Zevende rondzendbrief Zuid Amerika 2006
[verzonden op 15-9-2006 vanuit Cuzco, Peru]
Hier weer wat nieuws van ons. Allereerst bedankt voor de mails die we van jullie krijgen. We vinden het erg gezellig om die te lezen. Of we in deze mail al het laatste nieuws kunnen vertellen, weet ik niet, want we hebben weinig tijd. Maar aangezien we morgen voor 9 dagen naar Manu Park vertrekken, wilden we toch even iets van ons laten horen.
Cochabamba
In de vorige mail waren we net aangekomen in Cochabamba, waar we door Clin, onze gids in Cochabamba opgehaald zijn van het vliegveld, en tot in de hotelkamer zijn gebracht. De dag van aankomst en de donderdag zijn ´vrije dagen´, die we zelf invullen, daarna beginnen de tours.
Woensdag gaan we op zoek naar de ´migracion´. Ons visum is 30 dagen geldig, en we zijn precies 31 dagen in Bolivia. Ook nu valt weer op hoe ontzettend vriendelijk de douanemensen hier zijn. We hoeven nergens te wachten, iedereen laat uit zijn handen vallen waar hij mee bezig is, om ons direct aan de vereiste stempels te helpen. En zegt de douaneman trots 'helemaal gratis'.
Bij de markt in Cochabamba.
Cochabamba is een heel andere stad dan de steden die we tot nu toe bezocht hebben. Het geeft de indruk van een handelsstad. Er zijn niet zoals in Sucre erg veel bijzondere gebouwen, de straten zijn druk en breed, en één van de meest bijzondere dingen is de markt (eigenlijk markten). Zo groot als hier hebben we nog nooit een markt gezien. Er is alles (de dubbele punt kunnen we niet vinden) kleding, gewoon en traditioneel, schoenen, tassen, rugzakken, drogisterijartikelen in enorme hoeveelheden, processiejurkjes voor kinderen, en het allermooiste zijn de stapels taarten van wel 20 cm hoog in de meest zoetsappige kleuren en met de meest fraaie versieringen. Echt lekker lijken ze nog niets eens, maar mooi om te zien zijn ze wel.
Pairumani
Donderdag maken we een uitstapje met het openbaarvervoer naar een park met een uitzichtpunt, vanwaar af je heel Cochabamba, Quillacolla en nog een derde plaats kan zien op 3400m. Het is ongeveer 20-25 km van CBBA, eerst met de bus naar Quillacolla en dan met de trufi (minibus) naar Pairumani. Inclusief de toegang betalen we voor de hele excursie met z´n tweeën nog geen 2 euro.
Reken dat we klimmen in het park. De beheerder vertelt dat we bij de ingang op 2800 m staan, en dat we bij de mirador op 3400 m staan. Als we vragen hoe ver het lopen is naar de mirador valt dat mee 1,3 km. Dan moeten we wel heel steil klimmen (50% ongeveer). Na een half uurtje zijn we boven. Het pad klimt wel, maar niet dramatisch. Een ding weten we zeker of we staan nu niet op 3400 m, of we zijn niet begonnen op 2800 m. We scheppen graag op over de prestaties, maar we hebben hooguit 150 m geklommen, echt niet meer.
Het uitzicht is er niet minder om.
Incallajta
Ons eerste uitstapje met Clin gaat vrijdag naar Incallajta, een ruïne uit de pre colombiaanse tijd. Onderweg vraagt Clin of we aardappels en eieren lusten. Dat lusten we wel. Hij belooft ons een traditioneel gerecht. Dat vinden we goed. Van eieren en aardappels kan je hele lekkere dingen maken. Om even voor 11-en stoppen we voor een frisdrank, en Clin gebaart ons dat we mee moeten lopen naar een gebouw waar vier vrouwen elk met hun waar voor de deur zitten. Voor we doorhebben wat er gebeurt, hebben we een bord boordevol gekookte aardappels samen met twee gekookte eieren voor ons. Of we er kaas over willen. Dat maakt de gekookte aardappelen minder saai, dus ja. Het bord wordt nu voorzien van een kledderig mozzarella-achtig kaasje boven op de berg aardappels.
Enig gereedschap om te eten ontbreekt, dus staan we dapper om kwart voor elf ´s ochtends een halfwarme aardappel uit de hand te eten . Vast heel traditioneel, maar zo´n bord hoef ik echt niet om deze tijd. Ik werk braaf een halve aardappel, een paar happen ei en een klontje kaas weg. Rik is flinker en komt tot twee aardappels, een heel ei, en een groter klontje kaas. Onze aanzienlijke kliek krijgen we mee in een plastic zakje, dat we ´vergeten´ mee naar huis te nemen.
Incallajta.
Incallajta is erg de moeite waard. Alhoewel we het eerste stuk zonder lokale gids doen omdat die even zoek is, horen we alles van Clin. De functie van het complex is onzeker. Er is een ruïne van een groot gebouw, dat of een militaire, of een religieuze of een administratieve functie heeft gehad. Door gebrek aan geld voor verder onderzoek weten ze dat niet. Verder zijn er ruïnes van verblijven (van priesters of militairen), voorraadschuren en een grote ronde ruïne die de tijd van het jaar aangaf. Incallajta wordt niet frequent bezocht. De laatste bezoekers voor ons zijn van drie dagen geleden, terwijl dit toch beschouwd wordt als de tweede belangrijkste Inca Ruïne van Bolivia. Wij zijn wel blij dat we er geweest zijn.
In ons programma staat ook een bezoek aan het museum in een dorp nabij gepland. Het blijkt dat dat museum al lange tijd gesloten is. Niemand weet waarom. Omdat de tijd begint te dringen komt dat wel goed uit. De lunch die in dat dorp gepland wordt, slaan we ook over. In plaats daarvan tovert Clin uit de koelbox sandwiches met kaas en kipfilet. Eerder hebben we verteld over de Nederlandse lunch, en hij doet alles om het ons naar de zin te maken. Ondanks het schrappen van het museum en de uitgebreide lunch zijn we pas om half zeven ´s avonds terug in CBBA. Ook het reisbureau gaat hier zo weinig heen, dat ze de benodigde tijd volledig onderschat hadden.
Torotoro
Zaterdag vertrekken we voor een driedaagse excursie naar Torotoro Park. Naar Torotoro park ga je voor het fascinerende landschap met bergen, canyons, watervallen en grotten, en voor de historie. Het park is een prehistorische dierentuin met sporen (en botten) van dinosauriërs, fossiele schildpadden en veel mariene fossielen. Die leefden hier lang geleden, toen dit gebied nog zee was, en de bergen nog lang niet bestonden. Het park is tamelijk onbereikbaar, je kan er alleen vanaf CBBA komen, eerst een uur over een goede weg, dan een uur over een bobbelige keienweg, en dan nog drie uur over een zanderige-stenige weg, die alleen met een 4WD te berijden is.
In het park ligt het gelijknamige dorpje dat er vanaf een afstand redelijk groot en geordend uitziet. We logeren in het hostal ´Los hermanos´ dat gerund wordt door een uitermate lief en zorgzaam bejaard echtpaar. Gezien de afgelegen plek hadden we ons een primitieve accommodatie voorgesteld. Maar nee, we hebben een kamer met eigen WC, douche en licht. In bed is het vanzelf gezellig, je rolt lekker tegen elkaar of je wilt of niet.
De eerste dag gaan we naar de canyon. Een indrukwekkende kloof van 100 m hoog. Onderweg zien we op veel plaatsen sporen van verschillende soorten dinosaurussen. De grootste is van een brontosaurus (afdruk van 50 bij 35 cm) en je kan precies zien dat hij zijn achterpoot bijna overlappend over zijn voorpoot heen zette.
Zondag gaan we naar de grot. Heen gaan we met de jeep, terug gaan we lopen. Ook al hebben we een privé excursie, de grote jeep zit tjokvol. Voorin zitten de chauffeur, de bij-gids en de hoofdchauffeur. Achterin zitten wij met Clin. De lokale gids past er niet meer bij, die zit in de open achterbak. Over een kuilige weg bonken we de eerste 8 km naar de grot, de laatste km lopen we.
Torotoro.
Hoe mooi de grot is kunnen we jullie helaas niet vertellen. Zover komen we niet. Al van te voren is ons verteld dat de ingang van de grot erg krap is, en dat we er op handen en voeten in moeten kruipen. Verder moeten we vooral zorgen voor goede zaklantaarns, want er is geen licht in de grot. Ook moeten we oude kleren aan, want sommige stukken zijn glad en doe je op handen en voeten of zittend, en dan word je vies. Eerlijk gezegd maakt ons dat niet heel enthousiast, maar we zullen wel zien.
Vanaf het huis van de parkwacht dalen we af naar de ingang van de grot. Het eerste stuk is over een paadje, later over grote klauterstenen. Het laatste stuk naar de ingang van de grot wordt steeds donkerder, omdat we in een soort tunnel, gevormd door een overhangende rots boven ons lopen. We geven de rugzakjes aan de gids, die ze veilig parkeert, die mogen niet mee de grot in. Ook het fototoestel wordt als te groot beschouwd, dat gaat de gids voor ons dragen. Als hij ook nog vraagt of Rik niet zonder bril kan gaan, vragen we ons af waar we aan beginnen.
Omdat het al donker is, doen we de hoofdlampjes aan, en voorzichtig schuifelen we onzeker richting ingang. Op zeker moment wijzen ze ons de ingang aan, maar geen van beiden kunnen we zien wat ze bedoelen. Om bij de ingang te komen moeten we een muur van vijf meter in een paar stappen af, een beetje glijdend langs een touw in het bijna donker. Ik vraag of dit het moeilijkste stuk is. Het lijkt dat Clin en de lokale gids discussiëren over een politiek of een eerlijk antwoord. Het antwoord is nee. Na de ingang komt een schuin glad stuk met nat zand.
Ik begin aan de muur. De eerste tree haal ik nog. Als ik op de tweede tree zit, en mijn voeten nog ver boven de volgende tree bungelen met het touw hulpeloos in mijn hand, besluit ik dat het genoeg is geweest. Voor dit soort avonturen zijn we niet gebouwd. Rik, toch al niet dol op hoogtes is het roerend met me eens. Nadat we Clin verzekerd hebben dat de rest vooral door moet gaan, installeren wij ons op de steen voor de grot.
We zitten niet lang als we de stemmen weer dichterbij horen, en al gauw verschijnen de twee chauffeurs met de bijgids. De chauffeurs zijn heel erg opgelucht dat ze terug zijn. Zij hebben de ingang wel gehaald, maar daarachter was het zo schuin en zo glad, zij durven ook niet. Nu zijn alleen Clin en de lokale gids nog in de grot. Aangezien dat niet helemaal de opzet van de excursie was, keren ook die korte tijd later terug.
De rest van het verhaal houden jullie tegoed tot de volgende keer. Het is nu hoog tijd om te gaan eten, en daarna te gaan slapen. Morgen vertrekken we om 5 uur ´s morgens voor 9 dagen naar Manu Park. Als we daar van terug zijn, horen jullie opnieuw van ons.