Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 03: Brisbane naar Melbourne
Wereldreis, Oceanië, brief 3

Wereldreis, Oceanië, brief 3

[Bateman’s Bay, 16 juli 1998]

Ik loop veel te ver achter met schrijven. De vorige brief is al hoog en breed in Nederland, en ik heb nog geen letter geschreven. We zijn vandaag uit Sydney vertrokken, en daar hebben we het zo druk gehad, dat we zelfs de dagboekjes niet echt bij konden houden. Er is zoveel te doen daar.
De vorige brief ben ik gestopt in Brisbane, en daar zal ik nu met deze brief verder gaan.

Nimbin

Vanuit Brisbane rijden we naar Nimbin, dat meer landinwaarts ligt. Een rit van ongeveer 3,5 uur. Verzamelpunt in Brisbane is een grote jeugdherberg in het centrum van de stad, waar de bus ons volgens schema om half 3 op komt halen. Om kwart voor 3 komen ze ons waarschuwen: de bus heeft pech, het wordt een uurtje later. Om kwart over 3 wordt het zeker een uur en misschien wel 1,5 uur later. Om kwart voor 4 komt de bus om half 5 – 5 uur, en om kwart over 4 beloven ze dat het niet eerder wordt dan 7 uur – half 8. We besluiten om dan nog maar even de stad in te gaan. Gelukkig gaan we nog eerst naar de WC voordat we weggaan. Opeens is er nieuws (half 5) dat de bus er binnen een half uur is, en dat blijkt waar te zijn ook. Je zal toch maar net weggegaan zijn en om 7 uur ontdekken dat de bus al 2 uur weg is!
Om tegen half 9 zijn we in Nimbin, en na een telefoontje vanuit het hostel, belooft de plaatselijke pizzeria vandaag wat langer open te blijven voor ons.

Nimbin heeft een speciale reputatie binnen Australië. Tot 1973 was Nimbin een plaats van allereerst goudzoekers, later gevolgd door houthakkers die in het regenwoud de waardevolle bomen voor houtproductie omhakten. Nog later werden die gevolgd door de veehouders, die de kaalgehakte stukken mooi voor hun vee konden gebruiken. In 1973 werd heel Nimbin op zijn kop gezet door het Aquarius festival. Een grootscheeps festival opgezet door studenten ter viering van tien jaar studenten protestbeweging (Vietnam, milieubeweging, democratisering, enz.). Veel studenten zijn blijven hangen. Grond was spotgoedkoop, en met een eigen groentetuin, wat kippen, fruitbomen en af en toe wat geld verdienen in de stad viel heel goed te leven. De commune-achtige, alternatieve woongemeenschappen begonnen in de 80-er jaren steeds meer mensen aan te trekken die genoeg hadden van het jachtige leven, in een midlife crisis zaten, of hoe dan ook zoekende waren.
Gevolg is dat Nimbin nu een zeer divers publiek heeft met alle mogelijke woonvormen van kleine communes tot een soort subdorpjes waar iedereen zijn eigen huis heeft en er hooguit wat algemene sociale dingen zijn.

Het alternatieve circuit heeft veel bijzondere bedrijven opgeleverd. De twee meest spectaculaire zijn de perma cultuur boerderij en -school en het energiebedrijf. Het permacultuur bedrijf heeft zich toegelegd op het milieuverstandig runnen van de boerderij met gebruik van rioolafval (gescheiden in twee stromen), kweken van groenten in een doordachte combinatie die plagen en ziektes tegengaat. Ze zijn daarin zo toonaangevend dat de school internationaal erkend is, en ook mensen onderwijst die in ontwikkelingslanden lokaal verstandige landbouwdingen op moeten zetten.
Het energiebedrijf weet alles van zonne-energie, wind- en waterenergie en natuurlijk energiebesparing. Het bedrijf werkt nu samen met het traditionele energiebedrijf.

De reputatie waar Nimbin bekend om staat, gaat niet over dit soort dingen. Nimbin is bekend vanwege de gemakkelijke verkrijgbaarheid van drugs. Grappig detail: de chauffeurs van de bus (die allemaal over Nimbin vertellen), noemen ook allemaal de bijnaam van Nimbin: het Amsterdam van Australië.
Inderdaad kan je als toerist in de hoofdstraat gemakkelijk (en illegaal) aan drugs komen, en op straat hangen ook wat figuren rond die duidelijk over de rand gevallen zijn, maar dat is maar een klein stukje Nimbin. De rest van Nimbin bestaat uit mensen die doorgaans iets meer nadenken over hun manier van leven, verantwoorder met hun omgeving omgaan, en alternatieven uitwerken die tot erg goede dingen (energiebedrijf en zo) kunnen leiden.

Dorrigo NP en Nundle

Na een ochtend in Nimbin reizen we door naar onze volgende bestemming. We rijden eerst weer richting kust, en stoppen daar, omdat de walvissen (op weg van zuid naar noord) gesignaleerd zijn. Jammer genoeg zien we ze niet. We overnachten in Bellington, een klein stukje landinwaarts vlakbij Dorrigo National Park. De volgende dag rijden we door Dorrigo Park. We rijden niet alleen door het park, maar stoppen ook lang genoeg om de rondwandeling van twee uur te maken. Zo zijn reisdagen echt prima, met stops op interessante punten. De wandeling is prachtig, en het weer is perfect. Lekker fris, en prachtig helder. We lopen door het subtropisch regenwoud, en passeren twee watervallen, waarbij je bij één waterval achter langs loopt, heel apart. Zoals altijd horen we massa’s vogels, maar zien we er maar weinig in zulk dicht bos.

Vanaf Dorrigo Park gaan we naar Nundle, waar we, even buiten Nundle op een groot veestation logeren. Over Nundle zijn we niet echt enthousiast. We tekenen in op het pakket: diner, overnachting, ontbijt, nachtexcursie op zoek naar dieren, schaapscheren en hondendemonstratie. De nachtexcursie kan niet doorgaan, het heeft teveel geregend, er is alleen een schaapscheerderdemonstratie. Aangezien we zelf op de Veluwe wonen met jaarlijks een heideweek, besluiten we dat onderdeel maar over te slaan. We beperken ons tot de basiselementen: slapen en eten. De boerderij zelf is tamelijk sfeerloos met harde muziek en het gevoel dat ze aan de vaste groepen van de Oz-bus erg gemakkelijk hun geld verdienen. Onze bus levert 22 mensen af, de bus die van Sydney naar Cairns rijdt, is helemaal vol en levert 53 mensen af. Personeelskosten zijn niet hoog. Er zijn altijd backpackers in geldnood, die wel willen blijven werken. Salaris voor het werk, bestaande uit slaapzalen schoonmaken, bedden opmaken, afwassen, eten koken en uitdelen is matig: gratis kost en inwoning, en geen cent extra. Zelfs alle drankjes uit de bar moeten betaald worden. Ook als je de commissie die de Oz-bus ongetwijfeld krijgt (ze promoten Nundle tot vervelens toe in de Oz-bus) ervan afhaalt, moet het hostel een goudmijntje zijn.

In eerste instantie vinden we het erg jammer dat de nachtexcursie (op zoek naar dieren) niet doorgaat. Later raken we er steeds meer van overtuigd dat de nachtexcursie heel wat anders is dan wij denken. Je wordt geacht met een net konijnen te vangen. Het hoe en wat daarvan ontgaat ons, maar konijnen vangen zonder te weten waarom en wat er verder met ze gebeurt doen we toch niet.
’s Morgens in Nundle zien we als we gaan wandelen nog een prachtige kleine papegaai/grote parkiet. De papegaai (Rosella) hield niet van pasteltinten: een vuurrood hoofd, witte wangen, felgele buik, hemelsblauwe rug en vleugels en een grasgroene staart. Ze zitten in hoog rietachtig gras, en vallen met hun knallende kleuren enorm op. Zo iets kleurigs zie je niet elke dag vliegen.

Vanaf Nundle beginnen we aan de laatste rijdag richting Sydney. Onderweg naar Sydney rijden we veel door (beter is langs) wijngaarden. We stoppen nog bij een wijnmakerij waar je rond kan kijken en kan proeven.

[19-juli-1998]

Sydney

Vrijdagavond (het is dan 10 juli) komen we aan in Sydney. De eerste indruk van de stad krijgen we in het donker, met veel enorm grote verlichte torenflats, de Harbour Bridge en het Operahouse. Het is een aparte sensatie om de heel bekende gebouwen die je alleen maar van een plaatje kent, nu zomaar opeens in het echt te zien.

Zaterdag starten we echt in Sydney, maar wel met een ‘werk’dag. We verzamelen niet alleen informatie over dingen die we in Sydney willen doen, maar ook over de rest van de route zoals Alice Springs (met o.a. Ayers Rock) en Darwin met Kakadu park. Zo langzamerhand zullen we een beetje moeten gaan plannen, en kiezen wat we willen zien en doen, en wat we overslaan. Overal is zoveel te doen, en we willen wel alles, maar dat kan niet in vier maanden.
Zondag gaan we echt de stad bekijken. Eerst van bovenaf vanaf de 305 meter hoge Centre Point toren. Prachtig 360˚ uitzicht over de gigantisch grote stad (3,5 miljoen mensen). Ook het in aanbouw zijnde olympisch stadion kan je zien. Later maken we nog een cruise door de haven, dat mag je niet missen als je in Sydney bent.

’s Avonds willen we naar een pianorecital dat in een kunstgalerij gegeven wordt. De kunstgalerij staat op onze kaart en we lopen tot aardig dichtbij, maar stuiten dan op een probleem. Tussen ons en onze bestemming liggen ongeveer vijf parallel lopende autosnelwegen. Via een trap komen we tot aan de rand van de eerste, maar dan houdt het op. Oversteken is onmogelijk, onder-, boven- of andere doorgangen vinden we niet, en alles wat we proberen leidt tot niets. Uiteindelijk nemen we omdat de tijd gaat dringen voor het laatste piepstukje een taxi. Die mag vast wel snelwegen oversteken. De chauffeur rijdt al zeven jaar met zijn taxi door de stad, maar heeft geen idee waar de kunstgalerij is. Op de kaart staat alleen een sterretje, zodat je alleen weet waar het ongeveer is. Gelukkig vinden we het toch nog op tijd, en blijkt het op een bekend punt (Observatory Hill) te zijn, maar ja dat stond nergens. Het concert is erg mooi, heerlijk om weer eens echte muziek te horen (in de Oz-bus draaien ze altijd de rommel die andere passagiers muziek schijnen te noemen, maar die voor ons hinderlijke ruis is).
In de pauze bestuderen we de kaart, om uit te vinden hoe we met de vijf-snelwegen handicap weer terug bij de bus naar huis kunnen komen. Onze buurman mengt zich erin, en na wat gepuzzel zijn we eruit hoe we het beste kunnen lopen. De buurman weet nog een betere oplossing: na het concert bij hem en zijn vrouw blijven, dan zet hij ons af bij de bushalte. Dat is natuurlijk helemaal gemakkelijk.

Het is zo opmerkelijk hoe vaak we hier van die aardige mensen tegen komen. Waarschijnlijk is het voor hen helemaal niet zo ver om ons af te zetten, maar het feit dat je ziet dat mensen zoeken en het dan spontaan aanbieden is zo ontzettend aardig. Ze wonen zelf in Noord-Sydney en hebben een reistijd van 1 uur van en naar de stad. Ze wonen 35 km van het centrum, Sydney is echt groot. Grappig is trouwens dat zijn vrouw vertelt dat ze op de heenweg zich al af had gevraagd hoe je ooit bij de galerij moest komen als je geen auto had. Goede vraag!

Blue Mountains

Na een dag stad maken we een uitstapje naar de Blue Mountains voor een wandeling, en de Jenolan Caves. De Blue Mountains gaan we later in de week nog een keer apart bekijken, vandaag maken we een wandeling met een gids. Voor de wandeling moeten we wel wat over hebben. De wandeling begint om half 9 in Katoomba, en dat is twee uur rijden met de trein. Het kaartjesloket is (we zijn om 6 uur op het station) nog niet open, maar er zijn geweldige automaten. De automaten willen de $ 19,80 per persoon eigenlijk gepast, later blijkt dat ze toch aan wisselgeld doen. Met veel moeite lukt het om 2 * $ 20 te verzamelen, maar zo gemakkelijk komen we niet weg. Sommige briefjes lust de automaat, maar keurige briefjes, waar wij niets aan zien, spuugt hij even hard weer uit. Na veel getob en heen- en weer gespuug van de automaat krijgen we voor de eerste $ 20 één kaartje en 0,20 wisselgeld. Met veel moeite krijgen we ook de tweede $ 20 erin. Die spuugt hij in z’n geheel uit. Het wisselgeld is op, en hij is te beleefd om 0,20 te houden. We proberen de tweede automaat. Deze lust heel andere briefjes dan de andere automaat niet, maar we blijven volhouden. En ja hoor, eindelijk succes: een tweede kaartje en 0,20 wisselgeld. Maar goed dat we vroeg waren, want het gestumper heeft ons zeker 20 minuten gekost.

De treinrit zelf is erg mooi, en de wandeling door de Blue Mountains is ook erg mooi. Wandelen blijft toch de beste manier om te genieten van de omgeving waar je in bent. Na de wandeling rijden we met een busje naar de Jenolan Caves. Prachtige druipsteengrotten, en naar het schijnt de beroemdste en mooiste van heel Australië (maar dat zeggen ze vast bij meer grotten). We maken een excursie door de grotten, en ze zijn echt prachtig. In elk geval de allermooiste die wij ooit gezien hebben. Lagen stalagmieten en stalactieten achter elkaar, en heel bijzondere dunne plaatachtige vormen, die de naam ‘vitrage’ terecht dragen. Natuurlijk is er een souvenirwinkel bij de grotten, maar het geheel is niet te toeristisch. Geen verkeerd gekleurde lichtjes, maar normaal verlicht op de goede plaatsen. Geen gids die ongelofelijk flauwe grapjes maakt, en niets zinnigs vertelt, maar eentje die normaal doet.
Vanaf Jenolan Caves gaan we terug naar Katoomba, en van daaraf weer met de trein naar huis.

La Traviata

Opera Sydney.

Opera Sydney.

Dinsdag doen we weer een dagje stad, waarbij we voortdurend in tijdnood zitten, en steeds moeilijk moeten kiezen, omdat er veel meer te zien is dan in een dag past. We doen onder andere het aquarium. Erg mooi, vooral het gedeelte over het Grote Barrière Rif.
’s Avonds verwennen we onszelf en gaan we uit naar de opera in het operahuis. Tot onze verbazing konden we nog vrij kort van te voren kaartjes voor La Traviata krijgen. De opera zelf is prachtig en aan de decors en de details is erg veel aandacht besteed. Het orkest en de zangers zijn mooi, dus al met al dik genieten. Het operahuis zelf is van binnen niet heel bijzonder. Gewoon een moderne concertzaal.

Opnieuw Blue Mountains

De laatste dag in Sydney gaan we opnieuw naar de Blue Mountains. Dit keer maken we een rondtocht door de Blue Mountains zelf, waarbij we bij de mooiste punten zoals uitzichtpunten, watervallen e.d. stoppen. Ook vandaag kunnen we diverse keren (kortere) wandelingetjes maken.

Eén van die wandelingetjes is bij de ‘drie zusters’. Drie grote blokken zandsteen die op drie zusters moeten lijken. Achter de drie zusters zit een heel (Aboriginal) verhaal van een vader die met een bot kon toveren en zijn drie dochters.
Als vader op reis moest, bracht hij zijn drie dochters naar een afgelegen berg, zodat er niets met ze kon gebeuren in zijn afwezigheid. Op een kwade dag zaten de dochters op die berg (vader was op reis), en zagen een grote duizendpoot op zich af komen. Om de duizendpoot te verjagen gooiden de zusters steentjes naar het beest. Maar wat gebeurde er? Het gooien van de steentjes veroorzaakte een lawine, en de meisjes konden maar net het vege lijf redden (de duizendpoot komt niet meer voor in het verhaal, ik weet dus niet hoe het hem vergaan is). Ze zaten met z’n drieën op een uitstekende punt, maar konden door de lawine niet meer voor- of achteruit. Dat zag de N…… De N…… is een mythisch Aboriginal beest, dat erg gemeen is, en mensen eet of doodt. De N….. zag zijn kans schoon, en ging op de drie zusjes af, die probeerden weg te vluchten.
Gelukkig kwam net vader terug. In één oogopslag zag hij wat er aan de hand was, gooide zijn bot, en veranderde zijn drie dochters in steen. Daar had de N….. niet van terug. (De N…… heeft wel een naam, maar die weet ik niet meer). Hij werd boos, en ging vader achterna. Vader liep erg hard richting bos, maar de N….. kwam steeds dichterbij. Vader gooide nog een keer zijn bot, en veranderde zichzelf in een lyrebird. De lyrebird holde het bos in, rende kris kras door het bos, en al gauw was de N….. het spoor bijster.
Tot zijn grote schrik merkte de lyrebird dat hij tijdens het rennen zijn bot was verloren. Reden waarom de lyrebird nu nog steeds krabbend over de grond in het bos loopt te zoeken.

De lyrebird bestaat echt. Het is een prachtige vogel met een lange staart, die in het bos leeft. Net als een kip loopt hij over de grond schrapend eten te zoeken. We hebben hem nog niet in het echt gezien, wil ik wel graag.

Bateman’s Bay en Narooma

Na vijf heel volle dagen Sydney gaan we weer verder. Richting Melbourne, dat ongeveer 1000 km van Sydney afligt, en vier rijdagen met de Oz-bus is. De eerste rijdag is een echt ‘uitjes’-dagje met veel stops bij mooie punten. Eén van de stops is bij Kiama waar we stoppen voor de Blowhole. Via een gat in de rots wordt het water door de golven in de rots gestuwd, en kan dan maar één kant op: naar boven. Om de paar seconden zien we een metershoge brede fontein opspuiten. Je hoort daarbij een doffe plof van het water tegen de rots. We hebben op Tonga al schitterende blowholes gezien, maar deze is ook prachtig, temeer daar je er dicht bij kan komen.

We gaan vandaag niet met de bus naar het eindpunt Canberra, maar stappen uit in Bateman’s Bay, waar we een paar dagen blijven. We hebben na Sydney de grote groene touringcar verruild voor een soort minibus, waar ongeveer 20-22 passagiers in kunnen. De bagage gaat in een aanhangwagentje achter de bus.

In Bateman’s Bay willen we wat wandelen, en vanuit Bateman’s Bay willen we via Narooma naar Montague eiland waar pelsrobben en kleine pinguïns zijn. De boot naar Montague eiland vertrekt vanuit Narooma, dus zaterdag’s gaan we met de reguliere bus van Bateman’s Bay naar Narooma. Er gaat één bus per dag, maar gelukkig komt de bus om 12.00 uur aan in Narooma, en gaat de boot om 3 uur, dus dat komt goed uit. Montague eiland is een klein onbewoond eiland, waar vroeger een vuurtorenwachter met nog wat mensen woonde. De vuurtoren werkt nu volledig geautomatiseerd, de vuurtorenwachterwoning is nu gerestaureerd, en wordt ingericht als museum. Het eiland zelf is in zijn geheel een natuurreservaat. Het tochtje naar en over het eiland maken we met de beheerder. We stoppen eerst met de boot bij twee kolonies van Australische pelsrobben. Het is een kolonie bestaande uit alleen mannetjes. De mannetjes zijn of nog erg jong of al oud en zijn er niet in geslaagd om een harem om zich heen te verzamelen. Succesvolle mannetjes hebben een harem van 10-12 vrouwtjes. Deze pechvogels zijn uit de kolonie verstoten, maar maken de indruk dat ze best tevreden zijn met hun lot. In het water zijn ze echt aan het spelen, ze duikelen, springen boven het water uit en spartelen maar wat rond.

Voor de pinguïns moeten we meer geduld hebben. Tegen de tijd dat de zon onder begint te gaan, installeren we ons bij één van de landingsplaatsen. De pinguïns horen dan vanuit zee aan land te komen, omhoog langs de rotsen te klimmen, langs ons te lopen op weg naar hun overnachtingsplaats hoger in het gras tussen de rotsen. De pinguïns komen soms wel, soms niet, soms met duizenden. Vandaag lijken ze vooral niet te komen. We wachten een half uur, drie kwartier, en dan is het wel donker, maar er is geen pinguïn. De beheerder steekt de zoeklichten aan. Nu kunnen we zien dat er geen pinguïns zijn. Uiteindelijk wordt ons wachten beloond. Eén pinguïn wordt met een golf op de rotsen gekwakt. Hij krabbelt overeind, loopt een stukje en blijft dan stilzitten. Aan omhoog klimmen denkt hij niet. De beheerder doet het licht uit. Pinguïn wordt misleid. Hij denkt dat wij naar huis zijn gegaan, en begint naar boven te klimmen. Als het licht weer aangaat doorziet hij de truc, en blijft zitten waar hij zat. Inmiddels is een tweede pinguïn gearriveerd. Deze dribbelt snel naar zijn maatje, en blijft daar zitten. Na een poosje doet de beheerder weer een paar minuten het licht uit. Als het weer aangaat zit één van de twee op het paadje, maar als hij ons ziet, krabbelt hij weer terug. Waarschijnlijk durven ze niet langs ons heen. Wij gaan daarom terug naar de boot. Terug lopen we vlak langs de pinguïns. Die kunnen nu tenminste rustig omhoog klimmen.

Bowlsclub Narooma.

Bowlsclub Narooma.

Het wachten op de pinguïns is niet warm, de boottocht op de open boot evenmin, en dus moet ik als we in Narooma terug zijn naar de WC. Vlakbij de werf is de bowlsclub. Die ziet er deftig uit, maar is wel open. Bij de receptie begin ik beleefd uit te leggen wat ik wil, maar ik word onderbroken: “Ja hoor, ik ken je wel”. Achter de balie staat Steve, eigenaar van het hostel waar we logeren. Dat we hem niet direct herkennen is niet zo gek, hij heeft nu een keurige obers-outfit compleet met vlinderstrikje aan. Na de WC maar besloten om in het restaurant van de bowlingclub te eten. Steve brengt onze drankjes. Ook in Australië kan de wereld klein zijn.

Vandaag zijn we met de bus weer teruggegaan van Narooma naar Bateman’s Bay. Morgen stappen we weer op de Oz-bus en gaan dan naar Canberra.

[26 juli]

Canberra

Over onze laatste dag in Bateman’s Bay valt niet veel te vertellen. Ik kan kiezen tussen de bootcruise die we zouden maken, maar die we niet doen (uitverkocht), de wandeling die we zouden doen, maar die we niet doen (het regent de hele dag) en het horlogebandje dat we willen kopen (de oude is gebroken), maar dat we vanwege het speciale schuifsysteem nergens kunnen kopen.
De bus komt ons al vroeg (eerder dan gepland) ophalen. Met het slechte weer zijn de stops onderweg vanzelf korter. De minibus is dit keer maar half vol: met ons erbij tien passagiers, dus lekker de ruimte. We rijden naar Canberra, de officiële hoofdstad van Australië. Sydney en Melbourne hebben allebei lang gestreden voor de officiële status van hoofdstad. Als oplossing is toen gekozen voor een heel nieuwe stad tussen Sydney en Melbourne in, gelegen in zijn eigen staat: Australian Capital Territory. De stad is geheel nieuw ontworpen door een architect (er is een wedstrijd voor uitgeschreven) en herbergt nu het oude en nieuwe parlementsgebouw, veel andere regeringsgebouwen, kunstmusea, kunstgalerijen en andere musea.

Bij aankomst maken we met ons busje een rondje door de stad langs het oude en nieuwe regeringsgebouw. Het nieuwe regeringsgebouw is een modern groot gebouw met twee symmetrische zijarmen aan weerszijden van een imposante centrale ingang met overdreven grote bordes ervoor. Het oude regeringsgebouw (nu in gebruik als museum en cultureel centrum) is veel vriendelijker: een laag, mooi wit gebouw. Op het gebouw staat het wapen van Australië met aan de ene kant een kangoeroe en aan de andere kant een emoe.
De buschauffeur (die JT heet, rare naam) legt uit dat Australië die twee dieren heeft gekozen omdat ze allebei niet achteruit kunnen lopen. De kangoeroe niet, omdat zijn staart daarbij in de weg zit, de emoe niet, vanwege de constructie van zijn knieschijf (de clou van de knieschijf ontgaat ons). Het niet achteruit kunnen lopen symboliseert het vooruit kijken en de voortgang van Australië. Erg mooi diepzinnig allemaal. Met kangoeroe en emoe erbij moet het Australië wel voor de wind gaan.

Phillip Island

Vanuit Canberra gaan we de volgende dag direct door. We maken een prachtige rit door de Snowy Mountains. We rijden wel door de bergen, maar de hogere besneeuwde toppen, waar de bergen hun naam aan verdienen zijn nog veel verder naar het noordwesten, en zien we niet. Geen sneeuw dus, maar wel een prachtig landschap. De weg kronkelt door de bergen en onderweg hebben we de meest schitterende uitzichten over de bergen en de hellingen. Overal is het begroeid. De meeste begroeiing bestaat uit Eucalyptusbos. Over het land kan je een soort vage blauwige waas zien hangen. De Eucalyptusbomen, of meer precies de bladeren, bevatten veel olie, en die Eucalyptusolie wordt ook verspreid en hangt als een waas over de bomen. In de zomer schijn je die blauwe waas het beste te kunnen zien, maar ook nu zie je het wel.

Wij zitten hier nu midden in de winter. Al vanaf Cairns waarschuwen ze ons voor de winterkou in het zuiden, maar tot nu toe valt het best mee. Overdag is het doorgaans aangenaam weer, zeker met een zonnetje erbij, en het zal dan zo’n 10 – 15˚ zijn. Af en toe hebben we een dag echt druilerig regenweer, dat is minder, echt van dat saaie november regenweer. Gelukkig hebben we niet veel regendagen gehad tot nu toe.
’s Avonds en ’s nachts is het wel kouder. Ook dan vriest het niet, maar een kacheltje, vest en dekbed kan je dan wel gebruiken.

Met de groep van tien en de chauffeur JT rijden we mee tot aan Phillip eiland, een eiland vrij dicht bij Melbourne. De bus gaat na één nacht Phillip Eiland door naar Melbourne. Wij blijven nog een paar extra dagen op het eiland.
De eerste avond gaan we met ons groepje naar de grote attractie van het eiland: de pinguïn parade. Elke avond tegen donker komen de pinguïns uit zee op het strand aan, om hun nest op te zoeken voor de nacht. De pinguïns zijn maar klein en hebben de begrijpelijke naam ‘little pinguïn’ gekregen. De pinguïn parade heeft vanwege de toeristische bekendheid een heel circus om zich heen gekregen. Er is een groot centrum gebouwd met informatie over de pinguïns, een enorme souvenirwinkel met een overdaad aan te dure rommel en de balie waar je je kaartje moet kopen om naar de zee, het strand en de pinguïns te mogen kijken. Om het de toeristen niet te lastig te maken, hangt er een klok die de tijd aangeeft waarop de pinguïns aan land horen te komen: kwart voor 6. We vragen ons af of de pinguïns dat ook weten en een horloge hebben. Dat is niet zo, want ze zijn ongeveer tien minuten te laat. Naast de klok hangt ook nog een bordje met wat voor kleding (trui, warme trui, regenkleding) voor de dag aangeraden wordt. Een man (of vrouw) in pinguïnpak loopt door de hal en zwaait à la Disneyland vriendelijk naar de bezoekers. Vanaf het centrum loop je over planken naar of ‘het stadion’ of een klein platform. Het stadion heeft stenen banken in een serie boven elkaar en luidsprekers voor het commentaar. Het platform is een houten podium. Allebei worden ze verlicht, omdat je anders de pinguïns niet kan zien.
Het verschil met Montague eiland, waar we met acht of negen man en de beheerder stonden te kijken is wel heel groot. Zowel in de poespas er omheen, als in de aantallen pinguïns. Werkelijk honderden pinguïns komen hier aan land en waggelen snel over het strand het paadje op bij ons platform. Bij het platform aarzelen ze even, maar dan hobbelen ze door op weg naar huis. Echt een geweldig leuk gezicht. Binnen een half uur is de hele groep uit zee voorbij en omhoog geklommen naar huis.

Phillip eiland is redelijk vlak, zodat we voor de volgende twee dagen bij ons hostel een fiets huren. Het eiland is prachtig, en heeft wel wat weg van onze waddeneilanden. Het is er ook heerlijk rustig. Zo midden in de winter kom je (afgezien van waar de pinguïns zitten) niemand tegen. De eerste dag zit het wat tegen. Als we goed en wel op weg zijn, begint het te regenen. Gelukkig zijn we net bij een soort museum/vermaakcentrum met gezichtsbedrog-trucs, waar we koffie kunnen drinken.
Na de koffie is het droog, zodat we besluiten niet het museum in te gaan, maar weer op de fiets te stappen. Helaas, dikke pech: Rik heeft een lekke band, en uiteraard geen bandenplakspul. Ook binnen (museum) kunnen ze ons daar niet aan helpen. Ons telefoontje naar het hostel helpt ook niet: de eigenaar is alleen, heeft geen auto. Hij belooft zijn best te doen, wij bellen straks weer terug. Het meisje van ‘Amaze-n-Things’ (zo heet het museum) heeft ondertussen bedacht dat de werkplaats ons misschien kan helpen. En inderdaad, een ontzettend aardige man komt gelijk met bandenplakspullen aan. Bij gebrek aan bandenlichters haalt hij Rik’s wiel eruit. Snel en vakkundig plakt hij de band. Hij blijkt ook uit Nederland te komen, en nu al zo’n 20 jaar hier te wonen. Hij heeft ons enorm geholpen, maar wil van geen betaling weten. Enorm vriendelijk. Als we terug willen bellen naar het hostel hoeft dat niet meer. De eigenaar komt net aanrijden met een reservewiel. Wel zonde van zijn moeite, hij is ook meteen voor ons aan de slag gegaan.

Wij kunnen nu weer verder met de fiets, en we gaan naar de zuidpunt van het eiland. Daar maken we een klifwandeling, waarbij we prachtige uitzichten hebben over de kust, de zee en het eiland. De begroeiing bestaat voor het grootste deel uit lage heideachtige struikjes met af en toe plukjes bomen. Overal tussen de struikjes zien we smalle pinguïnpaadjes en hier en daar zien we nesten. We horen en zien ook veel andere vogels. Kortom een mooie wandeling.

De tweede dag gaan we eerst terug naar ‘Amaze-n-Things’ om nu wel binnen te kijken. Daarna gaan we via een stuk bos naar de kust. In het bos ontdekt Rik nog een koala. Al de tweede keer dat we ze echt in het wild zien. Bij de kust maken we een wandeling, dit keer veel dichter langs het water door het mangrove bos. Ook erg mooi, en weer heel anders dan de dag ervoor.

Melbourne

Gisteren zijn we vanaf Phillip eiland naar Melbourne gegaan. Melbourne is net als Sydney een enorm grote stad, maar is wel anders dan Sydney. Deed Sydney ons vooral aan Londen denken, Melbourne doet ons aan Amsterdam denken. Het is moeilijk om onder woorden te brengen wat het verschil is. Zowel in Sydney als hier in Melbourne zijn enorme flatgebouwen. In Sydney waren de meeste mooi en smetteloos, hier zijn het gewoon enorme flatgebouwen, die niet bijzonder zijn. Sydney leek ook meer af, terwijl ze hier nog steeds bezig lijken met de stad. In Melbourne is ook weer veel te zien en te doen.

Gisteren (zaterdag) zijn we vooral aan het regelen geweest. We hebben nu zo’n beetje de route voor de rest van Australië gepland en de uitstapjes die we willen maken geregeld. De data die we lang geleden in Nederland geprikt hadden als postdata hebben we tot nu toe niet zo erg gehaald. Voor Adelaide hadden we 5 juli geprikt, terwijl we nu nog vanuit Melbourne naar Adelaide moeten. Ook Darwin halen we niet op tijd. Inmiddels hebben we naar het postkantoor in Adelaide gebeld, en ze zullen de post voor ons vast houden. We zullen dus nog even geduld moeten hebben.

Station Melbourne.

Station Melbourne.

Melbourne is bekend om zijn vele trams, daarom zijn we vandaag begonnen met een rondrit met de tram door het centrum. De centrum tram is speciaal bedoeld om de stad te laten zien, en onderweg geven ze informatie over de dingen waar je langs rijdt. Verder zijn we bij een concert geweest. Het programma beloofde 19e eeuwse Amerikaanse en Australische muziek, en bleek uit louter volksmuziek te bestaan. Wij hadden een kamerorkest met klassieke muziek verwacht, maar deze muziek (zang en een reeks instrumenten bespeeld door drie of vier mensen en bestaande uit gitaar, banjo, viool, accordeon, contrabas) was erg leuk. Zeker ook omdat de uitvoerders zelf er wel plezier in hadden. Als laatste zijn we naar de gigantische bibliotheek geweest in een oud en mooi gebouw. Als het lukt willen we daar nog een keer naar toe terug. De bijzondere boeken (oude Middeleeuwse boeken, reisverslagen van Cook’s reizen e.d.), kan je alleen op afspraak zien. We gaan proberen of het lukt om zo’n afspraak te maken.

[28 juli]

We zijn nog steeds in Melbourne, morgen is onze laatste dag hier. Melbourne heeft enorm veel parken, en is een groene stad. Gisteren zijn we naar de botanische tuin geweest, waar ondanks dat het winter was toch het nodige in bloei stond. In de tuin woont ook een grote kolonie vliegende honden (grote vleermuizen). Erg bijzonder omdat ze zover zuidelijk eigenlijk niet voorkomen. Na de botanische tuin doen we nog wat hoogtepunten in de stad aan. Letterlijk en figuurlijk een hoogtepunt is het toilet van het Sofitelhotel. Het hotel heeft een bar, lounge, suites en toiletten op de 35e verdieping van een groot flatgebouw. Op de 36e t/m 49e verdieping zijn de (superluxe) hotelkamers. Vanaf de toiletten met grote glazen wanden heb je een prachtig uitzicht over de stad. Ik bekijk de stad vanaf de ‘dames’, Rik kijkt wat verderop vanaf de ‘heren’. Vanuit een lege suite, waar de zoutjes klaar staan zien we nog een ander deel van de stad. Net als wij weglopen komt het eerste deel van de in net pak gestoken, gestropdaste zakendelegatie de suite binnen. Mooi vergezicht en helemaal gratis en voor niets.

Vandaag zijn we naar Dandenong Nature Park geweest. Ongeveer een uur rijden met de trein vanuit Melbourne. In het park hebben we de hele dag gewandeld. Het eerste stuk was klimmen naar de top van de heuvel door een laag bos met voornamelijk boomvarens. Veel kaketoes, papegaaitjes en andere vogels gehoord en gezien. Later op de dag lopen we door een bos met veel Eucalyptusbomen en andere enorm hoge bomen met stroompjes en watervalletjes. Heerlijke wandeling, maar wel erg blubberige paden, met als gevolg modder op de broekspijpen en smerige wandelschoenen. ’s Avonds gaan we naar een concert, en we ruilen de vieze kleren om voor schone, en verwisselen de wandelschoenen voor gympen. Of iemand in de concerthal ziet dat we ‘op deftig’ zijn, valt te betwijfelen. We hebben ons best gedaan, en meer kan van een mens niet verlangd worden.

Ik ga afsluiten dan kan deze brief morgen nog op de post. Over ruim een week kunnen we jullie post in Adelaide lezen.