Rondzendbrieven Zuid-Oost Azië 2015-2016 > Rondzendbrieven > brief 3: Vietnam 3 - Cambodja 1
Derde rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016

Derde rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016

[Verzonden op 10-11-2015 vanuit Battambang]

Saigon

De vorige brief ben ik gestopt in Saigon, maar ik heb nog niets over de stad zelf verteld. Allereerst iets over de naam. Officieel heet de stad sinds 1975 Ho Chi Minh stad, ter meerdere eer en glorie van de grote communistische leider. Maar alle inwoners houden het liever bij Saigon, de vertrouwde naam die de stad al van oudsher had. Saigon is in alles een wereldstad. Het is een moderne stad met grote, dure winkels en veel grote en hoge gebouwen. De piepkleine winkeltjes zijn uit het centrum verdwenen net als veel (maar zeker niet alle) kleine straatrestaurantjes met de lage stoeltjes. Het verkeer, ook hier bestaande uit duizenden brommertjes en minder auto's, raast in grote drukke stromen voorbij. Op zaterdagochtend is de kantoorstad rustig en is er van een spits geen sprake. In Hanoi was er totaal geen verschil tussen het weekend en een doordeweekse dag.

Cat Tien NP

Vanaf Saigon maken we een uitstapje naar het Cat Tien park waar we een nachtje blijven slapen. Het Cat Tien Nationale Park is een park 150 km ten noordoosten van Saigon met een oppervlakte van 720 km2. Het bestaat uit drie gebieden die in 1998 tot één park samengevoegd zijn. De vegetatie van het park bestaat gedeeltelijk uit altijd groen en bladverliezend loofbos en gedeeltelijk uit grasland. Een flink aantal van de soorten uit het park staat op de rode lijst van bedreigde dieren en planten. In 1989 werd een kleine populatie van een neushoorn ondersoort ontdekt, maar helaas is de laatste neushoorn in 1998 door stropers doodgeschoten. Het park kent – net als de meeste parken in Vietnam – de nodige bedreigingen: de alsmaar toenemende druk van de oprukkende omliggende bewoning, illegale jacht en houtkap. Daarnaast heeft het park in de Vietnamoorlog ernstig te lijden gehad door het sproeien met het ontbladeringsmiddel Agent Orange.

Om bij het park te komen,moet je met een bootje oversteken. Later gaan we met datzelfde bootje naar 'monkey-island'. Op dat eilandje is – net als in Cuc Phuong – een opvang- en rehabilitatiecentrum voor apen. Hier zitten in beslag genomen gibbons en lori's en geprobeerd wordt om die weer in het park uit te zetten. Na de quarantaine verblijven de apen een poosje in ruime verblijven om te leren sociaal weer normaal functionerende apen te worden. Daarna worden ze uitgezet in een half-natuurlijk gebied waar ze moeten leren om zelf voor hun voedsel te zorgen. Lukt dat ze allemaal, dan worden ze daarna in het grote gebied van het park uitgezet. Niet alle apen kunnen teruggezet worden in het park. In het half-natuurlijke gebied zitten nu twee goudwanggibbons die vanwege gebreken nooit meer terug kunnen naar volledige vrijheid. De gibbons mogen we wel zien, de lori's niet, die slapen en mogen niet gestoord worden.

Van Tjen, de vogelgids in Dalat, hebben we gehoord dat je in Cat Tien ook goed vogels kunt spotten, dus vragen we aan Long of het mogelijk is om in het park met een vogelgids op stap te gaan. We worden op ons wenken bediend. Om 7 uur 's morgens gaan we met Long en Trong – geen komisch duo, maar resp. onze gids en de vogelgids – in een jeepje op pad. Trong is een zeer ervaren vogelgids en staat ver boven de stof. De vogels weten dat ook en als Trong met het jeepje komt, gaan ze expres duidelijk op een kaal takje zitten, zodat ook wij ze kunnen zien. Ik kan nauwelijks bijhouden wat Trong allemaal aanwijst. Trong heeft ook de schrijver van onze vogelgids (Craig Robson) een aantal jaren geleden ontmoet en rondgeleid. Ik zal niet alle vogels in de brief vermelden, maar vier soorten bijeneters en een groepje prachtig opvliegende pauwen moeten we toch even melden. Pitta's zijn hier ook te zien, maar helaas missen we die. Trong ziet een pittavrouwtje, maar er komt net een luidruchtige groep wandelaars van de andere kant. Daar houdt mevrouw Pitta niet van en weg is ze.

Op de plattegrond hebben we het 'bear rescue centre' gezien en daar willen we graag even kijken. Trong haalt de sleutel op en we mogen mee naar binnen. Ook hier zijn de beren allemaal slachtoffer van illegale handel. Er zijn 36 beren in de opvang en geen een kan er ooit nog in het wild leven. Er zijn twee soorten beren: de kleine Maleise beer of honingbeer en de grotere kraagbeer of Aziatische zwarte beer. De hokken zijn akelig klein, maar vertelt Trong, ze mogen vanuit de hokken naar een grotere uitloop van 5000 m2. Geen vergelijk met 'ons' berenbos, maar een stuk beter dan waar ze vandaan komen. Als wij er zijn krijgen ze net eten. Een van de uitgezette goudwanggibbons weet precies wanneer het etenstijd voor de beren is en lust hun fruithapje best. Met haar jong (ze heeft kennis gekregen aan een wilde gibbonman) komt ze vanuit het bos en in een onbewaakt moment steelt ze snel een heerlijke dragonfruit uit de berenkooi. De beer is zo druk met zijn bananen bezig dat hij niets door heeft. Het kleintje is nog brutaler. Hij past nog door de tralies aan de bovenkant en slingert het berenhok in.

In het park gebeurt nog een ongeluk. Niet met ons, maar met Riks tablet. Door de kamer rent plotseling een 7-8 cm grote renspin even later gevolgd door zijn nog grotere vriend van 8-9 cm. Ze zijn niet harig, maar toch iets te groot en te snel om als aangenaam gezelschap te dienen. Rik legt zijn tablet op tafel om tot de vangactie over te gaan, maar de tablet lig scheef, glijdt van tafel en valt kletterend op de betegelde vloer. Het glas is wonder boven wonder nog heel, maar hij kiert ernstig. Eerst lijkt alles nog te werken, maar de volgende dag blijkt hij het geheugenkaartje niet meer te kunnen lezen. Rik heeft nu op vernuftige wijze via mijn laptopje een en ander op een stickie gezet en kan nu toch weer een deel van zijn computerboeken lezen. Terug naar onze snelle vrienden. Die vangen we om beurten onder een glas en brengen ze naar buiten om daar te gaan rennen. We hebben ze niet meer teruggezien. Overigens is Rik ook op lafhartige wijze aangevallen door een bloedzuiger, maar na mijn behandeling in Cuc Phuog kan ik Rik nu uitstekend verplegen.

Trong doet ook vogeltochten door heel Vietnam en blijft hier dan vier dagen. Dat zou ik ook wel willen, maar wij gaan na twee dagen weer terug naar Saigon om van daaraf door te gaan naar de Mekong delta.

Ben Tre

De Mekongdelta hebben we inmiddels alweer achter ons liggen. De eerste stop na Saigon is in Ben Tre waar we overstappen op een boot voor een tochtje door de Mekong delta. We varen eerst over een van de grote brede armen van de Mekong rivier. Op het water is het een en al bedrijvigheid. We zien hoge schepen waarin ze in grote containers met water de vis levend vervoeren en schepen boordevol geladen met kokosnoten, groenten, olievaten en noem maar op. We maken stops bij verschillende bedrijven zoals een steenfabriek, waar alles handmatig gaat en een fabriek waar ze kokossnoepjes maken. Wat opvalt is dat alles hier gerecycled wordt. De oven bij de baksteenfabriek brandt op de schillen van de rijstkorrels; de as wordt als bemesting voor het land gebruikt. Plastic zakken worden versneden tot piepkleine stukjes en in een soort waterige vloeistof tot pap gemaakt en na het drogen opnieuw gebruikt als plastic zak. De vezels van de schillen van de kokosnoot worden gebruikt voor matten en van dunnere vezels wordt touw gemaakt. De harde schaal van de kokosnoot zien we gladgemaakt en mooi beschilderd op markten als kom voor soep of rijst. Een van de stops is middenin het bamboebos langs de oever. We kijken al om ons heen waar we hier toch uit moeten stappen, maar dat hoeft niet. Op de rivier drijven ontzettend veel planten (vooral waterhyacint) en de planten zijn om de vin gaan zitten, dus de bootsman plonst het water in om die weer schoon te maken.

's Morgens hebben we van Long mogen kiezen of we na de boottocht een rondje met de tuktuk willen of willen fietsen. Zelf fietsen is natuurlijk veel leuker, dus na de boottocht fietsen we met Long over smalle weggetjes tussen de huizen en de groentetuinen door. Overal zijn kleine gegraven kanaaltjes, dus overal is water genoeg en het slib van de rivier zorgt voor een uitermate vruchtbare grond. Hier groeit alles: bananen, tapioca, Vietnamese kers, jackfruit, pomelo's, sinaasappels, papaya's en nog veel meer. Sommige huizen zijn erg nieuw en zien er luxe uit, Long vertelt dat veel boeren rijk geworden zijn sinds een aantal jaren geleden de VS export toestond en de prijzen omhoog schoten.

Can Tho en Chau Doc

Vanaf Ben Tre vervolgen we onze weg naar Can Tho waar we overnachten. In Can Tho bezoeken we nog even de nachtmarkt. Het regenseizoen hoort hier zo'n beetje in november te eindigen. Behalve de eerste dag in Hanoi hebben we geen regen meer gehad, maar nu worden we getroffen door een tropische stortbui. Treffen is eigenlijk niet het goede woord, want we zijn net bij het restaurant waar we wilden eten en na ons eten, is de stortbui leeg geregend en kunnen we naar huis.

Drijvende markt

Drijvende markt

De volgende dag rijden we verder langs de Mekong rivier naar Chau Doc, ons laatste overnachtingsadres in Vietnam. Voordat we Can Tho verlaten gaan we – opnieuw per boot – naar de drijvende markt. Een soort veiling waar grote boten met handelswaar varen die door kleinere boten bezocht worden, die daar hun waren inslaan om ze weer door te verkopen. De markt bestaat uitsluitend uit groente en fruit. Vlees en vis kan hier vanwege de warmte niet verhandeld worden. Tussen de grote boten door varen kleine restaurantboten die hun etenswaar verkopen aan de marktschepen. Alle ingeslagen kokosnoten en kolen worden met twee tegelijk overgegooid van het grote schip naar het kopersbootje waar ze ook met twee tegelijk – in elke hand één – worden gevangen. Voor iemand die nog geen bal vanaf een meter gegooid met twee handen kan vangen een fascinerend gezicht. Na de drijvende markt bezoeken we de vismarkt, waar ze behalve alle vissen die je je voor kan stellen, alles wat kan zwemmen verhandelen: inktvis, garnalen en krabben in diverse maten, een enorme variëteit aan schelpdieren en grote vette, levende kikkers, die om ontsnapping te voorkomen met touwtjes om hun middel in plukjes bij elkaar gebonden zijn. Later zien we ze – niet meer levend – op de barbecue liggen.

Vlakbij Can Tho is de Binh Thuy tempel. Dat is een echte Vietnamese tempel die niet voor Boeddha is maar voor de grote leiders van Zuid Vietnam. Helemaal achteraan op het grootste altaar staat de oorspronkelijke stichter van Zuid Vietnam en om hem te bewaken zijn er twee grote beelden die als wachters fungeren. Op zijn altaar staan geen koekjes. In Noord Vietnam kregen de Boeddha's altijd koekjes; hier krijgen de Boeddha's en andere aan de goden gelijken vooral fruit en dit heerschap krijgt er stapels instantnoodles bij. Lang niet alles wat je ziet valt te begrijpen. Naast al het moois is er ook een oude kast vol laarzen met daarnaast een ouderwetse, heel oude stoffige computer in de tempel. Als we naar buiten gaan, staan ze ons met de videocamera op te wachten. Of we even stil blijven staan. Er komen hier zelden buitenlandse bezoekers en we worden voor het nageslacht vastgelegd. Ook Long geeft aan dat hier maar weinig toeristen komen. Dat is raar, want het is een belangrijke historische tempel in Vietnam en zeker de moeite van het bekijken waard.

Op ons reisschema stond een boottocht door de Tra Su jungle, maar die staat niet in Longs schema en valt qua afstand en reistijd ook helemaal niet in te passen. Waarschijnlijk is die er per abuis in terecht gekomen. Maar Long heeft een andere verrassing voor ons. Hij neemt ons meer naar een bird sanctuary – grappig genoeg stork (ooievaar) sanctuary geheten – waar een kolonie van duizenden en duizenden kleine zilverreigers zit. Het is privé eigendom en de eigenaar heeft een hoog platform gemaakt van waaraf je boven op de bomen kijkt en al de vogels compleet met nesten met eieren en jongen kunt zien. Volgens Long zijn er veel van dit soort privé initiatieven en hebben die meer effect dan wat de regering doet. In Cat Tien heeft Long gemerkt hoe leuk we vogels kijken vonden en daarom neemt hij ons hiermee naar toe. Is dat nou niet aardig.

Handel in Chau Doc

Handel in Chau Doc

Na aankomst doen we in Chau Doc nog even een rondje stad. De lucht is dreigend, dus we besluiten om naar huis terug te keren, maar dat halen we niet meer. We vluchten onder een afdakje van een kleine winkel. Meteen worden er twee stoeltjes gepakt, zodat we kunnen zitten. Als de regen laat zien dat hij nog veel harder kan, worden we vanuit het afdakje de winkel zelf binnengehaald. Even later lijkt het droog te worden en we bedanken de aardige mensen en gaan weer verder. Maar we komen nog geen tien meter verder als de regen in alle hevigheid terugkomt. Nu zijn we net bij een straatrestaurantje en daar worden voor ons en nog drie andere mensen meteen stoeltjes neergezet. Als na een kwartiertje ook deze bui op is, gaan we de mevrouw bedanken, wat ze eigenlijk erg grappig vindt. De mensen zijn hier echt aardig. Niet omdat je een toerist met geld bent, maar gewoon omdat ze vriendelijk zijn. Overigens gaat de service in het hotel in Chau Doc ons begrip te boven. In de kast ligt een soort zuurstofmasker. We weten niet wat we daarmee moeten en zijn er ook niet uitgekomen wie van ons het masker krijgt in geval van nood.

Naar Cambodja

In Chau Doc stappen we de volgende ochtend op de boot die ons in bijna zes uur eerst over de grens en dan naar Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja vaart. De grensfaciliteiten zijn erg simpel. Op de boot is een man die als taak heeft alles te regelen en dat doet hij ook. Het enige dat wij hoeven te doen, is twee keer uitstappen en in Cambodja zelf bij het loket de instempel in het paspoort halen. We hebben nu naast het visum van Vietnam een mooi Cambodjaans visum staan.

Over Cambodja

Cambodja is een heel ander land dan Vietnam. In Vietnam zagen we langs de oever steeds bebouwing en activiteit, in Cambodja is dat gelijk een stuk minder. De mooie, kegelvormige hoeden zijn opeens verdwenen en we zien onderweg naar Phnom Penh nauwelijks gemotoriseerd verkeer op het land. In Phnom Penh worden we opgewacht door een taxi die ons naar het hotel brengt en ook de stad is volstrekt anders. De duizenden brommers zijn verdwenen en daarvoor in de plaats zien we een flink aantal gemotoriseerde tuktuks. Het aantal auto's scheelt niet veel. Als je vanuit Europa hier vers aankomt, zal oversteken in het chaotische verkeer problematisch zijn, maar na Hanoi en Saigon is dit voor ons een makkie. De straten zijn meer opgebroken en een stuk rommeliger. Op veel plaatsen liggen bergen afval. De tempels die we onderweg zien, zijn volstrekt anders met meerdere daklagen van rode baksteen en versierde daklijsten en punten. Deuren en ramen hebben hoge, fraai bewerkte lijsten en de deuren zelf zijn ook erg bewerkt.

Eerst maar even iets meer over Cambodja voor ik verder ga met de reis. Cambodja kent een turbulente geschiedenis met Angkor als een glorieus hoogtepunt en Pol Pot als een gruwelijk dieptepunt. Van de 1ste tot de 6de eeuw n.C. behoorde het huidige Cambodja tot het koninkrijk Funan, dat floreerde door de gunstige handelsligging tussen China en India. Zowel China maar vooral India brachten hun eigen invloeden mee. De Khmers waren vazallen van Funan, maar slaagden erin om zich los te rukken van Funan en een onafhankelijk koninkrijk te stichten en later namen ze Funan zelfs over. In het Khmer heette het koninkrijk Kambu en vandaar kom je gemakkelijk via de latere naam Kambu-ja uit op Cambodja.

Het Khmer-tijdperk heeft lange tijd geduurd en begon onder Jayavarman I in 802. Bescheiden was hij niet; hij bedacht het begrip 'devaraja' ofwel god-koning en mat zichzelf goddelijke allures aan. Onder de Khmer koningen groeide het rijk uit tot een machtig en groot rijk dat grote delen van het huidige Thailand, Laos en Cambodja, plus een stuk van Vietnam bestreek met het rijke Angkor als hoofdstad. Een hele reeks koningen heeft het Khmerrijk geregeerd, maar in de 15e eeuw begon het rijk te wankelen en raakte verdeeld. In 1432 werd het door de Thais onder de voet gelopen. De Khmer verlieten de stad en vluchtten naar de nieuwe hoofdstad Phnom Penh.

Donkere tijden braken aan en Thais en Vietnamezen bezetten grote delen van het land. Pas de komst van de Fransen in 1863 bracht verandering in de situatie. Zij schoten de Cambodjanen te hulp en maakten van Cambodja een Frans protectoraat. De kwaliteit van de Franse hulp was niet op alle fronten positief. Wegen werden aangelegd, de economie bloeide op en er was vrede, maar ze deden vrijwel niets aan onderwijs en gezondheidszorg en hieven hoge belastingen. In 1941 kroonden de Fransen de 19-jarige Norodom Sihanouk tot koning en gaven de Japanse troepen toestemming om zich in Cambodja te stationeren. In 1945 zetten de Japanners in heel Indochina Franse ambtenaren gevangen en riepen de Cambodjanen op zich onafhankelijk te verklaren. Toen voelde Sihanouk daar weinig voor en ontving de Fransen opnieuw met open armen, maar in 1952 voerde hij felle campagne voor onafhankelijkheid en in 1953 slaagt hij in zijn opzet.

In de jaren 1950 en 1960 gaat het goed met Cambodja. Maar vanaf eind jaren 60 wordt Cambodja meegesleurd in de Vietnam-oorlog. De VS bombarderen in het geheim vermoedelijke communistische kampen op Cambodjaans grondgebied in de grensregio met Vietnam. In 1970 pleegt het leger een coup en kort na de coup steken Amerikaanse en Zuid-Vietnamese troepen de grens met Cambodja over om Vietnamese communistische troepen aan te vallen. Sihanouk is gedwongen in ballingschap in Peking te verblijven. Lon Nol wordt de nieuwe leider en hij verklaart meteen dat hij de Verenigde Staten steunt en eist het vertrek van de Vietnamese communisten op Cambodjaanse bodem. De aanval van de Amerikanen en Zuid-Vietnamezen mislukt en de Cambodjaanse en Vietnamese communisten trekken almaar dieper het binnenland van Cambodja binnen. Zo komt al snel het hele land in de oorlog terecht.

Op 17 april 1975 vallen de Rode Khmer Phnom Penh binnen; in eerste instantie verwelkomd door een na vijf jaar oorlog uitgeputte bevolking. Binnen 48 uur evacueren de communisten de stad en 2 miljoen mensen worden naar het platteland verdreven om voedselgewassen te telen. De Rode Khmer, onder leiding van Pol Pot, installeerde een absurd regime dat uiteindelijk het leven heeft gekost aan vermoedelijk een kwart (!) van de eigen Cambodjaanse bevolking. Pol Pot voerde een maatschappijmodel in dat hij zelf had bedacht. Het moest een agrarische samenleving worden; alle mensen werden uit de steden verdreven en moesten op het platteland gaan werken. Hij schafte het geld af en verving het door ruilhandel en omdat het een seculiere samenleving moest worden, schafte hij de godsdienst af en liet zowat alle boeddhistische monniken vermoorden. Van de 60.000 monniken overleefden er naar schatting slechts 500 de afslachting. Maar daarnaast had hij ook een afkeer van of angst voor iedereen die ook maar een beetje intelligent kon zijn. Artsen, schrijvers en iedereen die ook maar iets gestudeerd had werd vermoord. Maar ook iemand die een andere taal sprak of een bril droeg, was potentieel intelligent en werd dus om het leven gebracht. In totaal zijn tijdens de vier jaar Rode Khmer regime zo'n 3 miljoen mensen omgekomen – vermoord, door uitputting, ziekte of honger – een kwart of meer van de totale bevolking.

De gruwel van de Rode Khmer duurde van 1975 tot 1979. Eind 1978 viel Vietnam het land binnen en verdreef het de Rode Khmer naar het westen, naar de jungle aan de grens met Thailand. Miljoenen mensen trokken het land door om overlevende familieleden en vrienden terug te vinden. Daardoor werd de oogst verwaarloosd, wat leidde tot voedseltekorten en een hongersnood die nog honderdduizenden slachtoffers maakte. Het Vietnamese leger bleef tot 1989 in Cambodja hangen. Er kwam een nieuwe pro-Vietnamese Cambodjaanse regering, die voorzichtige pogingen deed het land weer te stabiliseren. Scholen werden heropend, geld werd in omloop gebracht en het boeddhisme werd gelegaliseerd. De Rode Khmer voerde in de jaren 1980 nog een guerrilla-oorlog, mede met de steun van China, Thailand en indirect ook van de VS. Onbegrijpelijk genoeg bleef de Rode Khmer de officiële vertegenwoordiger in de Algemene Vergadering van de VN tot 1991.

In 1991 werd op een grote internationale conferentie in Parijs besloten om het land onder het bewind van de VN te stellen om het voor te bereiden op verkiezingen die in 1993 plaatsvonden. Die werden gewonnen door de koningsgezinden en Sihanouk werd voor de tweede keer koning. In 1998 viel het doek voor de Rode Khmer. Steeds meer Rode Khmer-strijders waren overgelopen en in 1998 stierf Pol Pot terwijl hij opgejaagd werd door regeringstroepen. Hoe hij gestorven is, is niet duidelijk. Mogelijk was het een hartinfarct, maar het zou ook zelfmoord of moord kunnen geweest zijn. Pol Pot is trouwens niet zijn echte naam. Het is een afkorting van political potential. In 2004 werd Sihanouk opgevolgd door zijn zoon Norodom Sihamani die nu nog steeds koning is. Vanaf 2000 komen er steeds meer buitenlandse investeringen en neemt het toerisme flink toe, wat in het straatarme Cambodja erg welkom is.

Sinds de verkiezingen van 1993 wordt het land geregeerd door Hun Sen, die eerste minister is en lid van de CPP (Cambodian People’s Party). Hun Sen en de CPP hebben de touwtjes stevig in handen en controleren zowel de uitvoerende als de wetgevende macht. Van een echte democratie is dus geen sprake, maar voor het eerst in decennia is er vrede. Corruptie is een ernstig probleem in de huidige Cambodjaanse politiek. In 2008 is er een tribunaal van start gegaan om oorlogsmisdadigers uit de Rode Khmer periode te berechten.

Phnom Penh

Terug naar de reis. Onze eerste middag in Phnom Penh willen we twee tempels bezoeken die we morgen niet met de stadstour doen. We hebben het niet gehaald. Allereerst schieten we niet erg op, omdat er onderweg van alles te zien is, maar dan werkt de regen tegen. De lucht is donkerder dan donkergrijs en we kunnen nog net een terrasje op vluchten, voordat de wolkbreuk losbarst. We maken van de nood een deugd en drinken een kopje thee. Dat staat niet op de menukaart, maar met wat gebarentaal komt onze wens over en we krijgen een grote pot thee en twee kopjes. We kijken uit op een parkje met een speeltuin met glijbaan en daar zijn een paar kinderen in de stortregen aan het spelen. Zij hebben een slimme oplossing voor de stortregen. Ze hebben hun kleren uitgetrokken en gaan poedelnaakt van de glijbaan af. Eigenlijk met de hitte een veel betere oplossing, maar toch hebben we hun voorbeeld maar niet gevolgd. Het duurt lang voordat het wat droger is geworden en omdat we verder willen, gaat Rik de thee afrekenen. Hij mag niets betalen. Thee krijg je hier voor niets bij het eten en ook al hebben we niets gegeten en willen we best betalen, er kan van betaling geen sprake zijn. De tempels halen we niet, want de regen komt terug en valt opnieuw met bakken uit de lucht, zodat we besluiten tot een vroeg diner, maar in plaats van bezienswaardigheden hebben we wel een leuk stukje stad meegemaakt.

Wat we nog wel zien is een klein tempeltje aan de rivieroever bij het paleis van de koning waar het een drukte van belang is. Behalve wierook, bloemen en kaarsen kan je hier ook andere offergaven kopen. Er zijn talloze verkopers met kooitjes vol zwaluwen of musjes. Ze zijn vast niet duur, want een mevrouw koopt wat kaarsen en bloemen en twee musjes. Met de twee angstige musjes in haar hand geklemd, staat ze te bidden. Na wat handelingen met de kaars en de bloemen, opent ze haar handen en de twee musjes weten niet hoe snel ze weg moeten vliegen. Welke god of godkoning kan nou toch bedacht hebben dat zoiets enig nut heeft? Maar ja, elke religie heeft nu eenmaal zijn eigenaardigheden die nergens toe dienen en voor buitenstaanders onbegrijpelijk zijn.

Op onze volle dag Phnom Penh gaan we met de tuktuk en een gids op stap. We zien heel veel, maar het meest indrukwekkend zijn toch wel de Killing Fields van Choeung Ek en het Tuol Sleng genocide museum. Choeung Ek, 15 km buiten Phnom Penh is een van de 343! killing fields in Cambodja. De Rode Khmers brachten hier de slachtoffers van de Tuol Sleng gevangenis heen, omdat de doorloopsnelheid zo hoog was dat ze de lijken daar niet kwijt konden. Na drie maanden gevangenis, werden de gevangenen 'gedoucht' met een flinke tuinslang en er werd ze verteld dat ze naar een andere plek overgebracht werden. Het vervoer gebeurde altijd 's nachts of in de schemering, zodat niemand er weet van had. Nadat de gevangenen eerst zelf hun kuil hadden moeten graven, werden ze op de meest vreselijke manieren omgebracht: met messen, met bijlen, hakbijlen, ijzeren staven en zelfs de scherpe nerven van de kokospalm gebruikten ze om mensen de keel door te snijden en dood te laten bloeden. Baby's werden op nog weerzinwekkender wijze omgebracht. Ze werden aan hun beentjes beet gehouden en dan tegen een boom doodgeslagen. Het regime was erop uit om hele families tegelijk om te brengen uit angst voor de wraakgevoelens van kinderen die ze in leven zouden laten. In dit kamp liggen zo'n 20.000 doden, voornamelijk vrouwen en kinderen, in grote massagraven. Er zijn er maar een paar blootgelegd, maar op diverse plaatsen kan je nog de stukjes bot in de grond zien zitten en ook resten van kleding komen na regenbuien los uit de grond. Ter nagedachtenis van de slachtoffers is een pagode opgericht die volzit met duizenden schedels geordend op leeftijd en geslacht. In een aantal vitrines zijn gekleurde stickers op de schedels geplakt om de doodsoorzaak (hakbijl, geweer, mes, palmblad enz., enz.) aan te geven. Het is ontzettend indrukwekkend en je komt er niet vrolijk vandaan, maar dit is zo'n wezenlijk onderdeel van Cambodja dat je het zelf moet ondergaan en met eigen ogen gezien moet hebben.

Aansluitend daarop gaan we naar de Tuol Sleng gevangenis, ook aangeduid met S21. Deze voormalige school is door de Rode Khmer gebruikt als gevangenis en was een van de grootste. Is de gevangenis op zichzelf al angstaanjagend genoeg, het rijke fotomateriaal bezorgt je echt rillingen. De meest gruwelijke martelingen die een normaal mens niet kan verzinnen werden hier toegepast. Vastgeketend werd je met ijzeren staven of elektroshocks bewerkt, nagels werden uitgetrokken waarna de wond met alcohol werd overgoten, mensen werden ondersteboven opgehangen tot ze bewusteloos raakten en dan in een diepe bak met stinkend water gedompeld, tepels werden met een tang afgeknepen. Alles was er op gericht om mensen te laten bekennen. Bekende je niet (meestal hadden mensen geen idee wat ze zouden moeten bekennen), werd je mishandeld en uiteindelijk vermoord, 'bekende' je wel, golden dezelfde maatregelen. Op de eerste twee etages zijn piepkleine individuele cellen Op de etage daarboven zijn de groepszalen voor 'heropvoeding'. Mensen moesten daar hutje aan mutje in liggen, elk op de hun toegewezen plek. De galerijen op alle etages zijn dik afgezet met prikkeldraad om te voorkomen dat de wanhopige gevangen zelfmoord konden plegen. Het eten bestond uit 'soep'. Water waarin je de rijstkorrels kon tellen. Het hele verhaal wordt nog aangrijpender, omdat onze gids de Rode Khmer tijd als tienjarige jongen heeft meegemaakt. Zijn vader en een aantal broers zijn door de Rode Khmer omgebracht. Zijn zuster is in het ziekenhuis gestorven, daags nadat zij hem gevraagd had om een sinaasappel. Met gevaar voor eigen leven heeft hij een sinaasappel gestolen en toen hij haar die wilde brengen werd hij verwezen naar de grote stapels stinkende lijken waar zijn zuster tussen moest liggen. Hij heeft haar nooit gevonden.

Je krijgt diep respect voor de veerkracht van deze mensen die zoveel meegemaakt hebben en toch nog de draad weer op weten te pakken. Van Tuol Sleng zijn zeven overlevenden. Een van hen is een technicus, die de Rode Khmer niet konden missen, omdat hij typemachines en andere zaken kon repareren. Hij is inmiddels 85, maar ziet er nog uitzonderlijk goed uit. Hij is dagelijks in het museum om over zijn gevangenschap te vertellen en heeft zijn verhaal ook te boek gesteld.

De rest van de dag zien we dat er in Phnom Penh gelukkig ook nog heel veel mooie en vrolijker dingen zijn en na de citytour hebben we nog tijd om de twee tempels die we gisteren gemist hebben te bezoeken. Een van die tempels is Wat Phnom, een tempel gebouwd op een heuvel. De tempel heeft een bijzondere geschiedenis. Na een grote overstroming vond een rijke weduwe, mevrouw Penh, vier boeddhabeeldjes in een in het water drijvende boom. Ze besloot om de beeldjes te redden en op een 27 m hoge heuvel (Penh) een tempel te bouwen. Aan de weduwe Phnom en de tempel Penh dankt Phnom Penh nu nog steeds zijn naam. De tempel is prachtig en wordt opgevrolijkt door een serie kermisachtig knipperende neon- en ledlampjes om alle heiligen vooral goed tot hun recht te laten komen. Bij de Wat Ounalom tempel staat een mooie stupa en als we daar rondkijken komt een bejaarde monnik op ons af en maakt het deurtje van de stupa open. Hij groet alsmaar op Cambodjaanse wijze – de handen gevouwen en iets onder het gezicht of tegen de kin en dan knikken – en geeft ons een stokje wierook. Hij gebaart dat we dat in de stupa in de bak voor het beeld moeten zetten, dus dat doen we maar. Daarna roert hij met wat houtjes door een potje met troebel vocht en begint onder het mompelen van de nodige spreuken met de stokjes ons na te spatten. We zullen wel gezegend worden. Daarna gebaart hij dat ik mijn handen met de binnenkant naar boven uit moet steken en vervolgens doet hij een soort iene miene mutte met de natte stokjes om beurten op de ene en de andere hand. Mijn natgemaakte handen moet ik over mijn gezicht wrijven. Na mij krijgt Rk een zelfde beurt. We gaan er maar vanuit dat de monnik of anders Boeddha voor al deze handelingen wel een offergave wil, dus we doen wat geld in het gereedstaande schaaltje en hopen dat Boeddha daar tevreden mee is. Na zoveel zegeningen moet Boeddha wel de rest van de reis op ons passen.

Chambok

Genoeg over Phnom Penh en door naar ons volgende reisdoel: Chambok, 150 km ten west-zuidwesten van Phnom Penh. Chambok bestaat uit negen verschillende dorpjes die met behulp van een NGO in 2002 een gemeenschappelijk ecotoerisme project opgezet hebben. Ze laten de bezoekers zien hoe de lokale bevolking hier leeft, ze koken eten voor je en veel huizen hebben een homestay waar je op een kamer in het huis kan overnachten. Met een gids kan je de omliggende mooie omgeving met bamboebos en watervallen bekijken. Het doel is om de lokale bevolking een aanvullend inkomen te verschaffen en ze aan te zetten om hun omgeving en het bos te beschermen. Er zijn 160 families bij het project betrokken en het geld dat bij het project binnenkomt gaat naar die families, naar bescherming van de omgeving of wordt geïnvesteerd in het project.

De hele dag is het al grijs en nog voordat we de stad uit zijn, begint het te regenen. Daarna wordt het harde regen die verandert in een tropische zondvloed. Soms neemt de regen af om daarna op dubbele sterkte terug te komen. Onderweg zien we geen plassen, maar grote meren op en langs de weg. Brommers en fietsers zakken tot over de helft van hun wielen weg in de plas en alles ziet rood, rood, rood van de rode aarde. De chauffeur komt hier vast ook niet vaak, want bij kruisingen is veelvuldig telefonisch contact, maar uiteindelijk komen we in het centrum van het project aan. In het centrum gebeurt alles. Alle activiteiten starten van daaruit, de keuken en het restaurant zijn er en er is een zaaltje waar voorstellingen gegeven kunnen worden.

Chambok

Chambok

Bij aankomst is het wonder boven wonder even droog. Na de lunch en een uitgebreide toelichting op het project gaan we met de zogenaamde 'ijzeren buffel' op pad. De ijzeren buffel is een kleine tractor met een platte kar erachter. De tractor wordt vanaf de platte kar met twee heel lange handvaten bestuurd. Op de platte kar ligt een – inmiddels natte – bamboemat en daar moeten we op zitten. Comfortabel is het vervoer over de weg met zwembad-diepe plassen allerminst, maar leuk is het wel. We stoppen bij iemand die rijstwijn maakt en zien de borrelende vaten met gistende rijst en de destilleervaten van waaruit in een plastic jerrycan de rijstwijn opgevangen wordt. Lint, onze gids, vertelt dat de rijstwijnstoker erg goed is en daardoor rijk geworden is en een groot huis heeft. Mag zijn huis groot zijn (valt erg mee), zijn erf is zo smerig. Komt natuurlijk ook door de regen, maar je moet oppassen dat je niet uitglijdt in de modder en de koeienpoep. Vanzelfsprekend krijgen we een glaasje rijstwijn aangeboden waar we allebei een nipje van nemen. Het smaakt net als onze jenever.

Het is inmiddels weer flink gaan regenen dus de rest van de tocht zitten we gehuld in de plastic Action poncho's te schudden op de natte bamboemat van de ijzeren buffel . Lint kondigt aan dat we nu gaan stoppen om te leren sieraden te maken. Een vriendelijke dame demonstreert hoe ze van een stukje rotan hele dunne sprietjes snijdt, ze vervolgens rond buigt en de uiteinden vast lijmt. Er komt nog een draadje rotan overheen en vervolgens neemt ze een gekleurd rotandraadje en dat wordt kunstig door de andere rotandraadjes gevlochten. Ze heeft voor ons allebei een armbandje op maat klaar gemaakt en de bedoeling is nu dat wij haar voorbeeld volgen. We zitten hier lekker droog onder een afdakje en zo zitten we samen gezellig bij de mevrouw onze armbandjes te vlechten. Ik moet wel eerlijk toegeven dat die van haar stukken mooier en regelmatiger zijn dan de onze en dat ik die van Rik afgemaakt heb. Na thuiskomst – het is eindelijk droog – krijgen we een stoomcursus kleefrijst maken en na het diner is er nog een vertederende dansvoorstelling van de kinderen uit het dorp.

Het is bijna aandoenlijk hoe goed ze hier hun best doen om het de gasten naar de zin te maken en hoe inventief ze zijn geweest in het bedenken van allerhande activiteiten om de gasten te vermaken. We zitten heus niet te wachten op het vlechten van armbandjes, maar de manier waarop ze het hier brengen, maakt het vanzelf leuk. Aan het eten wordt echt aandacht besteed en we krijgen heerlijk eten en veel te veel om samen op te eten. Drinken zit in een grote kist en je mag pakken wat je maar wilt. Wij zijn niet van die grote drinkers (en zeker niet als je geen eigen wc hebt en 's nachts in het stikkedonker de trap af moet, je schoenen beneden terug moet zoeken en langs de blaffende honden over het erf naar de wc moet), maar de mensen van het project weten allemaal dat als er gasten zijn, de drankkisten van slot gaan en iedereen heeft wel toevallig even iets te doen op het centrum en natuurlijk tijd om even een biertje te drinken.

Na de dansvoorstelling brengt de chauffeur ons naar onze homestay die vlakbij is. We slapen net als in Cuc Phuong op de bovenetage. En ik zal het jullie maar bekennen, ik heb de nacht doorgebracht bij een vreemde man op de kamer. Als verzachtende omstandigheid kan misschien gelden dat Rik er ook bij was, maar toch... Bij de homestay wordt ons onze slaapplaatsen aangewezen. In de ruimte liggen drie matrasjes elk met hun eigen muskietennet. De linker twee matrasjes zijn voor ons en de rechter is voor de chauffeur die bij ons op de kamer blijkt te slapen. We zijn verbijsterd. We hebben niets tegen de goede man, maar om hem nou op de slaapkamer te hebben... Maar ja, we schikken ons er maar in, er valt nu toch niets aan te veranderen. De volgende dag als we naar de watervallen wandelen vraagt Lint hoe of we het hier vinden en of er nog dingen zijn die verbeterd kunnen worden. We leggen hem uit dat het voor ons westerlingen heel vreemd is dat we geen eigen kamer hebben. Dat is echt helemaal nieuw voor hem. Als je hier ergens overnacht, slaapt iedereen bij elkaar, maar hij zal het goed onthouden.

Via Phnom Penh naar Battambang

Vanaf Chambok rijden we weer terug naar Phnom Penh waar we nog een nachtje slapen om vervolgens door te gaan naar Battambang. Na alle regen en rode, vette modder verwennen we in Phnom Penh de wandelschoenen met een schoonmaak- en poetsbeurt en onszelf met een douche en schone kleren.

Tijdens de lange rit naar Battambang hebben we een gids/chauffeur die vloeiend Engels spreekt en het is leuk om met hem te praten. Hij vertelt ons – uitsluitend in de beslotenheid van de auto – hoe slecht de regeringskliek is, dat er wel verkiezingen zijn, maar dat er gefraudeerd wordt en de uitslagen al bij voorbaat vaststaan. Hun Sen is keer op keer herkiesbaar en hij schuift nu al zijn zoon naar voren als zijn opvolger. De huidige koning, Norodom Sihamani, is in tegenstelling tot zijn vader een zwakke figuur die totaal geen macht heeft.

Verzekeringen en sociale uitkeringen kennen ze in Cambodja nauwelijks. Van regeringswege krijgt niemand hier iets. Geen pensioen, geen sociale uitkering, geen toeslag voor kinderen, geen gratis gezondheidszorg of school. Particulier verzekeren kan wel, maar is zo duur dat het voor de normale man niet is weggelegd, dus vrijwel niemand is hier verzekerd. Oude mensen zijn voor hun eerste levensbehoefte aangewezen op hun kinderen.

Grappig genoeg blijkt later dat hij zelf met de dochter van een hoogstaande politiefunctionaris is getrouwd. We komen daarop als we een bruiloft passeren en we vragen of die altijd zo groots gevierd worden. Eigenlijk wel, maar het hangt af van de familie van het meisje. Als de man een kleinere bruiloft wil en de familie van zijn toekomstige vrouw gaat daarmee akkoord, kan het. Willen die wel een groots feest, komt er of een groot feest of een einde aan de relatie. Hij heeft een bruiloft voor 800 gasten moeten geven die hem 7000 dollar heeft gekost, omdat zijn schoonvader veel ministers, onderministers en andere dure vrienden uit moest nodigen. De eigenlijke bruiloft was nog veel duurder, maar dit was de nota die hij van schoonpapa kreeg.

Ik had eigenlijk ons uitstapje in Battambang nog in deze brief willen stoppen, maar dan wordt hij echt te lang. Volgende keer vertel ik jullie over de bamboetrein en wat we nog meer gedaan hebben in Battambang. We zien daar de eerste (ruïne van een) 11e eeuwse hindoetempel en we krijgen alvast de eerste verhalen uit het hindoe sprookjesboek te horen.

naar volgende pagina:
volgende: brief 4: Cambodja 2