Wereldreis, Oceanië, brief 4
[Penola 4-8-98]
Great Oceanic Road
De vorige brief is gepost op de laatste dag dat we in Melbourne waren. Inmiddels zijn we alweer een flinke tijd uit Melbourne weg. We rijden via de Great Oceanic Road richting Adelaide. Over het traject Melbourne – Adelaide doen we met onze Oz-bus vier dagen. Op zich kan dat veel sneller, maar nu hebben we tijd om onderweg stops te maken.
Great Ocean Road.
De eerste dag vanuit Melbourne langs de Great Oceanic Road rijden we vooral langs duinkusten met zandstranden. We overnachten in Cape Otway, een natuurpark langs de kust. 's Morgens vroeg krijg ik alle kans om van het park te genieten. Voordat we met de bus weer vertrekken kunnen we paardrijden. Een prachtige rit, grotendeels door de duinen, en een klein stukje langs het strand. Heerlijk om weer eens paard te rijden en dan nog in zo’n mooi gebied ook. Alsof dat nog niet genoeg is zien we ook nog koala’s.
Na het paardrijden gaan we verder langs de kust. De tweede dag rijden we voornamelijk langs klifkusten. We zien de ’12 apostelen’. In werkelijkheid zijn er maar 10, en het zijn stukken kalksteen die los van het vaste land in zee staan. Door erosie van de kalksteen zijn de rotsen losgekomen van het vaste land. We maken veel stops bij mooie punten, maar degene waarbij het smeuïgste verhaal hoort is ‘London Arch’, vroeger ‘London Bridge’ geheten. De London Bridge is een stenen brug die tot een aantal jaren geleden verbonden was met het vasteland. In januari 1990 is een groot stuk uit de brug gebroken, en sindsdien staat de boog geïso1eerd van het vaste land in zee. Net op de dag dat de brug afbrak was een zakenman met zijn secretaresse op de brug. Zoals dat altijd gaat met zakenmannen en secretaresses, hadden de twee een niet toegestane stiekeme relatie. Ze hebben uren van elkaar kunnen genieten, samen geïsoleerd zittend op de brug, die opeens geen brug meer was. Uiteindelijk heeft een helicopter ze naar de vaste wal gevlogen, maar heel Australië was inmiddels op de hoogte van hun stiekeme uitje. Het verhaal stopt bij hun redding per helicopter. Hoe benauwd ze het later thuis gehad hebben om uit te leggen wat ze daar samen deden, zullen wij dus nooit weten.
Grampians
Aan het eind van de dag gaan we meer landinwaarts, en we stoppen in de Grampians. Een groot natuurpark, vooral bekend vanwege zijn vele bloemen. Omdat je er ook veel kan wandelen hebben wij besloten een paar dagen in de Grampians te blijven. De eerste dag maken we met een 4 WD busje een rondrit door de Grampians, waarbij we zo’n beetje alle hoogtepunten aandoen. Prachtige watervallen, waarvan de Mc Kinzie watervallen wel de bekendste zijn. De Silverband watervallen zijn bijzonder omdat het water nadat het gevallen is, verdwijnt in een ondergrondse rivier. Vanwege de vele regen is er als wij er zijn naast de ondergrondse rivier een normale bovengrondse rivier, waardoor het bijzondere effect een beetje verloren gaat. Behalve bij watervallen stoppen we ook bij uitzichtpunten. Beroemdste punt is ‘Het Balkon’, niet alleen vanwege het indrukwekkende uitzicht, maar vooral vanwege de vorm. ‘Het Balkon’ bestaat uit een enorme uitstekende rotspunt die als een balkon in het niets uitsteekt. Boven het balkon is een dak gevormd door een andere even grote uitstekende rots.
Met de bloemen hebben we het erg getroffen. Veel voorjaarsbloemen zijn dit jaar erg vroeg, zodat we echt een overdaad aan gele, roze, witte en rode bloemetjes zien. Bepaalde wit- en roze bloeiende struiken die van nature in de Grampians voorkomen worden gekweekt voor de handel, en vooral geëxporteerd naar Amerika.
De andere dagen wandelen we. Je kan er echt schitterende wandelingen maken, waar je wel aardig moe van wordt, omdat je voortdurend aan het op- en neerklimmen bent. De eerste dag hebben we nog redelijk geluk met het weer. Af en toe een buitje, maar doorgaans droog. De tweede dag giet het ’s morgens, en later is er een fijne miezer. We hebben ondertussen wel genoeg regen gehad en hangen een beetje rond.
Rik wint bij zijn ijsje een prijs: een vrij spel op één van de speelautomaten. We kunnen kiezen tussen twee soorten raceauto-spelletjes, een schietspelletje en een Simpson-spelletje. Rik kiest voor de Simpson’s, maar we hebben eigenlijk geen idee wat er van hem verwacht wordt. Met de joystick kan Rik Simpson op zijn skate board heen en weer laten rijden. Na het indrukken van één van de knoppen gaat Simpson springen. Als de knoppen en joystick geen effect meer hebben, nemen we aan dat het spelletje afgelopen is. Misschien heeft Rik geen topscore bereikt, maar we hebben wel erg moeten lachen om zo’n onbegrijpelijk spel.
’s Middags is het droog en klaart het op, zodat we alsnog kunnen wandelen. De regen is hier wel erg welkom. De laatste regen is acht maanden geleden gevallen.
[5-8-98]
Richting Adelaide
Gisteren zijn we vanuit Hall’s Gap op weg gegaan richting Adelaide. Met de Oz-bus doen we nog een kleine tour door de Grampians, daarna gaan we richting Penola, dat niet meer in Victoria ligt, maar in South Australia. Bij de grensovergang gaat het horloge een half uur terug. Het is bij ons (nieuwe tijd) dan 6 uur ’s avonds, en als we alles goed bijgehouden hebben, moet het in Nederland dan half 11 ’s morgens zijn. Penola ligt midden in een groot wijngebied, en voordat de bus ’s morgens echt weggaat kan je mee met de wijntour. Wij slaan die over, 9 uur ’s morgens is erg vroeg om wijn te proeven, en bovendien hebben we al een paar keer een dergelijk uitje gedaan. We maken samen een wandelingetje door het dorp. Een uitermate vriendelijk en rustig dorpje. Bij veel gebouwen staan borden die wat vertellen over de ouderdom en geschiedenis van het gebouw. Grappig is dat de meeste geschiedenis start bij het eind van de 19e eeuw (1885 – 1897 ongeveer) en de gebouwen vaak in 1960 – 1980 volledig herbouwd zijn. Je merkt dat Australië erg zijn best doet om een beetje geschiedenis bij elkaar te schrapen.
Vanuit Penola gaan we naar Coorong National Park, een park vlak langs de zuidkust van 100 km lang en 2 km breed. In het park zijn op veel plaatsen zoutmeren die tot driemaal zo zout zijn als de zee. De planten zijn vanwege het zout erg bijzonder, en er zijn ontzettend veel vogels. Landschappelijk is het park ook de moeite waard: stukken duin begroeid met gras of struiken afgewisseld met kale steile stuifduinen. We maken een stop bij een wachthutje van waaruit je naar een eiland kan kijken met een enorme kolonie pelikanen. Er zijn werkelijk duizenden pelikanen op het eiland, zoveel hebben we er nog nooit bij elkaar gezien. Heel bijzonder.
Ons bezoek aan Coorong park is illegaal. Een groot deel van de weg is onverhard en gedeeltelijk erg zacht. Sinds een Oz-Experience bus zijn trailer met rugzakken op deze weg verloren is, mogen de chauffeurs het park niet meer aandoen. Als we beloven ons mond er hier over te houden, wil Chris het wel doen. Erg aardig, want het is erg de moeite waard, en gelukkig blijven we niet steken onderweg.
Adelaide
We zijn nu net in ons hostel in Adelaide gearriveerd. Een beetje verlopen tent, maar we hebben een eigen tweepersoonskamer voor weinig geld, en een gratis maaltijd de avond dat je aankomt. Wat valt er dan nog te klagen.
[10-8-98]
Het eerste wat we in Adelaide gedaan hebben is de post opgehaald die al vanaf 5 juli op ons ligt te wachten. Na ons telefoontje naar het postkantoor is er keurig een briefje bij de post gegaan, en is de post voor ons vastgehouden. We gaan nu naar Darwin bellen, want ook daar zijn we later dan gepland. Ze bewaren hier de post standaard een maand, en daarna sturen ze de post terug. Een telefoontje dat je later komt is dus niet overbodig. De laatste post hebben we rond 12 juni in Cairns gehad, en we hebben dus wel uitgekeken naar deze post na zo’n tijd. Er ligt weer een fijne dikke stapel, maar we bewaren de stapel nog even tot we ’s avonds thuis bij een kopje koffie de brieven en kaarten in alle rust kunnen lezen. Iedereen weer ontzettend bedankt voor het schrijven, we genieten echt van alle post. Grappig is dat we ook een kaart krijgen die we in Esfahan (Iran) gemist hebben. Die is vanuit Iran teruggestuurd, en nu door mijn zus meegestuurd naar Australië.
Kangaroo Island
Vanuit Adelaide gaan we naar Kangaroo Island, waar we twee dagen met onze gids, Daniël op stap gaan. Daniël is een fantastische gids, heel enthousiast en hij sjouwt ons van ’s morgens vroeg tot ’s avonds rond over het eiland. Op Kangaroo Island is waanzinnig veel te zien, vooral aan dieren. Na aankomst op het eiland beginnen we met wallabies en pinguïnkuikens, die op het nest wachten tot hun ouders met het eten terugkomen. Verder zien we die dag pelikanen, een zeeleeuwenkolonie met veel moeders met kleintjes, Kangaroo-Island-kangaroes en koala’s.
Eén koala steelt zonder meer de show. Daniël ziet hem als hij over de grond loopt en we gaan er snel achter aan. Koala’s horen erg goed, maar zien heel slecht. We stellen ons strategisch op, en blijven dan doodstil wachten. Koala passeert ons op nog geen meter afstand, op weg naar een smakelijke Eucalyptusboom. De koala’s op Kangaroo Island zijn een beetje problematisch. Een aantal jaren geleden zijn er 12 koala’s geïntroduceerd op het eiland. Aangezien ze geen natuurlijke vijanden hebben op het eiland is Kangaroo Island een koala-paradijs, en de schattingen over hun aantal variëren nu tussen de 8000 en 10000. Koala’s vertonen een menselijk trekje. Als ze een lekkere boom gevonden hebben, eten ze net zo lang door tot er geen blad meer aan de boom zit. De boom gaat dood. Andere dieren gedragen zich veel verstandiger, die laten zoveel van de boom intact dat de boom zich in 2 of 3 jaar kan herstellen. Door de grote populatie koala’s zijn al veel van de Eucalyptusbomen op het eiland dood. Natuurbeheer treedt nu op door koala’s te castreren, en de Eucalyptusbomen die geen verdere vraat meer aankunnen te beschermen. Om de stam van de boom komt een brede metalen band, zodat koala niet meer in de boom kan klimmen.
Ons koalamannetje is niet voor één gat te vangen. Hij loopt naar een Eucalyptusboom waar hij van de parkwachter niet in mag, kijkt even en besluit dan: “Dit lukt niet”. Zonder aarzeling loopt hij nu naar een naaldboom die naast de Eucalyptusboom staat. Die vindt hij absoluut niet te eten, maar vanuit die boom kan je prima overstappen naar zijn favoriete Eucalyptus. Hij klimt regelrecht in de naaldboom omhoog, springt met een klein sprongetje over naar zijn boom, en klautert dan door naar de takken met sappige blaadjes. Gezien het feit dat de takken rondom de overstap volledig kaal gevreten zijn, en het feit dat koala direct op de naaldboom afgaat moet hij dit al heel vaak gedaan hebben.
En de parkwachter? Die heeft niet door wat er achter zijn rug gebeurt. Ook in Australië vind je kostbare, maar volslagen mislukte natuurbeschermingsmaatregelen. De koala laat echt alles zien wat hij kan: klimmen (naar boven vooruit, naar beneden achteruit anders is hij topzwaar), eten, luisteren naar een andere (mannetjes) koala. Hij komt zelfs dichterbij zitten zodat we alles goed kunnen zien.
De volgende ochtend gaan we terug naar de koala. Hij zit nog steeds op hetzelfde plekje, maar nu slaapt hij. Hij doet even zijn ogen open als we er zijn, doet wat rek- en strekoefeningen, krabt wat en doet dan zijn ogen weer dicht. Wel laat hij zijn typische knorgeluidje een paar keer horen, dat was hij gisteren vergeten. Ik vraag Daniël wat hij deze koala betaalt voor zijn optreden. Dat wil Daniël niet vertellen, wel dat hij zijn contract gaat verlengen. En terecht.
Na de koala gaan we op zoek naar de platypus (vogelbekdier). Net als de andere keren dat we die gezocht hebben, laat hij zich ook nu al snel zien.
Na de platypus gaan we richting kust om naar de pelsrobbenkolonie te kijken. De pelsrobben zijn er actief, en ook hier zijn veel jonge dieren. Veel jonge robben zitten bij elkaar op een stuk rots, van waaraf ze met veel plezier in zee plonzen om te zwemmen. Eén pup komt de rots opklauteren met iets in zijn bek. Ik denk eerst dat het een vis is of zo, maar het is een pluk zeewier met een steel eraan. Niet te eten, maar wel ontzettend leuk om mee te spelen. Hij schudt ermee, zwiept het rond boven zijn kop en slingert het dan een eind weg. Vervolgens gaat hij quasi nonchalant wat rondkijken. Tot opeens: “Hé, kijk nou eens wat daar ligt. Een heel leuke pluk zeewier! Eens kijken of we die kunnen vangen”. Waarna de pup het stuk zeewier ‘vangt’, zoals een kat zijn speelgoedmuis. Hij krijgt maar niet genoeg van zijn spelletje, en zijn leeftijdsgenootjes raken ook geïnteresseerd. Zodra er één te dichtbij komt, gaat hij er grommend en dreigend op af. Het is zijn zeewier, en daar mag niemand aankomen. De situatie wordt aardig gevaarlijk als hij zijn zeewier per ongeluk tussen twee toekijkende maatjes gooit. Ze stuiven er op af, maar de rechtmatige eigenaar komt er zo snel mogelijk bij. Na enig gegrom is het duidelijk: speelgoed dat van je vriendje is, mag je niet afpakken al zou je er nog zo graag mee spelen!
Naar zoiets kan je toch uren blijven kijken! Gelukkig neemt Daniël ook steeds de tijd om ergens te kijken. Maar ja, twee dagen zijn maar twee dagen, en ’s avonds om half 8 moeten we met de ferry terug. De terugreis naar Adelaide met ferry en bus duurt 3 uur. Als we om kwart voor 11 terug zijn op onze kamer in ons Adelaide hostel zijn we na twee heel lange buitendagen wel aan ons bed toe. Kangaroo Island is zonder meer één van de hoogtepunten van Australië, en we hadden er wel veel langer willen blijven.
[12-8-98]
Adelaide en omgeving
Zondag (de dag nadat we terug zijn van Kangaroo Island) maken we een rondtocht vanuit Adelaide door de omgeving. We rijden door de Adelaide-Hills en over het Fleurieu schiereiland. Het uitzicht vanaf de heuvels over Adelaide moeten we fantaseren. Er hangt ’s morgens dichte mist. We kunnen niet eens de top van de brandtoren zien, laat staan Adelaide. Gelukkig trekt de mist vrij snel weg, en daarna hebben we de hele dag prachtig weer. We hebben weer heel veel geluk. Langs de kust zien we op twee plaatsen walvissen. Ze zitten vrij dichtbij de kust en laten zichzelf en hun jongen van alle kanten bewonderen. De jongen wegen bij geboorte een ton en zijn 2,5 meter. De eerste tijd groeien ze 90 kg per dag. Een volwassen walvis (Southern Right Whale) weegt 80 ton.
De laatste dag blijven we in Adelaide zelf. Adelaide is geheel volgens een van te voren gemaakt ontwerp gebouwd. De stad is ruim opgezet met brede straten en veel groen. Aan de buitenkant van het echte stadscentrum zijn vier pleinen en middenin het centrum ook, zodat het geheel aardig symmetrisch is geworden. Er zijn veel mooie goed onderhouden eind 19e eeuwse gebouwen, waaronder het stadhuis, postkantoor en parlementsgebouw. Hoge gebouwen zoals in Sydney en Melbourne zijn er niet. Er zijn wel torenflats, maar die zijn (relatief) laag, en het zijn er maar weinig. Al met al een aangename stad om te verblijven.
Flinders Range
Vanuit Adelaide rijden we in vier dagen naar Alice Springs, en we gaan nu dus echt de ‘outback’ ofwel het lege achterland van Australië in. We rijden de eerste dag naar de Flinders Range. De Flinders Range is een bergketen en een uitloper van de Dividing Range, de keten die langs de gehele oostkust van Australië loopt. De bergen hebben grote, brede, vlakke dalen en het landschap begint duidelijk droger te worden. Het is een halfwoestijn met gras en struiken en hier en daar een boom. Veel van de dalen worden gebruikt voor het houden van schapen, en soms ook koeien. In de Flinders Range zien we onze eerste wilde emoes (soort struisvogel) en veel de wedgetailed eagle, een enorme adelaar met een spanwijdte van zo’n twee meter.
Vandaag hebben we weinig gereden, maar wel rondgekeken en gewandeld. De meest spectaculaire wandeling is die naar Devil’s top. Zo’n drie kwartier – 1 uur flink klimmen en dan als beloning een kilometers ver uitzicht vanaf de top. We bezoeken de Yourambulla Caves, waar we Aboriginal rotstekeningen van 25000 jaar oud zien. De rotstekeningen maken op ons niet meer zoveel indruk qua ouderdom. Per slot hebben wij in Namibië rotstekeningen gezien die volgens onze volslagen gestoorde en behoorlijk dronken gids 6000 miljoen jaar oud waren (het moest 6000 zijn, maar dat vond onze gids niet goed). Eerlijk gezegd staan we wat sceptisch tegenover de Aboriginal tekeningen. Ze zullen heus wel goed gedateerd zijn, maar zien er zo fris en helder uit, dat je het idee krijgt dat de winterschilder net langs is geweest.
Wat ik nog vergeten ben is het reizen met z’n tweeën en het voetbal. In de brieven vraagt bijna iedereen daarnaar.
Ja, het reizen met z’n tweeën bevalt uitstekend, en is inderdaad heerlijk na zo’n lange tijd groepsreizen. Verder hebben we aardig wat over het voetbal gehoord. Zodra de mensen hoorden dat we uit Nederland kwamen, begonnen ze bijna zonder uitzondering over de prestaties van Oranje (waar wij natuurlijk niet van op de hoogte waren). Toen Nederland verloren had, hadden ze ook echt een beetje met ons te doen. Dat is niet terecht, wij hebben geen band met ‘onze jongens’, en bij een wedstrijd kan er nu eenmaal maar één winnen, ons maakt niet uit wie dat is.
[19-8-98]
Mericano
De laatste twee dagen naar Alice Springs zijn lange rijdagen, waarin we ong. 1300 km woestijn doorkruizen. We overnachten in Coober Pedy, een wat bizarre stad, en het centrum van de opaalmijn industrie. Zo’n 100 km voor Coober Pedy slaan we af naar wat eens een geheim Amerikaans onderzoekscentrum is geweest. Het hele gebied rondom Coober Pedy en dus ook de weg naar het onderzoekscentrum is verboden gebied. Je mag er (vanwege de opalen) niet zomaar in. Ons bezoek aan het Amerikaanse centrum is dan ook illegaal met risico van een boete. Het verlaten en vervallen onderzoekscentrum heeft een heel vreemde sfeer om zich heen hangen. Officieel bestaat het centrum (dat Mericano heet) niet, en niemand weet wat er ooit onderzocht is. De meest aanvaarde theorie is dat er onderzoek gedaan werd naar buitenaardse wezens. In 1975 is het centrum door alle onderzoekers van de ene op de andere dag verlaten met achterlating van alle spullen. In een soort laboratorium hangen nog de afzuigbuizen, in het kantoor staan nog stoelen. In de barakken waar de onderzoekers woonden, staat nog hier en daar een verdwaald bed of verdwaalde kast. De bar van de kantine heeft nog steeds een werkend rolluik en kan nog gewoon ’s avonds sluiten. Vrijwel alle ramen zijn ingegooid en op het dak van het gewezen laboratorium staan de meest ingenieuze instrumenten met een soort schotelantennes, spiraalvormige metalen apparaten en nog veel meer ingewikkelds. Niemand van ons heeft enig idee wat de instrumenten doen, of waar ze voor zijn. De normale bruikbare dingen zijn grotendeels verdwenen en hebben een nieuw tehuis gevonden bij de bewoners van Coober Pedy. Eén van de meest merkwaardige plaatsen die we ooit gezien hebben.
Coober Pedy
Coober Pedy zelf mag ook gerust merkwaardig genoemd worden. Het is destijds opgezet als tijdelijke verblijfplaats voor de opaalzoekers. Nu na 50 jaar bestaat het nog steeds, en veel mensen wonen er al veel langer dan ze ooit van plan waren. Aangezien de temperatuur niet echt aangenaam is: 55º op hete zomerse dagen en nachtvorst tijdens winternachten, wonen veel mensen ondergronds. Het huis wordt in een heuvel uitgegraven, en binnen is het dan altijd zo rond de 23º. Alleen de ingang van de huizen is te zien, en eigenlijk zie je in eerste instantie nauwelijks of een heuvel bewoond is. Het gemakkelijkst zie je dat nog aan de antennes die op de top van de heuvel staan. De meeste gewone heuvels hebben nu eenmaal van nature geen antennebegroeiing.
’s Morgens maken we een tour door Coober Pedy en het opaalmijnen gebied. We maken kennis met wat excentrieke inwoners van de stad. De eerste is de man in de caravan. Hij woont al jaren in de caravan, geeft al zijn geld uit aan schotelantennes, en doet de hele dag niets anders dan televisie kijken. Hij schijnt alle kanalen uit de hele wereld te kunnen ontvangen.
Nummer twee is Heinrich. Heinrich verzamelt. Niet iets speciaals, maar alles. Blikjes, windmolens, verkeersborden, lege olievaten, flessen enz. Verzin iets, en Heinrich heeft het. Zijn verzameling is uitgespreid over de heuvel waar Heinrich’s ondergrondse huis is, en zijn ‘tuin’ is erg vol.
Nog iets merkwaardiger is Crocodile Harry. Crocodile Harry is vroeger krokodillenjager op de Daintree River geweest, en heeft daarna zijn geluk in Coober Pedy geprobeerd. Harry is excentriek, alcoholist, verzamelaar van damesondergoed, kunstenaar en niet veilig voor vrouwen. Op dit moment valt er weinig van Harry te vrezen, hij is herstellende van een operatie en tamelijk uitgedoofd. De kunst van Harry laat zijn rijke fantasie en zijn obsessie voor vrouwen zien. Bijzondere mensen in een bijzondere stad.
Graf in Coober Pedy.
Ook op het kerkhof zie je vreemde dingen. Wat te denken van een grafsteen in de vorm van een biervat met de tekst “drink er één van mij”. Ook daar zit weer een heel verhaal achter.
We mogen in het opaalmijnen gebied zelf opalen zoeken. Niemand vindt iets meer dan kleine stukjes gewone opaal die niets waard zijn. Maar na even zoeken krijgt iedereen iets fanatieks en hebberigs over zich en alle kleine stukjes opaal worden trots meegenomen.
Tour rond Alice Springs
Door ons tourtje in Coober Pedy zijn we pas laat op weg, met als gevolg dat we pas om half 10 ’s avonds in Alice Springs aankomen. We kunnen gelukkig nog net eten krijgen, terwijl de keuken al gesloten is. Vanaf Alice Springs vertrekken we de dag na aankomst voor een vijfdaagse tour naar Ayers Rock, King’s Canyon en ander mooie dingen. We vertrekken om kwart voor 7 ’s morgens, dus erg veel zien we niet van Alice Springs.
Onze tocht is een kampeertocht, en we reizen per truck met zestien man (veel uit Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland) en Mark. Mark is onze chauffeur, reisleider, gids en kok. De tocht is echt prachtig. De eerste dag gaan we naar Ayers Rock, attractie nr 1 van Australië. Je ziet dat ook goed aan het aantal bussen, trucks en toeristen dat er is. De rots, een enorm brok zandsteen met een omtrek van acht km, is wel zo rood als we verwacht hadden maar veel onregelmatiger dan op de plaatjes lijkt. We kunnen kiezen tussen een wandeling beneden langs en de rots (340 m) beklimmen. Wij wandelen beneden langs, de rots is erg steil en we hebben ons laten vertellen dat beneden langs lopen een stuk interessanter is.
Olgas.
We zien nog veel meer beroemde hoogtepunten: de Olga’s, een verzameling grote stenen die wat willekeurig in het landschap neergesmeten lijken, King’s Canyon een prachtig gebied met ontzettend rood verweerde, loodrechte wanden en heel wat Aboriginalkunst. Alles is even mooi en indrukwekkend, maar wat ons totaal overdondert is de woestijn zelf. We hadden geen beter tijdstip voor onze tocht kunnen kiezen. Het heeft de voorgaande weken relatief veel geregend en nu is het warm. De woestijn is één groot bloeiend voorjaarsfeest geworden. Alles wat kan bloeien heeft besloten dat nu te doen, en de woestijn is veranderd in een grote tuin vol gele, witte, lila en rode bloemen. We hebben weer eens erg veel geluk, want zo ziet de woestijn er maar twee weken per jaar uit. Wij pikken daar vijf dagen volledig van mee. Zo hebben we de woestijn nog nooit gezien. Als Mark merkt dat ik het leuk vind om planten te kijken, krijg ik zijn plantenboek in bruikleen. Een beter cadeau had hij niet kunnen bedenken. Zelf hebben we geen plantengids, omdat Australië zo groot en gevarieerd is, dat je elke twee weken een nieuwe nodig hebt. Nu zomaar een plantengids met zoveel bloemen om je heen is geweldig. In de korte tijd weet ik met Mark’s boek meer dan 50 soorten van een naam te voorzien, Niet echt knap, want het is maar een klein percentage van wat er in totaal staat, maar ik ben meer dan tevreden. met de fuchsia’s, de grevillea’s, de indigo (gebruikt voor blauwe verf) en de bloeiende mistletoe (overigens heeft Mark ook heel wat planten aangewezen, en heb ik niet alles zelf opgezocht; een mens moet niet overdrijven over zijn prestaties).Tijdens de tocht bezoeken we Palm Valley. Een prachtige vochtige vallei met afhankelijk van het seizoen veel of weinig water. De begroeiing is meer subtropisch bos, dan woestijn. De palm die hier groeit, groeit alleen hier in de omgeving en komt nergens anders voor. De laatste dag brengen we door in de Mac Donnell Ranges De range bestaat uit een oost-west lopende bergketen met steile wanden, die een paar honderd meter boven het landschap uitsteekt. Rivieren hebben diepe kloven in de bergen gesleten en hier en daar vind je plaatsen met water en meertjes. Bij één van de meertjes zien we tot onze verbijstering een pelikaan.
Eén van de dagen krijgen we een uitleg van Leo, een Aboriginal over de rotstekeningen en gravures die bij zijn dorp in de buurt zijn. Leo en de mensen van zijn volk (de Arrernte groep) heeft via de landrechtenclaim het land teruggekregen dat vroeger aan zijn volk toebehoorde. Het verhaal rondom de Aboriginals is niet erg vrolijk. In het verleden zijn de mensen verschrikkelijke dingen aangedaan door hun land (het belangrijkste dat er is voor een Aboriginal) af te nemen, ze af te slachten en drank en ziekten over te brengen. Daarna zijn o.a. door de missie met de beste bedoelingen heel verkeerde dingen gedaan, omdat ze niets van de Aboriginals en hun cultuur afwisten. Daarnaast zijn in een poging om de Aboriginals te ‘civiliseren’ kinderen uit gezinnen weggehaald en ondergebracht bij blanke gezinnen om ze beschaving bij te brengen. Dat is nog doorgegaan tot de zestiger jaren. Toen goedbedoeld, maar natuurlijk uitgelopen op een ramp. Het is natuurlijk niet terecht om de huidige generatie blanke Australiërs, de misdaden van hun voorouders aan te rekenen. Toch schijnen de Aboriginals een soort uitkering te krijgen om de ellende uit het verleden te compenseren. Verder hebben veel Aboriginals via de landrechtenclaim hun grondgebied teruggekregen. Volgens Leo willen alle Aboriginals graag terug naar de grond van hun stam en voorouders. Naar ons idee kan dat niet zo’n waarheid zijn. Een in de stad opgegroeide jongen zal toch behoorlijk om moeten schakelen naar het traditionele leven in het midden van de woestijn. Daarnaast willen ze, weliswaar op een andere manier dan vroeger want de tijd is nu anders, hun traditionele leven met hun eigen riten weer gaan leven. Dat klinkt niet echt realistisch. Aboriginals zijn Australiërs die in Australië leven, en niet een soort geïsoleerde eilandbewoners. Voor de regering komt de landrechtenclaim niet zo slecht uit. Mensen waarvan je niet weet wat je er mee aan moet, stuur je met wat geld naar een plek waar je zelf toch niet zoveel mee kan. Wat er van hun terecht komt, interesseert ze voor geen meter. Voor de buitenwereld gedraag je je bovenmatig netjes: land en geld geven, daar kan toch niemand kritiek op hebben.
Qua racisme kan Australië meedingen naar de eerste prijs. Vrijwel iedereen heeft een afkeer van Aboriginals. Ze zijn eigenlijk van mening dat de enige goede Aboriginal een dode Aboriginal is, omdat die van die leuke cirkeltjes en emoe-poten op de rotsen heeft geschilderd, en daar zit handel in. Aboriginals vinden ze vies, lui, dronken en ze krijgen nog geld van de regering van hun belastingcenten toe. Dat laatste is natuurlijk ook geen goede maatregel. Van geld krijgen zonder er iets voor te doen en zonder dat duidelijk is dat ze zelf geen geld kunnen verdienen, zijn weinig mensen beter geworden. De dronkenschap zien we zelf vooral in de steden overal om ons heen. Het is echt walgelijk, je ziet de mensen stomdronken rondstrompelen, of in groepen wat wezenloos zitten of ruzie maken. Een positief beeld van de Aboriginals levert dat voor een bezoeker zoals wij niet op. In Alice Springs moeten we met een taxi van het hostel naar het restaurant heen en weer. Jonge Aboriginals schijnen ’s avonds geregeld toeristen lastig te vallen.
In Leo’s dorp lijkt alles wel aardig te lopen, met een gemeenschap van meer zelfbewuste mensen. Leo is een goede verteller en een verstandige man. Toch zijn we bij de gravures die hij laat zien verbaasd. In de droge woestijn is het hard werken, voedsel is schaars en er is weinig tijd voor arbeidsintensieve rotsgravures. Die zijn, volgens Leo, dus gemaakt in de tijd dat het gebied met regenwoud begroeid was, en er voedsel in overvloed was. Klinkt plausibel ware het niet dat het regenwoud al 200 miljoen jaar verdwenen is. De mensheid is volgens ‘onze’ wetenschap toch beduidend jonger. Een gestoorde gids in Afrika die gaat stampvoeten als je twijfelt aan zijn 6000 miljoen jaar is tot daar aan toe, maar Leo verbaast ons. Als je zelf een computer hebt, en de klanten in je winkel met een pinpas kunnen betalen, kan je toch niet alle wetenschappelijke feiten afdoen als ”een andere religie”. Intrigerend, dat wel.
[20-8-98]
Richting Darwin
Na onze vijf dagen komen we weer terug in Alice Springs. Rik gaat snel (voor donker) boodschappen doen, ik stort me op de was (vrijwel alle hostels hebben wasmachines en een droger). Na één nachtje gaan we weer uit Alice weg, op weg naar Darwin. Tijd om Alice Springs te bekijken is er dus niet echt. We vertrekken heel vroeg (kwart voor 6) en zien Alice Springs voor de laatste keer in het donker.
We doen dit traject ook met de Oz-bus , maar die heeft het uitbesteed aan een andere maatschappij die veel tours in de Northern Territories maakt. We hebben een driedaagse kampeertour naar Darwin, waarbij alle maaltijden verzorgd worden. Onze eerste dag hebben we nu net achter de rug. Een lange rijdag van 950 km. Dat kwam ons wel uit. Lekker rustig zitten, naar buiten kijken, slapen en boekje lezen. Na heel veel dagen tussen half 5 en half 6 op en intensieve dagen willen we wel een zitdag.
Deze brief ga ik pas in Darwin posten.