Rondzendbrieven Zuid-Oost Azië 2015-2016 > Rondzendbrieven > brief 6: Laos 2
Zesde rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016

Zesde rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016

[Verzonden op 9-12-2015 vanuit Phonsavan]

Vientiane

De vijfde brief heb ik afgerond bij Mr. Scott op het Bolavenplateau. Vanaf het Bolavenplateau rijden we via de markt van Paksong naar het vliegveld in Pakse voor onze vlucht naar Vientiane, de hoofdstad van Laos. Om een voor ons onbegrijpelijke reden worden we om kwart over tien 's morgens afgezet op het vliegveld; onze vlucht vertrekt pas om half drie. Het scheelt weer schrijfwerk voor de rondzendbrief, want op het vliegveld valt niets te beleven; gelukkig hebben we de e-boeken bij de hand.

Vientiane is een aangename stad en een in verhouding kleine hoofdstad met zo'n 800.000 inwoners. Met gids Ley verkennen we de stad waar veel tempels en zelfs een compleet Boeddha park is. Elke tempel heeft wel iets bijzonders. Zo staan in de Wat Si Saket tempel volgens Ley 10.136 (niet nageteld) Boeddhabeelden en beeldjes, terwijl in de Wat Si Muang van alles te beleven is. Op het grote plein bij de Wat Si Muang tempel staat een bonte verzameling beelden van goden, draken, olifanten en noem maar op. In de tempel zelf is aan één kant een omroeper bezig, die volgens de informatie van Ley alles vertelt wat er nu en in de toekomst in de tempel staat te gebeuren. Op het middenpad zit een oranje monnik die tegen betaling mensen besprenkelt met ongetwijfeld heilig water en ze voorziet van een klein armbandje. Houd je zo'n armbandje drie dagen om, dan komt hetgeen de monnik voor je gewenst heeft uit. Rechts van de monnik staat een kussentje met een zware, door al het wrijven glad geworden steen. Til je die drie keer boven je hoofd en doe je tegelijkertijd een wens, dan komt je wens eveneens uit. Je moet wel sterk zijn, want de meeste vrouwen krijgen de steen amper van de grond getild, laat staan tot boven hun hoofd. Mochten de monnik en de steen ontoereikend zijn, is er altijd nog de waarzegger. Bij hem kan je briefjes krijgen met een toekomstvoorspelling. Ook die is flexibel. Staat de inhoud je aan, dan houd je het briefje, zo niet leg je het briefje terug en krijg je een nieuw briefje. Zo maak je iedereen gelukkig.

Achter de grote tempelruimte is nog een heiligdom. Daar staat de vergulde stadszuil gewikkeld in een doek en hier staat ook het beeld van de meest aanbeden vrouw van Vientiane, Sao Si. Sao Si, een zwangere vrouw, sprong onder de zuil toen deze werd geïnstalleerd. Ze deed dat om kwaadwillende geesten gunstig te stemmen en de stad geluk te brengen en haar offer wordt nog steeds hogeljk gewaardeerd. Ze krijgt elke dag massa's bloemen en wierook.

Boeddha park

Boeddha park

Het Boeddhapark, een stukje buiten de stad verdient ook vermelding. Het Boeddhapark is gebouwd door Luang Phu Bunleua Sulilat. Bunleua Sulilat werd in 1932 veel te vroeg geboren en had erg veel moeite met leren. Wat zijn ouders ook probeerden, niets hielp. Toen hij 12 was, gaven zijn ouders hun pogingen op en Bunleua Sulilat vertrok naar het noorden van Laos. Daar ontmoette hij een kluizenaar die hem als leerling en bediende aannam. Bunleua Sulilat bleek een onovertroffen talent te hebben voor het onthouden van alle boeddhistische en hindoeïstische verhalen die de kluizenaar vertelde. Toen hij na acht jaar weer terugkeerde naar zijn geboortestreek kende hij alle verhalen uit zijn hoofd. Kwam iemand hem om raad vragen, had hij altijd wel een toepasselijk verhaal klaar. Al gauw werd hij gezien als een bijzonder wijze man en hij werd door alle goede raad die hij gaf een rijk man. Omdat hij merkte dat beeldmateriaal hielp bij het uitleggen van de verhalen, besloot hij een groot park te bouwen met daarin beelden die van diverse religies de verhalen vertelden. De communisten die in 1975 de macht overnamen, hadden het niet zo op Bunleua en zijn beeldentuin, dus hij vluchtte naar de overzijde van de rivier, naar Thailand en begon daar een nieuw beeldenpark. Een van de meest opmerkelijke beelden is een grote bol met veel kleine raampjes erin die drie etages heeft, die respectievelijk hel, aarde en paradijs voorstellen. Via een grote, gapende mond van een demon kan je de bol in kruipen en via steile trappen kan je dan omhoog. Op de etages binnenin staat een opmerkelijke collectie van beelden, zowel van mensen als van wonderlijke wezens. Bovenop de bol staat een soort bladerloze boom met samengegroeide takken die niets met de bol te maken heeft. De met elkaar vergroeide takken symboliseren voorspoed, gezondheid en nog wat nuttige zaken voor een aangenaam leven.

Bij één beeldengroep zal ik het verhaal vertellen, de rest sla ik over. We zien een staaf met vier gezichten omringd door zeven schone dames. De dames spelen nog niet meteen een rol, want het verhaal gaat over een uitermate slimme en intelligente jongen. Een god in de hemel die ook heel slim was, kon het maar niet verkroppen dat er op aarde ook een slim iemand rondliep en besloot de jongen uit te dagen. Ze moesten vragen beantwoorden en wie een vraag niet kon beantwoorden zou gedood worden. Hoe slim de jongen ook was hij wist niet het juiste antwoord te geven op de vraag welke drie dingen je elke dag moest doen. Mochten jullie het ook niet weten: 's morgens je gezicht wassen; 's middags je lijf wassen en 's avonds je voeten wassen. De jongen was erg verdrietig omdat hij ging sterven en vluchtte het bos in. Daar ontmoette hij het echtpaar Pauw en de vogels kregen te doen met de arme jongen en zeiden hem het antwoord voor. Zo won de jongen van de god. Die was zo verdrietig dat hij zijn zeven dochters riep, om hem in zijn laatste uren bij te staan. In aansluiting op dit niet heel waarschijnlijke verhaal, worden er hier nog elk jaar competities gehouden, daar vallen geen doden bij, maar zeven schone dames mogen de zeven dochters representeren. Inmiddels blijkt Laos met zijn tijd mee te gaan, want naast de missverkiezing is er ook een boys-verkiezing en zelfs een – internationale – lady-boy (travestiet) verkiezing.

Vanaf het Boeddhapark gaan we naar de Don Makai markt, een heel andere markt dan we tot nu toe gezien hebben. Vooraf vertelt Ley dat we voorzichtig moeten zijn met foto's maken. De markt ligt vlak bij een natuurpark en op de markt verkopen ze – uiteraard illegaal – vaak ook slangen, eekhoorns en soms herten uit het park. Vanwege de illegale handel willen ze geen foto's, bang dat ze problemen krijgen. Klinkt niet erg logisch, want als Ley het weet, dan weet de politie het natuurlijk ook, dus onze invloed lijkt gering. De markt is werkelijk in alles anders. We zien koopwaar waarvan we geen idee hebben wat het is. Er zijn allerlei gedroogde dingen waar je thee van kan trekken, gigantische hoeveelheden paddestoelen. er is tamarinde, gember en bij de vleesafdeling zijn alle ingewanden die je je voor kan stellen te koop. We zien kikkers in soorten en maten, krabben en veel levende vis. Verder zien we wel levende kippen en konijnen, maar geen slangen of andere slachtoffers uit het natuurpark. Ook Ley heeft niets gezien, maar volgens hem houden ze het voor de toeristen – die er nauwelijks zijn – vaak onder de toonbank.

Onze laatste stop met Ley is bij het COPE (Cooperative Orthotic & Prosthetic Enterprise) informatie centrum. Door de bombardementen van de VS is Laos het meest gebombardeerde land ter wereld. Er zijn op Laos meer bommen terecht gekomen dan in de Tweede Wereldoorlog op Duitsland en Japan samen. Vooral de clusterbommen, die doorgaans niet dodelijk zijn, maar zorgen voor afgerukte armen, benen, verlies van ogen en delen van het gezicht hebben enorme schade aangericht. Veel niet geëxplodeerde (cluster)bommen, de zogenaamde UXO's (unexploded ordnance), liggen nog als tijdbommen in de grond en zorgen nog jaarlijks voor ongelukken. Het opruimen van de bommen is een duur en tijdrovend karwei en per jaar kan maar 40 km2 schoongemaakt worden. Delen van Laos zijn dan ook nog steeds niet bomvrij. COPE geeft uitstekende voorlichting daarover en voorziet voor zover de middelen reiken, mensen van kunstarmen, kunstbenen, rolstoelen en wandelstokken. In het centrum hangt een bonte verzameling afgedankte – een prothese gaat gemiddeld twee tot drie jaar mee en bij kinderen uiteraard veel korter – prothesen.

Als laatste over Vientiane het verhaal over de Wat Ong Teu Mahawihan, ook een tempel. Op het plein bij de tempel staan veel stoelen opgesteld; daarnaast staat een grote tent waar eten bereid wordt. In de ontmoetingsruimte naast de tempel staan ook stoelen opgesteld en op de tafeltjes staan flesjes water. Rik ziet voorin een glazen kist waarvan het glas beslagen is. Die is aangesloten op elektrciteit, zodat het lijkt alsof de vitrine gekoeld wordt. We denken dus dat we met een begrafenis van doen hebben, maar er wordt vrolijke muziek gemaakt, er wordt gelachen en veel gepraat, dus naar ons gevoel klopt er iets niet. We vragen heel voorzichtig of we naar binnen mogen. We worden vriendelijk uitgenodigd en krijgen koffie en thee aangeboden. We zien het nu duidelijk: in de glazen kist ligt iemand en we zien ook wie, want er staan veel foto's naast van een stokoude, verschrompelde monnik. Die moet in de kist liggen. Iemand die een beetje Engels spreekt, heeft het over een hoge monnik, 100 jaar en 100 dagen. Thuis zoekt Rik op internet. We hebben hier te maken met Dr. Phramaha Phong Samaleuk, geboren in 1916 en op 7 oktober in zijn 100e levensjaar overleden. Hij is inderdaad erg belangrijk. Na zijn dood is hij gebalsemd en het Nederlandse! boeddhistische dagblad weet te melden dat hij 100 dagen, gebalsemd en wel, opgebaard blijft liggen, voordat hij alsnog gecremeerd wordt. Hoe belangrijk hij is, merken we als we de volgende avond in een lange processie terecht komen. Een lange stoet mensen met bloemen, enorme geluidboxen voor de muziek en met versierde tractoren met trommels en bekkens erop, komt naar de tempel om na drie rondjes om de tempel hun offergaven af te geven. Ter verhoging van de feestvreugde kan je op het tempelterrein op ballonnen schieten om kermisprijzen te winnen en voor de kinderen zijn er lichtgevende ballen en prulcadeautjes te koop.

Phou Khao Khouay National Protected Area

Vanuit Vientiane maken we een tweedaags uitstapje naar het Phou Khao Khouay National Protected Area, een bergachtig park van 2000 km2 groot met diverse bostypen zoals altijd groen bos, bladverliezende bomen en op ruigere berghellingen naaldbos. Het park is beroemd vanwege de vele orchideeën en de relatieve rijkdom aan wild. In het park leven veel bedreigde diersoorten zoals olifanten, kraagberen en honingberen en gibbons. Tijgers en krokodillen zijn er inmiddels niet meer te vinden. Ondanks zijn beschermde status heeft ook dit park sterk te lijden onder de druk van stroperij, illegale handel in dieren en illegale houtkap. Ook hier is de hoop gevestigd op het betrekken van de dorpjes net buiten het park bij doordachte ecotoerisme projecten, zodat zowel voor de lokale bevolking als voor het park een duurzamer toekomst wordt bereikt. Dat dat niet altijd van een leien dakje gaat, merken we zelf ook. We hadden gelezen dat je naar een uitzichtplatform bij een zoutlik kon, waar vaak een kudde olifanten naar toe kwam. Natuurlijk willen we daar heen. Dat kan niet meer. Zo'n drie jaar geleden is een aantal olifanten doodgeschoten. Over het waarom horen we verschillende versies. In versie 1 zouden ze de oogst vernield hebben; in versie 2 was een naburig dorp jaloers op de inkomsten van het dorp met het uitzichtplatform. Maar hoe dan ook, na het doodschieten van een paar olifanten heeft de kudde zich teruggetrokken, leeft nu diep in het park en bezoekt de zoutlik niet meer. Verstandige olifanten.

We logeren in Ban Harkthai, een klein dorpje en omdat er geen hotel, guesthouse of iets dergelijks is, hebben we een homestay. Wat we in Ban Harkthai aantreffen, hadden we van tevoren niet echt verwacht. We komen in een grote opstopping terecht, zien enorme, professionele camera's en dorpsbewoners die net iets te netjes gekleed zijn met opzichtige bamboehoeden en messen om de jungle te temmen in een speciale houder. Wat is er aan de hand? Een Japanse filmploeg is bezig om een film te maken over het leven op het platteland in Laos en daarvoor hebben ze nu net dit dorp uitverkoren. Natuurlijk moet dan de werkelijkheid een beetje opgepoetst worden, dus de aan losse palen bungelende prikkeldraad afrasteringen zijn gecamoufleerd door voor de gelegenheid gevlochten bamboematten, de mensen zijn een beetje mooier aangekleed en te rommelige erven zitten verstopt achter het decor dat toch al nodig was voor de gammele hekjes. Voor het dorp is het een leuke bijverdienste. Iedereen die meespeelt in het script van de film krijgt per dag een vergoeding van 50.000 kip (6 euro), voor hier een bijzonder aantrekkelijk dagloon. Zo krijgt Japan een zeer natuurgetrouw beeld van het Laotiaanse plattelandsleven voorgeschoteld. Door de filmploeg is alles in het dorp ontregeld en onze arme gids, Yong, heeft zijn handen vol aan het regelen van onderkomen, eten en een lokale gids. Wij zien verder weinig van de filmploeg, want ze zijn bezig met de laatste opname en vertrekken dezelfde dag nog.

Orchidee

Orchidee

Nadat we de bagage geparkeerd hebben bij onze gastvrouw, gaan we op pad voor onze eerste orchideeën tocht. We zijn in de verkeerde tijd voor de orchideeën, want de meeste orchideeën bloeien in de regentijd. Nadeel van de regentijd is dat het park dan onbegaanbaar. is. De wegen moeten elk jaar na de regentijd hersteld worden en de paden die nu in uitermate goede conditie zijn, spoelen dan weg en het wordt dan een grote glijpartij op de gladde, natte paden. Gelukkig voor ons zijn er genoeg orchideeën die zich niet aan de regels houden en ons gewoon hun bloemen laten zien. Al vrij snel ziet de lokale gids hoog in de boom een dikke, grote groene boomslang. Verder zien we vooral klein grut met veel poten, zoals libellen, vlinders en spinnen. De tweede dag maken we een langere tocht en ook die is weer erg mooi en we zien weer nieuwe soorten orchideeën en een gezellig vogeltje dat van de besjes snoept. Yong is een goede gids en we hebben alle tijd om bij alles te kijken en foto's te maken.

Wat heel opmerkelijk is, is dat Yong die ook de bedreigingen van het park ziet en alle rommel die hij onderweg vindt netjes meeneemt, helemaal opgetogen is als hij eetbare paddenstoelen vindt. Nog bijna voordat Rik ze heeft kunnen fotograferen plukt hij rats, rats, rats alle paddenstoelen in een keer weg. Ik vraag of je wel paddenstoelen mag plukken in een natuurpark, maar ja dat mag, want paddenstoelen groeien gewoon op dood hout. Ook een tweede groepje paddenstoelen verdwijnt rats, rats, rats in het tasje van Yong. Na een poosje vraagt hij of we het erg vinden dat hij de paddenstoelen plukt. We willen niet bot zijn, dus ik stel voor dat hij wat paddenstoelen laat staan. Volgens Yong hoeft dat niet. Ze groeien uit dood hout en als je ze niet plukt, verschrompelen ze vanzelf na een poosje. Ik leg hem uit wat de functie van de paddenstoel (vruchtlichaam) in de levenscyclus is. Ik wijs hem aan dat aan de plaatjes aan de onderkant de sporen zitten, die zo klein zijn dat je ze niet kan zien. Yong weet veel over wat er in het bos groeit en waarvoor je het kan gebruiken, maar hij heeft geen enkele biologische scholing gehad en mijn verhaal is volstrekt nieuw voor hem. Hij loopt het verhaal te herkauwen en komt er een paar keer op terug. Hij zegt nu dat hij snapt dat je paddenstoelen niet weg moet halen, omdat er dan straks geen meer zijn. Ik leg uit dat je best wat mag plukken, zolang er maar genoeg overblijven. Yong is erg slim en erg leergierig en ik weet eigenlijk wel zeker dat hij op internet wel meer informatie gaat zoeken. Wie weet heb ik zo toch een splintertje bijgedragen aan het natuurbehoud in Laos.

We slapen dit keer in een behoorlijk groot stenen huis met diverse vertrekken. Via het eerste vertrek met bankstel en een televisie die je niet vanaf het bankstel kan zien, kom je in een soort tussenruimte die weer verbonden is met een derde, heel grote ruimte. Overal liggen groene, stenen`tegels op de vloer en alle muren zijn kaal en roze geschilderd. In de tussenruimte staan twee oude, scheve kasten met wat ordeloze rommel en in het grote vertrek staat een grote rechthoekige tafel met wat stoelen. In een hoek liggen wat spullen: manden, plastic zakken, wat voorraad rijst en wat doeken. Centraal in alle ruimtes staan betonnen pilaren die het schuine dak steunen. De betonnen palen zien er nog net zo uit als toen ze gestort werden. De vertrekken worden verlicht door een TL-buis. Aan weerszijden in de grote centrale ruimte met tafel zijn deuren. Aan een kant vier, aan de ander kant drie. Achter de vier deuren zijn achtereenvolgens de keuken, twee hurk wc's en een soort servieskamer, waar alles op een grote hoop op de grond ligt. Ook in de keuken en in de rest van het huis, leeft iedereen op de grond. Achter de drie deuren zijn twee kleine kamertjes (op een daarvan slapen wij vannacht). De derde deur is de buitendeur. Het is een mooi groot huis, maar binnenin is er helemaal niets. Hoeft natuurlijk ook niet, maar het laat goed zien, hoe anders hier alles ingericht is. De enige die aan tafel zitten, zijn wij. Verder gebruikt niemand stoelen of een tafel, alles gebeurt hier op de grond. Voor twee kleine meisjes (de dochter en een vriendinnetje) moeten we een soort exotische dieren zijn. Ze observeren ons, voelen voorzichtig aan onze spulletjes en moeten vreselijk giechelen als we ze iets laten zien of tegen ze praten. Kennelijk willen ze ook hun kunstjes laten zien, want er komt een schoolboek te voorschijn en samen gaan de meisjes hardop hun lessen uit het boek voorlezen Zo klein als ze zijn, begrijpen ze heel wat beter wat er in hun boek staat dan wij.

Als we na de eerste dag wandelen terugkomen bij 'ons' huis, is het bij de overburen een drukte van belang, want morgen hebben ze daar een bruiloft en de voorbereidingen zijn in volle gang. Voor de bruiloftsgasten is een varken aangeschaft en geslacht en heel de buurt helpt mee om het varken te bereiden. Meerdere vrouwen zijn bezig om het varken uit te benen, zijn kop ligt nog in een bak te wachten op verdere bereiding. Elders op het erf zijn een paar mensen in de weer met de darmen die goed schoongemaakt moeten worden. Eerst worden ze leeggeknepen en dan schoongewassen met de waterslang. Ook alle andere ingewanden liggen in een bak. De honden kijken vol belangstelling toe en alles wat uit de darmen komt, wordt gretig naar binnen geslurpt. Aan de achterkant van het erf zien we hoge stapels roze plastic stoelen staan. Yong neemt ons mee naar het buurerf en iedereen vindt het prima dat wij daar rondlopen en overal meekijken. De enige die ons niet kan waarderen is de waterbuffel. Hij raakt zo in paniek als hij ons ziet, dat hij de complete – niet erg solide – erfafscheiding omver rukt om weg te vluchten. Voordat we de volgende morgen weggaan, kijken we nog even bij de aankomende bruiloft. De voorbereidingen voor de bruiloft zijn nog steeds in volle gang. Er wordt een kip geplukt, grote hoeveelheden groente worden gesneden en gebakken en de tafels voor de gasten staan al opgesteld. Onder een grote feesttent staan 20 ronde tafels, elk met acht roze plastic stoeltjes, opgesteld. Op elke tafel staan drie flessen bier (halve liter), een fles water en een fles frisdrank (7-up, sinas en op één tafel cola). We hebben gehoord dat het feest vanmiddag gaat beginnen. In zo'n klein dorp lijkt een bruiloft met 160 bruiloftsgasten ons veel, maar volgens Yong is dit een erg kleine bruiloft. Als de Japanse filmploeg het echte leven wil vastleggen, zijn ze toch echt te vroeg weggegaan.

Luang Prabang

Na twee dagen park keren we weer terug naar Vientiane voor een laatste overnachting. De volgende ochtend gaan we verder naar het noorden naar Luang Prabang. Luang Prabang is lange tijd de hoofdstad van Laos geweest. Toen Fa Ngum in 1353 zin koninkrijk Lan Xang stichtte, werd Luang Prabang zijn hoofdstad. Om invallen vanuit Birma te voorkomen, verplaatste Photisarath in de eerste helft van de 16e eeuw de hoofdstad naar Vientiane, maar toen het rijk uiteenviel in diverse koninkrijken, bleef Luang Prabang een belangrijke stad in het gelijknamige koninkrijk. Totdat de commmunisten in 1975 de macht overnamen en de koninklijke familie in strafkampen terecht kwam, heeft de koninklijke familie altijd zijn residentie in Luang Prabang gehad. Onder de communisten raakte de stad behoorlijk in verval, omdat zakenlieden en wetenschappers de stad verlieten om het regime te ontvluchten. Pas na de val van het Sovjetblok, toen de communisten zich genoodzaakt zagen om een open markteconomie toe te staan, begon de stad weer op te bloeien. In 1995 werd de stad uitgeroepen tot UNESCO werelderfgoed en tegenwoordig is het de onomstreden culturele hoofdstad van Laos.

In de stad is veel te zien. Het voormalige koninklijk paleis is nu ingericht als nationaal museum. Veel van de voormalige koninklijke vertrekken zijn nu weer te zien, zoals de ontvangstruimte en de rode troonzaal met Japanse wandversieringen van gekleurd glas. Opmerkelijk genoeg vertelt Boen, onze stadsgids een volstrekt anders gekleurde versie van de geschiedenis van het koninklijk huis na de komst van de communisten dan wij gelezen hebben. In zijn verhaal wil de koning maar niet meewerken met alle eerlijke voorstellen die de communisten doen en in plaats van omkomen in een strafkamp, sterft de hele familie pas op hoge leeftijd. Het is maar welk geschiedenisboek je op school krijgt. We mogen niet alle vertrekken zien. De koninklijke badkamers mag je niet zien; ze vinden het onbeleefd om de koninklijke wc te tonen. In de vitrine met buitenlandse cadeaus zien we het cadeau van Nixon: een klein vlaggetje van Laos dat meegeweest is met de Apollo 11 met boven het vlaggetje een klein glazen bolletje met een paar maansteentjes.

Een van de beroemdste tempels van de stad is Wat Xieng Thong. De tempel werd vroeger door de koninklijke familie gebruikt en is nu nog steeds erg belangrijk. Op het terrein zijn veel gebouwtjes en de zogenaamde Rode Kapel en de Tripitakabibliotheek hebben dezelfde muren van Japans glas als de troonzaal in het koninklijk paleis. Het zijn niet zomaar wat plaatjes. Op de muren staan complete boeddhistische en hindoeïstische verhalen afgebeeld. Zoals het verhaal over de drie vrienden schildpad, hert en vogels. Op een kwade dag kwam de jager naar het bos en zette een val om dieren te vangen. Het arme hert had de pech om in de val te lopen en zat vast. Gelukkig had de schildpad het zien gebeuren, dus die kwam zo hard als zijn poten en schild het toelieten aan om te helpen. Met zijn sterke snavelbek, bevrijdde hij het hert dat dankbaar wegsprong. Helaas kwam toen de jager langs en onze dappere schildpad was te traag om te ontsnappen. In plaats van het hert, verdween nu de schildpad in de jagerstas en de jager keerde tevreden huiswaarts. De vogels volgden de jager en waarschuwden het hert. Het hert hoefde geen minuut na te denken en viel met zijn grote gewei de jager aan. Voordat de jager zich kon verweren, lag hij op de grond en zijn tas viel open, zodat de schildpad kon ontsnappen. De drie vrienden keerden terug naar hun bos en de jager had het nakijken.

Ook in een ander verhaal is de glansrol weggelegd voor de schildpad,maar dit keer gaat het over een gouden schildpad. De gouden schildpad maakt op zijn olifant een ritje door het bos. Plotseling ziet hij een vijandelijk leger aankomen. Gelukkig kan de gouden schildpad veranderen in een prins. De prins die vredelievend is, zint op een list om het vijandelijke leger te verjagen en plots is daar een bijennest. Hij slaat met zijn stok tegen het bijennest en de boze bijen zwermen meteen uit om het vijandelijke leger te belagen dat daardoor meteen op de vlucht slaat. Van deze verhalen, uitgebeeld in kleine stukjes kleurig glas, kan je de hele dag blijven smullen.

's Middags bezoeken we nog watervallen 25 km buiten de stad. Als we al flink ver aan de buitenrand van de stad zijn, wijst Boen op een groot bouwterrein. Dat is in handen van de Chinezen en wordt een groot Chinees hotel. Rik merkt op dat het wel erg ver uit het centrum ligt. Klopt, beaamt Boen, maar hier worden Chinezen ondergebracht. Veel hotels in de stad weigeren Chinezen omdat ze onbehouwen en luidruchtig zijn. Ze maken zoveel herrie dat andere gasten last van ze hebben. Daarom wordt er nu een eigen hotel voor ze gebouwd, ver van de beschaafde gasten af. Het is ons al eerder opgevallen, dat gidsen hier een behoorlijke hekel hebben aan Chinezen en Japanners. Naar aanleiding van de Japanse filmploeg geven Yong en de chauffeur een imitatie van hoe Japanners 'praten'. Ze snauwen op luide toon afgemeten militaire commando's als niet al te flatteus voorbeeld van een Japanse conversatie.

De waterval is bijzonder mooi. Hij bestaat uit een serie kalksteenterrassen waar turkooizen water overheen stroomt. De meeste watervallen zijn breed en laag, maar de bovenste valt van grote hoogte omlaag. Op het terrein van de watervallen is het Bear Rescue Centre waar 26 kraagberen verblijven. Natuurlijk sneu dat zo'n opvang nodig is, maar het is wel een goede opvang. De beren hebben een mooi ingericht buitenverblijf met fijne ligplekken, een bossige omgeving, steenpartijen, klim- en speeldingen en er is ook aan verrijkingselementen gedacht om ze bezig te houden. Het centrum is opgezet door Free the Bears, dat zijn oorsprong in Australië heeft en inmiddels in veel landen in Zuidoost-Azië dergelijke opvangcentra heeft gerealiseerd. De informatie is erg goed en heel toegankelijk en vooral het probleem van de galberen – de beren worden in kleine kooien gehouden en hun gal wordt via een slang via een wond in de buik doorlopend afgetapt voor de vooral door Chinezen gewilde beergalmedicijnen – wordt uitvoerig en helder belicht, waarbij ook betere alternatieven voor de niet werkende beergalmedicijnen worden getoond. Goed om dit alles en de tevreden beren te zien. Nu maar hopen dat het een deel van de Chinezen die met busladingen tegelijk de waterval bezoeken, aan het denken zet. Dat zou de beren pas echt helpen.

Elephant Village

Laos mag dan oorspronkelijk het land van de miljoen olifanten heten, inmiddels zijn de olifanten in Laos ernstig bedreigd. Dat geldt niet alleen voor de wilde olifanten, waarvan er naar schatting nog zo'n 1200 zijn, maar ook voor de naar schatting 600 werkolifanten. Olifanten werden van oudsher gebruikt bij de houtwinning. Nu er ook in Laos niet veel bos meer over is om hout te winnen, raken de olifanten werkloos. Een olifant is duur in de kost en dus lopen veel olifanten het risico dat ze verwaarloosd worden of worden verkocht aan louche handelaren.

Natuurlijk kennen we de verhalen uit de kranten thuis over de slechte omstandigheden waarin olifanten die voor toeristenritjes gebruikt worden, leven en natuurlijk hebben we ook gelezen dat ze niet met zachte hand getraind worden en dat je dus niet aan dat soort dierenleed mee moet werken. Bij de voorbereiding hebben we dus ook aangegeven dat ze de olifantenritten waar dan ook konden schrappen, maar het centrum dat wij hier bezoeken, is duidelijk anders. Elephant Village is een project dat opgezet is om werkloze houtkapolifanten een nieuw bestaan te geven, waarbij ze zelf (een deel van) hun voedsel en verzorging verdienen. Ze worden ingezet om met toeristen een wandeling te maken.

De olifanten hebben het hier goed. Ze staan los en als ze niet hoeven te lopen, hebben ze geen draagstoel op. Als we aan komen, staan ze allemaal grote stapels ananasblad te vermalen. Ze werken hooguit een halve dag en na het werk mogen ze naar het nabij gelegen bos en kunnen ze (beperkt) hun gang gaan. Aan het centrum is een dierenarts verbonden die de dieren nakijkt voordat ze 's morgens aan het werk gaan. Om te demonstreren dat hij de dokter is, zit hij pontificaal in zijn witte jas aan zijn eigen dokterstafel met medische spullen en uithangbord. Iedereen kan het meteen zien: hier zetelt de dierenarts. Iedere olifant heeft zijn eigen mahout die voor hem zorgt en die vaak al jaren met de olifant samen is. Geen enkele mahout heeft een stok. Het enige wat ze doen is praten met de olifant en als ze op zijn hoofd zitten met hun knieën en voeten sturen.

Na een inleidend praatje van onze gids Pon en een kopje koffie mogen wij op de olifant. De mahout heet Jot en de olifant heet Mekom. De mahout is een vrolijke en onderhoudende man vol grapjes die genoeg Engels spreekt om een praatje te maken. Onze halve dagtocht gaat dwars door het bos – voornamelijk teakhout – naar een waterval. Het bos is aan de overkant van de rivier, dus eerst gaan we hoog op de olifant de steile helling af en dan stapt Mekom de rivier in. Het water komt tot halverwege haar buik. Als we bijna aan de overkant zijn, verliest Jot een van zijn teenslippers. Mekom ziet het meteen en draait direct om om naar de slipper te lopen. Jot stapt even af en heeft zijn slipper weer terug.

De jonge olifantjes

De jonge olifantjes

Aan de overkant gaan we eerst op bezoek bij de jonge olifanten, een van 3,5 en een van 2 jaar. Je mag de olifantjes bananen voeren en het tweetal stelt dat zeer op prijs. Drie keer raden wie twee grote trossen bananen op voert. Ze staan in houten kooien die niet ruim zijn en Pon legt uit dat ze daar alleen in staan als er toeristen komen. Ze zijn zo enthousiast als ze bananen krijgen dat ze op de voeten van de toeristen gaan staan met alle gevolgen van dien. Ze zijn nog te klein om te snappen dat ze daar een beetje te zwaar voor zijn. Zodra de toeristen weg zijn mogen ze er weer uit en staan ze los te wachten tot hun moeder uitgewerkt is en ze weer met mams samen het bos in mogen.

Jot en Mekom zijn al 26 jaar samen en al 17 jaar in het centrum. Jot is blij dat Mekom nu zo'n fijne makkelijke baan heeft. Ze hebben een goede band samen. Jot houdt hele verhalen tegen Mekom en zingt liedjes voor haar. Het grootste deel van de tocht loopt Jot naast of achter Mekom en als hij ook maar iets achter blijft, kijkt Mekom om en blijft staan. Jot vertelt dat Mekom alleen naar hem luistert, net zo goed als dat de andere olifanten zich ook niets van vreemde mahouts aantrekken. Nu Jot naast de olifant loopt, worden wij uitgenodigd om op de plaats van Jot op het hoofd van Mekom te gaan zitten. Niets voor Rik dat wist ik wel en ik durf het eigenlijk ook niet, maar de verleiding is te groot. Vanaf de veilige draagstoel schuif ik helemaal naar voren met mijn knieën opgetrokken en mijn benen achter de oren van Mekom. Het voelt heel spannend, maar na een poosje went het en is het leuk. Maar als Mekom het tijd vindt voor een lekker hapje en kop en slurf omhoog steekt om van de bomen te snoepen, voel ik me toch minder comfortabel zo zonder enig houvast op het grote hoofd. Mekom zet ons vlak bij de waterval af. Met veel spijt nemen we afscheid van Jot en Mekom. Mekoms werkdag zit erop. Zij mag in het bos blijven en Jot gaat terug naar het centrum. Van zo'n dag is het zo jammer als hij om is.

Pak Ou grotten

Onze laatste dag in Luang Prabang verwachten we grootse feesten en militaire parades, want op 2 december 1975 is de Democratische Volksrepubliek Laos door de communisten uitgeroepen en die bestaat die dag dus precies 40 jaar. Maar op straat is daar niets van te merken. Er hangen wel al een paar dagen overal vlaggen van Laos en communistische vlaggen met hamer en sikkel en ook zien we overal spandoeken waarvan we alleen het cijfer '2' en soms '40' kunnen lezen, maar van een feestje is verder geen sprake. We zien wel ergens een podium en tenten waar later vast stoelen onder moeten komen, maar die zijn voor de viering van het 20 jarig jubileum als werelderfgoed op de UNESCO erfgoedlijst later deze maand. We horen dat het feest in het stadion is, maar dat laten we dan maar aan ons voorbijgaan.

Met een gecharterde boot (samen met een Amerikaans stel dat toevallig ook op zoek is naar een boot) varen we naar de Pak Ou Grotten. Het is een mooie en lange boottocht de Mekongrivier op. Het landschap is prachtig met aan beide zijden van de rivier groen beboste heuvels en op de inmiddels drooggevallen delen van de helling overal akkertjes op de vruchtbare grond. We zien meerdere keren olifanten onderweg. Eén olifant trekt drie boomstammen tegelijk en je ziet dat hij echt kracht moet zetten om de lange stammen te verslepen. Dan heeft Mekom toch een leukere baan denk ik.

Na twee uur varen komen we bij de grotten aan. Er zijn twee grotten, Tham Ting (ondergrot) en Tham Theung (bovengrot) en beide grotten staan vol met honderden Boeddhabeelden van hout, hars, brons of steen. Je hebt ze van groot tot heel klein en in verschillende houdingen. Oorspronkelijk werden hier de Boeddhabeelden gedumpt die in de tempel niet meer bruikbaar waren, omdat ze kapot waren, aangevreten waren door termieten of overbodig door de komst van mooiere en nieuwere beelden. Vanwege alle beelden werden de grotten vanzelf een heilige plaats en werden er ook gave en speciaal voor de grot gemaakte Boeddha's geplaatst. De bovengrot is behoorlijk diep en om de beelden te zien, heb je een zaklantaarn nodig. De ondergrot is veel kleiner, maar herbergt toch zo'n 2500 beelden. De rit terug gaat veel sneller, we varen nu mee in de stroomrichting.

Terug in Luang Prabang bezoeken we nog een aantal tempels. Normaal willen we in een stad altijd alles zien wat er te zien is, maar hier gaat dat niet lukken. De stad telt maar liefst 35 tempels en dat vinden we toch iets te veel van het goede. We zien er een heleboel en elke tempel heeft wel iets speciaals of bijzonders. De laatste tempel heeft twee prachtige grote banyanbomen waarin of waaronder nog de animistische geesten huizen. Een koning die streng in de Boeddhistische leer was, heeft nog geprobeerd om het animistische geloof uit te bannen, maar nadat de stad na het verwijderen van de animistische symbolen door de ene na de andere ramp werd getroffen, moest de koning met lede ogen aanzien dat de oude geesten weer hun vroegere status terug kregen en nu hebben ze hun eigen boom en hun eigen beelden weer.

Nam Ha National Protected Area

Vanaf Luang Prabang hebben we een lange rit (8 uur) voor de boeg helemaal naar Luang Namtha in het noorden van Laos dichtbij de grens met China en Thailand. De rit is prachtig. We rijden steeds door berggebied en de heuvels zijn aanvankelijk mooi bebost, later zien we heuvels met een grasachtige of struikachtige begroeiing waar het bos van verdwenen lijkt. Af en toe moeten we stoppen vanwege werkwerkzaamheden. Dan is maar de helft van de weg te gebruiken en moet het verkeer van beide kanten op elkaar wachten. Meestal duurt dat 10 minuten tot een kwartier. Om even over twaalven moeten we weer aansluiten in een rij wachtend verkeer. We zien zandauto's en graafmachines heen en weer rijden, maar verder gebeurt er niets, helemaal niets. Dat duurt een hele poos; we wachten een half uur, het half uur wordt een uur en net als we ons afvragen hoe het toch komt dat iedereen dat hier zo geduldig ondergaat en niet boos wordt, horen we achter ons een hoop geschreeuw. Kennelijk maken een paar mensen ruzie met de opzichter. Die heeft besloten om tijdens de middagpauze de weg dicht te gooien en zo staan we tot het einde van de lunchpauze om half drie zo'n kleine 2,5 uur op een weinig interessante plaats alleen maar te wachten. Gelukkig hebben we de e-boeken bij de hand. Tijdens het wachten begint het te spetten en niet veel later veranderen de spetten in een stevige bui die doorgroeit tot een langdurige tropische stortregen. Als we om half vier op de geplande lunchplek aankomen regent het ook daar flink hard. Pas na 2 uur wordt het weer een beetje droger en als we – inmiddels in het donker – bij ons hotel arriveren is het droog. De geplande rijdag van 8 uur heeft 11,5 uur geduurd. Mr. Air, onze chauffeur heeft een zware dag gehad.

Ook 's nachts regent het nog flink en daar zijn we niet echt blij mee, want voor de volgende dag staat een trekking door het Nam Ha National Protected Area gepland. Bij zware regen komen vrijwel alle paden van rode, vette klei vol met plassen te staan en daarnaast worden ze spekglad. Nam Ha NPA is een natuurgebied van 2224 km2 en strekt zich uit tot aan de Chinese grens. Het is een van de belangrijkste natuurgebieden van Laos en een van de natuurprojecten die de Laotiaanse Toeristische Autoriteit samen met de UNESCO heeft opgezet. Het project moet de natuur beschermen door met duurzaam ecotoerisme het inkomen van de lokale bevolking te vergroten en ze zo af te houden van activiteiten die de natuur kunnen schaden. Het park is erg bergachtig en de hellingen zijn begroeid met dicht, deels nog primair bos. Het park is beroemd om zijn soortenrijkdom zowel qua flora als fauna. Zo leven hier nog beren, olifanten, diverse apensoorten, nevelpanters en tijgers, hoewel dat er volgens onze gids nog maar een paar zijn. Ook is het gebied erg rijk aan vogels.

Wisten we vooraf dat onze jungletocht in Cuc Phuong pittig zou worden, deze wandeling stond beschreven als 'niet al te moeilijk'. Daar zijn we het niet helemaal mee eens. Al voordat we vijf meter gelopen hebben besluiten we dat we de wandelstokken nodig hebben, want we gaan steil naar beneden en het is glad. De rest van de dag hebben we de wandelstokken ook heel hard nodig. De wandeling begint met een flinke klim omhoog over de paadjes van rode, gladde aarde. Dat is allemaal nog te doen, maar dan gaat het smalle, gladde paadjes vlak lang een diepe, loodrechte helling in het bos. Dat is niets voor Rik met zijn hoogtevrees, maar terug is ook geen optie meer. Dus stijf van angst trotseert hij het lange stuk langs de helling. Daarna wordt het wat beter en even later krijgen we een keuze voorgelegd. Willen we de gemakkelijke of de moeilijke (steil en glad omlaag over een lang stuk) route? In eerste instantie kiezen we de gemakkelijk route, maar als blijkt dat die route korter is en minder interessant, terwijl de andere route door het bos blijft lopen, besluiten we toch de moeilijke weg te kiezen.

Het is echt zo'n mooi dicht regenwoud met bovenaan de hoge boomlaag, daaronder de lagere bomen, een struiklaag en een gevarieerde rijke ondergroei. We horen ook wel vogels (wat minder dan normaal vanwege de nattigheid, de relatief lage temperatuur en de bewolking) en we zien ze nog minder. Dat komt ook omdat wij daarvoor een goede gids nodig hebben die veel ziet. Deze gidsen (een Engelssprekende gids en een lokale gids) zijn goed om de weg te wijzen en ons te helpen op de gladde helling (zie verderop) maar aan kennis hebben ze weinig in huis. Als we een paddenstoel zien, wijzen ze die aan en zeggen dan 'mushroom' en ze vertellen welke planten waarvoor gebruikt kunnen worden, maar daar stopt het mee. Andere reden dat we niet veel zien, is dat het pad zo moeilijk is, dat we alle aandacht nodig hebben voor het verplaatsen van de voeten. Het steile stuk naar beneden is inderdaad steil, lang en glad, glad, glad. Gelukkig hebben we de wandelstokken en de gidsen die ons letterlijk de helpende hand bieden. Zelf hadden we nu nog boven staan te tobben hoe we in hemelsnaam naar beneden zouden moeten komen. Op dit soort dagen vraag je je werkelijk af hoe ze toch hebben kunnen besluiten dat het verstandig was om op twee benen te gaan lopen met het zwaartepunt een flink stuk boven de grond. Vandaag kan je wel acht poten gebruiken (wat wel weer moeilijker is bij de boomstammen). Het gladde pad is nog niet alles. Onderweg moeten we ook nog 1000 keer over hoge omgevallen boomstammen klimmen of onder lage boomstammen doorkruipen of anderszins hinderlijk in de weg liggende boomstammen passeren. Daarnaast moeten we 1000 keer de rivier oversteken die normaal lief en borrelend schijnt te zijn, maar nu door de regen een voor ons lastig te nemen hindernis is geworden.

Na 800 boomstammen en rivierpassages hebben we het allebei wel gehad en hoe mooi het regenwoud hier ook nog is, we zijn blij als we heelhuids en zonder te vallen het bos uit zijn. Eerlijk is eerlijk, het is onze eigen schuld; we hebben zelf gekozen voor de moeilijke optie, maar deze tocht was iets te zwaar voor ons. We hadden het nooit willen missen, maar het is wel zo'n tocht die achteraf leuker is dan op het moment dat je ermee bezig bent. Over de 10 km hebben we 6 uur gedaan en het valt ons behoorlijk mee dat ons gemiddelde nog ruim boven de 1 km per uur uitgekomen is.

Een beetje geluk hebben we nog wel. Op de terugweg naar ons hotel begint het te regenen en de regen houdt aan tot 's morgens vroeg de volgende ochtend. Bij ons vertrek 's morgens staan overal grote plassen. Na deze regen hadden we de tocht in het park echt af moeten blazen.

Naar Nong Kiaw

Mogen we Sinterklaas in Nederland missen, hier hebben we toch een heus Sinterklaasgevoel. Vanaf Luang Namtha rijden we naar Nong Kiaw in het noordoosten van Laos voor een boottocht over de mooie Nam Ou rivier. Onze chauffeur, nog steeds Mr. Air, zet ons in Nong Kiaw af bij het plaatselijke reisbureau om de al geregelde tour voor morgen nog even door te spreken. De baas van bureau, Tiger Trails geheten, is druk in de weer met twee andere backpackerklanten, dus wij gaan rustig aan tafel zitten. Als hij met die klanten klaar is, schuift de baas, Harps, bij ons aan. Als we net aan tafel zitten en Harps nog wat pakt, schuift de backpacker die voor ons aan de beurt was, met iets in zijn hand naar onze tafel toe en legt met een snel gebaar iets voor ons op tafel. Eerst moet ik even snappen wat ik zie. Het is en handje pepernoten! Als we uitermate verrast reageren zegt de (Nederlandse) jongen: 'Het is toch zeker Sinterklaas vandaag'. Het is een backpacker van de goede soort. Hij is in september uit Nederland vertrokken (en heeft toen de net aanwezige pepernoten in zijn rugzak meegenomen) en trekt nu al al die tijd in Zuidoost-Azië rond. Als we vragen hoe lang hij nog wegblijft, zegt hij dat hij zeker nog zo'n vijf, zes maanden onderweg hoopt te zijn. Hij gaat terug als zijn geld op is en hoopt dat dat nog lang duurt. Hij is afgestudeerd en heeft gewerkt, maar niet in een baan die erg beviel. Hij heeft die baan opgezegd en besloten eerst lang op reis te gaan. Leuk dat mensen dat doen. Werken kan altijd nog.

Terug naar Tiger Trails. Tiger Trails heeft niet alleen een reisbureau, maar ook Delilah, een soort koffietent, waar je koffie, gebak en echt brood kan krijgen. Verder hoort er een guesthouse bij en doen ze ook de was voor je. Als Harps bij ons aan tafel komt en ons schema leest, begint hij steeds meer te fronsen. Dit is niet wat hij voor ons op het programma heeft staan. In Laos hebben we nog extra reispapieren gekregen en als we daarin kijken, staat daar de tour in die Harps voor ons in petto heeft. Voor vertrek hebben we alles op papier gekregen, ook van de lokale agent en daar staat de tour in die we willen hebben. Die tour kan Harps niet doen, die is veel uitgebreider en dus duurder dan waarvoor hij betaald is. Bovendien heeft hij die tour niet eens in het programma staan. Omdat we al meer gedoe met tours in Laos hebben gehad, hebben we inmiddels een telefoonnummer van de manager van het lokale reisbureau, dus we stellen voor dat we die dan maar even gaan bellen. Dat helpt, de manager van het lokale reisbureau die ook veel liever heeft dat er geen gedoe is, draagt Harps op om de tour geheel volgens onze wensen uit te voeren en kennelijk zijn ze er ook wel uit wie voor de meerkosten gaat betalen. Harps is nu bereid om de tour die helemaal niet in zijn boeken staat alsnog uit te voeren. Als hij ook nog belooft om voor de lunch morgen in plaats van de eeuwige kleefrijst met groente zijn zelfgebakken bruin brood met kaas, aangevuld met yoghurt en vers fruit mee te geven, zijn we weer helemaal tevreden.

Hoe onze tocht in Nong Kiaw verlopen is, vertel ik jullie in de volgende brief. Vroeger was acht velletjes een absoluut maximum, omdat bij meer vellen de portokosten omhoog gingen. Nu geldt die beperking niet, maar als de teller op pagina 9 staat, wordt het echt tijd om te stoppen.