Wereldreis, Oceanië, brief 8
[River Valley 28 oktober 1998]
Rotorua (vervolg)
Gisteren nog net voor sluitingstijd de vorige brief op het postkantoor in Taupo gepost, dus alle reden om nu aan de volgende te beginnen. De vorige brief stopt in Rotorua, dus vanaf daar ga ik nu (bijna) verder. Nog één klein verhaaltje over wat er kan gebeuren als je in Rotorua woont. Middenin een straat in Rotorua zien we een erf dat afgezet is met oranje plastic zeil, en een gedeeltelijk afgebroken huis. Op diverse plaatsen komt stoom (heet) uit de grond. De bewoners van het huis hebben erge pech gehad. Tijdens het grasmaaien ontdekte de vrouw des huizes een rare natte plek in het gras. Toen ze na het koffiedrinken terugkwam om verder te maaien, lag de grasmaaier een paar meter verderop in het gras, en in de tuin spoot een fraaie heet water fontein die er nooit eerder was geweest. Enige tijd later vond een tweede geiser zijn weg door de vloer van het huis. Onderzoek leverde op dat het enige wat er op zat, was de geiser zijn natuurlijke gang te laten gaan en te verhuizen. Dit alles is heel recent gebeurd, en het grote gevecht gaat nu over wie er opdraait voor de schade. De geiser speelt nog steeds, zich van geen kwaad bewust, in de tuin.
Ik heb al geschreven dat veel mensen maar één nachtje in Rotorua blijven, en dus alle bijzondere hoogtepunten in Rotorua missen. Om hun toch een indruk te geven van wat er te zien is, rijdt de chauffeur nog even langs de bezienswaardigheden. Wij moeten vreselijk lachen, want wat wijst de chauffeur aan: de ‘luge’ en het ‘zorben’. Het feit dat er de meest fascinerende geothermale verschijnselen en vulkanen zijn, zullen de meeste Kiwikuikens de eerste jaren niet weten. Ter verheldering: met een ‘luge’ (soort slee, maar gevaarlijker) ga je een veel te steile helling af, waar je met een kabelbaan opgebracht bent. Sport is om met niet meer dan geschaafde armen en benen beneden te komen. ‘Zorben’ is in een grote plastic bal opgesloten de helling afdenderen. Doe je ook flink wat water in de bal, dan heet het ‘hydrozorben’.
Waitomo grotten
Vanuit Rotorua rijden we met een omweg via de Waitomo grotten naar Taupo. De Waitomo Caves zijn zo ongeveer de bekendste grotten van Nieuw Zeeland, en beroemd vanwege de gloeiwormen. De gloeiwormen grot bekijk je vanuit de boot, en er zitten zoveel gloeiwormen, dat er geen plekje muur of plafond vrij lijkt. Alhoewel de gloeiwormen echt indrukwekkend zijn, is de grot in zijn geheel een beetje nep. Je hoort voortdurend de gidsen van de groep voor en achter je, uitgaande en inkomende groepen moeten voortdurend langs elkaar heen schuiven en de boottocht duurt met in- en uitstappen mee nog geen vijf minuten. Hier wordt veel geld aan toeristen verdiend.
We weten wel hoe het nu zit met de gloeiwormen. Het zijn larven van vliegen, (eigenlijk dus gloeimaden) die een soort spinnenweb nestje maken. Vanuit dat nestje hangen spindraden die met een soort speekseldruppeltje kleverig gemaakt worden. Boven de draad zit de gloeiworm met zijn lichtje aan te wachten. Ze komen alleen voor in grotten die een natuurlijke watertoevoer hebben, maar kunnen ook op beschutte vochtige plaatsen buiten de grot leven. Vliegjes, mugjes en andere insecten die per ongeluk in de grot terecht gekomen zijn, en daar de weg kwijt zijn geraakt, denken: “Ha, ik zie een lichtje, dat moet de uitgang zijn”, en vliegen recht op het gloeiworm lichtje af. Daar raken ze gevangen in de kleverige draden. De gloeiworm haalt zijn draadje als een vislijn binnen, en doet wat hij moet doen als larve: eten. Als hij groot genoeg is, verpopt hij zich tot de volwassen vlieg, die geen mond heeft om te eten, en zich zijn drie levensdagen alleen druk maakt over voortplanten
Bij de grotten is een heel leuk museum met veel uitgebreide informatie over ontstaan van de grotten, dieren- en plantenleven en het ontdekken en onderzoeken van de grotten. Als we opgehaald worden om naar Taupo te gaan, zijn we nog lang niet klaar.
De 'vader' van Mount Ruapehu
In Taupo gaan we de eerste dag met een geoloog op pad. Een ontzettend leuke en leerzame dag. Bovendien treffen we het uitzonderlijk goed met het weer. Al vanuit ons hostel hebben we een perfect uitzicht op de drie vulkanen bij Taupo, die gedrieën in Tongariro Park liggen. De lucht is intens en strakblauw en de vulkanen zijn bedekt met sneeuw die de afgelopen dagen gevallen is, en dus vers en wit is. Zulke mooie kalenderplaatjes zie je maar zelden.
Taupo.
Peter, onze gids, is nu 62, en gepensioneerd. Hij heeft zijn leven lang voor de ‘Geological Survey’ gewerkt, en op de vulkanen in Tongariro Park gepast, en wel vooral op Mount Ruapehu, die het meest actief is van de drie. Eigenlijk is hij een soort vader van de vulkaan, zo goed kent hij de vulkaan en zijn gedragingen. Mount Ruapehu is voor het laatst in ’95 en ’96 uitgebarsten, en we zien foto’s van skipistes die met een 150 – 200 meter brede lavastroom bedekt zijn. We rijden eerst de berg vanuit het zuidwesten op, bekijken de verschillende soorten begroeiing (steeds meer alpien), en rijden ongeveer tot aan de sneeuwgrens, waar de skilift begint. Al die tijd hebben we adembenemende mooie uitzichten op de berg. Peter vertelt veel meer dan we kunnen onthouden, maar wat we nu wel weten, is dat een vulkaanuitbarsting veel meer te voorspellen is dan we dachten. Je kan niet precies zeggen wanneer, waar en hoe groot een uitbarsting zal zijn, maar de vulkaan waarschuwt wel. Temperatuur en samenstelling van het kratermeer veranderen van te voren, en de gevoelige apparatuur registreert meer aardbevinkjes dan normaal. Met de laatste uitbarsting zijn er ook geen ongelukken geweest. Dankzij de metingen van Peter en zijn collega’s zijn tijdig skipistes gesloten en dergelijke. Later rijden we Mount Ruapehu van de oostkant op. De berg ziet er van die kant veel grilliger uit, terwijl het landschap door de mindere regenval, de sterke wind en de neerslag van zure vulkanische as, kaler is dan een woestijn. Een onvoorstelbaar contrast met de groene, weelderige westkant.
Kraters van de Maan
De tweede dag gaan we o.a. naar Kraters van de Maan, een ander geothermaal park, en een soort informatie/studie museum over vulkanen en aardbevingen. Kraters van de Maan is een gebied vol stomende gaten, geisers, al dan niet stomende kraters en borrelende modderpoelen. Het gebied is kort na de aanleg van de geothermale energiecentrale ontstaan. Bij de centrale aanleg, werd een gasdoorlaat geblokkeerd (ondergronds). Een poosje later was er op de plaats waar nu Kraters van de Maan is, en toen bos was, een grote boem, en sinds die tijd is het gebied erg actief en uitermate instabiel. Het begint nu meestal met een kleine spleet waaruit stoom ontsnapt. Geleidelijk aan wordt de spleet steeds breder, totdat de bovengrond instort en de schoorsteen beneden blokkeert. De druk beneden begint dan steeds meer op te lopen, en op zekere dag explodeert de boel, en is er een nieuwe krater. Veel van de kraters zijn echt recent, soms maar een maand tot een half jaar oud. Overal om je heen hoor en zie je het borrelen en stomen, en je hebt het gevoel dat er elk moment iets kan gebeuren, en eigenlijk is dat ook zo.
River Valley
Vandaag zijn we vanuit Taupo naar River Valley gereden, een plaats in het niets. Zoveel geluk als we eerst met het weer hebben gehad, zoveel pech hebben we nu. Met de Kiwibus zouden we stoppen om in Tongariro Park te wandelen. Maar het giet de hele dag van de regen, de lucht is zo grijs, dat je denkt dat het nooit meer overgaat, en van de vulkanen is niets te zien. Zo is wandelen niet leuk.
In River Valley regent het nog steeds. Morgenochtend blijven we in River Valley, en dan gaan we door naar Wellington. Normaal gesproken moet het Kiwibusvolk hier raften en kajakken, maar door alle regenval is dat nu te gevaarlijk. Alleen het paardrijden blijft nu nog over. Zou ik normaal wel voor in zijn, maar waarschijnlijk gaat nu een heel grote groep, en dat vind ik niet leuk (ik ben verwend). Daarnaast hebben op bijna alle foto’s de paarden feesthoedjes op, en dat kan geen goed teken zijn.
Tegen dit soort plaatsen midden in het nergens, krijgen we bedenkingen. De hosteleigenaar heeft een soort monopoliepositie, want je kan nergens anders eten of slapen. Al bij binnenkomst wordt er gewaarschuwd dat je alleen drank van de bar mag drinken, geen eigen drank. Je kan als je wilt zelf koken in plaats van hun diner gebruiken, maar onze gastheer doet daar erg onaangenaam neerbuigend over. Verder is de plaats zelf prima, mooi gelegen en prima qua inrichting en eten, maar het voelt een beetje als een val voor de backpackers.
In Taupo heeft Rik eindelijk zijn avontuur gevonden dat spannend genoeg was: ‘Rock and Rope’. Eerst in een hoge (heel hoge) paal klimmen, en dan naar een zwaaiende trapeze springen, desgewenst geblinddoekt. Het is dat we geen tijd hadden, maar anders!
[Wellington 2 november]
Wellington
Donderdag zijn we naar Wellington gereden, waar we aan het eind van de middag aankomen. De bijnaam van Wellington is goed gekozen: Windy City. Waaien doet het er, vooral de eerste dag enorm. Als je je veters niet vastmaakt, waai je uit je schoenen. De eerste dag doen we een dagje stad: met de cable car, een soort tandrad trammetje, gaan we de heel steile heuvel op. Vanaf de heuvel heb je een prachtig uitzicht over de stad, de baai met de haven en de heuvels erachter.
‘s Middags gaan we naar het spiksplinternieuwe en enorm grote gratis museum van Wellington. Het is misschien wel het allermooiste museum dat we tot nu toe gezien hebben. Veel interessante dingen (geologie, natuurafdelingen, Maori-cultuur, geschiedenis, etc.) en erg goed opgezet. Bovendien werkt alles ook, de filmpjes, waar je een aardbeving mee kan maken, en de interactieve computerprogramma’s. Zo hebben we een huis beveiligd tegen aardbevingen, een vogel opgebouwd uit onderdelen en een politieke beslissing genomen over de Maori claim. Niet dappere avonturiers kunnen een nagebootste bungyjump maken of waterskiën. Eén van de hoogtepunten vinden we de fototentoonstelling over India in de moesson gemaakt door een Nieuw Zeelandse fotograaf. Prachtige, indrukwekkend mooie verslagfoto’s. Grappig is dat we alleen aan de gedateerde tijdschriften die destijds over de serie gepubliceerd hebben, kunnen zien, dat de foto’s van ongeveer 30 jaar geleden zijn. De foto’s van India en de mensen zelf zijn volstrekt niet gedateerd.
Cape Palliser
Zaterdag maken we een tocht naar Cape Palliser aan de zuidoostkust van het noordeiland. Op de heenweg stoppen we bij een piepklein museum in Featherton. In het museum staat glanzend en glimmend H199 tentoongesteld. Wie is H 199? H 199 is een stoomlocomotief die in het verleden de uitermate steile klim door de bergen deed vanuit Wellington naar de plaatsen aan de andere kant van de bergen. De vrijwilligers in het museum zijn allemaal even vriendelijk en overenthousiast. De diaserie wordt gauw voor ons opgezet, en we moeten kijken, of we willen of niet. Ook H199 wordt aangezet (gelukkig rijdt hij niet weg), en de vrijwilligers staan trots naar hun gepoetste troetel te kijken. Van H199 wordt veel gehouden.
Op de terugweg van de Kaap doen we nog twee kleine wijnproeverijen aan. Bij de eerste kan je niet gewoon een leuke fles aanwijzen, maar moet je kiezen vanaf een briefje. Ik raak ernstig de draad kwijt, want er staat niet netjes wit, rosé en rood. Er zijn drie categorieën, maar ik snap absoluut niet hoe ik moet kiezen. Rik redt me door voor ons alletwee dezelfde rode wijn te bestellen. Hij vertelt dat de wijnen geordend staan per druivensoort. Maar wat is in godsnaam een ‘Straw Boater’, die ook op het lijstje staat? Als je die bestelt om te proeven sla je een modderfiguur. Dat is het rieten mandje waarin je een fles wijn kan draperen. Als ik beter kijk, zie ik dat de kop van het rijtje ‘gemengd’ heet, en er ook t-shirts e.d. in staan. Af en toe dom zijn is niet erg, maar ik ben toch blij dat niet de hele wijnproeverij mijn ‘Straw Boater’ meekrijgt.
Terug van het uitstapje hollen we snel door naar het planetarium voor een uitermate interessante en propvolle avond. Als laatste krijgen we een lezing over Venus met een door computers gemaakte film over hoe Venus er uitziet. Die film konden ze maken met behulp van de radaropnames van Venus. De avond duurt zo lang, dat we aan het eind weg moeten hollen om de laatste cable car naar huis te halen.
Kapiti
Vandaag hebben we een absolute topdag op Kapiti eiland gehad. Kapiti eiland is een vogelreservaat waar je alleen met een vergunning heen kan. Het is een heel gedoe voordat we naar het eiland kunnen. Omdat we in het weekend niet kunnen, maar op maandag wel, stellen we ons vertrek uit Wellington uit van maandag naar dinsdag. Op zondag kunnen we de permit ophalen, maar dan blijkt dat we de boot naar het eiland nog moeten reserveren. Beetje onnozel systeem, want het maximum aantal bezoekers is beperkt tot 50 (vandaar dat weekends altijd vol zitten). En als je een vergunning hebt, ben je verzekerd van een plaats op de boot. Op het eiland proberen ze inheemse vogelsoorten, die het gemiddeld genomen erg moeilijk hebben, te beschermen. Eén van de belangrijkste maatregelen daarbij is alle geïntroduceerde zoogdieren wegvangen. Ratten, hermelijnen, loslopende honden en verwilderde- en huiskatten brengen grote schade toe aan inheemse vogelsoorten. Van zichzelf heeft Nieuw Zeeland nauwelijks zoogdieren. Twee soorten vleermuizen, dat is alles. De vogels van Nieuw Zeeland zijn dan ook volstrekt niet toegerust om jagende (zoog)dieren te weerstaan. Veel vogels kunnen niet vliegen of bouwen een nest op de grond, en vormen een erg gemakkelijke prooi. Andere dieren (konijnen, possums, geiten) eten al het eten voor de neus van de vogels weg. Van onze leuke possumvriend zijn er 70 – 80 miljoen in Nieuw Zeeland, en met z’n allen eten ze in één nacht 350 ton van het bos op.
Kapiti.
Kapiti eiland is, denken ze, nu vrij van geïntroduceerde soorten. Om dat zo te houden worden alle tassen gecontroleerd op knaagdieren. Gelukkig hebben wij vandaag toevallig geen konijn in de rugzak, zodat we soepel door de controle rollen. Het eiland zelf is prachtig, en we zien veel bijzondere vogels, o.a. een kaka, een kleine papegaai, en de weka. De weka ziet er een beetje uit als een kruising tussen een patrijs en een waterhoen met een sterke bek en grote graafpoten. Vroeger mocht je de kaka en de weka op het eiland voeren. Dat mag niet meer, omdat de vogels zich wat onnatuurlijk gingen gedragen. De weka is het duidelijk niet met de maatregel eens. Hij schooit om je heen als je zit te eten, duikt naar kruimeltjes en wil in je rugzak kijken. Omdat ze zo dichtbij zijn, wil ik een foto maken, maar de weka is me te slim af. Ik heb pas door wat er gebeurd is, als ik de schurk met mijn halve bruine bolletje in zijn bek de struiken in zie hollen. De weka kan niet vliegen, maar met zijn stumperige vleugels net hoog genoeg opspringen om het broodje van mijn schoot te jatten. Leuk dat je niet mag voeren, maar je wordt gewoon beroofd!
[Collingwood 9 november 1998]
Picton
Na het dagje Kapiti eiland steken we over naar het Zuid eiland, waar we na een rustige overtocht van drie uur aankomen in Picton. In Picton blijven we een paar dagen om in de Malborough Sound te wandelen. De Marlborough Sound is een ingewikkeld systeem van prachtige baaien, eilanden en kleine inhammetjes omgeven door een heldere zee. Van oorsprong zijn het oude rivierdalen die nu lager liggen dan vroeger, waardoor de zee diep in de vertakte dalen doorgedrongen is. Overal om je heen zie je heuvels met bos die bebost en wel tot aan zee doorlopen. Heel mooi. Door de Sound loopt een wandelpad, de Queen Charlotte track van 67 km, dat je in vier dagen kan lopen. Wij doen daar in twee dagen ongeveer de helft van. De eerste dag worden we afgezet door een boot, en lopen we naar het eind, waar een bus ons oppikt om terug te gaan naar Picton.
Flink doorlopen de eerste dag. De boot die ons wegbrengt is niet de reguliere wandelaarsboot, en zet ons pas laat af. We moeten dan eerst een stukje over de weg, en zijn om half 11 bij het wandelpad. De wandeling (20,5 km, met 2 keer klimmen van 400 m) staat aangegeven als een wandeling van 5,5 – 6,5 uur in ons foldertje, maar bij het pad staat 8 uur. Dat wordt hollen, want onze bus vertrekt om half 5, we hebben dus precies 6 uur.
Het eerste stuk is flink klimmen, en we schieten voor geen meter op. De afgelopen weken heeft het enorm geregend, en het pad is een grote modderglijbaan. Bij elke twee stappen omhoog glijden we op de gladde stukken één stap naar beneden. Na het eerste uur zien we onze bus somber in, heel de dag haasten is ook niks. We lopen gewoon, en we zien wel. De wandeling en de uitzichten zijn prachtig. Overal land en eilandjes, een bijna groene zee, eigenlijk niet op te schrijven, zo mooi. Wij boffen met het weer, we hebben een paar spatjes, maar niet de moeite. Na het eerste uur, wordt het pad beter, en het is dus een echt genietdagje. Op de hele dag komen we alleen in het laatste uur drie mensen tegen, de rest van de tijd zijn we alleen met de vogels. Om half 4 zien we een bordje da het eindpunt nog een uur verder is, dat moet dus precies goed gaan. Bovendien als we de aangegeven 7 uur in 5 uur halen, moet het laatste uur, toch in een uur lukken. En dat is ook zo. Het laatste stuk is ook weer een blubberboel, en we zakken af en toe tot onze enkels in de modder, maar we zijn keurig op tijd (en erg vies) voor de bus. Bij een hostel waar we vragen waar de bus stopt, zijn ze weer eens erg aardig. De jongen zegt dat we op de goede plek zijn, dat we nog tijd genoeg voor koffie hebben, en dat als we zin hebben, we in de keuken koffie kunnen maken. Reuze aardig toch.
De tweede dag doen we de eerste 14 km van het pad, en moet de boot ons veel verder wegbrengen. Het gebied is niet alleen mooi om te lopen, maar ook om te varen. Zowel op de heen- als de terugweg zien we dolfijnen. De kapitein vaart in cirkels om ze heen om ze wat golven te geven. Dat vinden ze leuk, ze komen er echt op af, en springen op de hoge golven hoog uit het water. Onze wandeling is weer prachtig, en vandaag hebben we tijd genoeg om de boot terug te halen.
Nelson
De volgende dag gaan we vanuit Picton door naar Nelson. De kiwibuschauffeur hebben we al op een eerder traject gehad. Toen was hij nogal nerveus, omdat het zijn allereerste dag was. Nu is Scottie (zo heet hij) meer op zijn gemak, en we maken eerst een ommetje in Picton waar Scottie geboren is. Waar gaan we heen in Picton? We gaan bij Scottie’s 86-jarige oma langs. Scottie moet zijn mooie nieuwe grote bus toch even aan oma laten zien. En oma glimt van trots dat kleinzoon zo’n mooie bus heeft. Ze klimt de bus in, zegt ons gedag, geeft Scottie een knuffel, en dan gaan we. Uitgezwaaid door oma, en we zwaaien allemaal terug.
Vanuit Nelson gaan we naar Abel Tasman National Park. Daar is een 50 km lange wandelroute, die erg bekend is, veel bekender dan de Queen Charlotte Track bij Picton. Wij gaan hier één dag wandelen. Een lange dag. Om 7 uur vertrekken we uit Nelson, om 9 uur stappen we op de boot, en om half 11 worden we afgezet bij Bark Bay voor de wandeling naar Marahan, zo’n 6,5 uur lopen. Om half 6 pikt de bus ons daarna weer op, en om half 8 zijn we ‘thuis’ in Nelson.
Abel Tasman is heel anders dan de Malborough Sound. De kust heeft hier ook baaien, maar de kustlijn is veel overzichtelijker, en daarachter zie je de zee met soms een eilandjes. Hier zie je bovendien meer strandjes langs de kust. Het bos is ook anders. Hier is het bos wat ouder en meer soortenrijk. De heuvels zijn vandaag lager. Je moet wel steeds stukjes klimmen en dalen, maar lang niet zo veel als bij de Marlborough Sound. Met lopen komen we hier ook geregeld mensen tegen. Het is hier beroemder, en dus drukker (druk is niet het goede woord, je komt andere wandelaars tegen). Waarom dit pad beroemder is? Geen idee, allebei de gebieden zijn erg mooi. Wij hebben juist daarom twee dagen bij Picton en één dag hier gekozen. Rustig is meer waard dan beroemd.
Farewell Spit
Gisteren zijn we naar Farewell Spit geweest. Farewell Spit is een heel lange dunne strook land aan de noordkant van het Zuid eiland. De stroming langs de westkust (zie pijl) van het Zuid eiland voert veel zand aan, dat daar gedumpt wordt door rivieren die in zee uitmonden. Door de Cookstreet stroomt een oost-westelijke stroming (zie pijl in Cook street). De twee stromingen botsen bij Farewell Spit tegen elkaar op, en de westelijke stroming laat het zand dat hij meevoert door de botsing vallen. Resultaat: Farewell Spit.
Farewell Spit groeit zowel in de breedte als in de hoogte en een klein beetje in de lengte. Het gebied is nu een voor publiek gesloten natuurreservaat, en alleen twee organisaties in Collingwood hebben een vergunning om het gebied in te gaan. Met één van die twee gaan wij mee. We moeten daarvoor eerst nog van Nelson (7 uur ’s morgens) naar Collingwood reizen (4 uur met de bus). Daarna gaan we ’s middags om 4 uur met de jeep naar de Spit. We gaan zo laat, omdat je alleen bij laag water over het strand kan rijden. Heel bijzonder gebied: veel strand en duinen en in het midden wat lage duinbegroeiing. We zien veel vogels, pelsrobben en als extraatje helemaal aan het eind van de Spit de Jan van Genten kolonie. De Jan van Genten zitten nog voorbij de vuurtoren aan het eind van het land. We gaan niet tot dichtbij de kolonie, maar in plaats daarvan komen de vogels op ons af. Zeker zes Jan van Genten cirkelen om ons heen, hangen recht boven ons stil, kijken wat we doen, en vliegen dan weer even weg. Geweldig.
Verder zien we nog dikke lagen met schelpdierfossielen in de kalksteenrotsen en Cape Farewell, waar de Spit naar genoemd is. Cape Farewell is zo genoemd, omdat Kapitein Cook dat stukje Zuid eiland als laatste zag, voordat hij wegzeilde. Vandaag gaan we vanuit Collingwood weer terug naar Nelson (overstappen in Takake en Motukea). Morgen stappen we dan weer in de Kiwibus om verder langs de westkust te rijden.
[15 november 1998]
Westkust Zuid eiland
Vanuit Nelson gaan we geleidelijk aan richting zuiden langs de westkust van het Zuid eiland. De eerste stop vanaf Nelson is in Abel Tasmanpark (althans daar vlak bij). Daar zijn we zelf al eerder heen gereisd, omdat ons verzekerd was, dat de Kiwibus daar niet heenging, en wij er wel erg graag naar toe wilden. Niets zo veranderlijk als de route van de Kiwibus. Als we net ons toertje geboekt hebben, horen we dat de Kiwibus ook naar Abel Tasman gaat. Hij gaat omdat het zomer is, eerder ging hij juist niet, ook omdat het zomer is. Op zich is het niet erg, want ook de tweede keer kunnen we er ons best vermaken, maar we worden soms wat moe van de Kiwibus organisatie. Betrouwbare informatie is heel moeilijk te krijgen, en iedereen antwoordt in de de richting van “Maak je geen zorgen, het komt wel goed”. Als Kiwireiziger hoor je helemaal niet zelf te denken, je hoort in te stappen, en trouw met jouw chauffeur de route te rijden. Heeft de bus een ‘rustdag’, dan blijf je ergens een dag, anders ga je de volgende ochtend weer met ‘jouw’ chauffeur en ‘jouw’ groep en bus. Je slaapt waar de chauffeur je vertelt, eet waar de chauffeur je naar toe stuurt, en gaat naar de bar waar de chauffeur ook zit. Want daar is het gezellig. Al die eigen ideeën en al die vragen van ons, dat hoort niet. Zelf denken is veel en veel te lastig voor een Kiwibus.
Vanaf Abel Tasman gaan we richting westkust naar Westport. Onderweg zien we de eerste bergen van de Zuidelijke Alpen verschijnen. De volgende dag stoppen we bij Cape Foulwind, zo genoemd door Kapitein Cook vanwege de storm en de niet aflatende regen die hij hier trof. Wij treffen het beter. Mooi droog weer en geen storm, maar normaal gesproken spookt het hier met storm en regen. Op de kaap woont een pelsrobbenkolonie. Het lijkt ons met alle rotsblokken en aangespoelde boomstammen geen aantrekkelijke plek, maar zij maken wel de indruk tevreden te zijn. De kust hier is indrukwekkend mooi, met de klifkusten, de onherbergzame steeneilandjes en wild kolkende golven. Later op de dag bekijken we in Punakaiki nog de Pancake Rocks en de blowholes. De Pancake Rocks doen hun naam eer aan. De rotsen zien er stuk voor stuk uit als een heel grote stapel pannenkoeken. Ze bestaan uit dunne laagjes kalksteen (nu de pannenkoeken) die laagje voor laagje afgedekt werden met een nog dunner laagje sediment. De laatste tussenlaagjes verweren gemakkelijker dan het kalksteen, en laten zo de ‘pannenkoeken’ opgestapeld over. De blowholes zien we bij hoog water als ze het meest spectaculair zijn. Het water wordt met kracht in gaten in het kalksteen gestuwd. Waar het van boven open is, kan het water maar één kant op: naar boven. Het effect is dat het water met grote regelmaat hoog uit de gaten spuit. Net een (zout water) geiser.
Westland Black Petrel kolonie
In Punakaiki gaan we ’s avonds met een gids op zoek naar de Westland Black Petrel kolonie. De ‘petrel’ is een vogel en een familielid van de albatros, maar dan kleiner. Echt klein zijn ze ook niet. De spanwijdte van hun vleugels is 1,3 m. Ik heb al geschreven dat veel Nieuw Zeelandse vogels niet kunnen vliegen. Onze petrel kan uitstekend vliegen, vooral op open zee. Maar ook hij heeft een handicap. Landen en opstijgen is niet hun sterkste kant. Tegen donker worden, komen de volwassen vogels terug van zee om de jongen die in het hol zitten, te voeren. Als wij er zijn, zijn de ouders vrijwel klaar voor dit seizoen. De kuikens beginnen in deze tijd van het jaar uit het hol te komen, wegen dan 2,5 kg wat ongeveer 1 kg zwaarder is dan pa en ma. Ze worden wat wereldwijs in de paar weken dat ze nog wel in de kolonie zijn maar veel buiten het nest, en verteren (ze worden dan niet meer gevoerd) wat van hun babyvet. Ze weten dat ze binnenkort moeten gaan vliegen, en dat je daarvoor vanaf een hoog punt moet starten. Ze klimmen zelfs recht omhoog in bomen, om daar vervolgens met een smak weer uit te vallen. Na een aantal pogingen storten ze zich echt naar beneden. Lukt het hun om de zee te bereiken, dan is het goed, maar stranden ze ergens in een vallei onderweg naar zee, dan loopt het fout af. Ze zijn dan te uitgeput, om nog een keer een poging te wagen. Na 5 – 7 jaar op zee, komen ze terug om zelf in dezelfde kolonie te broeden. Heel opmerkelijk dat ze na zo’n tijd de plek die ze in het donker verlaten hebben, in het donker vlekkeloos terug kunnen vinden. Ik ben daar wel een beetje jaloers op.
Wij kunnen maar weinig volwassen vogels verwachten die terugkomen naar de kolonie. Veel ouders zijn klaar met voeren, maar we horen er zo’n kleine tien landen. De landing klinkt als volgt: eerst een hoop gekraak in de bomen, alsof een voetbal hard de boom wordt ingeschopt. Na het gekraak hoor je een doffe plof, wat inhoudt dat de vogel de grond bereikt heeft. Na de landing (of meer het neerstorten) blijft de petrel even rusten, en daarna loopt ie naar z’n hol, waar ouder en jong elkaar begroeten. Het neerstorten van de petrels klinkt zo komisch, dat je elke keer weer in de lach schiet. Eentje laat ons schrikken. Vanuit het niets komt hij aangestort, en landt precies 1 meter vanaf waar we zitten. Opstijgen is net zo goed moeilijk. De volwassen vogels klimmen allemaal op een uitstekende omgevallen boomstam, die ze als een soort lanceerplatform gebruiken. Vreselijk leuk om zo’n avond in het donker daar te zitten, en af te wachten wat er om je heen gebeurt. Onze gids weet ook echt alles, en vertelt alles en meer over de vogels. Punakaiki is de enige broedplaats van dit soort petrels.
Franz Jozef en Fox
Vanaf Punakaiki rijden we in 1,5 dag naar de gletsjers: Franz Jozef en Fox. De gletsjers zijn beroemde attracties op het Zuid eiland. Nergens ter wereld komen gletsjers op deze breedte zo dicht bij zee. Andere bijzonderheid is dat de gletsjers doorlopen tot aan het regenwoud en opmerkelijk snel bewegen (voor een gletsjer dan). Redenen daarvoor zijn allereerst de enorme zware regenval die op de hoogte waar de gletsjers zijn ijs vandaan krijgt, als sneeuw valt. De sneeuw wordt samengeperst tot ijs. Tweede reden is dat het aanvoergebied groot is, zodat er veel ijs is om het gletsjerijs naar beneden te duwen. Laatste reden is dat de dalen enorm steil zijn. De laatste jaren komt de gletsjer verder het dal in. Dat gebeurt als de beweging van het ijs sneller is dan de hoeveelheid ijs die smelt. Niemand weet zeker hoe dat komt, ze denken dat dit komt door de gemiddeld heel zware sneeuwval in de afgelopen 10 –15 jaar. Behalve de gletsjers zijn er ook de prachtige hoge besneeuwde pieken van de Zuidelijke Alpen, waarvan Mount Cook en Mount Tasman de beroemdste zijn. De Zuidelijke Alpen zijn uitzonderlijk steil, en de pieken heel scherp, en voor normale mensen behoorlijk ontoegankelijk. Dat komt omdat de bergen nog relatief jong, en dus weinig verweerd en afgerond zijn.
Alhoewel zowel het dorpje bij Franz Jozef als bij Fox niet veel voorstellen, zijn er veel activiteiten op en rond de gletsjer. Wat kan je zoal doen: halve of hele dagwandelingen met gids, waarbij je een deel over de gletsjer loopt. Daarnaast kan je helihiken. De helikopter brengt je naar de gletsjer, daar loop je met gids 1,5 uur rond, en daarna brengt de heli je weer terug. Je kan ook zonder wandelen met helikopter of vliegtuig. Natuurlijk kan je ook sky-diven en dergelijke, want zonder dat tel je in Nieuw Zeeland niet mee. Gewoon wandelen kan ook, maar daar maakt niemand reclame voor, omdat je daar niets mee verdient.
Wij kijken of er voor ons een gletsjertocht bijzit, maar besluiten tot niet doen. Bij de gewone gegidste wandelingen moet je in verhouding eerst veel te veel ‘gewoon’ steil klimmen voor een relatief korte tijd op de gletsjer (en de hele dag is veel te zwaar). Bovendien loop je in één grote colonne, met om de 15 à 20 mensen een gids ertussen, naar boven. Dat klinkt niet leuk. De foto’s van het helihiken zien er niet uit alsof Rik (hoogtevrees) echt gaat genieten. Daarnaast doen we het met een deel van de Kiwibusgroep, en heb ik het gevoel dat de gids niet genoeg op mij kan letten, en dat gevoel heb ik bij dit soort activiteiten wel nodig.
Helicoptervlucht.
Wij kiezen voor een voor ons perfecte optie. Wij gaan met een uitgebreide helikoptervlucht, en gewoon samen naast in plaats van op de gletsjer wandelen. De helikoptervlucht is geweldig, en we hadden het niet beter kunnen treffen met het weer. Een strakblauwe lucht, helder en zonnig weer, en helemaal nergens een wolkje. Zelfs de piloot kan er niet over uit. Zo’n mooie dag, tref je hier op z’n hoogst twee keer per jaar. We vliegen over allebei de gletsjers en gaan helemaal omhoog naar het sneeuwvanggebied van de gletsjers. We vliegen rond Mount Cook en Mount Tasman, die erg hard vechten wie het mooiste uitkomt tegen de blauwe lucht. Op Mount Cook is recent een lawine en grondverschuiving geweest, je ziet het resultaat lager op de helling liggen. Boven maken we een sneeuwlanding, en lopen we even in de sneeuw. Echt te mooi voor woorden: de sneeuw overal om je heen, en de steile besneeuwde helderwitte toppen tegen een strakblauwe lucht. Een onvergetelijke tocht.
De rest van de dag zijn we zoet met wandelen door het paradijsmooie bos. We gaan naar een uitzichtpunt over de gletsjers en een klein meertje.
De volgende dag (vandaag) gaan we vanaf Franz Jozef door naar Fox. Eerste stop is bij Lake Matherson, waarin je met mooi weer de weerspiegeling van Mount Cook en Mount Tasman ziet. We hebben alweer schitterend weer, met onbewolkt zicht op de bergen. Met het meer ervoor een kalenderplaatje. Het meer heet het meest gefotografeerde meer ter wereld te zijn. Als je er staat begrijp je waarom. ’s Middags wandelen we naar het eind van de gletsjer (op veilige afstand van vallend ijs). Als je relatief dichtbij staat, zie je pas echt goed hoe hoog de gletsjer is, en hoe breed en diep de scheuren in het ijs zijn (scheuren kon je ook goed vanuit de helikopter zien).
Tot vooral mijn genoegen (ik wilde hem per se zien) zien we op de parkeerplaats nog kea’s. Kea’s zijn uitermate brutale alpenparkieten ter grootte van een papegaai. Ze inspecteren auto’s op hun open ramen e.d. om eetbare dingen te zoeken. Met hun scherpe snavel peuteren ze dingen open, en scheuren afdekzeilen kapot.
Deze brief is vol, maar moet wachten tot Queenstown. Eerder is geen postkantoor.