Rondzendbrieven Zuid-Oost Azië 2015-2016 > Rondzendbrieven > brief 4: Cambodja 2
Vierde rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016

Vierde rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016

[Verzonden op 19-11-2015 vanuit Battambang]

Battambang

De derde brief is net de deur uit, maar ik had beloofd om jullie over Battambang te vertellen. In Battambang gaan we op stap met Liaak, een nog heel jonge, vrouwelijke gids die erg goed is. Als eerste gaan we met het bamboetreintje. De spoorweg is nog door de Fransen aangelegd en verbond Phnom Penh met de grens met Thailand. Inmiddels rijden de reguliere treinen niet meer, maar op delen van het spoor rijdt nog wel de bamboetrein. De bamboetrein bestaat uit een plat houten frame met een bodem van bamboelatten die rust op twee assen met wielen die over het spoor rijden. Aan de achterkant zit een soort buitenboordmotor die met een riem verbonden is met een van de twee assen. Om reizigers meer comfort te bieden, ligt op de bamboelatten bodem een bamboemat om op zitten. De eerste bamboetreinen hadden maar één as en geen motor, maar werden voortgeduwd met een stok. Aan het spoor wordt nog minder onderhoud gepleegd dan door de NS en zelfs wij kunnen zien hoe krom en scheef de rails lopen. Dat voel je zittend op het open treintje trouwens ook, alhoewel dit uitermate comfortabel is in vergelijking met de ijzeren buffel en de ossenwagen van Chambok.

Als twee treintjes elkaar op het enkele spoor tegenkomen, wordt een van de twee gedemonteerd. De drijfas wordt losgehaald en het houten frame wordt opgetild en in de berm gelegd. Vervolgens worden de twee wielassen van de rails getild en de tegenligger kan passeren. Daarna kan het gedemonteerde treintje weer worden opgebouwd. Delen van het spoor zijn nog steeds voor dit soort treintjes in gebruik. Niet alleen om toeristen te vermaken, maar ook als lokaal openbaar vervoer voor personen en vee en voor vrachtvervoer. Onderweg moeten we af en toe stoppen als er koeien op de rails staan. Voor kippen hoeven we nooit te stoppen Die zijn veel intelligenter en zijn op tijd weg. Op de terugweg moeten we stoppen voor boeren die enorme zakken gras (nou ja, zeggeplanten) hebben gesneden als veevoer en nu met hun grote zakken mee terug willen.

We zien vandaag ook veel van de lokale werkzaamheden. We zien hoe ze rijstnoedels, rijstpapier en vispasta maken. Allemaal bewerkelijke processen waar je veel geduld – en handigheid – voor moet hebben. Bij de visverwerkers worden we nog getrakteerd op het Kathen feest dat Cambodja in deze periode ongeveer twee weken lang viert. Een boeddhistisch feest, waarbij families en vrienden elkaar opzoeken en gezamenlijk in feestelijk versierde wagens naar de tempel gaan met offergaven voor Boeddha. Wij komen zo'n wagen tegen en omdat bij een feestje ook muziek hoort, zit op de wagens een groep van zes – vijf mannen, één vrouw – mooi uitgedoste mensen die muziek maken. Twee andere mensen halen geld op terwijl de wagen langzaam door de straat rijdt. Het woord muziek klinkt te vriendelijk voor wat we horen. De zes muzikanten maken met snaar-, slag- en blaasinstrumenten behoorlijk eentonige muziek die door een gepensioneerde luidspreker jankend en krakend versterkt wordt. Zonder geluid vertelt een foto maar de helft. Omdat iemand ze geld heeft gegeven, springt de verklede en van maskers voorzien groep van de wagen om bij het huis van de geldgever te spelen en te dansen. Dat brengt geluk. Wij staan van een afstandje naar het geheel te kijken en eigenlijk heeft niemand door dat er twee toeristen staan te genieten van het spektakel.

We krijgen ook een voorproefje van wat ons in Angkor te wachten staat. Achter een grote boeddhistische tempel staat een ruïne van een hindoetempel uit de 11e eeuw. Liaak weet boeiend te vertellen over wat er allemaal te zien is in de reliëfs, waarvan stukken nog mooi bewaard zijn gebleven. De tempel is gewijd aan Vishnu, de beschermende god. De twee andere hoofdgoden van het Hindoeïsme zijn Shiva, de schepper van hemel en aarde en Brahma, de schepper van de mens. Met deze drie ben je er nog lang niet, want er zijn er veel meer, en bovendien heeft iedere god veel verschillende verschijningsvormen. Als Vishnu kwaad wordt, verandert hij van beschermer in vernietiger en je kan met hem dus alle kanten op. Boven een poort zien we een reliëf dat een liggende man, Vishnu, voorstelt. Uit zijn navel groeit een lotustak waar Brahma uit geboren wordt. Bij een ander reliëf zien we veel mensen aan een slang trekken. Hier gaat het om het karnen van de oceaan-melk om zo het levenselixer te winnen. Voor het karnen moet aan een dikke slang getrokken worden die zich om de heilige, mythische berg Meru kronkelt. Omdat het zwaar werk is, hebben de goden de hulp van de demonen nodig. In een latere versie horen we overigens dat de demonen en de goden niet samenwerken, maar in strijd zijn met elkaar en om het hardst trekken om de levenselixer te winnen. Kennelijk houdt Liaak van meer vredelievende verhalen. De goden trekken aan de ene kant, de demonen aan de andere kant. Eerst komt nu Visnhu te voorschijn, gevolgd door een beeldschone vrouw, Lakshmi, waar Visnhu mee trouwt. Door het gekronkel van de slang, gaat de heilige berg bewegen en verandert de oceaan-melk in levenselixer, maar ondertussen dreigt de berg in zee te storten. Gelukkig hebben we Visnhu nog. Die verandert snel in een schildpad, duikt de zee in en ondersteunt de berg, zodat die niet in zee kan vallen. Toegegeven niet alle details van het verhaal zijn sinds de 11e eeuw bewaard gebleven, maar we zien wel de twee groepen mannen sjorren aan de vreselijk dikke en onmogelijk lange meerkoppige slang (de naga), terwijl onderaan een schildpad iets wat op een berg lijkt op zijn rug draagt. De tempel is voor een groot deel vernield door de Thais in de 15e eeuw. De Rode Khmer hebben het werk verder afgemaakt en de stenen gebruikt voor hun eigen bouwwerken.

's Middags laat gaan we nog naar de Killing Caves, een door de Rode Khmer gebruikte grot om slachtoffers in te dumpen. Nu zie je in de grot vooral kleine altaartjes. Rondom de grot zijn grote tempels en enorme beeldengroepen. De grot is op een berg. Cambodja is eigenlijk in zijn geheel vlak, maar aan de grenzen zijn bergen en deze berg is eigenlijk een beginnetje van de bergen in het grensgebied met Thailand. Bovenop de berg is een uitzichtpunt en opnieuw een tempel. Rondom de tempel wemelt het van de makaken, waarvan er veel met een jonkie rondsjouwen. Ze weten duidelijk dat ze hier niets te vrezen hebben. Als we weer beneden zijn, is het behoorlijk schemerig en dan zien we hoe een stroom vleermuizen hun grot verlaat op zoek naar insecten tussen de rijstvelden. Je weet niet wat je ziet. Het is één grote straal van vleermuizen die maar aan blijft houden en ze vliegen allemaal in dezelfde richting. Volgens Liaak duurt het 30-40 minuten voordat de stroom vleermuizen opdroogt. Het moeten er miljoenen zijn.

Tijdens een reis kan er altijd iets zoek raken of stuk gaan. Maar sommige dingen zijn zo belangrijk, dat je ze zorgvuldig moet bewaren en niet mag verliezen: paspoort, geld, bankpasjes en creditcard. In bijna elk hotel hier hebben we een kluis op de kamer en daar gaat het tasje met Belangrijke Spullen in. Rik is verantwoordelijk voor de kluis en hij probeert altijd de cijfercode eerst uit op een lege kluis voordat het tasje erin mag. In Battambang hebben we een sleuteltje. Lekker gemakkelijk. Rik probeert het even en stopt dan de spullen in de kluis. 's Avonds vlak voordat we naar bed gaan, wil Rik voor het saven van de foto's het stickje pakken waar de foto's veiligheidshalve extra opgeslagen worden. En, jullie voelen het al aankomen, de kluis wil niet open; het sleuteltje pakt niet. We halen iemand van de receptie erbij. Hij begint vol zelfvertrouwen, maar de kluis blijft dicht. Hij gaat de reservesleutel halen. Even later gaat de telefoon: het duurt even, want de reservesleutel is zoek. We wachten – niet geheel gerust – af. De telefoon gaat weer. Er wordt een 'mechaniker' gezocht, dus het duurt even. De telefoon gaat voor de derde keer. De 'mechaniker' ligt kennelijk bij de reservesleutel, want ze kunnen geen 'mechaniker' vinden. Ze komen morgenochtend – ochtend van vertrek – terug. Goed? Nee, niet goed. De kluis moet nu open. Ze gaan opnieuw zoeken. Vierde telefoontje: de mechaniker is terecht; hij komt over een kwartiertje. We wachten maar weer – nog steeds niet helemaal gerust – af. De mechaniker komt, maar ook van hem is ons sleuteltje niet onder de indruk. Met een tang buigt de goede man aan het sleuteltje wat op ons niet erg vakkundig overkomt, maar goed wij zijn leken. We zitten maar wat in de kamer, terwijl de twee mannen zonder enig resultaat rommelen met de kluis in de badkamer. Er wordt een nieuwe zoekpoging ondernomen naar de reservesleutel en de man van het hotel komt terug met alle sleutels die hij kan vinden en na opnieuw een kwartier heeft de kluis genoeg van het spelletje en gaat open. Pfff, daar zijn we wel opgelucht over. De hotelman raadt ons nog aan de kluis maar niet meer te op slot te doen. Goede tip.

Siem Reap

Vanuit Battambang gaan we – met het tasje met Belangrijke Spullen – op weg Naar Siem Reap. Als we onderweg even stoppen bij een tankstation voor een plaspauze worden we door iemand aangesproken. Of we met Local Adventures – lokale agent in Cambodja – reizen. Dat klopt, maar hoe weet hij dat? Hij is ook gids, kent onze chauffeur en gisteren zijn we met zijn dochter, Liaak, op stap geweest. Grappig. We verzekeren hem dat hij trots op zijn dochter kan zijn, want dat het een uitstekende gids is. Na aankomst in Siem Reap checken we in in het hotel en we krijgen een mooie driepersoons kamer. We vragen ons al af of straks de chauffeur daar komt liggen als er geklopt wordt. Het blijkt Menno te zijn, Nederlander en al 13 jaar in Cambodja wonend en eigenaar van Local Adventures. Hij komt even kennismaken, maar hoeft niet in het eenpersoonsbed.

Grappig genoeg zien we vandaag meer Nederlanders en wel helemaal gepland. Een vriendin van ons maakt met haar drie reisgenoten een rondreis door Thailand en Cambodja. We hebben de reisschema's naast elkaar gelegd en precies vandaag zijn we allebei in Siem Reap. Zij voor de laatste avond, wij voor de eerste. Thuis op internet hebben we al gezien dat onze hotels op een steenworp van elkaar zijn. 's Avonds gaan we bij ze langs en met z'n zessen gaan we gezellig uit eten in Siem Reap. Weer eens een andere plek om af te spreken.

In Siem Reap ben je om Angkor te bezoeken, de beroemdste bouwwerken van Zuidoost-Azië. In een dag kan je echt niet alles zien, maar je krijgt wel een goede indruk. Voordat je naar binnen mag, moet je eerst een toegangskaart – met pasfoto! – kopen. De pasfoto wordt ter plekke gemaakt en op de kaart bevestigd. We bezoeken eerst Angkor (betekent stad) Thom (betekent groot), een ommuurd complex van 3 bij 3 km. De stad werd eind 12e eeuw door koning Jayavarman VII gesticht en was de grootste stad uit het Khmerrijk. Je kan je van te voren geen voorstelling maken van hoe groot het complex is. Er zijn vijf toegangspoorten tot de stad – een voor elke windrichting en een extra aan de oostkant – elk met vier enorme lachende gezichten. In de stad staat onder meer de Bayon tempel met zijn 51 torens; elke toren met vier vrolijk lachende, enorme gezichten. We zien ook nog Ta Prohm, een tempel die door de jungle overwoekerd is. De bomen hebben letterlijk de stenen muren opgegeten. Bij de Phimeanakas ofwel Hemels Paleis ofwel tempel van de naga krijgen we weer een mooi verhaal. In het paleis woonde de negenkoppige naga (slang) die 's nachts aan de koning verscheen als een beeldschone vrouw. De koning moest wel met haar slapen want als hij dat niet zou doen, zou hij sterven. Door met haar te slapen heeft de koning ook de erfopvolging veilig gesteld. Aan het eind van de nacht veranderde de vrouw weer terug in de naga en gleed in het diepe meer waar niemand hem nog kon zien. Ook in de 12e eeuw hadden mannen al smoezen om hun uitspattingen te verdedigen!

Angkor Wat

Angkor Wat

's Middags bezoeken we Angkor Wat (tempel) en zien we het beroemdste plaatje van Cambodja in het echt. In het midden staat de tempel met de vijf torens in de vorm van een lotusknop. De buitenmuren symboliseren de rand van de wereld; de gracht eromheen de kosmische oceaan. De reliëfs op de muren zijn schitterend. Om maar iets te noemen: in totaal staan er zo'n 2000 apsara's. Apsara's zijn mysterieus glimlachende hemelnimfen met juwelen om en hoofddeksels op waar ze op Prinsjesdag absoluut niet aan kunnen tippen. In Angkor zijn we niet alleen. Per jaar komen er zo'n vier miljoen bezoekers, waarvan een kwart Chinees is. Verder komen er veel Koreanen en wat minder Japanners en natuurlijk westerlingen. Je vraagt je af waarom al die Chinezen hier naartoe komen, want het enige wat ze doen is foto's van zichzelf nemen. Kunnen ze natuurlijk net zo goed thuis doen. Het hele complex is in handen van Vietnam, dus ook alle baten gaan naar Vietnam. De achterliggende reden van het Vietnamese eigendom is dat Vietnam destijds Cambodja heeft bevrijd van de Rode Khmer. Dit is een soort genoegdoening. Onze gids vertelt dat eind van het jaar het contract afloopt en Angkor Cambodjaans overheidsbezit wordt, maar een andere gids – Kunthea uit Prek Toal, die erg geloofwaardig is – gelooft daar niet zo erg in.

Prek Toal

Prek Toal

Prek Toal

De volgende dag gaan we 's morgens nog naar drie andere monumenten van het Angkor complex. 's Middags verlaten we het toeristische Siem Reap voor een vogeltocht naar Prek Toal, een beroemd vogelreservaat aan het Tonle Sap meer. Op het meer zijn veel drijvende dorpjes; dorpjes die bestaan uit huizen die langs de oever op het meer drijven. Prek Toal is een groot drijvend dorp en het vogelreservaat is – vergelijkbaar met het project in Chambok – een door de lokale gemeenschap gedragen project. Het project wordt begeleid door een NGO en een groep lokale deskundigen (vogelkenners, natuurbeschermers, e.d.). Al het geld dat toeristen meebrengen, gaat naar het project voor natuurbescherming, projecten voor de lokale gemeenschap, inkomsten voor de lokale mensen en educatie. Er is een centraal restaurant waar om beurten groepen koken voor de gasten. Slapen en het vervoer – alles gaat hier per boot – wordt eveneens bij toerbeurt door verschillende groepen geregeld. In het gedeelte waar de vogels fourageren en nestelen zijn continu lokale rangers die letten op de naleving van de voorschriften (geen jacht, beperkte visvangst).

Onze vogelgids is geen lokale gids, maar een echte, officiële vogelgids en begeleider van het project. Ze is zo geweldig goed. Ze kan veel vertellen, ook over de opzet en invulling van het project en ziet ondertussen alles wat tot een afstand van een kilometer voorbij vliegt. Buiten het toeristenseizoen geven de gidsen onder meer natuurlessen op scholen. De kinderen mogen door verrekijkers en de telescoop kijken en veel zelf beleven. De kinderen zijn razend enthousiast, op de tweede les kwamen al twee keer zoveel kinderen (ongeveer 80) af als op de eerste. Het is geweldig om over zulke projecten te horen.

Voor vogels kun je het beste vroeg zijn, dus we blijven een nacht over in een homestay. We hebben een kraakhelder bed, een schone handdoek en een schone wc met papier en een volle mandibak om te wassen, maar toch is er een maar. Sliep bij de vorige homestay de chauffeur bij ons, nu slapen wij in de gemeenschappelijke ruimte van de familie die te zorgzaam is. Omdat we wat verloren in de huiskamer staan – er zijn geen stoelen – gaan we maar onder ons doorzichtige muskietennet op ons bed zitten, terwijl de familie aan de andere kant toekijkt. Zodra we het muskietennet bewegen, schieten familieleden toe om, afhankelijk van onze beweging, het net in te stoppen of even los te halen. We voelen ons vreselijk opgelaten en uitermate onvrij. Menno had voor ons erg zijn best gedaan om na Chambok te regelen dat we hier wat vrijer en met meer privacy zouden slapen. Achteraf horen we waarom dat toch niet gelukt is. De mensen in Prek Toal zijn stomverbaasd als Menno navraag doet. De chauffeur sliep op zijn boot, de gids in een kleine, afgescheiden ruimte achter ons. De kinderen van het gezin sliepen in een ander afgescheiden ruimte en wij sliepen als enige twee in de huiskamer. Menno had toch gezegd dat er niemand bij ons mocht slapen en dat was toch goed geregeld? Op sommige punten begrijpen culturen elkaar gewoon niet. Hier slaapt iedereen waar het maar uitkomt en iedereen vindt dat normaal. Dat wij een eigen plek nodig hebben, komt dus absoluut niet over.

In het vogelgebied

In het vogelgebied

De volgende ochtend staan we om half zes klaar om naar de vogelkolonie te gaan. Daar nestelen verschillende soorten vogels, alhoewel we nu nog te vroeg in het seizoen zijn en nog niet iedereen terug is. Gelukkig zijn we geen echte vogelaars en dus zijn we tevreden met alles wat er nu wel is en dat is al heel wat. 's Nachts heeft het flink geregend en ook als we weg willen, regent het nog. We staan te wachten op een kleine motorboot, kleiner dan waar we gisteren mee gevaren hebben, maar al wie er komt, geen bootsman. Kunthea, onze supergids, belt hem. Hij is vanwege de regen maar niet gekomen, omdat hij dacht dat wij niet wilden in de regen. Na aandringen van Kunthea komt hij dan toch maar. Als we onderweg willen stoppen omdat er wat te zien is, wil hij eigenlijk niet stoppen, maar Kunthea is de baas, dus de motor gaat toch uit. Als we weer verder willen, snappen we waarom hij niet wilde stoppen: de motor wil met geen mogelijkheid aan. Na tien minuten gaat Kunthea bellen om een nieuwe boot te regelen en geeft de bootsman op. Gelukkig liggen we op een mooie vogelplek, dus hier wachten is geen straf, maar het geeft wel aan met welke opvoedkundige taken de mensen van het project te maken hebben. Iedereen is van goede wil, maar veel voor ons vanzelfsprekende zaken, moeten de mensen hier onder de knie krijgen, wil het toerisme project slagen.

Met de nieuwe boot varen we naar het uitzichtplatform waar een ranger woont. Iedereen zal zich daar een voorstelling van maken, maar geloof me, die klopt niet. Via een bamboeladder kom je bij de hut van de ranger. Hut is teveel gezegd. De ranger woont in een boom en heeft een platform van 2 bij 2 meter, van boven en aan twee zijkanten afgedekt met een stuk plastic. Daar woont hij gedurende twee weken totdat hij afgelost wordt. Vanaf het 'rangerstation' loopt de bamboe ladder verder omhoog in de boom. Eerst vier à vijf meter vrij steil de ene kant op en dan met een scherpe bocht die onmogelijk te nemen lijkt even steil vier à vijf meter verder omhoog. De treden bestaan uit door de regen gladde bamboestammen van 5 cm doorsnee en de afstand tussen de treden is een kleine 50 cm. Dan kom je op een bamboeplateau vanwaar je de kolonie kan zien. Rik heeft met zijn hoogtevrees natuurlijk een goed excuus om niet naar boven te durven, maar dit durf ik ook echt niet aan. Gelukkig weet Kunthea een goede oplossing: de ranger gaat met ons mee en we mogen met de boot langs de broedkolonie varen, want de broedende vogels verstoren we niet meer. Overigens ter verdediging van de organisatie: ze hebben een beter uitzichtplatform voor de toeristen, maar dat is in reparatie en daarom mogen we nu een van de uitzichtplatforms van de rangers gebruiken. Dat wij daar niet op gebouwd zijn, kunnen zij niet helpen.

Vanuit de boot kunnen we alles prima zien. De darters (soort aalscholver met langere hals, daarom ook wel slangenhalsvogel genoemd) hebben al jongen en zijn druk bezig met het voeren van hun kroost. Kunthea ziet vreselijk veel vogels voor ons en heeft heel veel geduld om vogels aan te wijzen. De pelikanen en ooievaars lukken me nog wel, maar al die piepkleine, beweeglijke vogeltjes die alleen maar achter blaadjes willen zitten, laat ze me ook zien. Het is echt genieten en pas om 12 uur zijn we weer terug.

Als laatste zien we nog de activiteiten van het drijvende dorp van dichtbij. Omdat er niet het hele jaar vis is, hebben ze hier visfarms waarin ze vis opkweken, zodat ze het hele jaar door inkomen hebben. In een vrij kleine houten beschutting hangt een net dat van onderen met bamboestokken op zijn plaats wordt gehouden. Daarbinnen zijn twee bakken boordevol meervallen. In een maand of vijf worden ze van kleine visjes opgekweekt tot verkoopbare vis. Tussen de twee bakken in zit een man die ons een beetje simpel lijkt met een grote plastic ton vol kleine visjes die als voer voor de meervallen dienen. Als een automaat gooit hij beurtelings een paar visjes in de ene of de andere bak. De meervallen duiken er met z'n allen met veel spektakel op af. De man blijft zonder op of omkijken, uitdrukkingloos zijn monotone handeling herhalen.

Van de vissen gaan we naar wat groters: een krokodillenfarm. Vanaf het huis moet je via een paar gammele balkjes over het water naar de krokodillenbakken waar je vanaf boven in kan kijken. Op het gaas aan de bovenkant liggen planken waar je overheen kan lopen. De krokodillenbakken zijn wat groter dan de vissenbakken en ook beter afgesloten. Ze zitten gesorteerd per leeftijd, omdat anders de grote de kleinere aanvallen. Na 8-10 jaar zijn ze groot genoeg en worden ze verkocht. Ze worden levend verkocht, vooral aan China en Thailand waar ze er van die leuke tasjes en laarzen van maken. Waarschijnlijk wordt ook hun vlees wel gebruikt. Bij de krokodillenfarm zien we de zogenaamde drijvende tuinen. De mensen hier kunnen alles maken op het water. Van bamboe hebben ze een drijvend eiland gemaakt waarop ze een tuintje hebben aangelegd met bananen, papaya, wat suikerriet en zoete aardappel.

Na de excursie door het dorp en de lunch vertrekken we uit Prek Toal. Tijdens de autorit naar huis, maakt Kunthea een extra ommetje en op een mooi plekje tussen de rijstvelden zien we door haar telescoop nog handenvol vogels. Aan het eind van de middag komen we volledig voldaan van zo'n mooie excursie weer terug in Siem Reap. Daar profiteren we van de stadse voordelen als een douche en een wasserette voor de vieze was.

Phnom Kulen NP

Ons laatste uitstapje vanuit Siem Reap makken we met dezelfde gids als die we in Angkor hadden. We weten zijn echte naam niet, maar we noemen hem mooi-mooi. Mooi-mooi is namelijk erg trots op zijn kennis van de Nederlandse taal en roept bij alles 'Mooi, mooi': 'Mooi, mooi foto'; 'mooi, mooi boem (=boom). Maar we mogen hem niet tekort doen, Hij kent ook het woord 'vlinder' en 'deur', allemaal mooi, mooi. Onze tocht gaat naar Phnom (berg) Kulen (lychee)) National Park, ongeveer 50 km van Siem Reap af. Het park is 40 km2 groot en nationaal park moet je met een korreltje zout nemen. In het park zijn acht dorpen met in totaal zo'n 10.000 bewoners. Het is een mooi bospark op een berg met opmerkelijk veel lycheebomen die in april vrucht dragen. Het is verboden om bomen te kappen in het park en word je betrapt, riskeer je zelfs gevangenisstraf. Ik vraag of er in het park veel wild zit. Dat is niet zo, want laten ze de bomen dan nog wel staan, er wordt flink (illegaal) gejaagd in het park op alles wat beweegt. De berg werd gezien als een van de heiligste plaatsen van het Khmerrijk. In 802 heeft Jayavarman II zichzelf hier tot godkoning uitgeroepen en deze gebeurtenis wordt beschouwd als het begin van het Khmerrijk. Er zijn in het park dan vooral ook fantastische archeologische zaken te zien. Als eerste gaan we naar de 1000 linga's, het mannelijk symbool voor de hindoes. In de kalkbodem van de rivier zijn velden vol, misschien zelfs wel meer dan 1000 kleine bolvormige uitstulpingen – de linga's te zien. Ook Vishnu en zijn vrouw Lakshmi zijn in de bodem uitgehouwen, maar daar moet je wat fantasie voor hebben. Mooi-mooi neemt ons mee naar de bron van de rivier waar het zand in grote wolken opdwarrelt door het naar boven komende bronwater. Natuurlijk staan naast de bron een paar boeddhistische tempeltjes.

Menno had ons al verteld dat we een deel van de tocht achterop de motor zouden maken. Sinds onze iets te avontuurlijke motor avonturen in Nicaragua, kijken we daar niet naar uit. We vragen Mooi-mooi de chauffeurs te vragen vooral voorzichtig en langzaam te rijden. Waarom moeten we met de motor: de weg is te slecht en te smal voor de auto. We krijgen allebei een helm op (van de chauffeurs die best zonder kunnen). Het zijn van die helmen met zo'n stuk plastic voor je gezicht (integraalhelmen?), zodat je hoofd min of meer vastzit in een vissenkom. De mijne is veel te groot en zwemt op mijn hoofd, maar gelukkig is die van Rik te klein, dus met ruilen zijn we al een stuk verder. Ze rijden keurig rustig en net als ik denk dat het allemaal wel meevalt, komen we bij een soort parkeerplaatsje. Ik ben opgelucht dat we er zijn, maar heb te vroeg gejuicht. Weliswaar stopt de onverharde weg, maar we slaan nu af over een pad dat nauwelijks die naam verdient en waar je eigenlijk niet kan rijden, maar onze chauffeurs wel. Het pad bestaat uit behoorlijk ongelijkmatige, grote rotsen. We bonken en botsen over de grote stenen, afgewisseld met kleine stukjes diep rul zand en ondiepe waterpartijen. Voordeel is wel dat het terrein zo onbegaanbaar is, dat je echt alleen maar stapvoets kan rijden. Zo vinden we het niet eng meer. Het laatste stuk gaan we over een smal zanderige bospaadje vrij steil omhoog en dan zijn we op de top van Phnom Kulen. We krijgen allebei met geen mogelijkheid de helmen af, zodat de vriendelijke chauffeurs ons moeten bevrijden uit onze vissenkom.

Op de top is Sra Damrie – oftewel het olifantenmeer – met daaromheen dieren die uit de ter plekke aanwezige rotsblokken zijn gemaakt. Er staat een levensgrote olifant, twee meer dan levensgrote leeuwen en een reuzenkikker. Aan de tweede olifant zijn ze wel begonnen, maar die is nooit afgemaakt, omdat de Khmer toen – waarschijnlijk vanwege oorlogen – uit het gebied vertrokken zijn. Het meer heet zo, omdat in betere tijden de wilde olifanten bij het meer kwamen baden en rusten. Olifanten zijn hier al lang niet meer en ook van het meer is slechts een moerasgebied over. Voordeel van zo'n plek waar je alleen met de motor kan komen, is dat je gelijk van alle busladingen andere toeristen af bent. We zijn hier met z'n tweetjes.

Met de vissenkom op, stappen we opnieuw achterop de motor en we rijden het steile zandpad weer omlaag tot aan de vleermuisgrot. Daarin wonen niet alleen vleermuizen, maar ook een kluizenaar. We zien zijn bed staan, maar de kluizenaar zelf is niet thuis (kan dat wel met een echte kluizenaar?). We gaan met de hoofdlampjes op de 100 m lange grot in en zien veel vleermuisjes vliegen. Aan het eind staat een mooi versierd boeddha-altaar. In de grot hangen lampen die niet aan zijn en ik vraag of de kluizenaar die gebruikt. Nee, die worden gebruikt bij het nieuwjaarsfeest als veel mensen hier met offers naartoe komen om bij de tempel in de grot te bidden. We gaan opnieuw in de vissenkom voor het vervolg van de motorrit en de tempel met de liggende Boeddha. Deze 8 meter lange Boeddha stamt uit de 16e eeuw en is uit een enorm rotsblok van zandsteen gehouwen. Omdat hij op de heilige berg ligt trekt hij veel pelgrims die graag laten zien dat ze er geweest zijn en hun naam met datum op de rots schrijven. Dat mag, maar je mag niet op Boeddha zelf schrijven. Er staat niet voor niets een bordje 'Please, don't write on the Buddha'.

Naar Preah Vihear

Na de lunch en twee prachtige watervallen, stappen we weer in de auto voor de lange rit naar huis voor ons laatste nachtje in Siem Reap. De volgende ochtend worden we opgehaald door Kakada, die voor de resterende dagen in Cambodja onze chauffeur blijft. Via Mealea en Koh Ker rijden we naar Preah Vihear waar we een nachtje slapen. Zowel Mealea als Koh Ker zijn vervallen en door bomen overgroeide bouwwerken waar veel te zien is. Omdat we nu een stukje van Siem Reap zijn, zijn deze bezienswaardigheden ook gelijk een stuk minder druk. Bij Mealea hebben ze binnenin het complex een heel stelsel van houten trappen gemaakt, zodat je tussen de brokstukken van torens en stenen gebouwen heen kan lopen. Hier en daar is nog prachtig beeldhouwwerk te zien. In Koh Ker staat een van de hoogste gebouwen uit de Khmer tijd die we gezien hebben: een piramide van zeven etages die aan de basis 62 bij 62 meter meet en 36 meter hoog is. Elke hogere etage is, zoals dat bij een piramide hoort, wat kleiner dan zijn onderbuurman. Bovenop stond een enorme linga van 4 meter, maar die is in de tussentijd verdwenen. Via een stevige houten trap kan je tot bovenaan de piramide. Van daaraf heb je een prachtig uitzicht over de bosrijke omgeving. Het deel van het complex dat we net bekeken hebben, is van bovenaf niet te zien. Je ziet alleen bomen, zo overwoekerd is de ruïne door de grote bomen.

De route verder naar Preah Vihear is anders dan we tot nu toe meegemaakt hebben. De weg is rustig, er is maar weinig bebouwing en we zien hele stukken bos. Het is hier ook een stuk schoner langs de weg dan elders. Overal in Cambodja ligt vuil en troep. Hier is het waarschijnlijk schoner, omdat er veel minder mensen wonen. Onderweg zien we hele groepen exact dezelfde houten huisjes die bij ons voor vakantiehuisjes door zouden gaan. Het blijken woningen te zijn die de regering geschonken heeft aan mensen die vroeger in het leger gevochten hebben. Tot nu toe hebben we in Cambodja op het platteland vooral kleine hutjes gezien. De muren zijn gemaakt van hout, baksteen of bedekt met bamboeblad; soms zien we gepleisterde huisjes. De daken bestaan uit pannen, golfplaat of soms natuurlijk materiaal , meestal bamboe. Een enkel hutje heeft alleen plastic als beschutting. Vroeger waren alle hutten van hout, maar dat wordt nu schaars en dus duur. Baksteen en golfplaat is nu goedkoper, dus vandaar dat je dat nu meer ziet.

Onze aankomst bij het hotel is vandaag wel heel bijzonder. Als we voor het hotel staan, vraagt Kakada of dit het goede hotel is. We denken van wel. Op onze lijst staat 'Preah Vihear hotel' en boven de deur staat 'Preah Vihear Boutique hotel'. De chauffeur vraagt het voor de zekerheid aan de medewerker buiten. Nee, volgens hem zitten we fout, want dit is het 'Boutique' hotel. We zoeken onze adreslijst erbij en Kakada laat de lijst met adres, telefoonnummer en website zien. Nee, de medewerker herkent hier niets van, maar vriendelijk als hij is, belt hij het nummer op onze lijst. Ons hotel neemt de telefoon niet op. Op ons papier staat de naam van de Nederlandse reisorganisatie – Rama tours – en medewerker snelt naar binnen om te vragen of er een boeking voor hun is. We wachten even, maar er gebeurt helemaal niets. Dan ga ik zelf maar naar binnen. Inmiddels is de baas van het hotel erbij gekomen en ik laat hem onze uitgebreide adressenlijst zien. Noch adres, noch telefoonnummer, noch website doen een bel rinkelen. Bovendien de naam klopt niet. Zij zijn 'Boutique' hotel. Ik probeer onze namen, ook zonder succes. Ik vraag of hij weet waar het andere adres dan is. Hij heeft geen idee, maar hij gaat bellen. Weer geen gehoor. Dan vraagt hij waar Rama tours dan zit. Dat schiet niet op, want die zit in Nederland, dus ik zeg dat hij beter Local Adventure – lokale agent – kan bellen. Had ik die naam maar eerder genoemd, want in koor roept het voltallige baliepersoneel 'Ah, Local Adventures'. Maar daar hebben ze wel een boeking van! Dan moet ik vast Keleed zijn. Voor vandaag wel. Iedereen achter de balie is opgelucht, het probleem is opgelost. Wij zijn ook blij want het hotel ziet er prima uit. Maar hoe is het toch mogelijk dat iemand zijn eigen adres, telefoonnummer en website niet herkent? Reizen blijft verrassend.

We zijn in Preah Vihear voor de tempel daar. De tempel ligt spectaculair op een meer dan 500 meter hoge klif van de Dangkrekbergen. Het grootste deel van de tempel verrees onder de koningen Surayvarman I en II die in de 11e en 12e eeuw regeerden. De oudste delen dateren uit de 9e of 10e eeuw, toen het Khmer rijk nog hindoeïstisch was en de tempel gewijd was aan Shiva. Na de teruggang van het hindoeïsme werd de tempel boeddhistisch. Het tempelcomplex is niet vierkant zoals eerdere tempels, maar heeft een langgerekte vorm, is 800 meter lang en georiënteerd langs een noord-zuid as. Het heiligdom bovenop – de heilige schrijn – bereik je via vijf gopura's, een soort ingewikkelde toegangspoorten. Tussen de vijf gopura's lopen lange wandelpaden en trappen. Ondanks dat veel van de gebouwen tot ruïne vervallen zijn, is er nog steeds veel te zien. Zo is er nog een schitterend reliëf waar opnieuw het karnen van de oceaan-melk wordt uitgebeeld en zien we een liggende Shiva die rust op een driekoppige slang. Een van de vervallen torens heeft geen last meer van de zon. Bovenop de toren staat een boom met een brede kroon die als een paraplu boven de toren hangt. In de heilige schrijn is nu een Boeddha tempel waar nog steeds gebruik van wordt gemaakt. Vanaf de steile klifrand heb je een prachtig uitzicht op de vlakte onder je.

Het eigendomsrecht van de tempel is lange tijd betwist geweest, omdat de tempel die op de grens van Cambodja en Thailand ligt, door beide landen werd opgeëist. In 1962 besliste het Internationaal Gerechtshof in Den Haag dat de tempel Cambodjaans eigendom was, wat de Thai een slechte en onpraktische oplossing vonden, omdat de tempel vanuit Thailand veel gemakkelijker te bereiken was. Inmiddels loopt er ook vanuit Cambodja een prima weg naar de tempel. In 2008 laaide het conflict opnieuw op, toen de tempel door de UNESCO uitgeroepen werd tot werelderfgoed. In 2013 wees het Internationaal Gerechtshof ook het omringende gebied aan Cambodja toe. Dat we in de buurt van de grens zijn, merken we ook tijdens het bezoek. Het aanschaffen van de toegangskaarten kan alleen onder overlegging van je originele paspoort en op het complex lopen veel militairen rond. Ze zijn niet bewapend en ze doen ook niet veel. Een aantal hangt wat in een hangmat en een is op het zachte gras diep in slaap. Kennelijk hebben ze inmiddels wel vertrouwen in de buren.

Banlung

Als we om tegen enen wegrijden uit Preah Vihear hebben we nog een lange rit te gaan. We gaan nu naar het uiterste noordoosten van Cambodja naar de provincie Ratanakiri, waar we overnachten in de hoofdstad van de provincie, Banlung. We zouden eigenlijk een tweedaagse trekking daar maken, maar na de homestays hebben we even geïnformeerd of we tijdens de overnachting tijdens de trekking op de campsite wel een eigen tent hebben. Niets geen tent; op de campsites zijn eigenlijk alleen maar een paar hangmatten en dat klinkt niet heel aanlokkelijk. Onze onvolprezen Menno gaat nu even voor ons overleggen en het programma wordt zo aangepast dat we twee eendaagse uitstapjes maken en tussendoor in Banlung slapen.

De eerste dag maken we een uitstapje naar een drietal watervallen en een prachtig groot kratermeer in een mooi bosrijk gebied. Omdat je maar nooit weet of je leuke vogeltjes ziet, heb ik mijn kijker bij me. Bij de eerste waterval houd ik de knop om scherp te stellen in mijn hand. Dat hoort niet helemaal. Ook Rik krijgt hem er niet meer op. We staan even te hannesen, maar besluiten dan dat de kijker terug gaat in de doos, voordat essentiële onderdelen de helling af tuimelen. Ik zit er erg over in, want het is zo een fijne kijker, we hebben nog zo lang te gaan en alle vogels ga ik zo missen. Ook vandaag tijdens de wandeling rond het meer, zitten de vogels expres zichtbaar in de boom, maar veel te hoog om met het blote oog iets te kunnen zien. Thuis gaan we het probleem eens rustig bekijken en lijkt het erop dat er twee schroefjes losgeraakt zijn. Knappe Rik weet met kunst- en vliegwerk de schroefjes weer vast te krijgen en het beschermende dopje bovenop dat we los hebben moeten maken, zetten we met plakband vast. Mijn mooie kijker wil weer scherp stellen en ik ben heel erg opgelucht.

De tweede dag gaan we voor een eendaagse trekking. We hebben inmiddels heel wat personeel tot onze beschikking. Afgezien van onze gids, Dalong, hebben we de chauffeur van het jeepje en een stagiair die meeloopt. Bij de trekking krijgen we nog een lokale gids extra om de weg te wijzen. Gidsen heb je in soorten en kwaliteiten. Dalong is echt nog een jonge jongen die uitermate vriendelijk is, maar weinig Engels spreekt en verstaat en nog weinig idee heeft over het gidsen. Hij vertelt heel weinig uit zichzelf en op vragen krijg je vaak niet een echt antwoord. Tijdens de lunch merken we opnieuw dat niet alles hier gaat zoals je verwacht. Ze willen water koken voor thee en koffie. Omdat het echt bloedheet is, lijkt dat een goed idee, totdat we zien dat ze water uit de rivier op het vuurtje zetten. Het is echt geen helder bergbeekje, het is gewoon een rivier in bewoond gebied. Het is ook helemaal niet nodig, want twee mannen hebben geen enkele bagage, dus we hadden gewoon een fles water mee kunnen nemen of net als gisteren een thermoskan met heet water. We verbazen er ons extra over, omdat de trekking georganiseerd wordt door een bureautje dat door een Nederlander, ook een Rik, gerund wordt. Die zou toch echt beter moeten weten. De lokale gids vervaardigt trouwens prachtige drinkbekers uit een stukje bamboestam.

De lokale gids hoort tot een etnische minderheid waarvan je er in dit gebied verschillende hebt. De wandeling voert eerst door een gebied met akkertjes en boomgaarden met cashewnoten, banaan, cassave en grote, geïsoleerd staande mangobomen. Je loopt hier echt door het platteland en we zien de plaatselijke hutjes van bamboe. Het bijbehorende kippenhok is ook van bamboe en eigenlijk veel mooier dan het hutje. We komen even later in een mooi bos waar de rest van de wandeling doorheen voert. Het bos heeft een gevarieerde vegetatie, maar je kan goed zien, dat dit geen echt onaangetast bos meer is. Het is een veel te open bos voor de echte jungle en er is overal hoge ondergroei met veel jonge boompjes. Hier en daar zien we omgezaagde bomen en vers gezaagde planken van prachtig hardhout liggen. De oogst uit het bos. Tijdens de tocht horen we geregeld de motorzaag. We zien ook hoe ze in uitermate primitieve, maar gemene valluiken achter kleine doorgangen in een hek kleinere dieren als eekhoorns en slangen vangen. Dat ze die voor eigen consumptie vangen, kunnen we wel billijken. De mensen zijn arm en leven van het bos. Van grootschalige jacht voor de handel is hier geen sprake.

Na vijf uur lopen zijn we volledig doorweekt door de hitte en de zon terug in het dorp waar we begonnen zijn. Hier in het noordoosten van Cambodja ziet alles rood van de rode aarde. In de regentijd is het gebied onbegaanbaar vanwege alle nattigheid en de bijbehorende modder en hoge waterstand. In de droge tijd duurt het niet lang of alles zit onder het droge, rode stuivende stof. Alles wat je aanpakt is hier stoffig en alles ziet rood en dat terwijl de regentijd nog maar net voorbij is.

Ik kom zo langzamerhand weer aan het eind van de brief. Morgen gaan we alweer naar ons laatste overnachtingsadres in Cambodja. Het laatste restje Cambodja en het begin van Laos krijgen jullie dan in de volgende brief. Voordat ik afsluit nog even iets dat ik al eerder had moeten schrijven. Na een fiasco bij een eerste reisbureau, zijn we op advies van vrienden bij Rama tours terecht gekomen om onze reis uit te werken en te regelen. Tot nu toe kunnen we niet anders zeggen, dan dat alles perfect geregeld is en ook als we nu even ergens over mailen, wordt er snel en adequaat gereageerd. Ook de lokale agenten, zowel in Vietnam als hier in Cambodja doen hun uiterste best en meer om het ons volledig naar de zin te maken. We hoeven zelf alleen nog maar te genieten.