Wereldreis, Oceanië, brief 1
Deze brief bevat het laatste deel van de overland reis van Nepal naar Nederland, plus het begin van de reis door Oceanië: Hawaii, Tonga, Australië en Nieuw Zeeland.
De brief is bij beide reizen volledig opgenomen, maar de voor de betreffende reis niet relevante delen hebben een afwijkende achtergrond.
[Turkije, Istanbul, 16 mei 1998]
De vorige brief heb ik volgeschreven in Istanbul, maar die ga ik niet opsturen, die nemen we mee naar Nederland. De 24e mei komen we even terug in Nederland voor we de 30e doorvliegen naar Australië.
Selçuk
De vorige brief is gestopt met onze verjaardagen die we in Selçuk (Turkije) gevierd hebben. Selçuk ligt vlakbij Ephesus. Ephesus is één van de grootste en best bewaarde oude steden in het Middellandse Zee gebied, en vormt één van de meest bezochte attracties van Turkije. Dat merk je ook goed, de toeristen schuiven met busladingen tegelijk voorbij, en bij elke pilaar, fontein of gerestaureerde tempel staat wel de Duitse Christine, of de Franse Pierre in de weg. Christine en Pierre zijn erg hinderlijk. Ze willen samen met heel Ephesus op de foto, terwijl wij Ephesus willen zonder die twee. De bibliotheek, een gebouw van twee verdiepingen met aan de voorgevel nissen met grote standbeelden is één van de meest indrukwekkende gebouwen. De bibliotheek is een aantal jaren geleden geheel gereconstrueerd en gerestaureerd door een Oostenrijks team van archeologen. Het amfitheater is redelijk goed bewaard gebleven. Vanaf beneden op het pad heb je een goed uitzicht op het complete theater, met als extra even buiten Ephesus twee ooievaars klepperend op hun nest en overal om ons heen geel bloeiende venkel.
’s Middags gaan we in Selçuk naar het museum, waar veel vondsten (beelden, gebruiksvoorwerpen, kinderspeelgoed) uit Ephesus zijn. Vult erg goed het beeld dat je eerder gekregen hebt aan. In het museum lopen we Marcus Aurelius (in de vorm van een borstbeeld) tegen het lijf. Altijd leuk om na een poosje een bekende weer terug te zien. Na Jaipur, ‘De meditaties’ in Pushkar, en zijn problemen met Xenobia in Palmyra hebben we wel een band met Aurelius.
Pergamon
We bekijken nog meer oude steden in Turkije. De volgende op de route is Pergamon. Ook Pergamon heeft een beroemde bibliotheek gehad, waarvan nu alleen nog wat onduidelijke hopen steen over zijn. Eumenes II heeft de bibliotheek voornamelijk opgebouwd. Dat deed hij o.a. door boeken van andere bibliotheken te lenen en ze niet meer terug te geven. De Egyptische koningen, die bang waren dat de bibliotheek groter zou worden dan die van hun (tot dan toe de grootste) in Alexandrië, verboden de uitvoer van papyrus. In die tijd werden alle boeken op papyrusrollen geschreven. Eumenes was niet voor één gat te vangen. Hij loofde een beloning uit voor de uitvinder van een vervanging van papyrus. Een oude gewoonte, schrijven op speciaal geprepareerde dierenhuiden kwam toen weer in zwang. De naam van die geprepareerde huiden is sinds die tijd verbonden aan de naam Pergamon en bij ons bekend als ‘perkament’. Je steekt nog eens wat op tijdens zo’n reis.
Troje
Troje kunnen we natuurlijk niet overslaan. De naam Troje is zo bekend vanwege Homerus en het paard van Troje, dat moet je zien. Lange tijd heeft men aangenomen dat Troje een niet echt bestaande plaats was, maar in 1871 is een Duitse amateurarcheoloog gaan graven en heeft Troje gevonden. De Duitser Heinrich Schliemann is wel altijd een omstreden figuur geweest. Arm geboren, maar rijk geworden tijdens de goldrush in Canada (één verhaal) of in de theehandel in Rusland (ander verhaal). Toen hij genoeg verdiend had, heeft hij zijn zaak (welke dan ook) verkocht, en zich als amateurarcheoloog gestort op het terugvinden van Troje. Zijn belangrijkste vondst was een soort schatkist met de juwelencollectie van het Trojaanse hof. De juwelen heeft hij meegenomen naar Berlijn, waar ze in de oorlog verdwenen zijn. Een paar jaar geleden zijn de juwelen teruggevonden in Rusland en sindsdien bestaat er ernstige twijfel of Schliemann ze wel echt in Troje gevonden heeft. Hij wordt ervan verdacht her en der in Azië gevonden juwelen samengevoegd te hebben tot ‘de schat van Troje’.
Van Troje zelf is weinig over. Het is dat er overal bordjes bijstaan met uitleg en tekeningen van wat het geweest is. Zouden we zelf bordjes neer moeten zetten, dan zou de tekst bij elke bezienswaardigheid luiden: ‘Hoop omgevallen stenen’. Verder is er een enorm groot houten paard, waar je via een trap in kan klimmen. Het paard is duidelijk vele generaties jonger dan zijn vroege voorouder die door de Trojanen binnengehaald is.
Instanbul
Na Troje rijden we het Aziatisch gedeelte van Turkije uit en via de ferry het Europese deel in. Onze eerste stop daar is Istanbul. In Istanbul hebben we twee dagen. Meestal kom je in grote steden tijd tekort, maar hier heb je echt een week nodig. De allergrootste hoogtepunten Aya Sofia, Blauwe moskee, museum, bazaar en Topkapi paleis bezoeken we wel, maar er blijft nog zoveel over om te zien. Bovendien hebben we ook pech. We lopen graag in steden, je kan de stad dan een beetje ‘proeven’. We willen naar de Kariye kerk, die een stukje van de andere toppers afligt, en gaan dus lopen. Het is verder dan we denken, bijna twee uur lopen, en als we er om 2 minuten voor 4 zijn, blijkt de kerk (nu museum) om 4 uur dicht te gaan. Ik bedel of we nog even mogen kijken. Dat mag, maar de portier staat gelijk achter ons, hij wil de volledige toegangsprijs hebben voor onze paar minuten. We hebben nu alleen gezien dat de kerk met de mozaïeken en fresco’s erg mooi is.
In het Topkapipaleis alleen al kan je een dag zoet brengen. Het harem (waar de sultan met zijn vrouwen, concubines, kinderen, etc. woonde) kan je alleen in grote groepen met een gids bezoeken. De vertrekken (nog gedeeltelijk ingericht) zijn prachtig met veel blauw tegelwerk en grote ronde koepels als dak. Buiten het harem zijn nog veel meer gebouwen, gedeeltelijk ingericht als museum: kroonjuwelen, miniaturen en een soort relikwieënmuseum. Dat laatste is erg leuk: massa’s doosjes met haar en baardhaar van Mohammed, de voetafdruk van Mohammed, de sabels van massa’s profeten, kleren van de profeet en de staf van Mozes. Is veel uit dezelfde tijd vergaan, zo niet deze relikwieën. Alles glimt, is compleet en ziet er als nieuw uit. Om aan te geven dat het museum een gewijde plaats is, zit een voorbidder in een soort telefooncel uit de koran voor te lezen (eigenlijk meer te zingen). Hij bladert inderdaad van achteren naar voren.
Aan het harem is nog het verhaal van ‘de Kooi’ verbonden. In de Ottomaanse tijd was broedermoord een geaccepteerde regel voor de regerende sultan. De heersende sultan vermoordde zijn broers om ruzie over opvolging en intriges te voorkomen. Als alternatief bedachten ze in Topkapi ‘de Kooi’. Na de dood van de regerende sultan volgde zijn oudste zoon hem op. Zijn jongere broers werden met doofstomme bediendes en een harem van concubines opgesloten in de kooi, tot het hun beurt was (na overlijden oudere broer) om te regeren. Niemand mocht ‘de Kooi’ uit, ook de concubines niet, tenzij ze zwanger waren. In dat geval werden ze verdronken.
De meeste sultans kwamen goed gestoord uit ‘de Kooi’. Osman II hield van boogschieten, maar alleen op levende objecten, zoals gevangenen en zijn eigen pages. Hij is zelf ook vermoord. Zijn opvolger was nog gekker, en is ook vermoord. De meest gestoorde van allemaal was Ibrahim de Krankzinnige die 22 jaar in ‘de Kooi’ gezeten heeft. Hij was er zo van overtuigd dat hij buiten ‘de Kooi’ meteen vermoord zou worden, dat ze hem met geweld uit ‘de Kooi’ moesten sleuren. Zijn regering werd gekenmerkt door seksuele excessen en politieke blunders. Wantrouwig was hij ook: nadat er gefluisterd werd over een intrige binnen zijn harem, liet hij (op één favoriete na) al zijn 280! (nogal wiedes dat je daarvan na 22 jaar gestoord bent) concubines verdrinken in de Bosporus. Sultan zijn is ook niet alles!
[23 mei 1998]
Griekenland, Meteora
Vandaag geen sultans, harems of paleizen, maar een lange dag van 14 uur Franse tolweg. Vanuit Istanbul rijden we Turkije uit en Griekenland in. De grens is saai: we zijn er zo op vertoon van paspoort door, geen stempel en geen vragen. Griekenland steken we in drie dagen door.
We maken een stop in Meteora, waar veel Byzantijnse kloosters zijn in een bijzonder landschap. In Meteora staan een soort hoge vrijwel verticale pilaren in het landschap. Het zijn overgebleven bulten sedimentgesteente die bewaard gebleven zijn, terwijl de rest eromheen weg geërodeerd is. Bovenop die bulten zijn de kloosters gebouwd. De kloosters zijn gedeeltelijk nog in gebruik, en dat is de reden dat je verzocht wordt om ze ‘degelijk’ gekleed te bezoeken. ‘Degelijk’ is dit keer geen hoofddoek, maar lange mouwen en een rok. Een lange broek is niet toegestaan. Bij de ingang verschaffen ze rokken die over de broek mogen, en dan voldoe je aan de eisen van de degelijkheid. Mijn geleende rok is zo wijd dat ik hem vast moet houden om te voorkomen dat ik hem verlies. Na een poosje vind ik een simpele, zij het niet charmante oplossing. Ik doe de rok van achteren over mijn volle dagrugzakje. Weliswaar kan ik nu nog zwanger worden van een vijfling zonder dat de rok gaat knellen, maar nu blijft hij hangen. Waarom ik er zo meer gepast gekleed uitzie, is me niet helemaal duidelijk geworden.
De kloosters zelf zijn prachtig. De kerk bestaande uit een voorportaal en de eigenlijke vierkante (geen kruisvorm) kerk is van onder tot boven beschilderd met prachtige fresco’s van bijbelse taferelen. De koepel van de kerk is gevuld met een enorme schildering van Jezus. Je staat echt met open mond te kijken, zo mooi is het.
Italië, Rome
Vanaf Griekenland steken we met de nachtboot over naar Brindisi in Italië. Van daaruit rijden we naar Rome, waar we nog één dagje hebben om rond te kijken. Eén dag is veel te kort voor Rome, maar beter dan niets.
Het eerste waar we naar toe willen, is het Vaticaans museum met de Sixtijnse kapel. Toevallig is het net Hemelvaartsdag als we in Rome zijn, één van de heel weinige dagen waarop het museum gesloten is! Overigens is het ook het enige wat gesloten is, voor de rest is alles (winkels, andere bezienswaardigheden) open. Heel erg jammer. We lopen door om dan maar de St Pieter en het plein ervoor te bewonderen. De St Pieter wordt van buiten gerestaureerd en staat volledig ingepakt in steigers en plastic. Alleen het balkonnetje van de paus is nog te zien. Alweer erg jammer, zo kunnen we het programma wel snel afwerken. De binnenkant van de St Pieter maakt volledig goed, wat we aan de buitenkant missen. De kathedraal is enorm groot en prachtig mooi, met marmeren vloeren en pilaren, een beeldhouwwerk van Leonardo da Vinci (sinds een gestoorde Hongaar het beeld bewerkt heeft met een hamer achter kogelvrij glas) en prachtige fresco’s. De kerk is ook prima onderhouden: alle beelden, plafonds en schilderingen zien er perfect uit, en het lijkt wel alsof de hele kerk vanmorgen nog gestoft, gezogen en gedweild is. Eigenlijk is het niet mogelijk om zomaar op papier te verwoorden hoe indrukwekkend groot en overdadig versierd en gedecoreerd de St Pieter is. In het middengedeelte is een groot baldakijn met enorme pilaren van Bernini. Het zal vast duur, beroemd en kunstzinnig zijn, maar heel eerlijk gezegd, vinden wij de grote gedraaide kromme bruine pilaren nogal lelijk.
[25 mei 1998]
We gaan nog een hele rij bezienswaardigheden af: Colosseum, opgravingen van de oude stad, het Pantheon, enz. enz., maar na één dag heb je vooral het gevoel dat je langer moet blijven of terug moet komen omdat er zo verschrikkelijk veel te bekijken valt.
Naar huis
Vanaf Rome rijden we in twee lange rijdagen naar Reims. In Reims zouden we logeren op de boerderij waar JM woont. JM is meegeweest met de rondreis door India en zat altijd vol verrassingen. Zo ook nu: JM heeft ons wel uitgenodigd, maar blijkt op vakantie te zijn. We slaan onze tenten daarom maar op op de plaatselijke camping.
In Reims nemen we afscheid van de groep. De groep reist door naar Engeland, wij gaan naar Nederland. Y. (mijn zus) en E. zijn zo aardig om ons op te komen halen. Ons huis is inmiddels verhuurd, daar kunnen we dus niet in. M. en J. hebben dus nu voor een kleine week twee logés met stapels was en een enorme hoop overige troep.
Begin van de reis naar Oceanië
[Honolulu 1 juni 1998]
Vlucht naar Honolulu
Zaterdag 30 mei vertrekken we in alle vroegte (6 uur op Schiphol) weer uit Nederland. De paar dagen in Nederland zijn we druk bezig geweest met in- en uitpakken, de was doen, de papierwinkel zien en begrijpen etc. Daarnaast wil je in die paar dagen ook meer bezoeken afleggen dan past. Maar goed, tegen de tijd dat we vertrekken begrijpen we weer net zoveel van onze bankrekening als J. al deed, is de belasting weer tevreden gesteld, en de rugzak weer vol met schone kleren. Het huis laten we verhuurd en wel ook met een gerust hart achter. We zijn nog steeds heel blij met al de mensen die alle zaken voor ons zo goed regelen als wij weer ergens ver weg zitten.
Van de zaterdag kunnen we lang genieten. We vliegen eerst naar Frankfurt. In Frankfurt moeten we van half 10 tot 4 uur wachten op de overstap. Voor het eerst sinds heel lange tijd hebben we de hele zaterdag-Volkskrant uit kunnen lezen. Vanaf Frankfurt vliegen we in ruim 10,5 uur naar Los Angeles waar het 9 uur vroeger is. In het vliegtuig ontmoeten we een uitermate merkwaardige, gestoorde buurvrouw. Nog voordat we vertrekken, heeft ze al twee keer geklaagd bij de achterburen die tegen haar stoel zouden schoppen. Bij de tweede keer klagen heeft ze ruzie met de achterburen. Ik voorzie ruzie over de gemeenschappelijke armleuning, aangezien ik niet bij voorbaat wens in te schikken. Ook ruzie daarover lukt al voor vertrek. Volgens buurvrouw duw ik haar van de leuning, waarop ik antwoord dat ik recht heb op de helft. Als Rik zegt dat ze zich belachelijk gedraagt en aanbiedt psychiatrische hulp te gaan zoeken, krijgt ook hij een snauw. Het is een zaak tussen haar en mij. Ik leg uit dat Rik nu eenmaal mijn zaken behartigt, waarop ze me voor ‘stumper’ uitmaakt. Uiteindelijk neemt zij de voorste helft van de armleuning en krijg ik de achterste helft. Nog treiterig opgemerkt, dat ze haar arm dan wel steeds op moet tillen als ik de zender van de koptelefoon wil wisselen of het volume wil veranderen. Tijdens het eten begint ze weer te schelden over mijn elleboog. Of ik het zelf niet dom vind. Ik doe net of ze het over mijn stukje appeltaart heeft, zeg dat het erg lekker is, en dat zij het ook best op kan eten.
Ze vraagt of ik thuis de dode blaadjes uit de tuin bij de buren over de heg gooi. Geen idee wat dat ermee te maken heeft, maar gelogen dat de tuin van de buren te ver weg is om er met alle blaadjes heen te lopen. Rik raadt me aan om maar de verstandigste te zijn, en uiteraard heeft hij gelijk. Bovendien ben ik volgens mezelf sowieso al de verstandigste. Samen concluderen we dat buurvrouw rijp is voor de psychiater. Buurvrouw deelt daarop (in het Duits) mee dat ze Nederlands verstaat, omdat ze in Maastricht gestudeerd heeft. Mijn commentaar: “des te beter”.
Vanaf Los Angeles reist buurvrouw (op dezelfde plek) met als wij door naar Honolulu, en ze begint al te jammeren als we nog niet eens zitten. Het vliegtuig is op dit traject erg rustig, en ze vraagt en krijgt een andere plaats. Voor ze opstaat (zij zit bij het raam, ik in het midden en Rik aan het gangpad) zegt ze dat ik vooral niet op moet staan, en vooral mijn rugzakje niet op moet tillen. Passeren in een vliegtuig is dan best lastig, maar geantwoord dat als zij dat liever wil, ik het zo zal doen. Alhoewel ik dus volledig tegemoet ben gekomen aan haar laatste verzoek, scheldt buurvrouw nog steeds op ons onderweg naar haar nieuwe plaats.
Honolulu.
Verder verloopt de vliegtocht prima. Na een stop van ongeveer 1,5 uur in Los Angeles, en na nog ongeveer 6 uur vliegen zijn we in Honolulu. We moeten ons horloge nog eens drie uur terugzetten. Zaterdag bereiken we wat iedereen af en toe dolgraag wil: een dag van 36 uur i.p.v. 24 uur. Op het vliegveld informeren we naar een taxi, waarop de dienstdoende functionaris aanbiedt ons tegen taxitarief met zijn ‘limousine’ te brengen. De ‘limousine’ is ongelofelijk, en lijkt direct uit een James Bond film te komen. Nooit geweten dat zulke auto’s echt bestonden.
Zou je het gedeelte met voor- en achterdeur aan elkaar zetten, dan heb je een aardige grote slee. Het middengedeelte dat je dan overhoudt is een tweede grote slee. De volgende dag zien we (veel) meer van dergelijke auto’s rijden. Na inchecken en douchen kruipen we net niet meer op 30 mei na een dag van 33 uur om half 2 (voor ons ’s nachts, voor jullie zondagmiddag) in bed.
Honolulu
We hebben twee dagen op Honolulu. De eerste dag gebruiken we om de stad te bekijken. Honolulu is de hoofdstad van Hawaï, één van de Verenigde Staten. Hawaï bestaat uit een serie eilanden, waar Oahu, het eiland waar Honolulu op ligt er één van is. Honolulu is Amerikaanser dan we ons voorgesteld hadden: voornamelijk grote flatgebouwen, veel (grote) auto’s, smetteloos schone straten en keurig geregeld verkeer. Alhoewel het vol staat met gigantische (hotel)flats is de stad bepaald aangenaam. De flats zijn geen lelijke kolossale bakbeesten, maar best smaakvol met waterpartijen, smaakvolle ontwerpen en smetteloos goed onderhouden. De supermarkten en andere winkels hebben de uitermate overdadige keus die Westerlingen denken nodig te hebben. Het is maar goed dat we hier via Europa en een paar dagen Nederland aankomen. Vanuit India of Nepal zou de overgang wel erg groot geweest zijn.
Belangrijkste bron van inkomsten op Honolulu: toerisme. En wel van toeristen die in hun vakantie rust, mooi weer, lekker eten, drankjes en gemak willen. Wij lopen met onze dagrugzakjes en wandelschoenen wat misplaatst rond tussen alle korte broeken en Hawaïshirtjes die op weg zijn naar het strand. En strand is hier, en wel met hoofdletters S-T-R-A-N-D. Alles is er: zand, strand, zee, pijnlijk rode in de zon gebraden strandgasten met op hun eigen vet een overdosis zonnebrandvet, kleurige parasols en surfzeilen, zwemmers, surfers, jankende kinderen, de reddingsdienst, de verhuurservice van alles (snorkels, surfplanken e.d.), te duur eten en drinken en natuurlijk de zon. Heel leuk om voor een dagje als toeschouwer te bekijken. Bij het plaatselijke park zien we nog een muziek- en dansuitvoering van ‘authentieke’ Indianen afkomstig uit verschillende staten. Ze zien er bepaald mooi uit, maar we verdenken ze er toch van dat ze hun spijkerbroek gewoon achterin hun auto met airco hebben liggen. Na het strandgedeelte van de stad (Waikiki), bezoeken we nog de Chinese wijk en Honolulu centrum met het paleis en de regeringsgebouwen.
De tweede dag maken we een tour over het eiland. We zijn dan toeristen met een hoofdletter T. We worden rondgereden met de bus, en overal waar wat te zien is voor kortere of (iets) langere tijd uitgeladen. De hele tour is erg Amerikaans: de chauffeur wil steeds weten of we het naar ons zin hebben en geeft voortdurend, de hele dag door informatie die soms wel vier of vijf keer terug komt. Het ‘publiek’ wordt geacht mee te doen. De chauffeur heet ons met een ‘Aloha’ (welkom in Hawaï) welkom en wil dat als we tevreden zijn allemaal ‘Aloha’ terug roepen. De eerste keer is hij niet tevreden: “Ik heb 24 mensen aan boord, en ik hoor er maar 5. Roep ‘Aloha’ als je geniet van deze dag”. Als een groep poppenkast kijkende kinderen roept nu de hele bus uit volle borst ‘Aloha’, en de chauffeur is nu tevreden.
Hoogtepunt is wel het Waimea-Falls Park met waterval en duikdemonstratie. Het park is een soort exotisch tuinpark met shows. De duikshow(wij wisten alleen van een park en een waterval, maar blijken voor veel extra geld op de duikshow ingetekend te hebben) is heel Amerikaans in onze ogen: veel enthousiast gepraat de hele show door, veel gevoel voor drama en spektakel, en daarnaast vooral oppervlakkig en vooral niet te lang. De rit (ongeveer 1 km) naar de waterval lopen we niet, maar rijden we met een trammetje.
Verder zien we echt alle mooie en bezienswaardige dingen van het eiland: prachtige kusten, kliffen, uitzichtpunten, echt mooie stranden met een schitterend turkooizen zee en uitgewerkte vulkaankraters. heel leuke dag zo, en veel van het eiland gezien.
Inmiddels is het bijna kwart voor 3 ’s nachts en zitten we op het vliegveld van Honolulu te wachten tot we in kunnen stappen voor de vlucht naar Tonga. Tijd en dagen beginnen langzamerhand erg ingewikkeld te worden. We zijn op 1 juni (maandag) om ongeveer 10 uur ’s avonds naar bed gegaan en om 12 uur weer opgestaan. Nu (kwart voor 3 ’s nachts) is het dus 2 juni heel vroeg. Onderweg naar Tonga gaan we over de datumgrens. Hoewel we dus maar 5 à 6 uur vliegen, komen we woensdagochtend 3 juni om een uur of 8 op Tonga aan. 2 juni is dit jaar dus wel heel erg kort. Ergens in december als we terugvliegen zullen we de dag die we nu kwijtraken wel weer terugkrijgen.
[Tonga, Nuku’alofa, 7 juni 1998]
Voor ik begin aan Tonga eerst nog twee dingen over Honolulu. Op Honolulu zien we een prachtige vogel met vuurrode kop, grote vuurrode kuif en een rood stropdasje. Een vogelgids hebben we niet, maar een grote boekwinkel biedt uitkomst. In de boekwinkel alle vogels opgezocht die we gezien hebben. De vuurrode is de roodkuifkardinaal. Veel vogels hebben alleen een lokale naam; een paar daarvan in deze brief: Alauahio, Apapane, Akiapola’au, Nuku pu’u, Arianiau, en de wat kortere: I’iwi, ‘O’u en de ‘I o. Geen idee meer hoe de vogels eruit zien, maar de namen zijn prachtig.
Dan tenslotte de consumptie-waanzin ten top die we in een supermarkt zien: een spuitbus kaas!
Tonga
Tonga is volledig anders dan Honolulu. Tonga ligt ten zuiden van de evenaar en bestaat uit circa 170 eilanden, verdeeld over vier hoofdeilandengroepen. In oppervlak beslaan de eilanden zo’n 360.000 km², maar als je het land (en dus niet de zee) optelt, houd je ongeveer 700 km² over.
De eilanden liggen in de Stille Zuidzee en hebben een tropisch klimaat. Wij zitten op het hoofdeiland Tongatapu waar ook de hoofdstad van Tonga, Nuku’alofa op ligt. Tongatapu is 1,5 à 2 keer zo groot als Texel. Tonga is een koninkrijk, en is in tegenstelling tot veel andere eilandgroepen nooit gekoloniseerd geweest. Het eiland wordt bewoond door Polynesische mensen die Tongalees, en gelukkig meestal ook Engels spreken.
Tonga is alles wat je je van een ideaal tropisch eiland voorstelt. De mensen zijn er uitermate vriendelijk, het tempo ligt in alles erg laag, en het eiland staat vol met palmbomen, ananasplanten, bananenbomen, cassave, watermeloen, vanille e.d. Wij zijn hier voor een week, en deze week zijn we niet op reis, deze week hebben we vakantie. We passen ons tempo moeiteloos aan aan dat van Tonga, doen elke dag wel iets, maar vooral niet teveel.
We komen op woensdag aan, en horen dat de volgende dag (donderdag) een feestdag is. Het is dan Emancipatiedag (ter viering van de oprichting van het zelfstandig koninkrijk). Op feestdagen en op zondagen is alles in Tonga dicht, openbaar vervoer rijdt niet, en zelfs een blikje fris is moeilijk te krijgen (op donderdag, feestdag nog wel, op zondag niet). Het eiland is vrij vlak, zodat we voor donderdag een fiets huren om een tochtje te maken. Ook al zijn we deze week niet op avontuur uit, in Houma komen we regelrecht terecht in het sprookje van de koning van Tonga.
Het sprookje begint niet met ‘Er was eens’, maar met ‘Er is nog steeds op Tonga, een heel ver eiland een koning. Die koning zit op zijn troon te regeren, samen met zijn ministers en zijn minister president. De minister en de minister president worden niet door het volk gekozen, maar uitgekozen door de wijze koning. Volgende maand op 4 juli is het groot feest op het verre eiland. En weet je waarom? Dan is de wijze koning jarig, en heel zijn volk viert dan feest. Alle mensen van Tonga zijn al druk bezig voor het feest, en de minister president heeft het op deze donderdag drukker dan ooit met de komende verjaardag’.
Hoe stappen wij het sprookje binnen? Wij fietsen Houma in, waar we de blowholes willen bekijken. In Houma horen we trommels, en als we op het geluid afgaan, komen we terecht bij een groep dansende mannen. De mannen hebben over hun rok (veel mannen lopen hier in een rok, vaak met een overhemd met stropdas erboven, en een soort rieten mat over de stoffen rok), een bladerrokje en een soort rinkeldingen aan hun enkels, waarmee ze geluid maken als ze stampen. Verder dragen ze de lokale speren. We installeren ons tussen het publiek, maar de zitting wordt net opgeheven. Iemand zegt dat als we een foto willen nemen, we maar even mee moeten komen. We hobbelen mee in de meute en komen op een groot gazon bij een groot huis terecht, waar we onder de hoede van een onderwijzeres terecht komen. Zij legt ons uit wat er aan de hand is. Het huis is van de minister president, en de mannen oefenen een dans die uitgevoerd gaat worden voor de koning op zijn verjaardag. Een andere dansgroep uit een andere plaats (Malapo) gaat een andere dans uitvoeren, en komt straks aan in Houma.
Vandaag worden de beide dansen opgevoerd voor het danscomité, dat moet beoordelen of de dansen goed genoeg geoefend zijn om voor de koning uit te kunnen voeren. De voorzitter van het danscomité wordt met een half uur à een uur verwacht, en dat is de prinses, de dochter van de koning.
Oefenen in Tonga.
De onderwijzeres vertelt nog veel meer. Over de rangen en standen van het eiland. De koning is het hoogst, de minister president die in Houma een huis heeft, is de volgende in rang. Hij is nobele. Elk dorp heeft zijn eigen nobele. Nobelen trouwen met nobelen. Voor de oudste zoon van een nobele beslist de koning met welke nobele-dochter hij moet trouwen. De nobelen worden geassisteerd door een klein groepje van Matapula’s. Ook Matapula ben je van geboorte. De titel Matapula erft over van vader op zoon. Onder de Matapula’s komt het gewone volk, en daaronder heb je nog één rang en dat zijn de slaven. De ‘slaven’ zijn in feite de mensen die vanwege een misstap veroordeeld zijn, en voor een bepaalde tijd tewerk gesteld worden. Na hun ‘slaafperiode’ keren ze terug naar hun eigen dorp en eigen baan, en worden weer als normale gerespecteerde dorpelingen behandeld.
Verder krijgen we van alle kinderen van de minister president te horen met welke nobele uit welk dorp ze getrouwd zijn, en hoeveel kinderen ze hebben en die kinderen en kleinkinderen worden ook aangewezen.
Ze vertelt verder nog over de bolla’s (grote tafel vol eten), die het dorp aan moet leveren voor de konings verjaardag en over de rieten-matten-rokken die mannen en vrouwen over hun rokken dragen en de touw- dan wel plastic sliertrokjes die vrouwen soms ook dragen. Al die versierselen dienen als eerbewijs aan de koning. Dat wij er anders uitzien geeft niets, wij komen niet van Tonga, maar voor een Tongalees zou onze kleding onacceptabel zijn.
De dansdelegatie uit Malapo is gearriveerd. Mannen en vrouwen met prachtige kleren, versierselen te ere van de koning, bloemenkransen om hun hals en veren in hun haar. De Malapo’s installeren zich voor de dans, en na de hymne, het gebed, de bijbellezing en de toespraken van de Matapula’s uit Malapo en Houma begint hun dans. De dans (voor mannen en vrouwen) doen ze zittend, en bestaat voornamelijk uit handbewegingen en gewieg met het lichaam. Wij vertrekken na de Malapodans, want we moeten voor donker (onverbiddelijk 6 uur zo dicht bij de evenaar) thuis zijn met de onverlichte wegen en de fietsen zonder licht.
De prinses van het danscomité blijkt toch niet te komen, iemand anders van het danscomité is er wel, en de Malapo’s maken zich op voor een tweede dansuitvoering. Wij nemen afscheid van de onderwijzeres, zo’n bijzondere middag zullen we niet gauw weer meemaken. Echt geweldig, voor zulke belevenissen ben je op reis.
Megapode
De volgende dag gaan we met de bus naar het vogelpark. Leukste vogel daar is de megapode, die alleen op het meest Noordelijke vulkanische eilandje van Tonga in het wild voorkomt. De megapode ziet eruit als een mislukte kip met een in verhouding veel te klein hoofd, een bol lijf, lange poten en te grote voeten. Hij is 1/3 kip groot, en legt (zij, zo normaal zijn ze wel) eieren die groter zijn dan een kippe-ei. De eieren worden niet uitgebroed, maar diep begraven in de hete vulkanische as aan de voet van de vulkaan. Na het ingraven vindt moeders dat ze van de kopzorg af is. De jongen kruipen volledig in de veren uit het ei en zijn direct zelfstandig. Vaak zijn de eieren zo diep ingegraven dat ze twee dagen nodig hebben om bovengronds te komen. Ik wist dat de megapoden ergens in de Stille Zuidzee bestonden, en vind het ontzettend leuk om ze nu zo dichtbij hun huis in levende lijve (zij het in een dierenpark) te zien.
Fietspech
Vandaag hebben we vanwege de zondag, weer opnieuw de fiets gepakt. We hebben daar ernstig over getwijfeld, want het weer is de laatste twee dagen allesbehalve tropisch: regenbuien en flinke storm. Afgezien van een fikse tegenwind treffen we het met het weer. Met de fiets treffen we het iets minder. Als we na de lunch net weer op weg zijn, loopt Rik’s ketting ervan af, en doet dat drie keer in zo’n 300m. We hebben nog 20-25 km te gaan en natuurlijk geen gereedschap (met gereedschap zouden we waarschijnlijk ook niet weten wat we moesten doen). Gelukkig komt er een kleine vrachtwagen met laadbak langs, en die wil best helpen. Wij worden met fiets en al ingeladen en zitten met de halve familie in de achterbak, de rest van de familie zit voorin. De vrachtwagen is onderweg naar een naburig dorp, maar ze staan er op om ons het hele stuk naar Nuku’alofa te brengen. Onderweg hebben we veel plezier met de jongens achterin, we laten ons Holland in ansichtkaarten zien, en delen stickers en ansichtkaarten van Holland uit. We zijn blij dat we iets hebben om uit te delen, want betalen voor de rit mogen we niet. En al voel je je daar zelf door bezwaard, je zou de mensen op hun ziel trappen als je teveel aan bleef dringen.
Tonga’s bijnaam is ‘Het vriendelijke eiland’, een terechte bijnaam. Tot nu toe hebben we echt alleen maar vriendelijke mensen ontmoet. In Nederland bijvoorbeeld wel eens iemand gevonden die je bij de bank voor laat gaan, naar achteraf blijkt alleen maar om een aardig gebaar te maken? Wij nog nooit, hier in Tonga gebeurt ons dat wel. Omdat we donderdag vanwege de dansen voor het verjaardagsfeest de blowholes in Houma gemist hebben, gaan we daar later alsnog met de bus heen. De man die ons vertelt waar we uit moeten stappen, stapt gelijk met ons in (hij woont in Houma), en betaalt gelijk met zijn buskaartje die van ons. Van terugbetalen wil hij niet horen, dat klinkt toch onvoorstelbaar!
De mensen zijn hier trouwens gemiddeld erg dik. Dat overgewicht schadelijk is voor de gezondheid kan niet waar zijn. De boekhandel verkoopt ‘Gefeliciteerd met uw 100ste verjaardag’-kaarten. Als ze zulke kaarten verkopen, moet er wel een markt voor zijn.
[Nieuw Zeeland, Auckland, 11 juni 1998]
Auckland
Gisteren zijn we van Tonga weggevlogen naar Auckland in Nieuw Zeeland, waar we een stop-over van 1,5 dag hebben. De vlucht duurt ongeveer drie uur, en het eten dat we onderweg geserveerd krijgen, is bereid door een sjiek hotel op Tonga. Er is ons beloofd dat we mogen kiezen tussen kip met gebakken aardappels en corned beef met zoete aardappels. Op Tonga zijn ze kennelijk dol op corned beef in blik. Alle winkels hebben er schappen vol van. Als wij aan de beurt zijn, is er alleen nog maar corned beef. Tot onze grote verrassing hebben ze er iets interessants mee gedaan, en smaakt het goed. Grote grap is dat na afloop van de maaltijd het hoofd van de stewards en stewardessen naar ons toekomt en met een vies gezicht aan ons vraagt: “Zeg nou eens eerlijk, was het nog wat die corned beef, ik vertrouw het niets. Echt eerlijk zeggen”. Hij gelooft ons maar half als we zeggen dat het best goed was.
Inmiddels zijn we van het rustige Tonga weer in de grote drukke wereld terecht gekomen. Auckland is echt een grote, moderne stad met alles erop en eraan. Vandaag zijn we naar Kelly Tarlton’s Antarctica Themapark en Onderwaterwereld geweest. Het Antarctica gedeelte is echt bijzonder leuk. Veel informatie over de ontdekkings- en onderzoeksreizen en hoe die expedities uitgerust en verlopen zijn. In een apart gedeelte is een stuk Antarctica nagebouwd, waar temperatuur, daglengte e.d. nagebootst worden. Op de (nep) ijsschotsen ligt een laagje echte sneeuw, en er wonen twee soorten pinguïns op. De pinguïns (Konings- en Gentoopinguïns) hebben veel ruimte en het ziet er heel natuurlijk uit.
Nagebouwde hut Scott.
Verder is de hut die Scott en anderen rond 1910 op Antarctica gebruikt hebben volledig nagebouwd. Het ziet eruit alsof de mannen zo weer terug kunnen komen van een onderzoekstocht. Zelfs de lucht van oud vet hangt in de hut, en om beurten spelen de oude grammofoon en de pianola (hadden ze echt meegenomen als tijdverdrijf voor de lange avonden). Ook de informatie over de dieren (zeeleven, vogels, zoogdieren) is erg goed, en er is ruim aandacht besteed aan (de noodzaak van) milieubescherming en internationale milieuafspraken. Het andere gedeelte van Kelly Tarlton’s is een aquarium. Het aquarium is gebouwd in de oude rioleringstanken. Er zijn twee gigantische tanks waar je als bezoeker in een tunnel doorheen loopt, terwijl de vissen links, rechts en boven je zwemmen. Moet lijken op duiken, maar je wordt er veel minder nat van.
Vanmiddag hebben we de fout gemaakt een goede boekwinkel binnen te gaan, die alle (ook recente, courante) boeken voor 50% van de prijs verkocht vandaag. Ondanks alle voornemens zijn we met vijf prachtige boeken de winkel uitgegaan. Na 12 dagen hebben we nu al 7 boeken meer dan toen we thuis weggingen.
[Australië, Cairns, 13 juni 1998]
Gisteren zijn we vanaf Auckland naar Cairns gevlogen. Zo hebben we na ongeveer 2 weken onze ‘eindbestemming’ Australië bereikt. De verhalen over Australië komen in de volgende brief.