Negende rondzendbrief Zuid-oost Azië 2015-2016
[Verzonden op 6-1-2016 vanuit Kalaw]
Mingun
De dagen zijn zo gevuld en er is zoveel te vertellen dat ik voortdurend achterloop. Hoog tijd dus om aan de volgende rondzendbrief te beginnen. De achtste brief ben ik geëindigd bij onze leuke tocht naar de Irrawaddy dolfijnen en de dorpjes aan de rivier. Op de terugweg naar Mandalay leggen we aan bij Mingun.
Mingun is vooral beroemd om zijn nooit afgebouwde Pahtodawgyi stupa. De bouw begon in 1790 onder koning Bodawpaya, de koning die in 1842 de hoofdstad naar Amarapura verplaatste. Hij wilde de grootste stupa aller tijden bouwen. Hij gebruikte krijgsgevangen die hij over had gehouden aan zijn succesvolle veldslagen, slaven en de lokale bevolking. Het gigantische bouwwerk kostte de staat enorm veel geld en het werk dat door de omvang van de stupa technische problemen opleverde, kostte zoveel mensenlevens dat veel slaven vluchtten en de lokale bevolking zijn heil elders zocht. Gelukkig was de koning erg bijgelovig en was de dienstdoende waarzegger een handige politicus. Hij voorspelde dat zodra de stupa voltooid zou zijn, het koninkrijk ten onder zou gaan. Bang geworden door die voorspelling, zette Bodawpaya de bouw van de stupa, die met zijn 50 m hoogte pas een derde van zijn definitieve hoogte had bereikt, op een laag pitje. Na zijn dood, heeft niemand zich meer om het verder afbouwen van de stupa bekommerd. Nu staat er een enorme bakstenen kolos met onderaan vier kleine Boeddha tempels. De hoofdingang wordt door twee 29 m hoge leeuwen bewaakt. Bovenop de stupa heb je mooi uitzicht op de omgeving, maar daar kan je nu niet meer van genieten. Bij de laatste aardbeving van 2012 zijn er enorme scheuren in de ruïne ontstaan waardoor het gevaarlijk en verboden is naar boven te klimmen. Overigens trekken de meeste mensen – waaronder monniken en twee nonnen – zich niets van het verbod aan.
In Mingun hebben ze meer grote dingen: de Mingun klok die ruim 90 ton weegt en een buitendiameter van ruim 15 m heeft. De klok is in 1808 gegoten, opnieuw in opdracht van koning Bodawpaya, die zijn stupa uit wilde rusten met de grootste klok ter wereld. Op dit moment is de klok nog steeds de grootste klok die daadwerkelijk geluid kan worden. De klok is aan de overkant van de rivier gegoten en met twee schepen over de rivier vervoerd. Het laatste stuk heeft de klok ook per boot afgelegd via twee speciaal voor deze gelegenheid gegraven kanalen. Door het waterpeil te verhogen is de klok weer aan land gekomen. In Mingun staat ook nog een vriendelijke, witte pagode met zeven etages met muren met golfjes die de zeven wereldzeeën voorstellen. Die pagode, de Hsinbyume Pagode is gebouwd door Bagyidaw, de kleinzoon van Bodawpaya. Nadat zijn meest geliefde vrouw, Hsinbyume, heel jong (de bronnen variëren tussen 16 en 23) in het kraambed was overleden.
Soe Aung wijst ons in Mingun op de Tanaka boom. Van de bast van die boom wordt het smeersel gemaakt dat vrouwen, kinderen en sommige mannen hier op hun gezicht hebben. In het noorden dachten we nog dat het specifiek voor de regio daar was, maar we zien in heel Myanmar mensen lopen met gelige klei op hun gezicht. Het dient ter decoratie en tevens als zonnebrandcrème. Vanuit Mingun varen we terug naar Mandalay waar we overnachten.
Eten in Mandalay
Mandalay is niet echt een gezellige stad. De straten zijn druk, rommelig en 's avonds is het er erg donker. Straatverlichting ontbreekt grotendeels en het enige licht dat er is, komt van winkeltjes. De eerste dagen hebben we nog niet een wijk met restaurants gevonden, maar op basis van de reisgids denken we te weten waar we de restaurants moeten vinden. De straten lopen hier ongeveer evenwijdig en zijn genummerd, dus een adres vinden, is goed te doen. Omdat de afstand naar onze eetwijk te ver is in het donker met het onoverzichtelijke verkeer, besluiten we een taxi te nemen. We geven de taxichauffeur de naam en het adres van ons uitverkoren Indiase restaurant op. De straat weet de chauffeur goed te vinden, maar van gezellige restaurantjes ontbreekt elk spoor. Met onze gids in de hand vraagt de chauffeur diverse keren naar ons restaurant en het tegenoverliggende restaurant. Beide zijn inmiddels opgeheven, maar de chauffeur slaat een paar hoeken om en stopt dan voor een ander Indiaas restaurant. Dat kennen we wel. Toen we de eerste keer in Mandalay waren, heeft Soe Aung ons op ons verzoek bij een Indiaas restaurant afgezet dat we nooit meer terug zouden kunnen vinden. Daar staan we nu weer voor de deur! De taxichauffeur biedt aan om tegen een geringe bijbetaling op ons te wachten en ons terug te brengen naar het hotel. Aangezien de man erg zijn best voor ons gedaan heeft en het ook wel erg gemakkelijk is, doen we dat. Voor het eten betalen we samen nog geen drie euro. De taxi heen en terug is drie keer zo duur als ons hele diner.
Hsipaw
De volgende dag gaan we op weg naar Hsipaw (spreek uit: Siepòh), een lange rit waar de hele dag voor staat. In Mandalay stoppen we voor een optocht. Op een hoge wagen zit in een prachtige zetel een in een mooi Oosters gewaad uitgedoste jonge jongen met een rijk versierde kroon op zijn hoofd. Op de wagen erachter zit de al even mooi aangeklede familie. Afgezien van de familie en de vrienden bestaat de stoet uit een wagen met grote luidsprekers die vooral getest zijn op hun volume, zodat de stoet zich met een oorverdovende herrie verplaatst. Soe Aung legt uit dat het om een initiatie ritueel gaat. De jongeman wordt ingewijd als novice en dat wordt gevierd met een groot feest, waarbij veel offers aan de tempel worden gegeven door de donoren die het feest organiseren. De datum voor zo'n initiatie ritueel kies je niet zomaar. De astroloog vertelt je precies welke dag en welk tijdstip voor jou het meest gunstig is. De tocht voert eerst naar de Mahamuni tempel, de meest heilige tempel van Mandalay en daarna naar de eigen tempel om offers te brengen en zo voorspoed voor het jongmens in te kopen. Op een podium vanwaar de stoet vertrekt, staat een zetel. Die is niet voor de jongeling, maar voor een ingehuurde monnik die wijze dingen zegt.
Vrij snel nadat we de stad uit zijn, komen we in de drukte terecht. Vanuit de stad rijd je de bergen in en nu met kerst hebben veel mensen in Mandalay een paar dagen vrij en rijden dan naar Pyin Oo Lwin (gaan wij ook nog heen), een geliefd oord om te relaxen. Het gevolg is een propvolle bergweg met haarspeldbochten waar auto's, brommers en vrachtauto's hun best doen om het eerst boven te zijn. In Pyin Oo Lwin – Hsipaw is verder rijden dan Pyin Oo Lwin – komen we opnieuw in een optocht terecht. Dit keer geen initiatie van een jongeling, maar een feest dat normaal in oktober of november gevierd wordt, maar hier ter ere van de volle maan in december gehouden wordt. Het is de ceremonie waarbij de bevolking op feestelijke wijze nieuwe pijen en dekens aan de monniken schenkt. De optocht bestaat uit praalwagens die in het dagelijks leven open vrachtwagen zijn, maar nu versierd zijn met de feestelijk uitgestalde offergaven. Natuurlijk is er oorverdovende muziek bij waarop een groepje mensen danst. De optocht wordt afgesloten door twee kleurige paarden die elk bemand worden door twee mensen die het paard vrolijke sprongetjes laten maken. Het is een lange stoet en een bont gezelschap. Kijken wij onze ogen uit aan de optocht, andersom willen de mensen in de optocht ons de hand schudden en zetten ze ons als bezienswaardigheid op de foto.
Na Pyin Oo Lwin moeten we een dal doorsteken. Eerst moeten we via ongelofelijk veel haarspeldbochten afdalen tot we helemaal beneden in het dal zijn. Aan de overkant kruipen we dan via even zoveel haarspeldbochten weer terug naar boven. Soe Aung vertelt dat je hier flink oponthoud kan hebben, omdat grote vrachtwagens soms klem komen te zitten in de scherpe haarspeldbochten.
In Hsipaw gaan we naar het Shan paleis. Het paleis is eigenlijk een groot landhuis in Westerse stijl en was eigendom van de laatste Shan prins. Tot de militaire coup was Sao Kya Seng als Shan prins het staatshoofd van de Shan Staat. Het militaire bewind dat in 1962 de macht in Myanmar overnam, heeft daar een einde aan gemaakt. Sao Kya Seng verdween en zijn overlijden is nooit officieel bevestigd. Toen de prins gevangen genomen was, probeerde zijn Oostenrijkse vrouw Inge en de rest van de vroeger machtige familie van de prins erachter te komen wat er gebeurd was, maar de militairen bleven ontkennen dat de prins gearresteerd zou zijn. Uiteindelijk besefte de Oostenrijkse prinses dat het voor haar als buitenlander en haar twee jonge dochtertjes te gevaarlijk werd. Met behulp van de Oostenrijkse ambassade wist ze het land te ontvluchten, eerst naar Oostenrijk, later naar de VS. Daarna hebben de neef van de prins (een oomzegger), Mr. Donald en zijn vrouw Fern het op zich genomen om het paleis te beheren. Vanaf 1996, toen het toerisme aangemoedigd werd en buitenlanders Hsipaw mochten bezoeken, vertelden zij het verhaal van de laatste prins aan elke toerist die het maar horen wilde. Mr. Donald heeft dat in 2005 moeten bekopen met gevangenisstraf. Allereerst omdat hij toeristen een rondleiding had gegeven in het paleis zonder daar de benodigde vergunning voor te hebben (10 jaar) en daar bovenop nog drie jaar extra omdat hij met buitenlanders had gepraat terwijl hij geen hotel runde. In 2009 toen veel politieke gevangen in Myanmar amnestie kregen, heeft ook Mr. Donald zijn vrijheid na vier jaar teruggekregen. Pas in 2012 is Fern – Donald runt elders familiezaken – weer begonnen met het vertellen van het familieverhaal. Het is een uiterst innemende en vriendelijke dame die je graag het verhaal vertelt, waarbij ze geen enkele keer in voorzichtige bewoordingen over de daden van het regime spreekt.
De volgende dag gaan we bij de plaatselijke boekwinkel – een kraam aan de straat met een stapel ongeordende boeken en met de Engels sprekende Mr. Book als eigenaar – langs om het boek van Inge Sargent, de vrouw van de voormalige Shan prins, te kopen. Het duurt erg lang voordat er iets gebeurt en we denken al dat Mr. Book niet begrepen heeft dat we het boekje willen hebben, maar hij is – vanwege kerst en oud en nieuw – bezig met een 'present' voor ons. Na een hele tijd rommelen, krijgen we een prachtige collectie bankbiljetten en munten van hem, allemaal van voor de coup en allemaal met de oude, zeer geliefde Aung Sang erop. Ook geeft hij ons twee spelden met zowel Aung San als zijn dochter Aung San Kii Kua erop. Dat is wel verschrikkelijk aardig en we voelen ons ook zeer vereerd dat we een met zoveel zorg samengesteld historisch cadeau krijgen. Mensen zijn hier echt aardig.
De brief mag natuurlijk niet meteen weer te lang worden, maar even kort nog ons bezoek aan de nat-shrine. Is het boeddhisme al gecompliceerd genoeg voor ons, in Myanmar hebben ze er nog een extraatje bij: de zogenaamde nats. Nats zijn geesten en je hebt ze in twee vormen: de hemelse nats, die zich niet onder ons bevinden en de nats die gewoon tussen de mensen leven. Er zijn 37 officieel erkende nats, maar daarnaast zijn er hier en daar nog wat officieuze nats. Nats dienen eigenlijk ter meerdere zekerheid bij het afdwingen van geluk en voorspoed. Offer je niet alleen aan Boeddha maar ook aan de juiste nat, heb je dubbele kansen. De nats die we hier zien, zijn twee aardse nats die vooral voor de Shan mensen van belang zijn. De nats krijgen, net als Boeddha, fruit, bloemen, wierook en daarnaast gekleurde linten en een lange palmbladertak met daaraan een wensenbriefje. Wordt het eten dat Boeddha krijgt uiteindelijk door de monniken verzameld, zulk personeel heeft een nat niet. Als gever mag je zelf beslissen of je de geschenken na één of meer dagen weer op komt halen of niet. Haal je ze niet terug, dan verdelen de tempelbeheerders het voedsel onder de mensen die de shrine bezoeken en krijgen de eekhoorns wat fruit in de boom. Geofferd voedsel mag je opeten, maar denk eraan: nooit koken, frituren, bakken of anderszins verhitten. Daarentegen mag je wel weer gekookt voedsel offeren. De dame gekleed in een emerald kleurige jurk is ook belangrijk. Sinds Boeddha's dood waakt zij over zijn schatten om die bij de eerstvolgende reïncarnatie aan hem terug te geven.
In een oud klooster bezoeken we de bamboeboeddha. Is Boeddha normaal in Myanmar al streng, bamboeboeddha is nog strenger en zou het niet redden bij de Commissie gelijke behandeling. Zelfs op mijn blote voeten mag ik niet zijn platformpje op, Rik wel, want dat is een man. Bamboeboeddha moet nog wel wat aan het Engels van zijn monniken doen. Taal leeft natuurlijk, maar met 'Don't woman on the place' om te waarschuwen dat ik bij bamboeboeddha uit de buurt moet blijven, gaan ze toch erg vrij met het Engels om.
Wandelingen in Hsipaw
Bij Hsipaw maken we twee wandelingen. De eerste voert naar een waterval. Bij zo'n wandeling gaat het niet alleen om het einddoel, maar meer nog om wat er onderweg allemaal te zien valt. We vertrekken 's morgens in dichte mist met vestjes aan en passeren al vrij snel een enorme vuilnishoop. Een deel van de vuilnishoop is in brand gestoken en rookt; vanaf een andere plek wordt opeens vriendelijk gedag geroepen en gezwaaid door een lachende man. Hij is nuttige spullen uit de hoop aan het verzamelen. Aan de andere kant van de weg staat een hutje, waar zijn vrouw die boven een vuurtje met iets bezig is, al even vrolijk groet. Deze mensen wonen letterlijk op de stinkende vuilnishoop en worden door de gemeente betaald om de vuilnishoop te beheren. Ze verdienen nog wat bij door in het vuilnis naar verkoopbaar en herbruikbaar afval te zoeken. Overal om de hoop heen zwerft losse troep; papier, plastic, oude schoenen en andere troep ligt in de berm en in de bosjes. De vuilnisdienst komt hier elke dag of in het regenseizoen om de dag langs, maar dat helpt niet echt. Iedereen dumpt hier zijn afval waar het uitkomt en mensen zijn zich totaal niet bewust van de noodzaak om zorgvuldig met afval om te gaan. De vuilnisbeheerders lijken volledig tevreden met hun bestaan bij de stinkende berg vuil.
Op de terugweg kijken we bij een groep mensen die bezig is om de rijst die al uit de halmen geslagen is, schoon te blazen. Soe Aung vertelt dat ze hier kwalitatief dure rijst oogsten en de rijst moet daarom vrij van losse velletjes en strootjes zijn. Ze gebruiken er een zeer apart hulpmiddel voor. De rijst ligt op een grote bamboemat en een man met een buitenboordmotor op zijn rug, blaast met de vin die normaal voor de waterverplaatsing zorgt over het zeil. De bladen werken als ventilator en door de luchtverplaatsing worden alle lichte rommeltjes van de bamboemat geblazen en houd je mooie, schone rijstkorrels over. Als ze klaar zijn worden alle zakken rijst bij elkaar gezet en afgedekt op vijf zakken na. De vijf zakken gaan mee op de brommer, de andere zakken worden morgen opgehaald door de vrachtauto. Die kan vandaag niet rijden, want het is de volle maan-dag van december en daarmee een speciale dag.
Als we bijna terug zijn, vraagt Soe Aung of we het leuk vinden om bij het nonnenklooster te kijken. Natuurlijk. Bij het nonnenklooster is het feest. Voor vandaag, de volle maan-dag van december, staat de opening van het nieuw gebouwde huis voor de senior nonnen gepland. De donoren die het huis hebben laten bouwen, hebben voor de gelegenheid voor een groot feest gezorgd met eten en drinken voor iedereen. Als we binnenkomen, worden we gelijk door een kordate non stevig bij de arm genomen en meegevoerd naar de vele, lage, ronde tafels die vol staan met eten en waar mensen op de grond omheen zitten. Wij moeten mee-eten. Soe Aung legt uit dat we vegetariër zijn. De non is niet voor een gat te vangen en troont ons mee naar een andere tafel. Daar staat fruit en cake op en triomfantelijk wijst ze en zegt: 'All vegetarian'. We schuiven in kleermakerszit aan de lage, ronde tafel aan en nemen wat van de schaaltje fruit. De hoofddonor komt even langs om te vertellen over het gebouw, het feest en het eten dat ze voor iedereen klaar hebben staan. Het is bijzonder hoe gastvrij we hier onthaald worden, terwijl wel duidelijk is dat we geen boeddhisten zijn (en bekering zit er vooralsnog ook niet in). De nonnen, de donor, maar ook de andere gasten lijken het zeer te waarderen dat wij er zijn en belangstelling voor hun klooster en hun nieuwe gebouw hebben.
Wat in heel Myanmar opvalt, is dat de meest mensen ons nog als bijzonderheid ervaren. Geregeld – ook nu weer in het nonnenklooster – vragen mensen of ze een foto van ons mogen maken of vragen of ze samen met ons op de foto mogen. Waarschijnlijk weten de meesten van jullie wel hoe een bloedhekel ik aan foto's heb. Hier zou het heel bot en erg onbeleefd zijn om zo'n verzoek te weigeren. We poseren dus in het klooster, bij tempels en in dorpjes. Het toppunt is wel de monnik in de Mahamuni tempel die aan Soe Aung vraagt of hij een foto van ons mag maken. Dat voelt echt als de omgekeerde wereld. Wie weet prijken we straks wel ergens in Myanmar in een album met het bijschrift: 'twee Westerse toeristen met rugzakje, petje en fototoestel op bezoek bij...'.
's Middags wandelen we naar een oud houten klooster waar we door de leidinggevende monnik op de thee worden genodigd. We krijgen er een enorme schaal ananas bij. Onderweg daar naartoe komen we langs een eenzaam hutje waar een erg oud mevrouwtje in woont. We vragen waarom ze daar zo alleen woont. Ze houdt niet van de drukte van het dorp en houdt van de stilte. Elke dag komen haar zoons 's morgens langs om voor haar te zorgen. Ze is blij met de afleiding van ons bezoek en we krijgen een hand en vervolgens toont ze haar tandeloze mond. Tja, dat krijg je als je zo oud bent. Daarna voelt ze over haar wang en haar hals en ik moet ook voelen terwijl ze honderduit babbelt. Ze wil laten voelen dat ze ondanks haar leeftijd nog kerngezond is. Als we verder gaan, dribbelt ze mee om ons te waarschuwen dat het pad steil is, dus dat we voorzichtig moeten zijn. Als we weer op de terugweg zijn, komt ze ons al tegemoet lopen en herhaalt hetzelfde ritueel zich. Ze is heel lief en vriendelijk, maar lijkt niet meer helemaal bij de les.
Gokteik viaduct
In Hsipaw stappen we op de trein naar Pyin Oo Lwin of beter gezegd naar Nyaung Cho. Bij vertrek zien we een groep gevangenen aankomen die ook met de trein mee moet. Als ze langs schuifelen horen we het rammelen van hun kettingen. Ze zijn niet alleen zelf aan handen en voeten geketend, maar lopen ook vastgeketend aan hun medegevangenen. Ze sloffen mistroostig en met doffe blik langs en elk spoor van levenslust ontbreekt. Ze worden begeleid door een groep gewapende bewakers. Op de stations die we onderweg passeren staat steeds erg veel politie om eventuele bevrijdingsacties te verijdelen. Het zijn drugshandelaren en smokkelaars. Het zijn vast allemaal kleine jongens die niet genoeg smeergeld op konden hoesten om weer vrij te komen.
Gokteik viaduct
De treinrit voert door een mooi bergachtig landschap met rijstvelden, andere gewassen, dorpjes en af en toe wat vogels. Hoogtepunt van de treinrit is het Gokteik viaduct. Dit meesterwerk van technisch vernuft is in 1901 door de Britten aangelegd. Het viaduct overspant met zijn lengte van 690 m een 300 m diepe kloof. Het is goed te merken dat het materiaal al oud is. De trein moet stapvoets over de brug en op de rest van het traject schudt en schommelt de trein vreselijk. Soms hotsen we van links naar rechts en soms op en neer alsof we op een wat onstuimig paard zitten. Rugzakken kun je ook beter niet in het bagagerek leggen, want die krijg je gegarandeerd een keer op je hoofd. We stoppen een paar keer onderweg en dan is het met alle verkopers die hun waren aanprijzen, op het perron een drukte van belang. Ook in de trein lopen verkoopsters met grote manden op hun hoofd. In Nyaung Cho staat de auto ons weer op te wachten om ons verder te brengen naar Pyon Oo Lwin.
Pyin Oo Lwin
Pyin Oo Lwin is een vriendelijk stadje dat op bijna 1100 m hoogte ligt en daardoor het hele jaar door een aangenamer klimaat heeft dan het laagland. De Britten, niet gewend aan het hete Birmese klimaat, vestigden er eerst een militaire post, maar later werd de plek steeds populairder als aangenaam bergstation om de zomer door te komen. Veel van de Britse koloniale gebouwen zijn bewaard gebleven en je vindt er ook nog Anglicaanse, baptisten en katholieke kerken, waardoor het stadje nog steeds een koloniale atmosfeer heeft.
Voordat we in de stad aankomen, stoppen we nog bij de Be watervallen. De waterval is mooi en stroomt over kalkrotsen, maar het parkje rondom de waterval is meer de moeite waard. Het is er erg druk omdat veel mensen vrij zijn en iedereen hierheen komt om te relaxen en zichzelf met de waterval te vereeuwigen. Er zijn romantische bruggetjes, zitjes en platforms om even te pauzeren. Voor de kinderen is er een draaimolen die gretig aftrek vindt. De draaimolen draait op waterkracht. Een deel van de waterval wordt omgeleid langs een kanaaltje bij de draaimolen. Onderaan de draaimolen zitten schoepen die door het water aangedreven worden en zo blijft de draaimolen in een overzichtelijk tempo eeuwigdurend zijn rondjes draaien. Er zijn snacks te koop, er is een restaurantje en bovenaan de waterval is een markt met spullen waar Pyin Oo Lwin beroemd om is: gebreide kleding, honing, was en honingraten, wijn waarvan de kwaliteit te wensen over schijnt te laten en sierplanten.
De volgende dag bezoeken we in Pyin Oo Lwin de beroemde botanische tuin, de National Kandawgyi Botanical Gardens. De tuin is in 1914 door de toenmalige gouverneur, Harcourt Butler, met behulp van Turkse gevangenen aangelegd. In de loop van de tijd is de tuin steeds verder uitgebreid en meet nu zo'n 200 ha. Als je binnenkomt, kom je terecht in een mooi aangelegde tuin met in de gazons grote bloemperken met allerhande verschillende soorten bloemen die allemaal even uitbundig bloeien en waar geen verwelkt bloempje tussen te vinden is. Ook voor de Myanmarezen is dit een gewild uitje en nu met de feestdagen is het hier een drukte van belang. In de botanische tuin zijn naast planten veel andere zaken te zien: een fossielenmuseum met versteend hout, een takin (soort wild rund), een prachtig ingerichte en onderhouden volière waar je doorheen kan lopen en de vogels vrij kunnen vliegen en een bosgedeelte met hertachtigen. Van de 100 soorten bamboe die Myanmar rijk is hebben ze er hier 75. Verder hebben ze een prachtige orchideeën tuin en een mooi vlindermuseum. De tuin is nu in handen van de rijkste man van Myanmar die hotels, restaurants en nog veel meer bedrijven runt. Het lijkt erop dat hij wel zorgvuldig met de tuin omgaat en waarschijnlijk is de tuin bij hem beter af dan bij de overheid.
Koningssteden bij Mandalay
Vanuit Pyin Oo Lwin keren we weer terug naar Mandalay voor een laatste dag daar met bezoek aan de voormalige koningssteden Inwa (of Ava) en Sagaing. Voordat we daarheen gaan, bezoeken we eerst de heiligste tempel van Mandalay: de Mahamuni tempel. In de tempel is een uitermate heilig Boeddhabeeld waarop inmiddels – gelovigen plakken flinterdunne stukjes bladgoud op het beeld – 1500 kg goud zit. Het beeld is niet zomaar heilig. Het is een perfect evenbeeld van de Boeddha tijdens diens leven en van dat soort beelden zijn er maar vijf: twee in India, twee in het paradijs en één in Myanmar. In 554 vC. bracht Boeddha een bezoek aan Arakan. De koning daar, Sanda Thuriya, was zo onder de indruk van Boeddha's lessen, dat hij opdracht gaf om een beeld van Boeddha te gieten. Toen het beeld klaar was, blies Boeddha zeven keer over het beeld met als gevolg dat het beeld zijn exacte evenbeeld werd. Na wat oorlogsgeweld kwam het beeld in Amarapura terecht en vervolgens verhuisde koning Mindon het beeld naar zijn nieuwe hoofdstad Mandalay. Ook vandaag wil Boeddha niets van mij weten, maar Rik mag hem wel van dichtbij fotograferen.
Ceremonie in Mandalay
Boeiender dan de Boeddha is wat we zowel onderweg als in de tempel zien. De maandag na de volle maan-dag in december is een bijzondere dag en volgens de horoscoop van veel mensen een bijzonder geslaagde dag om je kind als novice in te wijden. Die inwijdingsceremonie is een groot feest en in de tempel zien we talloze kinderen prachtig aangekleed in glitterkleren en met ingewikkelde hoofddeksels. Hun directe familie is eveneens prachtig gekleed en alle familieleden en genodigden nemen offers mee voor Boeddha. Hoe rijker de donor, hoe grootser de ceremonie. Wij hebben het geluk om onderweg naar Sagaing een gigantische processie tegen te komen met niet alleen versierde paarden en ossenwagens en luide muziek, maar ook met olifanten. Twee van de kinderen die vandaag ingewijd worden, zitten op hun versierde draagstoel in hun prachtigste kleren elk op hun fraai aangeklede olifant. De donor, een welgestelde weduwe, wil best weten dat zij geld heeft. Zij gaat voorop, eveneens op een olifant. Het huren van een olifant kost zo'n 1000 dollar per dag. Voor 3000 dollar heb je dus alleen nog maar de olifanten. Maar ja, een feestje mag wat kosten. Het is bijzonder leuk om zomaar ongepland in die inwijdingsceremonies te rollen. Je bent zomaar getuige van een belangrijke gebeurtenis in het leven van de mensen hier en er is helemaal niets aan georkestreerd voor de toeristen. Soe Aung weet wel iets van astrologie en heeft het bewust zo gepland dat we meer kans hadden om dit op straat en in de tempel te zien. Soe Aung verdient veel pluimen!
Het bezoek aan Inwa is weer een verrassing. Inwa is een eiland, dus we moeten met de ferry over. Aan de overkant hebben we bijzonder vervoer: we maken een ritje in de paardenkoets over het eiland en stoppen op diverse punten, zoals bij een oud teakhouten klooster dat leunt op 267 dikke teakhouten pilaren en mooi houtsnijwerk heeft en bij de scheef gezakte wachttoren waar we nog een leuk uiltje zien. Voor de zonsondergang gaan we naar de U-Bein brug, waar heel veel mensen komen genieten van de zonsondergang.
Monywa
Na al onze bezoeken vanuit Mandalay zeggen we de stad nu echt vaarwel. We gaan op weg naar Monywa. Vlak bij Monywa gaan we naar een heuvel, Po Khaung Taung, met de grootste liggende boeddha (91 of 95 m lang afhankelijk van de bron) en de hoge staande boeddha, Laykyun Setkyar, die met zijn 129 m wel heel groot is, maar niet de grootste ter wereld is. De grote Boeddha's zijn hol van binnen en je kan beide beelden betreden. In de liggende Boeddha is het leven van Boeddha in levensgrote beelden in een soort etalages aan de zijkant uitgebeeld. De beelden zijn van een aandoenlijke knulligheid en de schildering op de achtergrond is bepaald niet door een kunstzinnig artiest gemaakt. Bovendien zijn de beelden stoffig en zitten ze onder de stofragen. Op de vloer in de hokjes ligt troep en gruis. Maar de verhalen die ze vertellen zijn prachtig. Ik kan lang niet alles vertellen, maar de situaties waarmee Boeddha te maken krijgt als hij eenmaal de verlichting bereikt heeft, zijn enerverend. Zo ontmoet Boeddha een machtige oger, – een soort duivel die in de hemel woont – baas van alle geesten en dezelfde die destijds wilde verhinderen dat Boeddha naar het bos zou gaan om een oplossing voor het menselijke lijden te vinden. Die wil Boeddha, nu hij de verlichting bereikt heeft, dwars zitten. Maar een handbeweging van Boeddha en de machtige oger geeft zijn strijd op. Wat te denken dan van de olifant, die teveel alcohol op heeft en bovendien een kwade dronk over zich heeft. Ook nu zijn een paar woorden en een handgebaar van Boeddha genoeg om de boze olifant te bedaren. Met vrouwen heeft Boeddha ook heel wat te stellen. Een hokje toont een vrouw die met beschuldigende vinger naar Boeddha wijst. Zij beweert dat Boeddha haar tijdens een gezellig nachtje in het klooster zwanger heeft gemaakt. Niets van waar natuurlijk. Gelukkig komt een hemelgeest helpen. Hij verandert in een rat en knaagt het kussen dat ze onder haar kleren verbergt kapot, zodat de vrouw lelijk door de mand valt. Misschien heeft Boeddha daarom wel liever niet dat vrouwen dichtbij komen.
De staande Boeddha is van binnen heel anders. Hij bestaat uit 36 etages die de 36 levensniveaus bevatten. De mens zit op niveau vijf, de volgende zes niveaus zijn voor de geesten van verschillend niveau. Dan krijg je veel niveaus Brahma en het hoogste niveau is nirvana. Bij reïncarnatie kan je afhankelijk van je gedrag vrijwel onbeperkt van niveau stijgen of dalen. We doen niet alle 36 niveaus van de staande Boeddha, want die zijn nog in aanbouw. Je kan nu tot het 26e niveau. Maar ook dat doen we niet. We lopen tot twee hoog en houden het dan na veel inwendige Boeddha's, voor gezien.
Na de lunch gaan we naar het Phowintaung grotten complex. Het complex bestaat uit twee delen: Po Win Taung en Shwe Ba Taung. Het grootste gedeelte bestaat uit grotten die gevuld zijn met Boeddhabeelden. De grotten zijn uitgehouwen uit het gesteente en de Boeddhabeelden in de grot eveneens. Sommige grotten hebben prachtige en ook goed bewaarde muurschilderingen die soms uit geometrische patronen bestaan en soms verhalen over het leven van Boeddha vertellen. Wat de plek nog leuker maakt, is dat er ontzettend veel aapjes – dezelfde als die we Myitkyina in zulke trieste hokken hebben gezien – in grote hoeveelheden volledig vrij en uit eigen wil rondlopen. Natuurlijk ligt er meer afval op de grond dan goed voor ze is, maar hier zijn ze vrij en maken ze lui gebruik van gemakkelijk bereikbaar voedsel. Volgens de lokale legende huisde eens een alchemist, genaamd U Po Win, met bovennatuurlijke krachten in de grotten. U Po Win kon vliegen, onder water overleven, bijna alle ziektes genezen, vrijwel alle metalen in goud veranderen, zich binnen enkele seconden naar welke plek dan ook verplaatsen en mensen van al hun ellende verlossen. Bovendien bezat hij de steen der wijzen. Naar zo'n iemand wil je toch wel graag een complex vernoemen.
Shwe Ba Taung is heel anders. Ook hier zijn grotten in het gesteente uitgehouwen, maar de ingangen zijn bewerkt tot een soort voorgevels. Verder is er een meer dan levensgrote olifant in de rotswand uitgehakt. Er zitten nog steeds Boeddha's in de grotten, maar de muurschilderingen ontbreken hier. Tijdens onze tocht worden we niet meer door aapjes vergezeld maar door een groepje kinderen dat ons de hele weg op de voet volgt en het kennelijk wel leuk vindt om zo mee te hobbelen.
Vlakbij Monywa is de Thanboddhay Pagode die echt volstrekt anders is dan alle andere pagodes. De tempel is oorspronkelijk in 1301 door Mohnyin Sayadaw gebouwd en tussen 1939 en 1959 gereconstrueerd. Je kunt je daar vooraf geen voorstelling van maken en ik kan er ook geen goede beschrijving van geven. Dit moet je met eigen ogen zien. De wanden van de tempel zijn versierd met fraai stucwerk met sierlijsten en onder en boven de sierlijsten zijn kleurige poppetjes, bloemen, dieren, trossen bananen en kokosnoten. Op het dak staan geordende rijen spitse torentjes. Om de tempel staan twee series rijk gedecoreerde torens en dichterbij de tempel staan hoge stupa achtige torens waarin rijen en rijen ordelijk gerangschikte Boeddhabeeldjes staan. Binnen gaat het feest door. Deze stupa heeft maar één ingang die via vier brede evenwijdige gangen naar het einde loopt. In en tussen de gangen staan pilaren die met bogen met elkaar verbonden zijn. Alle muren van de gangen staan tot boven in de nok vol met kleine Boeddhabeeldjes, rij na rij na rij. Tegen de pilaren staan grotere Boeddhabeelden en achterin ook. In totaal staan hier 582.363 beelden en dat is ter ere van alle 512.028 Boeddha's die ten tijde van alle geboortes in de reïncarnatiecyclus van Gotama Boeddha de verlichting bereikten. Voor het verschil in aantallen hebben we geen enkele verklaring gehoord.
Naar Pakkoku
We rijden verder richting Pakkoku waar we op de boot stappen. Onderweg stoppen we bij een dorpje waar we kunnen zien hoe wierook gemaakt wordt. Gelijk als we uit de auto stappen, schuift er een klein meisjeshandje in mijn hand. Binnen een tel staat er een heel groepje kinderen om ons heen en het meisje trekt me mee naar een kraampje en wijst op een pakje. Even later wijzen heel veel vingertjes naar dat pakje. Het is duidelijk, ze willen dat wij dat pakje voor ze kopen. Het pakje bevat een soort rijstkoeken, maar dan veel dikker en in vierkante stukken gesneden. Er zitten 8 stukken rijstkoek in en er zijn precies acht kinderen. Normaal delen we nooit snoepjes aan kinderen uit. De tandheelkundige zorg staat hier op een erg laag pitje en om dan snoep uit te delen, is niet verstandig. Bovendien zijn kinderen die spontaan komen veel leuker, dan kinderen die geleerd hebben om te bedelen. Hier wordt echter niet gebedeld en wordt ons een – niet mis te verstane – suggestie gedaan. Bovendien is het zelf gemaakte waar op basis van rijst en dus kopen we een pakje. Ze gaan meteen keurig in de rij staan, dringen of duwen niet en pakken heel beleefd elk hun pakje rijstkoek aan. Onze hele tocht door het dorp hebben we allebei kindertjes aan de hand en kindertjes om ons heen die tussendoor hun eigen versie van 'Vader Jacob' zingen. Het jongetje dat bij Rik loopt is geen moeilijke eter. Hij wijst alles wat hem aanstaat aan en wijst dan vervolgens op Riks zak met portemonnee. Hij heeft het systeem wel door. Nadat we gekeken hebben bij het maken van de wierookstaafjes en bij een smid die messen maakt, keren we weer terug. Bij de marktkraampjes met groente en fruit wijzen alle vingertjes op de zakken met kleine mandarijntjes. We hadden al afgesproken dat ze die op de terugweg zouden krijgen. Zodra ik het zakje pak, schuiven ze allemaal weer netjes in de rij om de mandarijntjes aan te pakken. Zowel de rijstkoek als de mandarijntjes worden niet direct opgegeten, maar in hun zak bewaard voor later. Voor zulke onverwachte leuke dingen ga je op reis en tegen zo'n ontvangst kunnen weinig bezienswaardigheden op.
Bagan
In Pakkoku stappen we op de boot naar Bagan. We moeten afscheid nemen van Soe Aung en de chauffeur en dat vinden we erg jammer. We hebben heel wat dagen met ze opgetrokken en Soe Aung is niet alleen een goede gids, maar ook een fijn iemand om mee op te trekken. We zullen hem echt missen. In Bagan wacht een nieuwe gids, Zaoo, ons op om ons naar het hotel te brengen.
Vandaag op oudejaarsavond hebben we een verplicht en inbegrepen gala diner op het programma staan. Gala diners hebben we niet zo vaak. We zoeken nog even in de rugzak, maar nee, we vinden er geen galajurken of pakken in. Voor de vorm doen we schone en zo net mogelijke kleren aan. Omdat oudejaarsavond normaal minstens tot 12 uur doorloopt en het diner om 7 uur begint, verwachten we een lange avond. Het galadiner blijkt een zeer uitgebreid buffet te zijn, compleet met gratis wijn en bier, dat open is tussen 7 en 10. Je mag komen wanneer je wilt en weggaan wanneer je wilt. Tijdens het diner is er vermaak: eerst iemand die het cymbaal bespeelt, vervolgens iemand die steeds andere marionetten dezelfde dansjes op dezelfde muziek laat doen en tenslotte een olifant bemand door twee man. De olifant danst – volgens ons – op dezelfde muziek als alle marionetten en heeft het eerste kwartier maar één kunstje: hij schudt hard met zijn hoofd en slaat zijn te lange slurf over zijn hoofd. Later blijkt dat hij ook op zijn achterpoten kan staan en met zijn vier poten op twee krukjes kan klimmen. Of er iets na de olifant komt, zullen we nooit weten, want na een kleine twee uur verlaten wij volledig voldaan het galadiner en voor half elf liggen we al in bed. Om 12 uur worden we even wakker van wat vuurwerk, maar dat houden we geen vijf minuten vol. Zo'n rustig oud en nieuw hebben we zelden.
Als je naar Bagan gaat, ga je daar heen voor de tempels. Bagan is de hoofdstad geweest van een machtig rijk dat in de late 10e eeuw ontstaan is uit een aantal verschillende stadstaten. Het is een bloeiend rijk geweest tot het in de 13e eeuw door de Mongolen onder de voet werd gelopen. In de bloeitijd van het rijk lieten de koningen en welgestelde edelen samen zo'n 10.000 boeddhistische tempels en pagodes bouwen. De meeste tempels hebben het niet overleefd, maar rondom Bagan zijn er nog altijd 3000 te bewonderen. Ik kan jullie verzekeren dat we ze niet allemaal gezien hebben. Op onze eerste dag in Bagan gaan we met Zaoo heel wat tempels af en in elke tempel is wel iets bijzonders te zien.
De tempels dateren allemaal uit de 11e of de 12e eeuw en zijn daarmee een stuk ouder dan de tempels die we rondom Mandalay gezien hebben. De meeste zijn gemaakt van baksteen dat met een pleisterlaag overdekt werd. In een aantal tempels zijn nog prachtige originele muurschilderingen voornamelijk in zwart, wit, rood en geel met een duidelijke Indiase stijl te zien. Tijdens de Anglo-Birmese oorlogen werden veel van de tempels als schuilplaats gebruikt met als gevolg dat veel muurschilderingen zwart geworden zijn van de rook. Bij verschillende tempels zijn deskundigen uit India bezig met het schoonmaken van de muurschilderingen en daar zijn de afbeeldingen weer goed te zien. In de meeste gevallen gaat het om voorstellingen van de 550 levens van Boeddha voor zijn leven waarin hij zijn verlichting bereikte. Ook zijn er scènes uit het dagelijks leven te zien.
Roodkeelnachtegaal
Vanuit Bagan maken we een uitstapje naar het Mount Popa National Park en we hebben Zaoo gevraagd of we daar met een vogelgids op stap kunnen. Hij gaat voor ons op onderzoek uit en het resultaat is dat hij ons voorstelt aan Nay, dè vogelgids van Bagan. Nay vertelt dat het beter vogelen is in Bagan dan in Mount Popa en we spreken af dat we de volgende ochtend om zes uur met hem in Bagan op stap gaan. Nay is een supervogelgids en is eigenlijk veel te goed voor zulke vogelstumpers als wij zijn. Binnenkort gaat hij met een groep van zes man 21 dagen op vogelreis en hij heeft nu al een lijst gekregen van de vogels die ze graag willen zien. Wij hebben helemaal geen lijst, we vinden alles leuk. Hij vertelt dat er zes endemische vogelsoorten in Myanmar zijn (die komen dus alleen maar in Myanmar voor). Daarvan zitten er vier in Bagan. Laten wij er daar nu toch drie van zien en nog echt goed ook. Verder zien we een vogeltje met een prachtig rood keeltje (de roodkeelnachtegaal) dat uit Siberië hierheen komt om te overwinteren. Nay lokt hem met een apparaatje waar het geluid van het vogeltje uit komt. Het nieuwsgierig geworden mannetje komt eens kijken wie zo brutaal is om in zijn territorium te komen en zo kunnen wij hem prima zien.
Popa Mountain National Park ligt ruim 60 km van Bagan af, is 125 km2 groot en is rondom de dode vulkaan Mount Popa (vroeger Mount Victoria) gelegen. Het park bestaat vooral uit bos, zowel bladverliezend als groenblijvend en hoger op de hellingen staat naaldbos. In het park vind je vogels en andere dieren en het beroemdst is de zeldzame dusky leaf monkey (brillangoer) die met drie groepen van 50 apen in de krater leeft. Mount Popa is een populaire bestemming in Myanmar, omdat de berg als de woonplaats van de nats – 37 verschillende geesten, ontstaan uit het animisme en blijven voortbestaan naast het boeddhisme – wordt beschouwd. Beneden aan de berg is dan ook een tempel voor de nats gebouwd. We hadden gedacht dat alle nats hun eigen tempel zouden hebben, maar het blijkt dat de nats met z'n allen in één tempel wonen. Dat scheelt 36 keer schoenen aan en uit doen! De nats hebben elk hun eigen aandachtsgebied. Zo zijn er zes Indiase nats, een voor de zeevaarders, een voor de reizigers en een die voor de gewassen zorgt. De leukste is wel de nat die in een vroeger leven een gokker en een drinker was. Hij zit op een paard en aan het paard hangen flessen whisky en andere sterke drank. Hij is de favoriet van gokkers en drinkers. De nats waarderen offergaven, maar ze hebben wel verschillende smaken. De meeste houden wel van bloemen, daarnaast zijn er nats die van eendeneieren houden en de vroegere drinkebroer is dol op een gegrild kippetje.
We overnachten op een prachtige plek in het park. Vanaf ons grote balkon in het resort op 800 m, kijken we uit over de dichte bossen die op de vulkaanhelling staan. Kijken we naar links zien we vulkaankrater en verder weg is het lager gelegen land rondom de vulkaan te zien. We hebben zo'n mooi uitzicht dat we niet aan wandelen toekomen om vogels of andere dieren te spotten. Wandelend hebben we nooit zo'n goed zicht op de omgeving. Rik vindt nog een prachtige vogel voor ons, eentje waarvan Nay had gezegd dat we die hier konden vinden. Vlakbij smullen twee eekhoorntjes hoog in de boom van de lekkere zaden van die boom.
We verwachten twee wandelingen te maken, naar het sandalwood en nog naar een andere plek in het park, maar het pakt heel anders uit. Het sandalwood bestaat uit een omheind stuk bos waarin samen met andere bomen 200 sandalwood bomen staan. Er woont een bewaker samen met wat herten. De bewaker is goede vriendjes met de herten en roept heel hard. Daarop komen de herten het bos uit, omdat ze van de bewaker wat voer krijgen. Wandelen kan je er niet, daarvoor is het stukje bos te klein, maar als alternatief voor een hertenkamp wonen de herten prachtig. De tweede stop in het park is niet minder verrassend. We stoppen bij het informatiecentrum. Altijd leuk om even te kijken en de beheerster vertelt in goed Engels wat over het park en laat een maquette zien. Daarna kunnen we rondkijken in de tuin met medicinale planten en daarna is ook dit uitstapje afgerond en rijden we terug naar Bagan.
In Bagan doen we opnieuw een rondje tempels. De Dhammayangi tempel, de grootste tempel van Bagan, is gebouwd door koning Narapatisithu in de 12e eeuw. Voor boeddhisten is het verstandig om goede daden te verrichten – en een tempel bouwen is een goede daad, dus de grootste tempel bouwen is een extra goede daad – omdat je daarmee een beter reïncarnatieresultaat inkoopt. De koning had dat wel nodig, want hij had eerst zijn vader en daarna zijn oudere broer vermoord om zelf koning te kunnen worden. Hij had dus iets goed te maken bij Boeddha. Hij hield de bouw nauwlettend in de gaten en keurde het metselwerk. Als er tussen twee op elkaar liggende bakstenen een naald gestoken kon worden, was hij niet tevreden en werd de hand van de metselaar afgehakt. We weten niet of hij gemakkelijk aan personeel kon komen. Een koning uit India probeerde een goede relatie met hem op te bouwen en stuurde hem zijn dochter als geschenk. Kennelijk was hij er eerst wel blij mee, want speciaal voor haar heeft hij een liggende Boeddha in de tempel laten plaatsen. Later moet er iets mis gegaan zijn in de relatie, want ook de prinses heeft hij vermoord. Niet handig als je bij Boeddha een wit voetje wil halen met goede daden. De koning van India stuurde zeven slimme mannen naar de koning die op handige wijze wisten te infiltreren in de hofhouding. Toen de koning een keer alleen in zijn paleis was, was het een koud kunstje om hem om te brengen. De tempel is na zijn dood nooit meer afgemaakt.
Het is heel erg druk in Bagan. Het aantal westerse toeristen valt best mee, maar het is vooral vol met lokale toeristen. 4 januari viert Myanmar Onafhankelijkheidsdag en met Nieuwjaar en het weekend mee heb je dan mooi vier aaneengesloten vrije dagen. Alle tempels stromen dus vol met toeristen uit Myanmar zelf. Opnieuw willen mensen met ons op de foto. Zaoo legt uit dat veel mensen uit Myanmar die hier nu op bezoek zijn, nooit westerlingen in het echt tegenkomen. Ze kennen ze alleen van video's en TV. Vandaar dat wij op de vakantiekiekjes moeten. De laatste avond in Bagan eten we in een restaurant net buiten de oude stad. We zijn eerst van plan te gaan lopen, maar als we tegen een aardige prijs een paardenkoetsje aangeboden krijgen, is dat nog veel leuker.
Vanaf Bagan gaan we naar Kalaw dat op een hoogte van 1300 m ligt. De verhalen daarover bewaar ik voor de volgende brief.