Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 07: NZ - Auckland naar Rotorua
Wereldreis, Oceanië, brief 7

Wereldreis, Oceanië, brief 7

Auckland 9 oktober 1998

Auckland

Na het lezen van de post en de krantenknipsels begrepen we dat wij met onze regenverhalen van Tasmanië absoluut geen indruk gemaakt kunnen hebben. Tegen de Nederlandse regenval kunnen wij niet opbieden. Leuk hoor, de krantenknipsels die jullie meesturen. Gezien de onhandige tijd missen we bijna altijd de wereldomroep, en dus de Nederlandse nieuwsberichten. Nu zijn we weer aardig bij.

Alhoewel we nog geen dichtgetimmerd reisschema hebben, zijn we nu wel een aardig eind op weg met de plannen. Voor een deel van het traject reizen we met de Kiwi-Experience-bus, de Nieuwe Zeelandse zus van de Oz-bus. De Kiwibus vullen we aan met reguliere busdiensten en de trein, want de Kiwibus doet niet alles wat wij willen.

Nog één verhaal en dan zal ik over Nieuw Zeeland zelf verder gaan. Gewapend met een boel informatie en een lijstje vragen gaan we naar een backpackers reisbureau. Onze ervaring is dat je bij die backpackers de beste informatie krijgt. Zo ook hier. We worden geholpen door Andy, die veel weet, snel doorheeft wat we ongeveer willen, en zelf met zinnige alternatieven aankomt. Op het eind hebben we nog wat vragen over de dingen die rond Auckland te doen zijn. Zo willen we naar Waitákere Park, zo’n 50 km van Auckland. Hoe komen we daar, of kunnen we beter één van de tours doen die we gezien hebben. We krijgen het bekende antwoord: “Het beste is om een auto te huren”. En wij geven ons standaard antwoord terug: “Ja, maar wij rijden geen auto”. Andy kijkt ons nog eens goed aan en vraagt dan: “Reizen jullie al een tijd rond in Australië en Nieuw Zeeland, en zijn jullie een paar maanden geleden bij Backpackers Travel Centre in Sydney geweest?”. Dat is zo. “Ja”, zegt Andy, “Ik dacht jullie al te herkennen”. Andy heeft een tijdje in Australië gewerkt en is nu weer terug, en hij was destijds op het reisbureau in Sydney. Na drie maanden herkent hij ons op een totaal andere plaats alsnog. Heel toevallig, en door niet auto te rijden, val je hier wel erg op!

Rangitoto

Auckland is aan twee kanten omgeven door de zee. Aan de westkant de Tasmanzee, en aan de oostkant de Stille Oceaan. Aan de oostkant ligt een grote groep eilanden, en naar één van die eilanden, Rangitoto zijn we gisteren geweest. Rangitoto is een vrij jong eiland van ong. 600 – 800 jaar oud. Rangitoto is een vulkaan en het hele eiland bestaat uit de vulkaan met lava er omheen. Wij hebben nog nooit zoiets gezien. Het hele eiland is bedekt met zwarte lava. Op sommige plaatsen zie je grote velden, die eruit zien als omgespitte akkers met veel grote klonten aarde. De klonten zijn alleen geen klonten, maar harde brokken lava. Vrijwel nergens op het eiland heeft enige bodemvorming plaatsgevonden. Ondanks dat is het eiland toch erg bebost, en vooral de krater zelf is helemaal dicht begroeid met bos.
Het eiland is niet heel groot, en vanaf de boot kan je naar de top van de vulkaan lopen, en dan rondlopen over de kraterrand. Bepaald een sensatie: aan één kant de steil aflopende kraterwand, en aan de andere kant de krater zelf. We zien ook de lavagrotten en de lavatunnels. Die zijn ontstaan doordat de bovenlaag van de lava al gestold was, terwijl de laag eronder nog doorstroomde. De tunnels zijn wel spannend, je kan er echt doorheen lopen. Soms zitten er gaten in het dak, waarna de tunnel weer doorloopt. Omdat het zo donker is, let ik erg goed op waar ik mijn voeten zet, waardoor ik niet zie dat het dak wat laag is. Nu begrijp ik waarom mensen in grotten altijd een helm op hebben!

Op stap met een geoloog

Jan van Genten.

Jan van Genten.

Vandaag zijn we met een geoloog op stap geweest, onder andere naar het Waitakere Park. Een geweldige dag. Eerste stop was bij een enorme Jan van Genten kolonie. Ik had weer helemaal het gevoel in een natuurfilm te staan. Vanaf een paar meter afstand kan je naar de kolonie kijken, waar de vogels druk met van alles zijn. Ze zijn nu bezig om de laatste hand te leggen aan de nesten. De plaatsen zijn verdeeld, en de paren zitten ieder op hun eigen stek. Er zijn drie vlakke stukken, die allemaal helemaal vol zitten. De Jan van Genten zitten onvoorstelbaar regelmatig verdeeld over de terrassen. Als je de afstand tussen de nesten zou meten, dan zou het verschil in afstand hooguit een paar millimeter zijn. Op één terras is helemaal aan de buitenrand nog plaats. Daar zitten de jonge vogels die hun plek nog moeten bevechten, de ouderen hebben ieder hun eigen plek, waar ze elk jaar weer terugkomen. Het is ongelofelijk hoe precies die grote vogels bij hun eigen nest kunnen landen, zonder op hun partner of binnen het territorium van de buren terecht te komen. Een stukje precisiewerk.

We zien veel vogels ‘grazen’. Ze verzamelen groen (groene planten), niet om te eten, ze eten uitsluitend vis, maar om in het nest te verwerken. Het groen gaat net als bij een composthoop lekker rotten, en wordt warm. Dat helpt om de eieren lekker warm te houden. Aan de buitenrand wordt af en toe stevig gevochten. Vogels sleuren elkaar echt over de grond. Eentje heeft met zijn grote bek zijn tegenstander bovenop zijn kop beet, en probeert hem weg te slepen. Kan niet fijn voelen. De eerste vogels zitten al op hun eieren. Zelfs als je hier staat en alles vlak voor je ogen ziet gebeuren, kan je niet geloven dat je hier zomaar echt bent. We zijn bevoorrechte mensen.

Murray (de geoloog) laat ons prachtige vulkanische verschijnselen zien. Onder andere lavakanalen van een vulkaan die destijds in de oceaan onder water was. Het Noordelijke eiland van Nieuw Zeeland is erg rijk aan vulkanische verschijnselen. De Zuidelijke tectonische plaat is al miljoenen jaren bezig om onder de tectonische plaat waar o.a. Australië op ligt te schuiven. Op de rand waar de platen onder elkaar schuiven, kunnen dan door druk, wrijving en vervorming, vulkanen (en aardbevingen) voorkomen. Op het Zuideiland gebeurt iets heel anders. Daar schuiven de platen niet onder elkaar, maar langs elkaar heen. Als gevolg van die doorlopende botsing, zijn de zuidelijke Alpen, een bergketen, gevormd. Murray laat ons nog iets heel bijzonders zien: een echt zwart strand. Het ziet er uit als zachte modder, maar als je het oppakt sta je met een handje zwart zand in je hand. De kleur wordt veroorzaakt door de mineralen (we dachten magnetiet en ijzer?).

’s Middags wandelen we in het Waitakere Park, waar we onze eerste volledig Nieuw Zeelandse vogel zien, de Tui. Echt een zeer geslaagde dag met Murray die veel weet en veel laat zien.

Adventure

Trouwens, ooit gehoord van Urban Rap Jumping? Dat kan je in Auckland doen. Heel Nieuw Zeeland is gek op ‘adventurous’ dingen. ‘Adventure’ wordt daarbij (naar onze mening) als volgt gedefinieerd: Avontuur is voor veel geld, griezelige dingen doen, die nergens voor nodig zijn, maar waar markt- en trendgevoelig publiek dol op is. De gebeurtenis is meestal niet heel risicovol, omdat het ‘adventure’ volledig onder controle en supervisie van een instructeur/deskundige staat. Het avontuur wordt uitgevonden door commercieel slimme mensen, die inspelen op de vraag naar steeds nieuwe spannende ‘uitdagingen’. Na een poosje krijg je de terminologie in grote lijnen door. ‘Urban’ doe je in een stad, bij ‘Rap’ doe je iets achterstevoren (en soms ondersteboven). ‘Jumping’ is springen van veel te grote hoogte. Urban Rap Jumping is dus achterstevoren van een heel hoog gebouw (het Novotel) in Auckland springen. Je zit heel erg goed en zeker vast, dus het risico op doodvallen is net zo groot als bij op straat lopen. Mocht je uitgekeken zijn op de Urban Rap Jumping, kan je altijd nog gaan voor de Dune-boarding, de Shot-Over Jet, de Pipeline, de Black Water Rafting, de Sky Diving of de Rap Abseiling.
Ik zal nog schrijven voor welk avontuur wij kiezen.

Paihia 16 oktober

Orka's

Orkas.

Orkas.

Vanmorgen hebben we orka’s gezien. Niet zo maar eventjes, maar echt goed, van heel dichtbij en zeker wel acht in totaal. Orka’s zijn de grootste dolfijnachtigen en zijn echt enorm. Het zijn echte rovers, die op zeehonden en dolfijnen jagen. Haast niet te geloven wat we vandaag zien: orka’s vlak bij de boot, duikelend door het water en een jong samen met drie andere orka’s bij mam zwemmend. We zijn helemaal niet in een speciaal orka gebied, het is ook geen uitverkoren orka tijd van het jaar. Maar, ze zijn er gewoon. Aardige verrassing van de orka’s. Zelfs de gids is helemaal opgetogen, wij nog meer. Orka’s zijn van die dieren die je dolgraag wilt zien, maar er altijd net niet zijn, als jij er bent.

Van Auckland naar Paihia

De orka’s zijn in de brief een beetje voor hun beurt gegaan, maar ik zal nu ons verhaal weer in een ordelijke volgorde oppikken.
Tot en met maandag zijn we nog rondom Auckland zoet geweest, en sinds dinsdag zijn we weer aan het reizen. Zondagochtend werden we om even over half 7 uit bed gebeld. De boot die ons die dag naar een klein vogeleiland (Tiritiri) zou brengen, gaat niet. Reden: er staat een storm van 40 knopen, en de boot kan niet de zee op. We weten niet hoe hard 40 knopen is, maar hard is het wel. Erg jammer, want een andere dag kunnen we niet meer. Voor dinsdag is de bus al geboekt, en de boot gaat maat drie dagen per week. We zetten eerst de wekker een uurtje door, en de rest van de dag brengen we zoet in de stad, en we gaan naar het circus dat toevallig net in de stad is. Ook leuk, maar iets heel anders.
Op onze laatste dag in Auckland gaan we naar Devonport. Een leuke stadswijk met nog veel historische gebouwen. Omdat het onbehoorlijk veel en hard regent, zien we ook erg veel van de bushokjes in Devonport. Ideale plaatsen om te schuilen.

Vanuit Auckland reizen we eerst naar het noorden. We gaan langs de westkust omhoog. Eerst rijden we door voornamelijk landbouwgebied met veel weidegrond, later komen we door prachtige stukken bewaard gebleven Kauribos. Bij de grootste boom (Kauriboom) van Nieuw Zeeland stoppen we. Een immense boom van in totaal meer dan 50 m hoog, een omtrek van bijna 14 m en een kaarsrechte stam zonder zijtakken of knoesten van zowat 18 m. Het Kauribos is bijna geheel verdwenen. In het verleden is er door de blanke kolonisten veel te veel hout gekapt, zodat er nu nog maar 3% van het oorspronkelijk bosgebied over is. Als je die mooie dikke rechte stam ziet, die een heel goede kwaliteit hout oplevert, kan je je wel voorstellen dat houthakkers daar niet vanaf konden blijven. Inmiddels is het Kauribos beschermd, en proberen ze stukken bos te herstellen.

Aan het eind van de dag stoppen we in Paihia, waar we overnachten. We doen dit traject met de reguliere bus, omdat de Kiwibus zowel heen als terug naar het noorden langs de oostkust rijdt. Dat is zonde, want de westkust is te mooi om over te slaan. Vanaf Paihia reizen we verder naar het noorden, voor 90 mile beach en Cape Reinga. Cape Reinga is niet de meest noordelijke punt, maar wel het punt waar de Tasman Zee en de Stille Oceaan elkaar ontmoeten. Waar de stromen samenkomen, zie je wit schuim. De golven en het schuim kunnen veel woester zijn, dan wat wij zien, omdat wij er zijn met uitermate vriendelijk, helder weer.
Op de weg naar Cape Reinga stoppen we bij de duinen. Mooie hoge zandduinen. We reizen nu met de Kiwibus, en moeten dus avontuurlijk zijn. We stoppen om met een plank (soort kort surfboard) van hoge duinen te glijden. Wij nemen heel flink samen één plankje mee. We stoppen eerst bij een oefenduin en Wallis legt uit hoe je met het plankje veilig moet glijden. Daarna mag de groep het proberen (Wallis is de buschauffeur). Het oefenduin is ons veel te steil, daar durven we niet vanaf. Wij lopen terug naar een kinderduin, daar gaan wij wel af, en dat vinden we al flink genoeg. Terwijl wij fijn met ons sleetje op ons duin spelen, is de rest door voor het serieuze werk. Een flink hoog duin waar je hard van de steile helling gaat. Maar eerlijk is eerlijk, echt gevaarlijk of onverantwoord is het niet, voor ons gaat het alleen te steil en te hard.

Aroha Island

Terug in Cape Reinga worden we afgezet in Kirikiri, vanwaar we verder reizen naar Aroha Island. Aroha Island is één van de twee (!) plaatsen in Nieuw Zeeland waar je een redelijke kans hebt om de kiwi (de vogel) te zien. Het gaat niet goed met de kiwi. Kiwi’s zijn absoluut niet aangepast aan de moderne tijd. Ze kunnen niet vliegen, en maken hun nesten op de grond, gemakkelijk toegankelijk voor rovers. Ze leggen enorme eieren waar ze heel lang op broeden. Af en toe laten ze het nest alleen, om eten te gaan zoeken. De jongen zijn dan een gemakkelijke prooi voor iedereen die wel een hapje lust. Toen de kiwi uitgevonden werd, waren er geen echte serieuze predatoren. Door de Europeanen zijn ratten, wezels en hermelijnen geïntroduceerd. Vanuit Australië zijn possums geïntroduceerd. Verder vormen loslopende honden, huiskatten en wilde katten een ernstige bedreiging voor de kiwi. Kortom de kiwi is niet gebouwd op de gevaren die hij nu wel onder ogen moet zien. Net als bij veel bedreigde diersoorten vormt de aantasting en het verdwijnen van zijn woongebied nog een extra moeilijkheid. Ondanks alle beschermende maatregelen gaat de populatie nog achteruit. Van de jongen overleeft maar 2%, terwijl ongeveer 20% zou moeten overleven om de groep (nu geschat op 30.000) stabiel te houden.

Aroha Island is een piepklein eiland. Op en rondom het eiland zit een kleine groep kiwi’s, en één daarvan willen wij graag zien. Kiwi’s zijn nachtvogels, die uitermate schuw zijn, en wegrennen als ze licht van een zaklantaarn zien. Kiwi’s zien valt dus helemaal niet mee. Als we om 8 uur ’s avonds aankomen, gaan we gelijk met Greg, de beheerder van het eiland op zoek. We horen ze ontzettend vaak roepen, vooral mannetjes, maar ook een vrouwtje dat veel moeilijker te horen is. Zien doen we ze niet, en na twee uur zoeken, geven we op. Morgen gaan we het opnieuw proberen, we hebben hier expres twee nachten gepland.

De tweede avond is volgens Greg een betere avond. Het is droog en helder, en we hebben nu meer kans om de kiwi te horen als hij naar voedsel schraapt. Ondanks dat herhaalt het patroon van de dag daarvoor zich. We horen ze wel, maar zien, ho maar. Greg wijst ons wel op kersverse kiwipoep, maar dat is toch heel wat anders dan een echte kiwi.
Wat we wel zien, is een possum. Greg is dan net het bos in om de kiwi te zoeken. Possums worden niet gewaardeerd in Nieuw Zeeland. In Australië zijn ze beschermd, maar hier, waar ze van nature niet voorkwamen, zijn ze een plaag. Ze eten bomen kaal, zodat ze doodgaan en verdwijnen (de bomen), en ze eten het voedsel dat de Nieuw Zeelandse inheemse beesten nodig hebben, op. Ze doen het te goed in Nieuw Zeeland. Wij vinden de possums wel leuk. Als je die leuke nachtdieroogjes met die lieve oortjes ziet, sluit je zo’n beest gelijk in je hart. Wat ze ook verkeerd doen, ze blijven zulke vertederende knuffelbeesten dat je ze niets kwalijk kan nemen. Bovendien kunnen ze er zelf natuurlijk niets aan doen dat ze het hier zo naar hun zin hebben. Als Greg weer terugkomt op het pad, verraden wij onze possum niet. We zijn veel te bang dat Greg een val voor hem gaat zetten. Possums worden hier bij voorkeur in de val gelokt of vergiftigd. Terecht of niet, wij kiezen partij voor onze possumvriend, wij willen hem niet in de val.

Nieuw Zeeland’s natuurbeheer is trouwens erg fel op alles wat geïntroduceerd is, en niet van nature thuis hoort in het land. Veel uitheemse planten en dieren worden aangemerkt als pest, en op alle mogelijke manieren bestreden. Nieuw Zeeland, dat natuurlijk heel lang als geïsoleerd eiland heeft bestaan, is bijzonder gevoelig voor geïntroduceerde soorten, die met gemak de bestaande soorten wegconcurreren. Ze vragen of wij in Nederland ook van dat soort soorten hebben die een plaag vormen. Wij kunnen zo snel niets bedenken. Wij hebben geen planten of dieren nodig om de natuur te verpesten, dat kunnen we zelf heel goed.

Bay of Islands

Vanmorgen zijn we vertrokken van Aroha Island. Terug naar Paihia, om daar een boottocht door de Bay of Islands te maken, op zoek naar de dolfijnen. De boot vertrekt al om 8 uur, zo vroeg gaat onze bus nog niet. Gelukkig wil Greg ons brengen. Onderweg zien we helaas eindelijk onze kiwi: doodgereden op de weg. Weer een kiwi minder. Kiwi’s hebben heel aparte veren. Ze voelen heel zacht aan, net als beesten met zacht haar.

Met de boot hebben we meer geluk dan met de zoektocht naar de kiwi’s. Al na ongeveer tien minuten zien we de dolfijnen. Ze zijn erg nieuwsgierig en komen op de boot af, en zwemmen vlakbij langs. Ariane, onze gids, vertelt over de bottlenose dolfijnen, en wijst ze op de foto’s aan. Op de foto zie je de dolfijnen hoog springen, maar waarschuwt Ariane, dat gebeurt maar zo zelden, dat zullen we niet zien. Maar vandaag hebben ze daar niet naar geluisterd. We zien eerst wat kleine sprongetjes, en dan opeens twee, drie stuks die een echte metershoge dolfinariumsprong maken. Zo maar recht voor de boot, een paar meter van ons af. Je mag ook (soms) zwemmen waar de dolfijnen zijn, maar dan moet je goed kunnen zwemmen. De dolfijnen komen echt nieuwsgierig op de zwemmers af. Echt heel leuk. Na ons eerste snorkelavontuur durven we de diepe zee niet in. Het water is ook erg koud, met alle kleren en jas aan is het al niet warm, en alle zwemmers komen klappertandend (ondanks de wet-suit) aan boord. Maar het moet natuurlijk fantastisch zijn om op minder dan een halve meter afstand van een dolfijn te zwemmen. De hele ochtend blijven we dolfijnen zien. Verder zien we ook nog hamerhaaien. Vanaf de baai gaan we de zee een stukje op, om nog te kijken of we andere dolfijnen, en misschien walvissen kunnen vinden. En dan als volslagen verrassing zien we de orka’s. Echt een cadeautje. Het is zo jammer dat je niet echt in een brief kan schrijven hoe geweldig zo iets is. Vooral als je het helemaal niet verwacht en ze dan zo boven verwachting goed en uitgebreid ziet. Echt fantastisch. Dat je niet altijd zoveel geluk hebt, blijkt uit het feit dat mensen al voor de tweede of derde keer mee zijn. Als je geen (bottlenose) dolfijnen ziet, mag je op hetzelfde kaartje nog een keer mee. Gisteren hebben ze de hele ochtend niets, maar dan ook niets gezien.

Iets anders waar ik jullie over wil vertellen, is een bezienswaardigheid die in geen enkele reisgids voorkomt. Het openbare toilet van Omapere. Omapere is een gehucht van niets, maar het toilet,... wauw! Als je binnen bent, moet je op een knop drukken om de deur te sluiten. Druk je op de knop, dan glijdt de deur heel kalmpjes aan dicht, tegelijkertijd gaat een restaurantachtig pianomuziekje spelen. Als je eruit wil, moet je op de andere knop drukken, en dan schuift de deur weer zachtjes open. Het toilet heeft een ernstig nadeel. Zit je er te lang op, dan opent de deur automatisch en meteen gaat er dan een alarmsirene af. Zit je daar even voor gek!

17 oktober

Coromandel Peninsula

Vanuit Pahia zijn we aan het eind van de middag teruggereden naar Auckland, waar we één nachtje geslapen hebben.
Vandaag (zaterdag) zijn we opnieuw uit Auckland vertrokken, en nu zijn we in Whitianga op het Coromandel Peninsula. Met de plaatsnamen hier hebben we nogal wat moeite. Het zijn bijna allemaal Maori namen, die voor ons erg op elkaar lijken. Wie kan nu na een paar keer lezen plaatsen als Whangarei, Whangatane, Waipawa, Waipukurau, Wanganui, Whitianga, Whangaroe, Waipoua, Waikaretu en Whankaari uit elkaar houden? Daarbij kom je er na een poosje achter dat ‘Wh’ uitgesproken wordt als ‘F’.
De plaatsnaam ‘Taumatawhakatangihangi-koauauotamateaturi-pukakapikimaunga-horomikupokai-wahemakitanatahu’ valt echt niet te onthouden. Het is de langste plaatsnaam in de wereld, en een stuk langer dan ‘Llanfairpwllgwyngll-gogerychwyrndro-bwllllantysil-iogogogoch’ in Wales. De naam betekent: ‘De plaats waar Tamatea, de man met de grote knieën, die van bergen gleed, ze beklom en ze inslikte, bekend als de landeter, fluit speelde voor zijn geliefde’. Plaatsnamen als ‘Ede’ mogen misschien minder opwindend zijn, onthouden is een stuk gemakkelijker.

Rotorua, 23 oktober

Vanuit Whitianga hebben we een uitstapje geboekt. Een halve dag waarin we naar verschillende plaatsen gaan om vogels te kijken. Altijd leuk. Bij aankomst in Whitianga ligt er een boodschap voor ons. Of we Steve willen bellen. We hebben geen idee wie Steve is, maar hij blijkt van de tour te zijn (een één-mans bedrijfje). Hij heeft iemand die een dagtour over het Coromandel schiereiland wil maken. Dat is een tour van een hele dag, maar of we voor de (lagere) prijs van de andere tocht meewillen. Dat klinkt wel goed, dus we zeggen ‘ja’ tegen het voorstel. Het tochtje is geweldig, hij laat ons het hele gebied zien. We wandelen door mooi, inheems bos, zien leuke plaatsen en hebben geweldige uitzichten over zowel de oost- als de westkust. En overal zie je eilanden, baaien en kliffen. Vogels zien we ook nog (Jan van Genten, sterns, roofvogels), dus we zijn wel tevreden over onze dag.

Aan het eind van de dag laat Steve ons een beschermingsgebied van de kiwi zien. Er zitten nu 16 kiwimannetjes op één of twee eieren. Kiwivrouwtjes vinden dat ze na het leggen van hun veel te grote ei genoeg gedaan hebben, de rest van de zorg is voor de mannetjes. Vrouwtjes verleiden mannetjes om op hun ei te zitten, wat meestal niet eens van hun zelf is. Komt een ander vrouwtje toevallig langs, dan gebeurt het meer dan eens dat die een tweede ei onder de zorgzame kiwiman dumpt. Binnen het kiwigebied, is alles aan bedreigingen en gevaren goed onder controle. Het gevaar komt als de kuikens, als ze één jaar zijn, de wijde wereld in moeten trekken (ze worden weggejaagd) om hun eigen territorium te zoeken. Maar 2-5% van die kuikens groeit op tot volwassen kiwi’s. Steve is één van de drie vrijwilligers die het gebied controleren, Hij volgt de kuikens (die een zendertje om hebben) die het gebied verlaten, maar soms lopen ze zo snel ver weg, dat hij ze kwijt raakt.

We blijven nog een dag in Whitianga, en eindelijk ga ik weer paardrijden. Eerst lijkt dat niet te lukken, omdat ze voor één persoon geen tocht organiseren. Stom toevallig rollen er diezelfde dag twee Nederlandse meisjes het hostel binnen, die ook willen rijden. We maken een prachtige tocht door de weilanden, door dicht bos en over steile heuvels naar een uitzichtpunt. Echt een heerlijke tocht, brave paarden en een goede manege die goed voor de paarden zorgt.

Rotorua

Vanaf Whitianga rijden we eerst langs de oostkust naar het zuiden, en dan meer het binnenland in naar Rotorua, het hart van de geothermale verschijnselen. Op de dag dat we aankomen, gaan we met bijna de hele Kiwibus naar een Hangi maaltijd en concert. Een Hangi maaltijd is een traditionele Maori maaltijd, die bereid is in een oven die verhit wordt met verhitte stenen. De oven is een kuil in de grond, waar de hete stenen in gaan. Daarop komt het vlees en de groente, en van boven wordt het eten afgedekt met natte doeken.
Iets van de echte oude cultuur van een land zien, is altijd interessant, en dus gaan we mee. Wel zijn we bang, dat de ‘cultuur’ die we voorgeschoteld krijgen erg opgeplakt en ingestudeerd is, en niets meer te maken heeft met de beleving van de mensen zelf. Onze verwachtingen worden volledig beantwoord. De avond begint met een welkomstceremonieel, waarbij een krijger gevaarlijk dreigend doet, en de stam (drie mannen en twee vrouwen) uittesten of we in vrede komen of oorlog zoeken. Ook wij hebben in de bus een ‘chief’ aan moeten wijzen, en onze ‘chief’ moet in antwoord op de Maori uitingen, ook het nodige doen. We vermaken ons net zo over onze ‘chief’ die zijn taak uitermate serieus neemt, en zo zenuwachtig is, dat hij niet uit zijn woorden komt, als met het Maori gedoe erom heen.
Het eten is prima, maar niet anders dan wat je normaal kan krijgen. Er is een groot buffet, en op de toetjestafel staat slagroomtaart versierd met plakjes kiwi, een soort aardbeien saromapudding en perziken uit blik! Misschien heeft Kapitein Cook in 1770 de saromapudding en de vruchten uit blik wel van de Maori’s meegenomen naar Engeland. Op zo’n culturele avond leer je toch veel. Afsluitend is er een zang- en dansvoorstelling. Die vinden we wel leuk, totdat we op het punt aankomen, waarbij het publiek mee moet doen. Je zag dat al van tevoren aankomen, en wij doen niet mee en haten meedoen, maar zowat de hele bus staat te dringen om mee te mogen doen. Al met al is de avond wel zoals we verwacht hadden, en we wilden het toch een keer meemaken. Een tweede Hangi avond zullen we niet snel gaan doen.

24 oktober 1998

Omdat er zoveel te doen is, besluiten we om vier dagen in Rotorua te blijven. Tot onze verbazing gaat het overgrote deel de volgende ochtend meteen weer door, zonder iets gezien te hebben. Het buspubliek is voornamelijk jong, Engels publiek. In voor feesten, bungeejumpen, en vooral veel drinken, en zich niet zo bewust van de omgeving als zou kunnen. De meesten volgen erg braaf de voorstellen van de chauffeur. De chauffeur heeft niet gepromoot om in Rotorua te blijven, en vertelt dat ‘we’ om half 9 ’s morgens vertrekken. En dus vertrekken ze in groten getale de volgende ochtend met de bus naar Taupo. In Taupo hebben ze (volgens het busschema) een vrije dag. In Taupo kan je namelijk de beste bungeejump van Nieuw Zeeland doen (gepromoot door de Kiwibus). Aangezien wij nou eenmaal saai en niet avontuurlijk zijn, sjouwen wij de bezienswaardigheden af.
De eerste dag gaan we naar Waimangu Valley. We kijken er onze ogen uit. Het ‘frying pan lake’ is een heet meer. Al van veraf zien we het stomende meer. Ook langs de oever van het meer zien we rotsen, van waaruit spleten stoom komt. We maken een wandeling van anderhalf uur door de vallei en zien de meest fascinerende dingen. Op sommige plaatsen voelt de grond zo heet, dat je er koekjes kan bakken, en overal zie je gaten in de grond, van waaruit stoom komt of kokend water borrelt.

Rotorua.

Rotorua.

We klimmen naar de Inferno Crater, een kratermeer met een vaalgroene kleur vanwege de kobalt, water van 80ºC en ontzettend zuur water (zuurgraad 1,9). Zelfs op plaatsen waar het water van het meer afgekoeld is, kan je je hand er niet inhouden vanwege het zuur. Eerst voel je niets, maar na een poosje voel je een soort brandwondenpijn (niet uitgeprobeerd, op gezag van de gids Benjamin aangenomen). Vanuit de vallei stappen we in voor een boottocht over een kratermeer, gevolgd door een boswandeling en een tweede boottocht over een ander groot kratermeer. Het eerste meer is het meest indrukwekkend. We varen dan langs stoom uitblazende rotsen en een serie geisers die elke drie à vier minuten om de beurt water spugen. Bij dit meer, Lake Rotomahana, waren vroeger de witte en roze terrassen. Ze werden beschouwd als het achtste wereldwonder, terrassen door de eeuwen heen gevormd zijn door kristallisatie van de mineralen van het erover stromende water. De terrassen zijn in 1886 in één nacht volledig verwoest door een uitbarsting van de vulkaan Mount Tarawera. Middenin de nacht begon de berg te rommelen, en de mensen in het nabij gelegen dorp werden opgeschrikt uit bed. Uit de top kwamen drie grote vuurstromen, in de lucht waren bliksemschichten en na een poos spuugde de berg grote kokende brokken lava, hete as en heet water uit, terwijl de aarde sidderde en schudde. Het plaatselijk hotel bestaande uit twee verdiepingen stortte in, de hotelgasten werden bedolven onder het puin, of getroffen door de hete as en lava. De gasten logeerden in het hotel in Te Wairoa om van daaruit vanaf het meer naar de roze en witte terrassen te gaan. Na een paar uur kwam de berg tot rust, nadat hij 2 km³ puin uitgespuugd had. Te Wairoa was bedekt onder een laag as van gemiddeld 1,5 – 2 meter, en 120 mensen vonden de dood. De terrassen waren verdwenen, en het oorspronkelijke meer was wel vier keer zo groot geworden.

Door de aardbeving was een diepe kloof ontstaan, zowel in het landschap voor de berg, als in Mount Tarawera zelf. De kloof in het landschap is de huidige Waimangu valley. De kloof in Mount Tarawera’s top is uitermate steil, en is zo’n 300 meter diep. Wie op wonderlijke wijze de uitbarsting wel overleefd heeft, is de Maori chief van het dorp. Enige dagen voor de eruptie zagen de Maori roeiers (die de blanke toeristen langs de terrassen roeiden) en de Maorigids een Maori oorlogskano op het meer. Volgens de overlevering zagen de toeristen de kano (die daar nooit was gebruikt) ook. Even later loste de kano op in het niets. De Maori’s gingen te rade bij hun chief. De chief die gekant was tegen alle veranderingen die het toenemend toerisme met zich mee bracht, legde uit dat de oorlogskano een onheilsteken was, en voorspelde de vernietiging van Te Wairoa. Hij kreeg gelijk, en ook hij werd in zijn huis bedolven onder meters stof en puin. De overige Maori’s waren zo bang dat hij de woede van de geesten over hun afgeroepen had, dat ze de blanke reddingswerkers vijf dagen lang beletten om de chief uit te graven. Tot hun grote verbazing bleek de chief na die vijf dagen levend onder het puin vandaan te komen, al moest ie wel naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis is hij na een paar dagen alsnog overleden. Straf van de Goden volgens de Maori’s. In de diverse varianten van het verhaal wordt de chief afgeschilderd als 104, 100 of 110 jaar oud. Mogelijk heeft dat ook meegespeeld bij zijn overlijden.

Na onze boottochten (niet meer met roeiers, maar gemotoriseerd) gaan we naar het ‘Begraven dorp’. Te Wairoa, het dorp dat door de vulkaan begraven is, is voor een groot deel opgegraven, en zo gerestaureerd dat je kan zien wat er destijds gebeurd is. Als je alle foto’s ziet, de aangetaste spullen (schoenen met een vastgekitte steenlaag, maar intacte veters) en de huizen die tot aan het dak begraven zijn, ga je beseffen wat zo’n uitbarsting gedaan heeft

.

Behalve de vallei bezoeken we nog Whakarewarewa en Wai-o-tapu, allebei geothermale parken met geisers en borrelende modderpoelen. De modderpoelen zijn geweldig. Gas en stoom die uit de grond opbobbelt en met grote blubbers en blobbers door het volledig vloeibare gesteente flopt. Grote velden met overal gasbobbels die de blubber in verschillende richtingen en soms wel tot een meter hoog spugen. Als je die kokende modder ziet, moet je haast wel geloven dat er een boze demon aan het werk is. We zien ook prachtige geisers. Lady Knox is misschien wel de leukste. Lady Knox spuit elke dag precies om kwart over 10, en spuit dan wel 15 meter hoog. Lady Knox is ontdekt door gevangenen die bezig waren met het aanplanten van productiebos. Ze vonden dat ze het warme water mooi konden gebruiken om zichzelf en hun kleren te wassen. Ze deden dat keurig met zeep, en tot hun verbazing begon de geiser na een kleine aanloop veel hoger te spuiten, en hun kleren zweefden 15 meter boven hun hoofd, bovenop de geiser. Achtergrond hiervan is dat het zeep de oppervlaktespanning van het water verlaagt, waardoor het water gemakkelijker omhoog komt. Tijdens een officiële gelegenheid heeft Lady Knox, de dochter van de toenmalige gouverneur zeep in de geiser gegooid, waarna de geiser keurig begon te spuiten. Aan haar dankt de geiser sindsdien zijn naam. Beroemd worden hoeft niet moeilijk te zijn. Spontaan spuit de geiser eens in de 24 tot 48 uur. Om het de toeristen gemakkelijk te maken, gooit een oppasser (of hoe heet dat bij een geiser) om kwart voor 10 ’s morgens 1,5 kg zeep in de geiser. Na een poosje begint Lady Knox te borrelen en vooral te schuimen, en na eerst flink wat zeepvlokken uitgespuugd te hebben, komt ze echt goed op gang en spuit metershoog het water de lucht in.

Zijn alle verschijnselen die je ziet al imponerend, al de verschillende kleuren die je ziet van alle verschillende mineralen zijn fascinerend: oranje, groen, geel, zwart, geel-groen, grijs, echt indrukwekkend. De naam ‘Duivelsbad’ voor een rond, klein meertje is onmiddellijk zelfverklarend als je het meer ziet. Werkelijk diep gifgroen. Vogels zijn ook niet achterlijk. Ze nestelen in de warme kraterwand, zodat hun nesten centrale verwarming hebben, en de eieren vanzelf op broedtemperatuur zijn.

White Island

In Rotorua maken we ook nog een vliegtochtje naar White-Island, en terug over de Waimangu Valley. White-Island is een nog actieve vulkaan 60 km voor de oostkust. Het centrum van het eiland stoomt en blaast, en stuurt witte wolken de lucht in. Heel mooi om daar laag over te vliegen en dat van boven te zien.
We gaan Mount Tarawera met een jeep op, en dalen (te voet) de diepe kloof de krater in, af. Heel steil en glijdend naar beneden, en later langs een even steile wand er weer uit. Het museum in Rotorua is ook erg leuk, maar past echt niet meer in de brief.