw een bijzondere en bijzonder mooie dag gehad hier.
Manenwolf
Wat ik nog niet verteld heb, is dat wij op beide kampen hier de enige twee gasten zijn. Heerlijk. Er zijn op beide kampen zeven tweepersoons huisjes, maar geen andere bezoekers. Als we navragen hoe het zit met de bezoekers hier, vertelt Raul dat er dit jaar drie groepen zijn geweest. Dat is niet veel en zorgelijk. Om dit gebied te kunnen onderhouden en de dieren zichtbaar te houden is geld, tijd en mankracht nodig en dat redden ze niet met zo weinig bezoekers. En dat terwijl het zo’n bijzondere bestemming is. Natuurlijk is het een afgelegen plek, maar de paar uur rijden meer dan waard. Beide kampen zijn echt prima. De betonnen huisjes zijn niet luxe, maar bieden alles wat je nodig hebt. Als het al nodig zou zijn dat te compenseren, compenseren de aandacht, zorg en vriendelijkheid van Lourival en zijn familie dat ruimschoots. Dus mocht iemand nog naar interessante reisbestemmingen op zoek zijn, kunnen we Wolf Camp van harte aanbevelen.
Holenuilen bij Wolf Cliff Camp
Opnieuw jeepsafari's en manenwolf
Ook de volgende dag maken we ‘s morgens en ‘s middags een mooie jeepsafari, genietend van het landschap en alles wat er te zien is. Was het gisteren oorverdovend heet, vandaag is de temperatuur wat beter, maar staat er enorm veel wind. Vinden de kleine vogeltjes helemaal niet fijn en die verschuilen zich dan ook behoorlijk. ‘s Middags maken we met Raul een wandeling vanaf het terrein. Als hij merkt dat we ook graag naar planten kijken, tovert hij uit zijn tablet een serieuze plantengids tevoorschijn en doet zijn uiterste best om namen voor de planten te vinden. Ook hier wemelt het van de termietenheuvels in diverse variaties. Omdat termieten klein en kwetsbaar zijn en het leven lief hebben, hebben ze iets heel vernuftigs bedacht. Met wat zand en speeksel maken ze stevige tunnels om doorheen te lopen. Het is wonderlijk hoe stevig de tunnels zijn. Zeker als je ziet hoe klein de insecten zijn die ze gemaakt hebben.
We zitten voor de vijfde keer ‘s avonds te wachten op de manenwolf. De eerste avond hier waren de lichten op de plek voor de overdekte eettafel allemaal aan, de tweede avond heeft Lourival maar één licht laten branden. De rest gaat aan als manenwolf komt zodat het licht genoeg is voor de foto’s. Manenwolf schijnt zich daar niets van aan te trekken. We wachten en verwachten – heel onnozel – dat hij weer net als gisteren om kwart over acht komt. Niet dus. We rekenen er eigenlijk al op dat we hem niet meer gaan zien. Geeft niet. Gisteren was het zo mooi, dat vanavond een extra bonus is. Anderhalf uur later staat Rik net omgedraaid om de fles water te pakken en dan opeens is daar opnieuw de schitterende manenwolf. Vanwege de sterke wind is manenwolf een stuk nerveuzer en onrustiger dan gisteren. Pas na een minuut of tien wordt hij rustiger. Maar als er weer een harde windvlaag komt zie je hem gelijk reageren. Snel rondkijken, heen en weer lopen en de grote oren draaien alle kanten op. Met zulke gevoelige oren is de wind natuurlijk extra hinderlijk omdat het alle geluiden die je als manenwolf op moet pikken overstemt. Hij blijft zeker zo lang als gisteren en als Lourival het voer vlak voor ons gooit, komt hij echt binnen een halve meter afstand om het op te eten. Het is opnieuw adembenemend mooi en ik kan opnieuw niet geloven dat dit echt gebeurt. Aan gezellig natafelen doet manenwolf niet. Als hij het laatste restje uit de bak gelikt heeft, weet hij dat het feest over is en loopt hij, net als gisteren, zonder Lourival te bedanken het bos in.
Terug naar Wolf Valley Camp
We hebben besloten dapper te zijn en ‘s morgens om kwart over vijf, zonder licht onder de koude douche haren te wassen. Rik gaat als tweede en heeft gelukkig nog niet zijn haar ingezeept als blijkt dat het water op is. De tank die op het dak staat en ons van water voorziet moet leeg zijn. Uit de kraan komt nog genoeg water om schoon te worden, maar dan is het echt op. Dat betekent dat we ook niet naar de wc kunnen. Raul is er niet, maar gelukkig begrijpen de Lourivals mijn ongeveer Spaanse uitleg en wordt gelijk de slang uitgerold om de tank bij te vullen en is na het ontbijt alles weer in orde, inclusief wc.
‘s Morgens gaan we voor de derde keer met de mooie jeep met hoge stoelen op pad, maar dit keer stoppen we na een korte rit bij een omheind stuk. Dat is de plek waar ze de koeien verzamelen die verkocht worden. De Lourivals hebben hier heel wat koeien (Nelore koeien) lopen, die ze enkel houden voor de verkoop voor het vlees. De koeien zien er hier erg mager uit, maar volgens Raul ligt dat aan het ras. Moet ook wel zo zijn, want er is hier een overvloed aan eten voor ze. We gaan voor een wandeling. Daarbij lopen we nooit ver, maar het is fijn om lekker rond te kunnen kijken en de door Raul en Lourival gevonden vogels te vinden. Ook vandaag waait het weer hard. Niet handig om vogels te zien, want de kleine vogeltjes houden zich verscholen om niet weg te waaien. Voor Lourival en Raul is het door de harde wind lastiger om ze te horen. Voor ons ook, maar dat was het zonder wind ook al. Ondanks dat zien we genoeg. Een van de favorieten is de jacamar. Een kleurige vogel, net zo kleurig als ijsvogels, maar met de snavel van een kolibrie.
Ik heb geschreven dat wij de enige bezoekers zijn, maar er is nog een huisje bezet en Lourival neemt ons mee om ons aan de bewoner voor te stellen. Op de balk onder de dakpannen zit een allerschattigst uiltje van 20 cm ons met zijn grote ogen aan te kijken. Hij heeft een prachtig koppie en blijft rustig zitten. Het is duidelijk dat dit huisje volledig onbruikbaar is. De muur van de badkamer zit onder de poep, de badkamervloer ligt bezaaid met zijn troep en in de rest van de kamer zou je ook niet graag verblijven. Dit huis heeft de cholibaschreeuwuil tot het zijne gemaakt.
‘s Middags keren we via een mooie rit weer terug naar het eerste kamp waar we de laatste twee nachten verblijven. Onderweg zeggen we moeder vale reuzennachtzwaluw met haar kleine vaarwel. Ze zit nog in dezelfde boom in dezelfde positie. Door de harde wind zie je veertjes opwaaien. De wind maakt het haar niet makkelijk. Het jong zit vanwege de wind dieper onder de veren verstopt. Als je bedenkt hoe onbarmhartig heet de zon hier is, kan je je niet voorstellen dat zo’n vogel daar urenlang bewegingloos in kan zitten. Reuzenzwaluw lijkt ons geen gemakkelijk leven te hebben.
Vandaag geen kapucijnaapjes
Terug op Wolf Valley Camp genieten we weer van alle vogels die de voederplank en drinkpoel aan-doen. Na het avondeten, maken we in het donker nog een wandelingetje. We zien spinnetjes met oogjes die als diamantjes oplichten, de termieten voor wie nu de werkdag begonnen is en die met legers tegelijk dode takjes en blaadjes aanpakken. De bladsnijdermieren slepen af en aan met veel te grote stukken blad op hun rug. Een romantische dromer heeft een paarse bloem gekozen en sjouwt daar ijverig mee rond. De bloem is ongeveer acht keer zo lang als de mier en vele malen hoger, maar niets brengt haar al sjouwend met de bloem van de wijs. Dankzij Raul laten ook twee nachtvogels zich zien: de piepkleine Braziliaanse dwerguil en de pauraque (een soort nachtzwaluw) die ontzettend gecamoufleerd is. Dat weet hij zelf ook, want we kunnen hem tot op 1,5 meter naderen en pas dan kunnen we zien hoe hij in elkaar zit. Eerder was ik niet verder gekomen dan een oog.
Nu we even internet hebben stuurt Raul een stapel digitale gidsen aan ons door. Uitgebreide plantengidsen van de Cerrado en de Pantanal, de vogelgids die ik als boek heb en een uitgebreide gids met alles over de Pantanal en nog veel meer. Geweldig om te hebben, zijn we echt heel blij mee. We voelen ons echt bevoorrecht om hier te zijn. Ons ontbijt wordt omlijst door de roep van veraf zittende brulapen die met hun vliegtuigmotoren-achtige geluid van kilometers afstand laten weten dat ze er zijn. Ook de hyacintara, de geelvleugelara en de blauwgele ara beginnen aan de dag en vliegen prachtig in het licht langs om goedemorgen te zeggen. Het is hier echt zo mooi.
Overvliegende blauwgele ara
Vanuit Wolf Valley Camp gaan we opnieuw op zoek naar de geweldige bearded (of black-striped) capuchin (soort kapucijnaapje). We rijden weer naar dezelfde plek als een paar dagen geleden, maar we hebben al gehoord dat ze erg wispelturig zijn en dat ze niet op een vaste plek blijven. Er is dan ook niemand om ons op te wachten. Lourival probeert ze te roepen, maar krijgt geen antwoord. We gaan ze hogerop in het bos zoeken en klauteren achter Lourival aan omhoog de steile, stenige helling op. Boven zien we grote gladde stenen liggen die de apen als hamersteen gebruiken. Ze zijn hier duidelijk geweest, maar nu ontbreekt elk spoor van ze. Lourival krijgt opnieuw geen gehoor. We geven op en klauteren langzaam het steile rotspad weer af, niet alleen gebruikmakend van de voeten, maar ook van de handen. Volgens mij zitten de kapucijnaapjes achter een struik te schudden van het lachen om de manier waarop wij naar boven en beneden klimmen. Nooit zo’n onbeholpen aap gezien.
Lourival rijdt naar een tweede plek waar een vriend woont die ze recent gezien heeft. Maar helaas, ook hier is niemand thuis. Heel jammer, maar de vorige keer hebben we ze zo goed en zo uitgebreid gezien dat dit een extra bonus zou zijn geweest. Het geeft maar aan dat de aapjes natuurlijk gedrag vertonen, zelf hun voedsel zoeken en niet naar een vaste plek komen om om voedsel te bedelen. Bij het huis van de vriend vertelt Lourival dat beneden in het dalletje altijd een riviertje stroomde dat de mensen en de natuur van water voorzag. Verderop is inmiddels een enorm zonnepanelenpark verrezen. Een van de gebouwen heeft de bron van het riviertje afgesneden, waardoor de rivier nu dood is en de mensen zonder water zitten. Nadat het zonnepanelenpark aangeklaagd was, heeft de rechter bepaald dat ze de mensen moeten compenseren en elke week van vers water moeten voorzien. Voor de mensen misschien nog aanvaardbaar, maar hoe komt alles in het bos nu aan water? Klinkt een park met zonnepanelen nog heel milieuvriendelijk, door zo’n noodzakelijke waterbron af te sluiten, komt er wel een heel grimmig milieu verpestend zwart randje om het project.
Wel weer volop hyacintara's
Voordat we ‘s middags voor de tweede keer naar de hyacintara’s gaan, ontmoeten we Leida, de dochter van Lourival die redelijk Engels spreekt. Of we de helmmanakin (foto bij de vorige brief) willen zien. Natuurlijk. Met Lourival, Leida en haar enthousiaste dochtertje gaan we op zoek. Helmmanakin houdt van verstoppertje en het kost heel wat moeite om hem te zien, maar hij is opnieuw prachtig.
De hyacintara’s zijn ook voor de tweede keer indrukwekkend. In eerste instantie lijkt er minder activiteit dan vorige keer. Ze zijn minder druk met de noten bezig en beperken hun activiteiten tot gebabbel, gekras en wat heen en weer lopen. Totdat er een blauwgele ara in de boom komt zitten. Het gekrijs neemt meteen toe en een hyacintara loopt op hem af om duidelijk te maken dat hij niet gewenst is. Daar is blauwgeel het absoluut niet mee eens. Hij straalt uit dat hij het volste recht heeft om ook in de boom te zitten. Met hun grote snavels – die van hyacint is duidelijk groter – doen ze uitvallen naar elkaar. Ze vechten niet, het blijft bij dreigen. Blauwgeel laat zich door de grotere hyacint niet in de hoek drukken, zet zijn nekveren op en zijn gele kop krijgt een diepere kleur. Hij geeft geen millimeter toe en hyacint druipt af. Terwijl één hyacint het karwei moet zien te klaren, kijkt de rest geïnteresseerd toe zonder zich ermee te bemoeien. Nog twee keer probeert hyacint blauwgeel weg te jagen, maar die geeft geen krimp. Hyacint kan weinig anders dan het gezichtsverlies incasseren. Na een poosje zitten alle hyacintara’s maar een kant te staren: die van blauwgeel. Ze krijsen dat het een oordeel heeft. Kennelijk worden al die starende blikken en het gekrijs blauwgeel teveel en vliegt hij weg. Binnen de groep hyacinten keert nu ook de rust terug.
Ruzie tussen hyacintara (links) en blauwgele ara (rechts)
Wat later zien we paartjes die elkaar knus knuffelen en elkaars veren onderhanden nemen. Een ara gaat zelfs met zijn kop op de tak liggen om lekker door de ander gepoetst te worden. Daarna knabbelen ze voorzichtig met de grote snavels aan elkaars kop. Een jaloerse buur komt op een van de stelletjes af wat opnieuw tot een hoop gekrijs en gedreig leidt. Maar bij twee tegen een is de afloop al snel duidelijk en buurman stapt weer op. Pas als het te donker begint te worden verlaten we de hide weer. Van zulke mooie dingen krijg je niet genoeg.
Lange reisdag naar Cuiaba
De laatste ochtend gaat om vier uur de wekker en na een laatste ontbijt vertrekken we uit het prachtige Wolf Camp richting Barreiras. We schieten goed op tot ongeveer een half uur voor Barreiras waar we tot stilstand komen achter een rij auto’s. Het is geen langzaam rijdende file, het staat gewoon stil. We verwachten dat er wegwerkzaamheden zijn en dat het verkeer via stopborden geregeld wordt, want van de andere kant komt wel verkeer. De man die de seinen regelt moet zich verslapen hebben of ter plekke in slaap gevallen zijn, want er gebeurt aan onze kant niets. We zijn ruim op tijd, maar zien de tijd wegtikken. Na 20 minuten besluit Lourival jr. het voorbeeld van vele voorgangers te volgen en rechts van de weg over de brede zandstrook verder te rijden. Per slot heb je niet voor niets een 4x4. Dat helpt. We komen zonder probleem een stuk verder, rijden dan de nog niet volledig geasfalteerde weg op en na een paar kilometer is de ellende achter de rug. We zijn nog ruim op tijd en dat is maar goed ook.
We hebben het geluk dat Raul ook naar Cuiaba moet en dus mee vliegt. Heel handig want we hebben vandaag drie vluchten: van Barreiras naar Belo Horizonte, zes uur later door naar Sao Paulo en weer drie uur later door naar de eindbestemming Cuiaba, waar het vliegtuig om half twaalf ‘s avonds landt. We hadden al geïnformeerd of de hotelshuttle zo laat nog wel ging en ze hebben ons verzekerd dat dat zo was. Toch vinden we het idee van zo laat op een luchthaven in een grote stad wachten op een shuttle niet erg fijn. Wat blijkt: ze hebben nu geregeld dat Raul met ons meegaat en ons – in de shuttle – vergezelt naar het hotel. Echt een opluchting.
Ook op de luchthaven van Barreiras zijn we blij dat Raul er is al levert het uiteindelijk niets op. De bagage wordt ingecheckt door een jongeman die het allemaal vreselijk moeilijk vindt en tijden bezig is. Dan meldt hij dat we nog moeten betalen voor de bagage. Dat klopt niet, op onze tickets staat bij alle drie de vluchten ‘toegestane bagage: 1 stuks’ met een sterretje dat zegt dat dat ene stuk 23 kilo mag wegen. We laten onze tickets zien, maar jongeman blijft bij zijn standpunt. Raul praat met hem en legt later uit dat de bagage wel op onze ticket staat, maar niet in hun systeem. Dat kan niet waar zijn. Weer discussie, zelfde resultaat. De manager wordt erbij gehaald en Raul belt de Braziliaanse reisagent die niets kan controleren, want de tickets zijn in Nederland geboekt. Maar dan nog. Welke luchtvaartmaatschappij geeft tickets af waar op staat dat bagage inbegrepen is als er niet betaald is? Manager beweert bij hoog en laag dat je uit het systeem elk ticket kan laten komen dat je wilt, maar dat ze hier kunnen zien wat er betaald is. Onzin met grote hoofdletters. Per slot hadden we voor 25 augustus een zelfde ticket en toen waren ze wel traag, maar niemand zeurde over de bagage. Nu beweert manager dat ze ons toen hebben laten passeren, maar dat het daar ook niet betaald was.
Manager weigert als nette manager in dit soort twijfelgevallen waarin de klant aantoont wel betaald te hebben, de klant het voordeel van de twijfel te geven. De patstelling valt alleen te doorbreken door of te betalen of de rugzakken achter te laten in Barreiras. Aangezien dat laatste geen optie is, betalen we onder groot protest. We moeten voor twee rugzakken drie keer bagage (drie vluchten) betalen. We vragen de manager achter op de tickets te verklaren dat hij ons heeft laten betalen, maar dat weigert hij, we krijgen een kwitantie. Dan noteren we zijn naam maar. Niet dat we daar iets mee kunnen, maar toch. Eindelijk worden dan de rugzakken gelabeld. Het ergste is nog dat het geen oplichterij betreft, maar pure domheid is. Na de security check hebben we nog even tijd voor de wc en dan kunnen we zo ongeveer gelijk door naar het vliegtuig.
De rest van de dag verloopt zonder hindernissen. Nadat onze vlucht in Sao Paulo drie keer van gate is veranderd, staat er een vertraging van een klein uur aangekondigd. De reden: er is geen piloot. Toch een goede reden om even te wachten. Wij hebben hier het voorrecht om in de voorrangsrij aan te sluiten omdat we 60+ zijn. Er staat ook een poppetje met wandelstok waar 80+ bij staat. Die lijkt ons erg overbodig. Als je met 60+ al voorrang hebt, heb je dat toch als 80 plusser zeker? Misschien verwachten we teveel logica van de Braziliaanse luchtvaart. Als we eindelijk in Cuiaba zijn, komt de duur betaalde bagage tevoorschijn. Ze lijken wat somber te kijken. Natuurlijk zijn ook die al behoorlijk op leeftijd en ze hebben nu een labeltje gekregen met een invalidewagen er op. Tja, ook zij vallen inmiddels ruim binnen de priority groep. Eenmaal in het hotel wijst de klok 1 uur aan als we het bed induiken. Met het uur tijdsverschil in Cuiaba zijn we nu 22 uur op de been, hoog tijd om te gaan slapen.
Ook deze brief overschrijdt de standaard acht kantjes, dus onze verhalen over de Pantanal horen jullie in de volgende brief.