[Verzonden op 19 september 2024 vanuit Vila Mont, Atlantisch Regenwoud]
Chapada dos Guimarães
In de vorige brief heb ik jullie verteld hoe mooi de Pantanal was. Vanaf de Pantanal rijden we eerst terug naar Cuiaba en vervolgens met gids Marlon door naar Chapada dos Guimarães, waar het prachtige Chapada dos Guimarães National Park is. Dankzij inspanningen en protesten van bezorgde milieuactivisten, kunstenaars en wetenschappers is het gebied in 1989 uitgeroepen tot nationaal park. Het hooggelegen park van meer dan 32.000 ha ligt op het Braziliaanse plateau en het landschap wordt gekenmerkt door enorm hoge, rode zandsteenkliffen van 600-800 meter, verbluffende watervallen, geïsoleerde zandsteenformaties waar je met fantasie allerlei namen aan kan geven en grotten. In het park zijn eveneens belangrijke archeologische vondsten gedaan. Het park beschermt de bovenloop van de Paraguay rivier die verderop de Pantanal voedt. Ook hier vind je een rijke fauna en flora, alhoewel de zoogdieren – tapir, jaguar, manenwolf, miereneter – hier een stuk moeilijker te vinden zijn. We gaan dus vooral voor het indrukwekkende landschap en de vogels.
Hebben we tot nu toe alleen maar dingen gezien die onze verwachtingen ver te boven gingen, voor de Chapada dos Guimarães geldt dat niet. Het gebied wordt geteisterd door ernstige branden die door de droogte nauwelijks te bedwingen zijn en overal zie je de rook van branden en de lucht is grijs en heiig van de rook die blijft hangen. Hoe ontstaan al die branden? In deze tijd van het jaar, waarin alles droog is, worden stukken land afgebrand. Op de afgebrande stukken begint met de komst van de regentijd algauw gras te groeien, dat geschikt is als eten voor het vee. Je zou denken dat niet alleen de natuur, maar ook de mensen te lijden hebben onder die grote ontembare branden en het dan wel uit hun hoofd laten om de zaak in de hens te zetten. Dat is niet zo. Vooral de grote veeboeren zien alleen het korte termijn effect van winst op de verkoop van vee. Ze weten wie het zijn, maar bewijzen is lastig. Bovendien kunnen rijke boeren er meestal mee wegkomen door te schuiven met wat geld. Tijdens het rijden, zien we overal zulke afschuwelijk grote stukken verbrand land en altijd zie je wel ergens rookpluimen van een brandhaard. De brandweer werkt hier onwijs hard en de blusvliegtuigen vliegen af en aan, maar in zo’n groot gebied met zoveel branden begin je niets. Gelukkig zijn er nog plekken waar het landschap wel intact is en waar het uitzicht op de rode grillige rotsen en de beboste hellingen mooi is. Ook hier is het bos droog, maar het is hier een stuk groener en minder stoffig.
We hebben een knus huisje bij de pousada met een meer dan welkome airco. Ze hadden ons beloofd dat de temperaturen hier beter zouden zijn dan in de Pantanal omdat we nu op de hoogvlakte op 700 meter zitten, maar dat is niet zo. Ook hier is het akelig zonnig en heel warm. Na een late lunch maken we met Marlon een wandeling rondom de pousada. Ondanks de hitte zien we nog best veel vogeltjes. Het kost meer moeite om ze te vinden, omdat Marlons laser het begeven heeft. Zo’n laser is voor domme vogelaars zoals wij een uitkomst. Door het groene laserlichtje in de buurt van de vogel, snap je waar je moet kijken. Of je de vogel ziet is dan een tweede, maar het helpt enorm. Daarnaast spreekt Marlon niet heel goed Engels en kan hij niet zo goed uitleggen waar iets zit, dus we moeten hard werken. Na terugkomst verdwijnt een rode zon langzaam achter de bergen.
Noodgedwongen vogels spotten buiten het park
Na het ontbijt om vijf uur vertrekken we om naar een aantal vogelhotspots te gaan en om op zoek te gaan naar mijn vurig begeerde motmot. Voor de lunch stoppen we ergens onderweg en omdat we de hele dag wegblijven vullen we alle beschikbare flessen die we hebben en nemen we 6 liter water mee. We rijden steeds kleine stukjes en lopen vervolgens een behoorlijke tijd rond om vogels te zoeken. Waar we stoppen is geen schaduwplekje te bekennen en zelfs om half acht is het in de zon al te heet, zodat ik me bezorgd afvraag hoe ik de dag door moet komen. Marlon is een aardige gids, die enorm zijn best doet en de vogels goed weet te vinden, maar door zijn beperkte Engels verloopt de communicatie moeizaam. Na een poosje is hem echter duidelijk dat ik niet bereid ben om langzaam in de volle zon dood neer te vallen als we tijden naar een klein bruin vogeltje zoeken. Gelukkig zijn er meer plannen voor de dag onder betere condities.
Halverwege de ochtend gaan we naar een groot terrein dat van zijn schoonvader is. In Nederland zou je multimiljonair moeten zijn om zo’n lap grond in eigendom te hebben, maar hier heeft schoonvader, net als zijn buurman een lap grond van 50 ha. Bij het huis van schoonpapa maken we kennis met schoonvader en buurman. Of we koffie willen? Willen we best en we strijken neer op het schaduwrijke terras. Hier is mijn motmot gepland. Bij het terras hangt een voederplank en die doet de motmot geregeld aan en dus gaan we wachten op zijn optreden. Marlon stelt voor dat we nu (half elf) de door het hotel meegegeven snack eten. De ‘snack’ bestaat uit twee witte boterhammen van elk 2,5 cm met vier dikke lagen kaas ertussen, een appeltje en twee kleine banaantjes. Iets te veel na een goed ontbijt. We vragen of dit de lunch is. Nee, nee, dit is een snack, straks gaan we lunchen. We eten een banaantje en de rest van de ‘snack’ bewaren we tot later. Inmiddels arriveren een jong Frans stel en een jonge vrouw met een baby van 2 op haar heup geklemd. De Fransen zijn zonder enig vooropgezet plan en zonder enige voorbereiding op rondreis door Brazilië, van de vrouw met baby weten we niets.
Tot mijn grote genoegen komt motmot vandaag naar de voederplank en laat zich goed bekijken. Waarom wil ik de motmot zien? Omdat het de allermooiste vogel is die er bestaat. Hij is prachtig gekleurd en heeft een mooie, slanke, lange snavel, Maar het allermooiste is zijn staart. Aan zijn staart heeft hij twee lange staartdraden die eindigen in een geraffineerd blauw kwastje. We hebben in Costa Rica voor het eerst een motmot gezien en toen ik wist dat hier een andere soort zat, kwam hij hoog op de wensenlijst te staan. Officieel heeft de plek een andere topattractie: watervallen. Een aantal daarvan staat nu droog, maar wij gaan naar twee die nog wel water hebben. Kennelijk is het de bedoeling dat we met zijn allen – buurman en schoonvader uitgezonderd – naar de watervallen wandelen. Terwijl wij bij de waterval vogels zoeken, gaat het jonge spul via een moeilijke route naar de tweede waterval, waar zij gevieren in liggen als wij er aankomen. Wij slaan het zwemmen over, zoeken nog meer vogels en keren terug naar het terras. Inmiddels is het wel lunchtijd en beginnen we aan de ‘snack’. Over de lunch onderweg hebben we nooit meer iets gehoord.
Weinig mogelijk door brand
Gisteren heeft Marlon verteld dat vanwege de branden grote delen van het park gesloten zijn. Maar onze vraag of er nog goede plekken waren om ara’s en parkieten te vinden, werd bevestigend beantwoord. Ook zou het vast lukken om boommiereneter, boomstekelvarken en zelfs een tapir te spotten. Waarschijnlijk heeft hij ons helemaal niet goed begrepen en ons daarmee op het verkeerde been gezet, want wat blijkt: het hele park is gesloten en je mag nergens in. Om iets van de genoemde dieren te zien, moet je echt geluk hebben. Nu het park gesloten is, worden de ara’s en rotsformaties moeilijk. De kans op zoogdieren is hier hoe dan ook klein. Als we aangeven dat de boodschap gisteren anders was, heeft Marlon niet het idee dat hij eerder iets anders heeft verteld. Het is geen boze opzet, maar vooral onhandigheid en maar wat zeggen als je niet begrijpt wat er gevraagd wordt. Pure miscommunicatie door de taalbarrière.
We nemen afscheid van schoonvader om verder op pad te gaan. Na nog wat vogelstops (in de schaduw) vinden we het na meer dan 10 uur kleine vogeltjes in hoge bomen zoeken, mooi geweest. Maar nee, Marlon heeft ons een zonsondergang op een bijzondere plek beloofd en daar is het nog veel te vroeg voor. Gezien alle branden en de rook die overal hangt, vragen we ons af of die zonsondergang wel wat wordt. We stellen voor alvast even te gaan kijken. Als het de moeite waard is blijven we, anders gaan we naar huis. Aangekomen op de plek worden we verrast door diverse koppels groenvleugelara’s die te snel voor de foto, maar prachtig in het licht overvliegen. Een mooie verrassing. Van het uitzicht is vanwege de rook niets te zien, dus na de ara’s keren we huiswaarts. Een ongelofelijke hete dag met mooie dingen en de motmot en ara’s als toppers.
Goede improvisatie
We starten de tweede dag met een vroege afdaling tot beneden in de vallei om, nu het park gesloten is, toch nog wat van de zandsteenformaties te zien. Uiteraard letten we ook op vogeltjes die zo vroeg al uit de veren zijn. We zien een prachtige hoge rots, die als eenling hoog uitsteekt boven de verder beboste helling. Bovenop de geïsoleerde rots staat een boom zonder hoogtevrees die besloten heeft van vergezichten te gaan genieten. Na terugkomst is het tijd voor het ontbijt en verdere activiteiten.
Marlon heeft erg zijn best gedaan en verdient een pluim. Gisteren leken er na de ochtendwandeling weinig opties te zijn vanwege het gesloten park en de temperatuur die wandelen overdag onmogelijk maakt. Nu stelt hij voor dat we naar een privéterrein gaan waar een toren is en waar je toch mogelijk de ara’s van dichtbij kan zien. De toegang daarvoor neemt de organisatie voor zijn rekening. Een goed plan. We komen terecht in een weldadig groen bosgebied en worden ontvangen door Mario die vertelt dat het terrein al 45 jaar als natuurgebied ingericht is en dat er van alles leeft en groeit. We klimmen in de stevige houten toren met stoeltjes die uitkijkt op wat bomen. In twee bomen zitten holtes die met water gevuld zijn. De vogels weten dat te waarderen, komen drinken en zijn dan vanaf het platform heel goed te zien. De meest bijzondere gasten hier zijn de groenvleugelara’s, grote overwegend rode ara’s met groen en blauw in hun vleugels.
In het begin is het rustig, maar na een uurtje komen de eerste ara’s. Om beurten komen ze drinken, eerst met kop en snavel in de holte en dan met de kop omhoog om het water door te slikken. Ze komen niet alleen om te drinken, maar klimmen door de bomen en eten van de boom die geen vruchten of zaden lijkt te hebben, maar kennelijk wel iets te bieden heeft, want voortdurend dwarrelen er doorgeknaagde blaadjes en takjes omlaag. Kleinere vogels, zoals de fantastische geelbrauwspecht (Riks favoriet) en een soort grote boomkruiper drinken niet alleen, maar gebruiken de holte ook als ligbad en zitten te badderen tot ze kletsnat zijn. We blijven er de hele dag kijken en zien comfortabel op een stoel gezeten uren- en urenlang de ara’s en andere vogels hun dagelijkse dingen doen. Tussendoor krijgen we lunch en watermeloen geserveerd, wij klagen niet.
Groenvleugelara's
Branden zijn wel erg dichtbij
Onderweg zien we hier en daar dichtbij de rode rotsen, verder weg zijn die in een waas van rook gehuld. We zien ook hoe verschrikkelijk veel er al verbrand is, zien overal rookpluimen van brand-haarden of rook vanuit de grond. Uit een spleet in een verder normaal uitziende boom komt zelfs rook. Het is een ramp voor het gebied en alles wat er in hoort te leven. Niemand hier heeft ooit zulke grote branden meegemaakt en de brandweer maakt overuren. ‘s Avonds bij het eten is de brand aardig dichtbij en horen we het knappen alsof er een haardvuur brandt. Als we naar ons huisje lopen, zien we een grote rode gloed waaruit brandende flarden omhoog cirkelen. Angstaanjagend. De eigenaar rijdt voortdurend op zijn tractor heen en weer en heeft nauw contact met de mannen van de brandweer. Echt een gerust gevoel geeft zo’n brand dichtbij niet. Later op de avond gaat Rik nog buiten kijken en dan is de ergste rode gloed weg, maar er is veel rook. ‘s Nachts doe ik nog even de deur open en in het donker zie ik alleen veel rook. Het vuur zit aan de achterkant, maar de moed ontbreekt om aan te kleden en buiten te gaan kijken.
Via Cuiaba naar Rio de Janeiro
's Morgens staan we heel vroeg paraat voor een laatste ochtendwandeling. We zien geen vuur meer, maar overal hangt rook, die op je keel slaat. De rook zakt naar de vallei waar alleen een grote wolk te zien is. We zouden via een ander pad dan gisteren naar de vallei afdalen, maar dat lijkt noch Marlon, noch ons een goed idee. We wijzigen de plannen. We pakken in voor de vlucht naar Rio en gaan na het ontbijt naar Cuiaba waar Marlon een park weet waar we zwartstaartzijdeaapjes kunnen zien. Om half negen wijst de thermometer er al 38 graden aan. Gelukkig lopen we deels in schaduw. Het is een groot park en al is het midden in de stad, we zien nog heel veel, zelfs een grote arend die normaal moeilijk te spotten is. Hij roept voortdurend, een teken voor de zijdeaapjes om zich schuil te houden. Marlon vindt ze toch voor ons. Ze zijn met een grote groep en aandoenlijk klein. Een mooi afscheid.
Zwartstaartzijdeaapje
Op de luchthaven is het heel rustig en zowel bij het inchecken als bij de security zijn we meteen aan de beurt. Onze eerste vlucht brengt ons naar Sao Paulo waar we een uurtje overstaptijd hebben voor de vlucht naar Rio de Janeiro, onze uitvalsbasis voor het Atlantisch Regenwoud. De vluchten verlopen soepel, maar hadden we maar een duurdere plaats geboekt. We krijgen onderweg een bekertje water en een piepklein zakje met een soort kaasbolletjes zonder vulling. Maar de comfortclass mag kiezen uit plastic bekertjes met cola of andere frisdrank. Daar betaal je toch graag meer voor. In Rio is het hotel op loopafstand van de luchthaven en zo ongeveer binnendoor te bereiken. De bagagekar kan mee tot in de hotellobby. Dat scheelt sjouwen met de rugzak!
Naar het Atlantisch regenwoud
Na een nacht slapen is het ontbijt de laatste activiteit in Rio. Het ontbijt wordt geserveerd in het dakrestaurant dat uitkijkt over de baai bij Rio. We kunnen de kabelbaan naar de hoge berg zien en het grote kruisbeeld boven op een andere berg. Vanaf Rio gaan we via REGUA naar Itororó in de buurt van Novo Friburgo, beide in het Atlantisch Regenwoud. Het Atlantisch Regenwoud ligt langs een groot deel van de Atlantische kust van Brazilië en loopt een klein beetje door in het oosten van Paraguay (6%) en het noordoosten van Argentinië (2%). Het gebied herbergt een enorme rijkdom aan verschillende bostypen: vochtig bos dat veel regen krijgt, droog bos, duinbossen, mangrove bos en omdat er veel bergen zijn, zijn er laagland- en bergbossen en allerlei tussengelegen variaties. Daarnaast zijn er graslanden, delen met savannes en gebieden met een struikbegroeiing. Aangezien er voor elk wat wils is, is de biodiversiteit er enorm met een groot aantal endemische (alleen in dat gebied voorkomende) soorten. Het was het eerste gebied waar de Portugezen 500 jaar geleden terecht kwamen en toen was het gebied 1 – 1,5 miljoen km2 groot. Nu is daar nog maar 12% van over door ontbossing, waardoor veel planten en dieren inmiddels bedreigd zijn.
Het Atlantisch Regenwoud is een van de best bestudeerde ecosystemen. Voor de grap een opsomming van de beschreven soorten: 3.000 bomen, 98 vleermuizen, 94 middelgrote tot grote zoogdieren, 124 kleine zoogdieren, 26 apen, 2.000 epifyten (planten die op andere planten groeien), 528 amfibieën en meer dan 800 soorten vogels. Er worden nog steeds nieuwe soorten ontdekt, zo zijn er in minder dan 20 jaar tijd 1.000 nieuwe planten beschreven en ook het uitgestorven gedachte zwartkopleeuwaapje is hier nog gevonden. Gelukkig zijn er veel organisaties die zich inzetten voor het behoud van het Atlantisch Regenwoud. Die proberen agrarisch landschap weer te herbebossen en corridors aan te leggen tussen gefragmenteerde en geïsoleerde bosgebieden, zodat die met elkaar verbonden worden. Wij bezoeken twee van die projecten.
REGUA
REGUA (Reserva Ecológica de Guapiaçu) is het eerste project dat we bezoeken onderweg van Rio naar onze eindbestemming Itororó. Het ligt ongeveer 70 kilometer ten noorden van Rio de Janeiro en werd in 2001 opgericht als een particuliere non-profitorganisatie met als missie de biodiversiteit van het bovenste stroomgebied van de Guapiaçu te beschermen. REGUA beschermt momenteel meer dan 28.000 ha bos van 35 tot meer dan 2.000 meter boven zeeniveau. Naast bescherming hebben ze ook gewerkt aan herstel en zijn er meer dan 620.000 jonge boompjes geplant die zijn opgekweekt uit zaden die in het bos zijn verzameld, en is er opnieuw een wetland van 45 ha gecreëerd. Daarnaast doen ze veel aan educatie zowel voor scholen als voor de lokale gemeenschap. Het is nu een soortenrijk vogelgebied (bijna 500 soorten), waarvan veel endemisch zijn. Richtte het onderzoek zich in eerste instantie vooral op vogels, inmiddels is er een breed scala aan onderzoeksprojecten en is er veel uitwisseling en samenwerking met universiteiten.
In REGUA worden we ontvangen door de beheerder die meldt dat onze gids onderweg is. Na de koffie ontmoeten we Igor, onze gids voor de komende dagen en met hem gaan we meteen op pad om REGUA te verkennen. Tot nu toe zijn we in droge gebieden geweest, maar hier in het Atlantisch Regenwoud is het heerlijk groen. Helaas staat de thermometer ook vandaag weer boven de 40 graden, maar het is hier prachtig. We zien zoveel vogels en nu we in een heel ander leefgebied zitten weer heel andere soorten. Er zijn grote waterpartijen en ook die zijn rijk aan vogels.
Net voordat we helemaal gesmolten zijn, keren we terug voor de lunch. Zagen we vanmorgen bij aankomst een schoolklas, tijdens de drukke lunch wemelt het hier van de wetenschappers. Studenten die onderzoek doen, hoogleraren vanuit heel Brazilië en twee professoren uit Duitsland uit resp. Keulen en Leipzig. Aangezien wij de enige echte ‘gasten’ zijn komen de initiatiefnemers van het project – een bevlogen echtpaar – bij ons aan tafel zitten. Interessant en boeiend om te horen, wat ze allemaal aan onderzoek doen, hoe het project begonnen is en hoe ze aan geld proberen te komen.
REGUA (Reserva Ecológica de Guapiaçu)
We dachten dat we na de lunch naar Itororó – met de klemtoon op de laatste o – zouden gaan, maar we blijven hier ook vanmiddag nog. Igor neemt ons mee naar een plek waar heel veel flesjes suikerwater hangen voor de kolibries. Dat weten de kolibries inmiddels ook en met hun snelle vleugeltjes en hun supersnelle vluchten laten ze ons heel hard werken om ze goed te kunnen zien. Onvoorstelbaar hoe ze van kleur veranderen als het licht even anders op hun kop, vleugels of lijf valt. We vragen dan ook 100 keer aan Igor van dezelfde kolibrie de naam, maar na een poosje kunnen we een enkele soort herkennen. We klimmen nog in een hoge uitzichttoren en kijken dan van bovenaf op vogeltjes waar we eerst een stijve nek voor over hebben gehad, omdat ze graag hoog in de boom zitten. Via een schaduwrijk pad langs de meren lopen we terug en tegen half zes gaan we op pad naar Itororó. Als we in het donker aankomen, haasten we ons meteen door naar het eten.
Itororó
Direct na het ontbijt om zes uur gaan we met Igor op stap. We zitten hier op 1.200 meter en het is heerlijk fris vanmorgen, een verademing na alle hitte. In een lange ochtend slenterend vogels kijken, zien we zo veel. Igor is een fijne gids. Hij ziet alles en kan goed aanwijzen waar iets zit – driewerf hoera voor de laser – en volgt de vogel geduldig tot wij hem eindelijk vinden. Natuurlijk zien we niet alles wat hij ziet, maar wel heel veel. Na een paar uur kijken, komen we bij de schuilhut die uitkijkt op twee voederplanken. Hier is het echt feest. De meest prachtige, gekleurde vogeltjes buitelen over elkaar heen op de voederplanken. Het lijkt of de meest kleurige pagina’s uit het vogelboek tot leven zijn gekomen. Veel vogelaars halen hun neus op voor vogels die je op een voederplank vindt. Dat kost te weinig moeite en het telt pas echt als je ze in de boom of vliegend heb gevonden. Maar voor sukkels zoals wij is het geweldig. Sommige vogels zitten zo verscholen dat je steeds maar een stukje vogel ziet of ze zitten zo hoog dat je een stijve nek krijgt van het omhoog kijken en dan zie je ze lang niet zo goed als hier. Daarnaast hebben ze de onhebbelijke gewoonte om net weg te vliegen als je ze eindelijk gevonden hebt. Hier bij de hide laat iedere vogel zich in volle pracht bekijken en kunnen ook wij de kleur van de oogjes en kleine vlekjes op de kop eindelijk zien. Bovendien lijkt geen een vogel er bezwaar tegen te hebben dat er een goed en gratis restaurant in de buurt is. Zolang wij stumperige vogelaars blijven – en er is geen indicatie dat het ooit verandert – zijn wij blij met de voederplanken.
Neusbeertje
Een vogel waar Igor erg op hoopt is een soort kwartel die heel schuw is. Na een uur komt de kwartel tevoorschijn en even later zijn maatje ook. Ze wanen zich onbespied en smikkelen lekker van de maïs die ze alsof het kippen zijn met hun poten schrapend, zoeken. Opeens stuiven ze geschrokken weg. Waarom? Een neusbeertje lust ook wel een hapje fruit. Later blijkt dat de hele familie neusbeer een fruithap komt halen. Ze zijn zo ontzettend grappig. Ze pakken een stuk fruit, hollen ermee weg en ondertussen passeren ze een tegenligger over de grote liaan die bij de voederplanken hangt. Na een half uurtje zijn ze uitgegeten en verlaten ze het toneel voor het volgende optreden: een prachtige blondkuifspecht die zijn naam volledig eer aandoet. Geert Wilders zou er stikjaloers op zijn. Hij hakt met driftige gebaren in het fruit en vindt de afwisseling met insecten kennelijk wel geslaagd. Zo nu en dan pikt hij in de boom waar de plank in hangt en dan weer prikt hij een hapje banaan op.
Blondkuifspecht
Pas tegen lunchtijd stappen we op, zo geweldig is de hut. We zijn bijna zes uur onderweg geweest en schatten dat we nog geen twee km gelopen hebben. Het oorspronkelijke plan was een wandeling naar een mooi uitzichtpunt, Porcelet, van 5,5 km een kant op. Maar Rainier, de eigenaar, en Igor geven aan dat je dan vooral loopt en minder kans op vogels hebt. Dan zijn we liever niet sportief. ‘s Middags halen we onze schade een beetje in en beginnen we met een forse klim omhoog. We blijven maar klimmen en dat is tot daaraan toe, maar om thuis te komen, moeten we dan vast ook weer flink dalen en dat is lastiger. We informeren dus maar even naar de route, maar volgens Igor is het een vergelijkbaar pad. We klimmen tot een hoog gelegen uitzichtpunt met een prachtig uitzicht over het bergachtige landschap. De pieken hier zijn opmerkelijk puntig, Niet heel ruig, maar allemaal spitste, naast elkaar staande kegels begroeid met bos. We stoppen vaak voor vogels en beginnen na het uitzichtpunt af te dalen. Wonderlijk genoeg hebben we allebei het idee dat we niet half zo ver gedaald zijn als we geklommen hebben. Op de terugweg doen we weer de hide aan die nu veel rustiger is dan vanmorgen Nog wat laatste vogels komen een snack halen voor ze naar bed gaan. Tegen dat het donker wordt, lopen we terug voor onze eigen avondmaaltijd.
Oranjeborsttangare
Gouden leeuwaapjes
De volgende ochtend gaat de wekker nog een half uur vroeger voor een bezoek aan de gouden leeuwaapjes. Het blijkt een rit van ruim twee uur te zijn en omdat de leeuwaapjes niet de hele dag de tijd hebben, moeten we om zes uur vertrekken. Na twee uur stoppen we bij een benzinepomp. Niet per se de plek waar we de aapjes verwachten. Die zijn er ook niet, wel een auto met twee mensen van het Reserva Ecológica do mico leao dourado, ofwel het park van de leeuwaapjes. We rijden achter ze aan en stoppen ergens in de berm. Een van de mensen heeft een soort ontvanger die lijkt op een ouderwetse tv antenne om de aapjes te vinden. Ze volgen de aapjes door binnen een familie één aapje te zenderen. Al voor vertrek hebben we kopieën van onze gele koorts en covid vaccinaties op moeten sturen, een voorwaarde om op bezoek te mogen bij de aapjes. Nu krijgen we nog mondkapjes uitgedeeld en het advies 3 meter afstand te houden (niet van elkaar, maar van de aapjes). Eerder hebben we al van Marcelo gehoord dat gele koorts vijf jaar geleden ook in de Serra de Caraca hard toegeslagen had en dat pas nu de apenstand zich langzaam aan het herstellen was.
Er komen nog twee auto’s, in totaal zijn we nu met zes bezoekers en even later komt nog een educatief medewerker die heel goed Engels spreekt. Met de hele ploeg gaan we eerst een weiland door tot aan de rand van het bos. Daar zien we al de eerste familie leeuwaapjes, een familie van zes dieren. Dit gebied dat onderdeel uitmaakt van het grotere reservaat is 60 ha en herbergt vier families van samen 30 individuen. Eigenlijk zijn ze te krap behuisd, want elke familie heeft liefst een gebied van 50 ha. Leeuwaapjes leven in familieverband met een dominante man en vrouw met hun nageslacht. Het dominante paar krijgt als enige kleintjes, de rest van de familie helpt afhankelijk van de leeftijd mee met de opvoeding, eten zoeken en in de gaten houden van predatoren. De piepkleine aapjes zijn aandoenlijk met hun goud glanzende vacht, hun door een leeuwachtige gouden manenkrans omzoomde koppies, de grijphandjes en de lange staart. Jammer genoeg hebben ze om de families te herkennen elke familie een zwarte verfmarkering gegeven: een zwart been of armpje, links of rechts en een markering in hun gouden staart. De aapjes kennen de mensen van het project goed en zijn absoluut niet schuw. Ze zitten vlakbij en doen hun ding of wij er nou bijstaan of niet. Ze zitten elkaar uitgebreid te vlooien, liggen in de boom en klimmen van hot naar her. Mogen wij ons aan de afstand houden, zij trekken zich er niets van aan. Ze krijgen geen voer, er is genoeg eten voor ze te vinden. Vooral de bromelia’s in het bos zijn erg belangrijk voor ze, die bevatten water en er schuilen vaak kleine kikkertjes in de holtes met water, wat hun een heerlijk maaltje oplevert. Ze krijgen alleen iets lekkers als ze de aapjes om een of andere reden moeten vangen. Zo zijn ze gevaccineerd tegen gele koorts en covid.
Gouden leeuwaapje
Het gouden leeuwaapjes project is rond 1980 gestart toen ze op de rand van uitsterven stonden. Er zijn vier soorten leeuwaapjes – helaas allemaal bedreigd of ernstig bedreigd – en deze soort komt alleen in de staat Rio de Janeiro voor. In het wild waren slechts 200 exemplaren over. Vanuit verschillende dierentuinen zijn toen 100 dieren geherintroduceerd in het beschermde gebied. 20 jaar later was de populatie al gegroeid tot 1.000 dieren en inmiddels wonen er in het reservaat zo’n 4.800 dieren. Het hadden er meer kunnen zijn als een aantal jaren geleden de gele koorts niet een derde van de populatie het leven had gekost. Een belangrijk aandachtspunt van het park is het aanleggen van corridors zodat de aapjes van het ene (kleine) gebied naar het andere kunnen. Grote trots van het project is het allereerste ecoduct in Brazilië over een drukke weg.
We moeten voor tienen het bos uit zijn, maar zonder onze vier medegasten gaan wij eerst nog op zoek naar een endemische kolibrie. Natuurlijk laat Igor het niet daarbij en binnen een minuut zien we weer fantastische nieuwe vogels. Terug uit het bos gaan we niet naar huis, maar naar het park waar het hoofdgebouw staat. Dat is een verrassing, want we wisten alleen maar dat voor ‘s morgens vroeg de aapjes gepland stonden, maar altijd leuk. Vanaf het centrum gaan we in een grote jeep – lopen is te heet – het park in. We stoppen bij een uitzichttoren. Vanaf daar hebben we uitzicht op een jong bos en de gids vertelt dat het gebied zes jaar geleden aangekocht is. Het was toen een grote boerderij en het land was kaal. Ze laat de foto van 2018 zien en het is onvoorstelbaar hoe de aanplant zich in zes jaar tijd al zo tot een bos ontwikkeld heeft. Ze hebben recent een tweede boerderij – maar denk aan Braziliaanse maten, dus in ha – opgekocht om ook daar bos aan te planten. Daarmee zouden ze een prachtig groot aaneengesloten gebied kunnen creëren. Bij een andere toren zien we het ecoduct over de weg met aansluitend een bomengalerij die aansluit op een bos verderop. Zo geweldig om dit allemaal te zien en uitgelegd te krijgen.
Terug naar het centrum stoppen we nog voor een kraagluiaard – een soort drievingerige luiaard speciaal van het Atlantisch Regenwoud – heel hoog in de boom. Ik had zo gehoopt dat we die ook zouden zien. Hij stond bij de soorten van het Atlantisch Regenwoud, maar dat is behoorlijk groot en gevarieerd en aangezien niemand hem genoemd had, had ik er maar niet naar gevraagd. Vooraf moesten we een lijstje van ‘wensdieren’ aanleveren, zodat de gidsen weten waar ze zich op moeten richten. Een onmogelijke opgave, want alles is leuk. De top vijf werden dan ook een top elf (met nog een hele lange restwenslijst). Van die 11 hebben we er nu tien gezien. De enige die nog open staat is de poema en we wisten wel dat dat wel erg hoog gegrepen was. We besluiten het bezoek met een donatie en aanschaf in het winkeltje en de expositie over het project. Alles aan het project is heel goed doordacht en heel goed opgezet. Het was een feest om hier te zijn en zoveel aandacht en tijd te krijgen om alles te zien en te horen. Dit soort projecten stemt je hoopvol. Als we maar willen valt er nog zoveel te redden en te herstellen. Een leeuwaapjes dubbel plus excursie!
Nog een dag Itororó en dan naar Vila Mont
Aan het eind van de dag nemen we afscheid van Igor. De laatste dag gaan we samen op pad en hebben we de tijd aan onszelf. Met de wandelkaart met gemarkeerde wandelpaden gaan we de rest van de wandelingen doen die we nog niet met Igor gedaan hebben. We lopen over een prachtig door hoge boomvarens omzoomd pad. Langs het pad stroomt een smal beekje en het is er zo ontzettend mooi en behalve wij en alles wat in het bos verborgen zit, is er niemand. We klimmen naar het uitzichtpunt en kunnen dan diep onder ons al het bos en de lodge zien liggen. Via de vijver met vlinders en de schuilhut keren we na een mooie ochtend weer terug. ‘s Middags doen we nog een kort rondje, maar we laten ons ook vermaken door de vogeltjes die vlak voor het terras af en aan vliegen op de voederplanken. Geen dag voor spectaculaire dingen, maar een heerlijk wandel- en kijkdagje samen en eindelijk tijd om de administratieve achterstand in te lopen.
Violetkapbosnimf
Na nog een laatste bezoek ‘s morgens aan de schuilhut, nemen we afscheid van het prachtige Itororó, een heel fijne en mooie plek. We gaan nu naar ons laatste overnachtingsadres ook in het Atlantisch Regenwoud, maar nu in de buurt van Paraty. Itororó lag ten noordwesten van Rio, onze nieuwe plek, Vila Mont, ligt ten zuidwesten van Rio en we moeten een afstand van 375 km overbruggen. Deze nieuwe plek laat een heel ander deel van het Atlantisch Regenwoud zien. Hier lopen de bergen van het regenwoud tot aan de kust en vallen bijna in zee. De rit is afwisselend. We rijden eerst de hoge bergen bij Itororó uit, maar blijven in de bergen. Later rijden we door een brede vallei die aan een kant begrensd wordt door heuvels en weer later komen we langs de kust te rijden en worden de bergen weer hoger. Soms onttrekken de bergen het uitzicht op zee en ook in het water zien we massa’s eilandbergen liggen. Het is vandaag somber weer en de lucht is grijs. Rond het middaguur begint het te spetteren, de eerste regen na een maand.
Gedoe rond gidsen
Rond drie uur slaan we van de hoofdweg af en klimmen dan via een onverharde, hobbelige en steile weg de berg op. Helemaal aan het eind van de weg ligt Vila Mont, gerund door Olaf, een Nederlander.
We blijven hier zes dagen om met gids Chico, die ons al in Nederland door Gustavo (het Nederlandse reisbureau) beloofd was, van al het moois hier te genieten. Net als op andere plekken hebben we ook hier een privégids. Al een paar dagen geleden heeft Olaf gemeld dat ‘helaas Chico de laatste twee dagen niet beschikbaar is’. Hoezo? Dat is al tijden geleden zo geregeld voor ons. Wat blijkt: veel gidsen lopen op die twee laatste dagen een marathon. Dat wisten ze van tevoren en is geen onvoorziene omstandigheid en dus geen excuus. Bij aankomst geeft Olaf aan dat Lucas nu komt als Chico er nog is, van Chico hoort wat we gezien en gedaan hebben en dan ook blijft logeren en het gidsenwerk overneemt. Geen elegante oplossing, maar vooruit. Het wordt nog erger. Het blijkt dat er nog vier Belgen komen en opeens heeft Olaf het over ‘met z’n allen’. Hij zegt niet beter te weten dan dat we met de vier Belgen samen met Chico op pad gaan. Mooi niet. Wij hebben een privégids en gaan niet met z’n zessen met onze privégids op pad. Maar zegt Olaf, we gaan met een eigen auto. Dat zal ons een zorg zijn, we hebben een privégids en daarmee basta. Olaf heeft daar niets over doorgekregen van Gustavo. Maakt ons niet uit. Het probleem moet opgelost. Olaf stuurt een bericht naar Lucas of die eerder kan. Wij appen en mailen naar Gustavo dat er een probleem opgelost moet worden. We wachten af. Is alles zo goed gegaan en hebben we nu op deze laatste plek toch weer gedoe. Het gaat niet om de Belgen, dat zijn sympathieke mensen, maar we betalen niet veel geld voor een privégids om alsnog met een groep op stap te moeten.
Later in de middag komt Chico. Ons ‘dagelijks overleg met de gids over de plannen’ is vandaag kort. Voor morgen is slecht weer voorspeld met de hele dag regen. Er is een plek waar je kolibries kan zien en geen last van de regen hebt omdat je op een overdekt terras zit. De kolibries vinden de regen niet erg dus komen toch. Dat is dan een goed plan voor een regendag. We doen dat met z’n zessen, want noch Olaf, noch Gustavo hebben een oplossing weten te vinden voor het privégids probleem.
We eten bij de buren. Het regent gestaag en in het stikdonker lopen we ons terrein af en via een inmiddels modderig pad 200 meter naar de buren. ‘De buren’ bestaat uit een bejaard echtpaar, een Annie M.G. Schmidt-achtig omavrouwtje en opamannetje. Iedereen krijgt onmiddellijk een knuffel van het omavrouwtje. Zij hebben eten voor ons gekookt en dribbelen met de schalen en kannen vruchtensap af en aan. Ook het ontbijt is bij opa en oma. Terug naar huis regent het nog steeds.
Aangezien ik nu op bladzijde 8 ben van de brief en het verblijf in Vila Mont nooit in zijn geheel in deze brief krijg, ga ik deze brief nu afsluiten. In de laatste (korte) brief horen jullie dan de verhalen over het verblijf op onze laatste plek.