Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 02: Cairns naar Brisbane
Wereldreis, Oceanië, brief 2

Wereldreis, Oceanië, brief 2

[Queensland, Cowbay, 19 juni 1998

Cairns

Wij zijn inmiddels alweer een week in Australië, en onze basis is nog steeds Cairns. De start vorige week vrijdag op het vliegveld was al prima. Terwijl we opgesteld staan om te wachten op de shuttle bus naar de stad, komt er een busje aanrijden van ons hotel om twee andere gasten op te pikken. Natuurlijk mogen wij ook mee, en zo zijn we supersnel bij ons hotel dat 3 à 4 km buiten de stad ligt. Klinkt onhandig, maar er is een uitstekende busservice naar de stad.
Onze eerste actie die middag is het openen van een bankrekening, zodat we ter plekke steeds geld op kunnen nemen en niet met een grote bult geld rond hoeven te sjouwen. Dat lukt allemaal prima, zodat vrijdag al in Nederland het geld richting Australië gestuurd kan worden. De rest van de middag besteden we aan het verzamelen van foldertjes over interessante plaatsen, vervoersmogelijkheden (“U kunt het beste een auto huren”. “Ja, maar wij rijden geen auto”. “Oh, ???……”. Diepe stilte…, verbijstering, we behoren tot een bijna uitgestorven soort), gidsen van hostels enz. enz.

Zaterdag doen we nog een klein rondje stad, maar voor de rest is dat een studiedag. Aan het eind van de dag weten we:

  • dat we het traject Cairns => Sydney => Adelaide => Alice Springs => Darwin met de Oz-bus gaan doen,
  • dat we eerst nog een paar dagen rondom Cairns dingen gaan doen, en
  • dat vier maanden te kort is voor heel Australië

We zullen heel veel moeten strepen in de lijst met dingen die we willen doen. Voor Australië kun je beter vier jaar uittrekken.

Groot Barrier-Rif

Zondag gaan we naar het Groot Barrier-Rif. We varen naar twee verschillende plaatsen, waar je kan snorkelen en met de glasbodemboot kan. Je kan ook duiken, maar wij tekenen alleen in op de duikdemonstratie. Ons snorkelavontuur is wel leuk om te vertellen. Het mag ondertussen duidelijk zijn, dat wij op sportief gebied niet geweldig presteren, en ook vandaag worden we niet de gevierde avonturiers op de boot. Alleen de snorkel om, zittend op het droge geeft je het gevoel dat je gaat stikken. Ademen door je neus kan niet, dus je moet door je mond ademen, en daar zit dan zo’n onbetrouwbaar pijpje met een mondstuk in. Daarnaast moet je flippers aan, zodat de altijd betrouwbare voeten angstwekkend onzeker worden. Zelfs als je je daar overheen zet, blijven genoeg gevaren over. Je moet de volle zee in, en er is geen veilige bodem waar je op kan staan of iets waaraan je je vast kan houden. Stikkend vanwege de snorkel en flipperend met je voeten, zal je moeten zwemmen. Tot overmaat van ramp zijn er in de zee behoorlijke golven waar je in mee moet zwemmen. Golven hadden we zo op volle zee niet echt verwacht. Het zijn ook echt gemene golven. Je ziet ze uitkijken naar onervaren snorkelaars, om bij die gauw over het luchtpijpje te spoelen. Afgezien van omkleedtijd en de tijd die we op het duikplatform nodig hebben om moed te verzamelen, duurt ons snorkelavontuur erg kort. We schatten het op hooguit 2 minuten. Vanaf het platform zwemmen we direct naar de veiligheid van het trappetje.

Verslag van ons overleg:
Rik: “Eng hè”
Ik: “Ja, doodeng”
Rik: “Ik wil eruit”
Ik: “Ik ook, ik durf helemaal niet”
Aldus besloten. Aan de andere kant van de boot ligt de glasbodemboot net klaar om te vertrekken. Een veel beter plan. Die tocht is prachtig. We zien koralen met de meest schitterende kleuren, enorme schelpdieren van meer dan 1 meter, anemonen en alle prachtige gekleurde vissen die de boeken je beloven. Een enorme zeeschildpad geeft ook nog een show. Werkelijk adembenemend (maar nu minder angstwekkend adembenemend) mooi. Zelfs na twee ritten glasbodemboot zou je nog langer willen.

Koraalrif.

Koraalrif.

Bij de tweede stop (we hebben ons alweer omgekleed) hebben we geen van tweeën lef genoeg om nog een snorkelpoging te wagen. De duikdemonstratie blijkt in te houden dat je zelf moet duiken, dat slaan we maar over. Op de terugweg wordt achter de boot een net uitgegooid voor ‘Boomnetting’. De bedoeling daarvan is dat je je vasthoudend aan het net achter de boot aan laat slepen. De boot vaart afwisselend hard (golven over je hoofd) en langzaam (lijkt ongeveer leuk). Jullie mogen driemaal raden: inderdaad ook met het boomnetten doen we niet mee. Maar eerlijk is eerlijk: we hebben het snorkelen geprobeerd, en dan mag het ook best niet lukken. De dag is met alles wat we wel zien en doen toch erg geslaagd. En snorkelen gaan we nog een keer proberen als we vanaf het strand het water in kunnen.

Kangoeroe

Met bank en tripjes rondom Cairns regelen, gaat de maandag op aan heen- en weergeloop en regelwerk. Aangezien we in Auckland teveel boeken hebben gekocht, willen we vanuit Cairns een pakje naar Nederland (met boeken e.d. die niet meer nodig zijn) opsturen. Opsturen is afhankelijk van de prijs. In Cairns heb ik een ontzettend leuke pluchen kangoeroe gezien, waar ik meteen weg van ben. Maar ja, kangoeroe is zeker 30 cm groot en is dus onmogelijk mee te nemen. Onze ‘oplossing’ is briljant, en een prachtig voorbeeld van een kromme redenering:
Bewering 1: We kunnen maar beter het pakje opsturen, want dan kan kangoeroe mee.
Bewering 2: We kunnen gerust kangoeroe (met vilten jasje en hoed + jong in buidel) kopen, want we sturen toch een pakje op.
Om te voorkomen dat kangoeroe zich eenzaam gaat voelen, reist een al even leuke pluchen vogelbekdier mee.

Atherton Tablelands

Atherton Tablelands.

Atherton Tablelands.

Na maandag zijn we voorlopig even uitgeregeld, en kunnen we echt beginnen met het bekijken van Australië. Ons eerste uitstapje (na het rif) is naar de Atherton Tablelands. Een prachtig gebied iets ten zuiden van Cairns. De berghellingen zijn begroeid met tropisch regenwoud, het laagland en langs de kust is één en al suikerriet en zuivelgebied (met koeien afstammend van ons Fries stamboekvee) en melkfabrieken. We komen langs heel mooie watervallen met (zwem)meertjes erbij, en mogelijkheden voor korte, gemakkelijke wandelingetjes in het regenwoud. Gelijk vandaag al zien we de eerste grote geelgekuifde witte kaketoe. Bij een kratermeer zien we waterschildpadden en een prachtige ‘Dragon’ (= draak), een soort hagedis met heel lange tenen aan de achterpoten en hoornige rug- en kopschubben. We overnachten in Yungaburra, waar we vlakbij het hostel in een poeltje aan de rand van het dorp langs de weg het vogelbekdier gaan zoeken. Zowel ’s avonds als ’s morgens vroeg (schemering is de geschiktste tijd => half 6 ’s morgens op) zien we ze. In de ochtend zien we ze echt heel erg goed, met hun snavel, hun zwempootjes en lange brede staart. Geweldig.

Teruglopend naar het hostel zien we nog een Currawong en een Kookaburra en later onderweg een Brolga. Dat klinkt wel alsof je ver weg bent hè. (Currawong: Australische ekster; Kookaburra: ijsvogel die op het land i.p.v. op het water jaagt; Brolga: kraanvogel). Met al die bijzondere dieren en de prachtige omgeving zijn we wel helemaal in ons element.
We proberen ook nog boemerang gooien uit. Best moeilijk, maar bij de meeste mensen gaat het na wat proberen wel een beetje. Mij hadden ze net zo goed een kleerhanger kunnen geven, het resultaat zou hetzelfde zijn geweest.
Het laatste stuk terug naar Cairns doen we met een speciaal toeristentreintje. De trein rijdt langs de Barronkloof en watervallen, en je hebt schitterende uitzichten over de diepe kloof, en later nog mooie uitzichten over de kust.

Volgende hoogtepunt is de nachtexcursie die we maken. ’s Nachts zoeken naar nachtdieren, vanuit een busje met allemaal (groepje van 6 + heel goede gids) een eigen zoeklicht. Ook gaan we lopend met zaklantaarn op zoek. We zien ongelofelijk veel dieren en allemaal even nieuw. Veel verschillende soorten possums. De possums zijn kleine boombuideldieren met een zacht uiterlijk, vertederende koppies en een staart die meestal net zo lang of langer is dan hun lijf en ook wollig is. Sommige komen alleen in dit kleine stukje regenwoud van Australië voor. We zien ook twee keer kangoeroes.

Daintree National Park

Inmiddels zijn we bezig met ons laatste uitstapje vanuit Cairns, naar het Daintree National Park. Een tropisch regenwoud dat zijn naam eer aan doet. Het regent veel en hard. ’s Middags lopen we naar een uitzichtpunt (egaal grijs) omgeven door dicht, groen, hoog en nat regenwoud. ’s Avonds gaan we weer drie uur op pad met een gids om al wandelend dieren te zoeken. Possums vinden we vandaag niet, maar wel weer een soort dragonhagedis, die er echt als een draakje uitziet en een boomslangetje. We zien nog veel meer en dit soort uitstapjes waarbij je zoveel ziet en hoort, blijven toch toppers, zelfs als je de drie uur excursie voor een groot deel in de stromende regen doet! Straks worden we door de bus opgepikt, en gaan dan via een boottocht over de Daintree-rivier (vogels beloofd) en nog wat andere stops terug naar Cairns.
Zondag vertrekken we met de Oz-bus definitief uit Cairns.

[26 juni]

Hotels

Met pijn in het hart hebben we zondag afscheid genomen van het hotel in Cairns. Het hotel hadden we in Nederland gelijk met het vliegticket voor twee nachten geregeld. De bedoeling was om daarna te verkassen naar een goedkopere plek (doorgaans een backpackers hostel). Dit hotel is zo aangenaam, huisjes met vier kamers met alles erop en eraan, die verspreid in een grote tuin staan. Een zwembad, (goed, we hebben niet gezwommen, maar toch), een zitje met parasols rond het zwembad, een terras, een bar, en een meer dan uitstekend restaurant. Iedereen is even vriendelijk, en doet zijn best om het je naar de zin te maken. Het hotel is 3 à 4 km buiten Cairns, maar er rijden zeer frequent gratis busjes van en naar de stad. Als de prijs voor bijboeken best meevalt, is de beslissing ook snel genomen. In Cairns gaan we niet verhuizen.

Vanaf zondag zitten we weer in backpackers hostels (vanaf nu aangeduid als ‘hostel’). Meestal kunnen we daar wel een tweepersoonskamer krijgen (zonder eigen badkamer), en dat vinden we toch wel een stuk prettiger dan een slaapzaal. Onze indruk is dat de hostels hier een stuk beter georganiseerd en gerund worden dan in Zuid Afrika, terwijl ze bovendien goedkoper zijn. De mensen van de hostels zijn tot nu toe uitermate vriendelijk en behulpzaam.

Mission Beach en Cardwell

Zondag, onze eerste dag met de Oz-bus is een echt excursiedagje. De afstand naar Mission Beach, de eindstop voor de eerste dag is niet groot, en met de bus gaan we langs een aantal bezienswaardige punten. De stops zijn een stuk ontspannener dan in Zuid Afrika. Ruime tijd voor de lunch. Tijdens de lunch krijgt Rik nog een aardig compliment. Een overgeschoten hippie (zie je hier veel) met grijs lang haar, een verweerd hoofd en een flower power uiterlijk vraagt of Rik aan het ‘backpacken’ (trekken met rugzak) is. Rik bevestigt dat, waarop onze hippie zegt dat het hem deugd doet dat er nog mensen backpacken. En dan komt het: “Zeker twee generaties jonger, en toch nog mensen die backpacken, daar ben ik blij om”. Onze hippie schatten we op 60, en als hij er erg jong voor zijn leeftijd uitziet hooguit 65!

Vanaf Mission Beach gaan we de volgende dag door naar Cardwell. Een korte rit, en we zijn er al voor de middag. Vanaf Cardwell willen we de volgende dag naar Hinchinbrook Island. Het hele eiland is natuurreservaat met tropisch regenwoud, en aan zee mangrovebos. Je kan er prachtige wandelingen maken. Beroemd is de wandeling van 3 – 5 dagen door het regenwoud. Klinkt erg leuk, maar je moet alles (tent, slaapzak, voedsel voor de hele tocht) zelf meedragen, terwijl er flinke bergen op het eiland zijn. Daar zijn we niet op gebouwd, vandaar dat we voor een dagtripje met een paar kortere wandelingen kiezen. Prachtig eiland, en heerlijk om er rond te lopen (zonder rugzak). Onze tweepersoonskamer in Cardwell is een stacaravan, compleet ingericht met keuken, ijskast, tafel, bank, televisie, aparte slaapkamer en zitje buiten. De eerste avond in Cardwell bereikt onze reis dan ook een avontuurlijk hoogtepunt. Met een kopje koffie op de bank zit Rik met een boekje en ik met mijn in Cairns aangeschafte borduurwerkje. Op de televisie is de film over prinses Diana, waar we nog net het staartje van meepakken. Jullie begrijpen nu wel dat je op zijn minst het karakter van een avontuurlijke ontdekkingsreiziger moet hebben, om van dit soort spannende avonden te genieten.

Townsville

Vanaf Cardwell gaan we met de OZ-bus een klein stukje verder, naar Townsville, uitgangspunt voor Magnetic Island. Magnetic Island is hel anders dan Hinchinbrook Island. Er zijn dorpjes, maar er is ook veel meer te doen op toeristisch gebied. Surfen, snorkelen, duiken, jet-skiën, je kan er ook autootjes huren, enz. Je kan er ook prima wandelen. Dat doen wij, en dan kom je maar heel weinig mensen tegen. De begroeiing op het eiland bestaat voornamelijk uit bos. Veel meer open bos met ondergroei dan het regenwoud, en veel Eucalyptus bos. We wandelen ook langs de forten uit de Eerste Wereldoorlog. Niet dat die ons zoveel interesseren, maar hier zijn de koala’s beloofd. Kennelijk lezen die hun instructies goed, want we zien er inderdaad twee in de Eucalyptusboom. Eentje zit een beetje lui te kijken, de ander zoekt lekkere takjes uit die hij met zijn lange armen en handjes met opponeerbare vingertjes grijpt en vervolgens lekker opsmikkelt. Het zijn echt zulke knuffelige teddybeertjes (biologisch gezien zijn het geen beren, maar horen ze ook bij de buideldieren).

De laatste ochtend in Townsville gaan we naar een soort natuurpark waar veel vogels zitten. Het is 6 à 7 km buiten de stad, dus we gaan met de lokale bus. Onze buschauffeur is een vermelding waard. Het is een wat oudere dame met een stevig grijs knotje en een strenge bril. Een dame die je zou verwachten in een fourniturenzaakje of een ouderwetse handwerkwinkel, maar ze zit in de bus. Of ze is helemaal nieuw (en hopelijk nog in de proeftijd), of ze is nieuw op deze route. De bus is zeker een kwartier te laat, en de grijze buschauffeur raakt bij elk kaartje dat gevraagd wordt in paniek. Bovendien moet je niet alleen je bestemming noemen, maar ook uitleggen waar dat langs de route ligt. Ze belooft ons bij het park te waarschuwen, maar Rik gaat voor de zekerheid toch op de uitkijk staan, en waarschuwt haar. Helaas komt de boodschap te laat door, en dendert ze voorbij. Ze durft niet meer te stoppen, en roept dat ze ons op de terugweg wel afzet. We rijden dus maar mee tot het eindpunt, en posteren ons voor de deur. Een kwartier na de eerste keer passeren, zijn we weer bij het park, en lukt het ons om uit te stappen. Volgens ons kan de buschauffeur toch maar beter haar knopenwinkeltje beginnen, dat past haar vast beter.

Airlie Beach

We zien erg veel vogels en een kangoeroe in het park. Terug is de bus weer te laat, maar een aardige man geeft ons een lift. Gelukkig maar, want we moeten op tijd de Oz-bus halen, en hebben niet veel speling. Dankzij de lift gaat alles nog goed. Met de Oz-bus gaan we naar het eindpunt van deze dag: Airlie Beach, waar we nu zijn en één nacht blijven. Airlie Beach is het uitgangspunt voor de Whitsunday – Eilanden, waar je alles kan doen wat ‘Je bent jong en je wilt wat backpackers’ zoeken. Daarnaast kunnen we uit ervaring vertellen, dat je in Airlie Beach erg lekker kan eten. Het eten tot nu toe in Australië is erg goed, erg veel en goedkoop. Alle hostels hebben een goed uitgeruste keuken waar je zelf kan koken. Ons plan was ook om geregeld zelf te koken om de kosten te drukken. Tot nu toe is het er nog niet van gekomen. Voor gemiddeld ƒ 12,00 heb je hier een uitgebreide maaltijd (inclusief alles), en als de ‘special van de dag’ je aanstaat ben je vaak voor de helft uit. De kwaliteit is tot nu toe uitstekend met veel groente en zo, zodat de animo om zelf boodschappen te doen en te koken niet groot is.

Het reizen met de Oz-bus bevalt goed. Het traject Cairns => Sydney is verdeeld over acht rijdagen. Je kan of de hele rijdag mee, of waar je wilt onderweg uitstappen. De bus is een grote luze touringcar en is bij lange na niet vol (de route omgekeerd van Sydney naar Cairns is veel drukker). Op begin- en eindpunt (zoals Airlie Beach) moet je overnachten, en word je tot aan de deur van het hostel gebracht. Op tussenstops is er één punt waar je afgezet en opgepikt wordt. De chauffeurs zijn niet uitsluitend ingehuurd om te rijden, maar zijn ook een soort reisleider. Ze vragen ook naar welk hostel je wilt, en kunnen dan de accommodatie regelen. Aangezien wij een tweepersoonskamer willen die doorgaans schaars zijn, regelen wij dat al eerder zelf. De chauffeur is zeker niet onbevooroordeeld voor wat betreft de keuze van de accommodatie. Het kan niet anders dan dat ze van sommige hostels commissie of leuke cadeautjes (duiktripjes of zo) krijgen. De ene chauffeur stelt voor om met z’n allen een tafel te reserveren, de andere doet spelletjes in de bus, en de winnaar krijgt een biertje van de chauffeur in hetzelfde hostel/restaurant, dat kan geen toeval zijn. De aanraders van de chauffeur zijn altijd ‘fun’, ‘beer’, en ‘adventure’ adressen. Wij kiezen dus steevast voor een ander hostel. Tot nu toe hebben we alleen nog maar (het gaat afgezaagd klinken) aardige chauffeurs getroffen, die je zo goed mogelijk proberen te informeren.

[2 juli]

Mackay

Vanaf Airlie Beach rijden we naar Mackay. Een korte rit, en we zijn er al om half tien. We wisten al van tevoren dat we vroeg in Mackay zouden zijn, en hebben daarom voor ’s middags een tourtje geboekt naar Eungella National Park. Tours boeken we meestal een paar dagen van te voren, omdat je als je ergens aankomt en dan nog wat wilt boeken kans hebt dat de tour al vol zit, of net niet gaat als jij er bent. Vooruit boeken doen we dan telefonisch op basis van onze eigen informatie (uit de kit), foldertjes en advies van de mensen van de hostels of andere deskundigen ter plaatse. Meestal gaat dat erg soepel, zoniet bij de tour die we met Reeforest (reisorganisatie) in Mackay willen maken. Volgens de folder zijn er vijf uitstapjes, waarvan drie (twee halve dag uitjes en één daguitje) ons aardig lijken. De andere twee trekken minder. Eén lijkt op een ‘gezellig met de hele familie een dagje uit’ picknick. De andere is een op maat te bestellen uitstapje naar een veestation.

Rik belt en informeert naar het halve dagtourtje naar het Eungella Park. Aan de andere kant van de lijn begint een vriendelijk, maar uitermate dom meisje het programma van het familiedagje voor te lezen. Nee, dat wil Rik niet. Wij willen uitstapje 2 naar het Eungella Park. Het enorme licht aan de telefoon leest nummer 3, het andere halve daguitje voor. Ook leuk, maar Rik blijft volhouden op nummer 2. Het Licht heeft nu door dat Rik iets speciaal wil, en start met het voorlezen van uitje nummer 5, het op maat te bestellen veestation. Rik legt nogmaals uit dat we nummer 2 willen hebben naar het Eungella Park.
Deze keer komt de boodschap over bij het Licht, en uiteindelijk kan Rik haar er ook nog van overtuigen dat we dat uitje op zaterdag willen maken.

Rik gaat nu door naar programmapunt 2: het daguitje (nummer 4 in de folder) dat we ook willen doen. Het antwoord van het Licht is dit keer prompt en verbazingwekkend: “Oh, maar meneer, dat uitstapje staat wel in de folder, maar dat bestaat helemaal niet. Die tour is nog nooit gegaan”. Naar het het derde uitje (nummer 3, halve dag) heeft Rik maar niet meer gevraagd.

In ons hostel in Mackay hangt een papier over een pakket-tour o.a. met bezoek aan het Eungella Park. David, de eigenaar vertelt dat die tour ook van Reeforest is, en in feite de ‘familie-dagtour (nummer 1)’ uit de folder. In feite is die tour een combinatie van de twee halve dagtours (nummer 2 en 3, die ons allebei lijken), en helemaal geen familiepicknick, zoals je uit de folder leest. Zonder problemen regelt David voor ons dat het halve dag uitje naar Eungella, gewijzigd wordt in de gecombineerde dagtocht, die als pakket ook veel aantrekkelijker geprijsd is.
De andere dagtocht (nummer 4) naar o.a. Cape Hillsborough Park blijkt ondanks de berichten van het Licht wel te gaan, en ook die tocht regelt David voor ons. Aan goede informatie heb je toch een stuk meer, dan aan een onduidelijke folder en een dom meisje aan de telefoon!

De eerste dag gaan we richting noorden naar Cape Hillsborough Park en Cathu State Forest. We zijn de enige twee gasten voor vandaag en gaan met Col en zijn jeep op pad. Het is een leuke gevarieerde dag, met een wandeling door prachtig tropisch regenwoud dat tot aan het strand loopt, koffiepauze op een picknickplek waar de kangoeroes en wallabies handtam zijn, en nog veel meer. We weten inmiddels dat er eigenlijk geen echt verschil is tussen kangoeroes en wallabies. Kangoeroes zijn groter en wallabies kleiner. Voor het geval de experts er ook niet meer uitkomen is er een tussenoplossing: de wallaroe. De wallaroe (de naam verraadt het al) zit tussen een kangoeroe en een wallabie in. We hebben een geweldige dag.
Col is een onderhoudende verteller, die en passant ook zijn hart lucht over de Oz-bus en de arrogantie van de Lonely Planet (= onze kit). De chauffeurs van de Oz-bus praten iedereen in de richting van ‘fun’ en ‘bier’. Tussenplaatsen op de route waar je voor de natuur heen gaat, negeren ze zo’n beetje. Toch wordt van organisaties als Reeforest wel een forse bijdrage verlangd. Soms raden chauffeurs mensen zelfs af om naar Mackay te gaan, omdat er ‘niets te doen is’.

Wij hebben dat zelf ook al gemerkt. Het publiek in de bus is doorgaans erg jong en laat zich erg gemakkelijk sturen door de chauffeur. Het zijn voornamelijk jonge kuikens die zonder enig plan of voorbereiding op pad zijn. Het voornaamste lijkt te zijn dat ze van huis zijn, en zoveel mogelijk ‘fun’ maken. Wat ze daarbij wel of niet van Australië zien is bijzaak. En oom of tante Chauffeur is zo heel anders dan paps en mams thuis. Oom en tante Chauffeur zijn ook dol op ‘fun’ en ‘bier’ (nooit tijdens de rit hoor), en weten de beste plekken.
Iemand die we spreken duidt de Oz-bus aan als de ‘kinderbus’. Overigens hebben wij weinig last van ze. Ze gedragen zich in de bus erg rustig, en we horen ze alleen als oom/tante Chauffeur vraagt: “Vonden jullie de waterval leuk?” of “En was de hamburger groot genoeg?”. In dat geval joelen ze met z’n allen. Of we horen ze wat brommen als we een plaats binnen rijden waar we stoppen, en oom/tante roept door de microfoon: “Wakie, wakie” (wakker worden). In plaatsen als Mackay zien we ze niet.

Onze tweede trip in Mackay gaat naar Finch Hatton Gorge waar we door het regenwoud naar twee watervallen wandelen, die echt prachtig zijn. Terug worden we getroffen door een gigantische stortbui, waar we ruim een half uur in lopen. De regenjacks liggen nog in de auto en blijven fijn droog, wij niet.
Aan het eind van de dag gaan we naar Eungella Park, waar we al steeds heen wilden. Waarom? Daar kunnen we weer het vogelbekdier zien. We staan ruim een uur (nog steeds in de stromende regen, maar inmiddels met jack aan) te kijken, en zien ze nog veel duidelijker en dichterbij dan de eerste keer in Yungaburra. Verder zien we wel honderd grote witte kaketoes die naar hun slaapbomen gaan om zich te installeren voor de nacht.

Op dierengebied komen we toch niets tekort. ’s Morgens zijn we naar een parkje geweest waar je de dieren (het is een soort dierentuin) kan voeren. De eenden, ganzen en kangoeroes zijn erg leuk, met de emu is het een beetje oppassen. Hij stormt op je af, en pikt met venijnige bewegingen met z’n grote snavel het voer razendsnel uit je hand. Beesten voeren blijft leuk. De kaketoes mag je niet voeren, maar ondanks dat blijven ze aan één stuk door ”Hello” of “Hello darling” roepen.

Dingo

Na twee leuke dagen vertrekken we weer uit Mackay, en rijden we landinwaarts naar een grote boerderij, 10 km buiten Dingo. Dingo zelf is een dorpje van niks in het volstrekte niets. De dichtstbijzijnde plaats (Rockhampton) is 160 km weg. De boerderij heeft naast het vee een goedkope overnachtingsmogelijkheid (met eten en alles), en organiseert verschillende uitstapjes. Jammer genoeg kan de excursie om het bedrijf te bekijken niet doorgaan, omdat het teveel geregend heeft (weten we alles van) en de wegen te slecht zijn.
Denk niet dat we te lui zijn om lopend het bedrijf te bekijken. De maten zijn hier anders dan we gewend zijn. Het bedrijf beslaat een oppervlak van 130 km²!

De jongens die Dingo runnen (Mecca en Scott) zijn handig in het runnen van de toeristische handel. Hun praatje over de uitstapjes is een gesmeerd verkoperspraatje, en voor ’s avonds zijn er spelletjes, lijndansen (= Australisch volksdansen) en natuurlijk de bar. De organisatie van het eten (voor zeker 60 man) loopt gesmeerd.
Ook mijn uitje (paardrijden om kwart voor 7 ’s morgens, dus ruim voordat de bus om 10 uur vertrekt) kan niet doorgaan. Het is door de regen te glibberig en daarom te gevaarlijk. Heel jammer.
De andere uitjes: saffieren zoeken in de mijnen, of een didgeridoo (= Australische Aboriginal fluit van meer dan 1 meter) maken, trekken ons niet zo. Bovendien waar laat je zo’n onmogelijk grote fluit waar je nauwelijks muziek uit krijgt. Opsturen kost ƒ 60,00 per stuk.

Fraser Island

We gaan daarom na één nacht Dingo door naar Hervey Bay. Hervey Bay ligt weer aan de kust, en de rit ernaartoe door het binnenland is prachtig. Uren achter elkaar een open grasland met droog hoog gras, wel bomen maar niet genoeg voor een bos en rode aarde. De lucht hier is blauw met opmerkelijk witte wolken.
Hervey Bay is het uitgangspunt voor Fraser Island. Fraser Island is het vierde eiland in grootte in Australië en het grootste zandeiland ter wereld (125 bij 15 km). Op een paar stukken vulkanisch gesteente na, bestaat het hele eiland uit zand dat voor grote delen begroeid is met bos.

Via ons hotel in Hervey Bay hebben we (ook dit keer telefonisch) een tweedaagse tocht naar Fraser Island geboekt, waar we nu net van terug zijn. Er zijn (globaal gezien) drie typen bos op Fraser Island. Allereerst het regenwoud, dat nu we de keerkring gepasseerd zijn niet meer tropisch is, maar subtropisch. Daarnaast heb je een meer open type loofbos, met Eucalyptussen en andere bomen en meer ondergroei. Het derde type bos bestaat uit naaldbomen die typisch voor Australië zijn, en waarvan er op Fraser Island veel soorten voorkomen (familie Cassuarinen).
Verder zijn er ontzettend veel meren (zoetwatermeren) op het eiland. In totaal 45, en geen echte kleintjes.

De eerste dag wandelen we door het regenwoud langs een kraakheldere kreek. Naast de enorme regenwoudbomen staan er veel palmen, enorme boomvarens en een soort reuzevarens van wel 3 à 4 meter doorsnee. ’s Middags wandelen we door het bos (loofbos) en over een kaal groot zandduin (zwoegen hoor dat rulle zand) naar een meer (Lake Wabby). Het meer is diepblauw aan één kant begrensd door het hoge, bijna witte zandduin en aan de andere kant omgeven door het donkergroene bos. Met de zon erop een prachtig gezicht.
De tweede dag gaan we via een veelkleurige zandformatie die ‘het kasteel’ heet, naar een kreek die op het strand uitkomt. De ‘weg’ is over het strand (voor ong. 30/40 minuten), dat hier naar zijn lengte ’75 mile strand’ heet.

Fraser Island.

Fraser Island.

Ons vervoermiddel op het eiland is een 4WD bus, die heel hoog op zijn wielen staat en met moeite door het rulle zand ploegt. Ander vervoer dan 4 WD jeeps en bussen is vanwege de rulle zandwegen niet mogelijk. Veel van de gehuurde jeeps schijnen ondanks hun vierwiel aandrijving te stranden op het eiland door de ondeskundigheid van de bestuurder.
Onze bus strandt geen één keer en overtreft daarmee zowel Bertus (Afrika-truck) als Nora (India-truck).
Als laatste bezoeken we nog Lake Mackenzie, ook een groot zoetwatermeer, dat er heel anders uitziet dan het meer van de eerste dag. Voornaamste reden is dat de lucht vandaag grijs en bewolkt is, waardoor het meer met bos, strand en donkere lucht er dreigend uitziet, ook erg mooi.
Iedereen heeft ons verteld over hoe mooi en uniek Fraser Island is, en voor deze keer moeten we iedereen gelijk geven. Fraser Island mag je niet missen en is bijzonder mooi.

We zijn nu terug in ons hostel op de vaste wal in Hervey Bay, vanwaar we morgen vertrekken naar Brisbane. Geleidelijk aan gaan we steeds meer de winter tegemoet. ’s Avonds is het nu al fris en ’s nachts heb je geen fan, maar een warme deken nodig. Nog even meer zuidelijk en we hebben zelfs kans op sneeuw!

[6 juli 1998]

Brisbane

Ik schrijf nu vanuit Brisbane, maar het had niet veel gescheeld of dat was me niet gelukt. Geloof het of niet, maar we zaten nog te eten toen het met één grote klap stikdonker was. We herkennen na Afrika en India meteen wat er aan de hand is: de stroom is uitgevallen. Nadere inspectie leert dat de hele straat donker is. Als ervaren reizigers zoeken we op de tast onze kaarsen + aansteker, en zetten de rest van het diner bij kaarslicht voort, en na het eten valt er niets anders te doen dan bij kaarslicht naar elkaar gaan zitten kijken. Na een half uur is de kaarslicht-romantiek weer over, en floept licht, radio en wasmachine weer aan. Stroomuitval in de derde stad van Australië is niet iets wat je echt verwacht.

Brisbane is echt een grote stad met veel grote moderne enorme flats en daarnaast veel gebouwen in Victoriaanse stijl. We zijn hier zaterdagmiddag aangekomen, en hebben de middag besteed aan boodschappen doen en rondkijken naar tourtjes. Afdingen zoals we van India en Afrika gewend zijn, lukt hier niet, maar wat rondkijken voor je een tour boekt, is verstandig.

Vanuit Hervey Bay hebben we ons hostel in Brisbane geboekt, en voor iets meer geld dan normaal (grote steden zijn altijd duurder) een kamer met eigen badkamer besproken. Het hostel belooft ons op te pikken, waar de Oz-bus ons afzet. Een oudere dame komt ons ophalen en wij veronderstellen dat het de moeder van de eigenaar is die inspringt bij drukte. Niets is minder waar. Ze blijkt 60 te zijn (we schatten haar ouder) en zij en haar man zijn eigenaar van het hostel. Haar moeder van 80 zit op kantoor om de klanten te woord te staan. We verwachten eigenlijk dat oma de topless-show op zaterdagavond verzorgt, maar er is noch een oma, noch een topless-show.
We hebben geen kamer, maar een geweldig knus appartement met kamer, slaapkamer, keuken, badkamer, eigen magnetron, wasmachine, droger en televisie. De kamer heeft een zit- en eethoek. Als je zolang reist is zo’n knus huisje voor samen echt genieten, en we eten ook alle dagen ’s avonds gezellig thuis.

Het hostel kan het uitstapje dat we willen maken ook voor ons regelen. We willen naar Lamington Park (en naar Springbrook Park, maar dat kan niet als gecombineerd uitje), en dat kan voor $ 58 per persoon inclusief lunch. Vanwege onze jeugdherbergpas (vanaf nu YHA-pas, is korter) hoeven we maar $ 53 te betalen. In de stad vinden we twee andere uitjes. Een is te vaag in de beschrijving en valt af. De andere biedt exact hetzelfde als het uitje van het hostel, maar kost maar $ 40 per persoon. De overeenkomst is bij nadere beschouwing verdacht groot. De beschrijving is exact hetzelfde. De organisatie van het hostel heet ‘Australian Daytrips’, die van de stad ‘Aussie Daytrips’. De dure trip staat in een dure, glossy folder, de goedkopere trip op een geel A-viertje, maar het telefoonnummer om te boeken is exact hetzelfde.

We leggen het geval voor aan Norm, de man van het hostel, die ons gele A-viertje uitermate interessant vindt. Hij belt gelijk en zegt dat hij een ‘jong stel’ heeft dat met het ‘Aussie Daytrip’ uitstapje mee wil. Dat kan. “En de prijs is $ 40?”, vraagt Norm nonchalant. “Ja natuurlijk, zo staat het immers in de folder”. Norm vindt het net zo leuk als wij dat we nu $ 18 p.p. op de oorspronkelijke prijs verdiend hebben.
Voor vertrek vandaag moeten we bij de balie op het busstation betalen, maar onze kaartjes zijn onvindbaar. Ten einde raad zoekt de mevrouw op een andere stapel, en ja hoor daar ligt onze reservering. Verontwaardigd roept de mevrouw tegen haar collega: “Maar het zijn helemaal geen studenten”. Dat is waar, maar dat hebben we ook nooit beweerd. Het uitje is wat gezapig. Het landschap (bergachtig bebost achterland van Brisbane) is prachtig, en de tocht ook, en we zien prachtige nieuwe soorten papegaaien, maar in verhouding tot wat we gewend zijn, is er weinig wandeltijd en meer koffiepauzetijd. Al met al toch een leuk uitje en een uitstekende lunch (inbegrepen in de $ 40).

Waar we ook veel voordeel van hebben is onze YHA-pas. Bij de gekste dingen krijg je daar korting mee, en we hebben de pas al in veelvoud terugverdiend. Meestal houd ik de passen op, en vraag dan twee ‘concession tickets’ (speciaal tarief kaartjes). Bij het Sciencecenter (erg leuk, zijn we gisteren geweest) krijg je officieel 10% korting op de toegangsprijs van $ 7, terwijl de echte ‘concession-tickets’ maar $ 5 zijn. Als ik met de opgehouden pasjes toch ‘concession tickets’ vraag (waar we dus geen recht op hebben, 90% van $ 7 is toch 6,30), hoeven we maar $ 10 te betalen. Onze straf: op de kaartjes die we krijgen staat ‘gepensioneerden’!

Misschien kan ik deze brief morgen nog posten, anders wordt het Sydney. Veel liefs van de twee bejaarden uit Australië.