Wereldreis, Oceanië, brief 9
[Te Anau, 22 november 1998]
De vorige brief ben ik geëindigd bij de Fox gletsjer met het spiegelende Lake Matheron en de grote brokken gletsjerijs. De brief is pas wat later in Queenstown op de post gegaan. Eerder zijn we geen plaatsen met postkantoren tegen gekomen. In Queenstown hebben we weer onze papieren verrassing opgehaald: al jullie brieven en kaarten. Iedereen vanaf hier weer enorm bedankt. We genieten echt van alle post hoor. Blijf ons vooral trouw schrijven, het wordt gewaardeerd.
Haast
Vanaf Fox reizen we verder met de Kiwibus, en wij stappen in Haast uit voor twee dagen. In en rondom Haast kan je veel wandelen, er zitten veel vogels, waaronder pinguïns, en die willen we wel zien. Bij de toerist informatie die 2 km buiten Haast is, krijgen we het gevoel dat we misschien wel fout hebben gekozen. Je kan rondom Haast wandelen, dat is waar. Eén wandeling gaat vanaf de toerist informatie, maar die is afgesloten (pas weggespoeld of ontoegankelijk). De tweede wandeling is een korte wandeling (half uur), en start 18 km buiten Haast. Verder is er één ruim 30 km buiten Haast, 54 km buiten Haast, en zo meer. De pinguïns zitten bij Jackson Bay, meer dan 50 km van Haast af, en nee de georganiseerde tours gaan niet, verkeerd seizoen. Maar als we vanavond na 9 uur bellen, dan kan de man van de tours misschien iets regelen voor de volgende dag.
Gelukkig komen we bij het erg goede hostel waar we in Haast zitten veel verder. Ze hebben er fietsen die we mogen gebruiken, en Steve (eigenaar) wil ons de volgende dag ’s avonds wel naar Jackson Bay en de pinguïns brengen. De rest van de dag (is maar halve middag) zijn we lui. Beetje lezen, beetje schrijven, de was doen, kortom een dreuteldagje. Erg lekker zo af en toe.
De volgende dag gaan we op de fiets naar de dichtstbijzijnde wandeling, 18 km verderop. De fietstocht is leuk, en de weg erg vlak, en de wandeling is prachtig. We lopen langs een soort zeearm en een moerasgebied. Onderweg staat veel informatie over het gebied: welke bomen waar kunnen groeien en waarom. Het gebiedje is zo heerlijk stil, er is helemaal niemand, behalve wij en de vogels. Geen indrukwekkende wandeling qua grootte, maar wel een perfect mooi plekje.
Alhoewel we niet erg ver fietsen, zijn we wel tevreden als we weer thuis zijn. De weg is vlak, de fietsen zijn prima, maar onze knieën willen niet zo erg. We hebben de afgelopen tijd veel gelopen, altijd over lastige onregelmatige paden met te grote stappen over rotsen omhoog of omlaag. Daar klaagden de knieën al over. Nu opeens een andere beweging veroorzaakt groot protest en bijna staking van vier knieën.
’s Avonds gaan we naar Jackson Bay, een prachtige baai met een mooie kust, en grillige rotspartijen in zee. We zitten meer dan een uur samen met Steve (van het hostel) en verder niemand, en genieten van het late zonlicht en de ondergaande zon over de baai, prachtig. Ons lange wachten wordt beloond met één pinguïn. Op afstand, maar duidelijk herkenbaar. De pinguïn is groter dan we ooit in het echt gezien hebben (circa 70 cm), en heeft opvallende gele wenkbrauwen. Al met al zijn we dus heel tevreden met ons verblijf in Haast.
Vuilniszakverkleedfeestje
Vanaf Haast gaan we via de Haast pas meer het binnenland in, en buigen af van de westkust. We stoppen voor de nacht in Makarora middenin Mount Aspering National Park. In het park kan je genoeg wandelen om er een paar dagen te blijven, maar dat doen we niet. Zo langzamerhand moeten we plannen welke dingen we absoluut willen zien, en wat we overslaan. Alles zien gaat ook in de 2,5 maand die we hebben, niet.
In Makarora is weer zo'n leuk Kiwifeestje. Je moet daar verkleed naar het feestje komen, en wel verkleed in een vuilniszak. Leuk hè. Onderweg van Haast naar Makarora vertelt Rik aan de bus wie we zijn (op verzoek van de chauffeur). Eén van de medereizigsters heeft een vraag aan Rik. Of hij ook vanavond meedoet met het vuilniszakverkleedfeestje, hij is van harte uitgenodigd. Gek hè, waarom zouden ze zo’n vraag nou juist aan Rik stellen. Overigens worden ter verhoging van de feestvreugde twee 50 liter biervaten en ettelijke liters wijn aangeschaft (voor 35 – 40 mensen). De volgende dag als we naar Queenstown rijden, hoor of zie je weinig van de feestvierders. Verkleden is niet nodig, ze zien er vanzelf als dweilen uit.
Queenstown
Het landschap is nu we van de kust weg zijn duidelijk veranderd. We hebben het overvloedig groene dichte bos, verruild voor een meer open landschap met landbouwgrond, met struiken, begroeide heuvels en talloze ontzettend mooie meren, zoals Lake Wanaka en Lake Wakatipu, waar Queenstown aan ligt.
Queenstown is het centrum van alle avontuurlijke dingen die een mens kan verzinnen en meer. Bungeejumpen, pipeline, jet-boating, white water rafting en sledging en river surfing zijn maar een bescheiden greep uit het assortiment. En let op: in Queenstown ga ik ook voor het avontuur! We gaan omhoog met de kabelbaan gondola (geen avontuur). Vanaf boven heb je een schitterend uitzicht over heel Queenstown, het meer en alle bergen (de Remarkable, en Mount Cecil) rondom Queenstown. Wij hebben het enorm getroffen met het weer. De westkust van het Zuid eiland is één van de natste plaatsen van de wereld met een gemiddelde regenval van 8 meter per jaar. Langs onze hele tocht langs de westkust met de gletsjers en Haast hebben wij prachtig zonnig en wolkenloos weer. Soms trekt het wat dicht, maar de bewolking klaart dan later weer gewoon op. Alleen onderweg naar Queenstown hebben we regen, maar ook nu bovenop bij de kabelbaan is het prachtig, helder weer.
En wat kan je van bovenaf de berg met zulk weer doen: paragliden. Aan een heel groot parachuteachtig scherm (samen met een piloot) van boven af de berg naar het dal vliegen. Ik heb daar al veel vaker naar staan kijken, het lijkt me (met piloot) ontzettend leuk. Om geen bovenmatige verwachtingen te wekken bij de piloot leg ik uit hoe ontzettend onhandig ik ben. Ik kan niets, durf alleen op een fiets te rijden, en val daar soms nog af (is niet waar, maar je kan niet voorzichtig genoeg zijn). Maar tijdens het vliegen hoef je zelf niets te doen. Dus ga ik mee paragliden. AVONTUUR!
Het is geweldig. Net of je een heel grote vogel bent die heel rustig rondglijdt en geniet van de thermiek om zo lang mogelijk te blijven te blijven zweven. Soms hangen we even stil, en dan worden we weer door de wind zachtjes meegenomen. We blijven heel lang rondzweven en rondcirkelen, en alles gaat even rustig en gladjes. Echt absoluut fantastisch en heel jammer dat je uiteindelijk landt. Ik had wel de hele dag willen vliegen. Ik ga weer terug omhoog met de kabelbaan waar Rik nog is. Hij moet er met zijn hoogtevrees niet aan denken, maar ik heb echt meer dan genoten.
Milford Sound
Na één dag verlaten we Queenstown en gaan we op pad naar de Milford Sound, de beroemdste toeristische attractie van Nieuw Zeeland. De Milford Sound, die geen sound is maar een fjord (gletsjerdal en geen rivierdal) ligt in het Fjordland National Park. Dat is het grootste park in Nieuw Zeeland met veel fjorden, overvloedig beboste bergen en talloze wandelmogelijkheden. De Milford track is de allerberoemdste wandeling van Nieuw Zeeland, en als wandelaar ‘moet’ je die doen. De belangstelling is zo overweldigend dat je van tevoren (we horen drie maanden tot een jaar) in moet tekenen voor deze vierdaagse tocht. In de hutten waar je slaapt passen maar 40 mensen, dus meer dan 40 mensen laten ze per dag niet toe. Wij slaan Milford track maar over. Lopen met bagage vinden we al niet fijn, en alhoewel het ongetwijfeld heel mooi zal zijn, trekt lopen in een cohort van 40 man ons ook niet. Je kan wel dagwandelingen doen. Die kosten f 100 per persoon. Belachelijke prijs. Dan wandelen we wel op een niet beroemde plaats waar het net zo mooi is voor niets!. Wij gaan nu voor een drie uur durende boottocht naar de Milford Sound.
Milford Sound.
Volgens het boekje kent de Milford Sound twee plagen: zandvliegen (kleine gemene steekvliegen) en de regen. Tijdens één van de stops onderweg naar Milford ontdekken wij de twee werkelijke plagen: zandvliegen en Japanners. De stop is bij Mirror Lake, een prachtig meer met een wandeling van vijf minuten er langs. Als wij er zijn worden er maar liefst zeven touringcars tegelijk leeggestort op het vijf-minutenpad. Je struikelt voortdurend over Japanners die zelf niets zien, omdat ze zonder ophouden door hun fotolens kijken.
Gelukkig hebben we met de boot minder last van het massatoerisme. Er zijn maar een paar boten (er gaan veel mensen op één boot), en die verspreiden zich in de enorme fjord. Milford Sound is echt prachtig. Enorme bergen die steil uit zee oprijzen, en waarvan de hoogste hun toppen bedekt hebben met sneeuw. De meeste bergen zijn tot aan zee begroeid met weelderig bos, maar sommige hellingen zijn te steil en kaal. Op veel steile stukken zie je de restanten van lawines: hoopjes op elkaar gesmeten bomen die omgeduwd zijn door de lawine en andere bomen.
We meren nog aan bij een onderwater aquarium. Je loopt (in het gebouw) tot 7 à 8 meter onder water en kan dan de koralen, vissen, sponzen, kokerwormen en zeesterren van dichtbij bekijken. Echt een bezienswaardigheid. Regen hebben we in de Milford Sound niet gezien. Wij hebben gewoon lekker zonnig droog weer.
Doubtful Sound
Vandaag zijn we naar de Doubtful Sound geweest, ook in het Fjordland Park. Veel minder bezocht dan de Milford Sound, maar niet minder mooi. We rijden vanaf Te Anau eerst naar Manapouri, steken Lake Manapouri over per boot (er is geen weg), en rijden dan naar de Doubtful Sound voor de boottocht daar. ’s Morgens is het erg bewolkt en we verwachten dat we nu dan toch getroffen worden door de westkust regen. Maar ook nu klaart het op, en de lucht is diepblauw met een paar vriendelijke witte wolkjes. De bergen in de Doubtful Sound zijn minder steil en hoog dan in de Milford Sound. Verder zijn er heel veel kleine en grotere eilandjes. Door de overvloedige regenval is alles hier begroeid met dicht gematigd regenwoud. De boomvarens staan tot aan de hoogwaterlijn. Qua dieren boffen we enorm: pelsrobben (zie je meestal), dolfijnen (zie je soms), en wel 15 pinguïns. De pinguïns is echt boffen, je ziet ze maar een enkele keer, en dan zelden zo veel en zo dichtbij. Kortom een uitermate geslaagde tocht.
[Stewart eiland 27 november 1998]
Otago Peninsula
Vanaf Te Anau gaan we het zuidelijkste stukje van het Zuid eiland doen. We doen dat met de ‘bottombus’, een zelfstandige onderneming die de route met minibussen rondrijdt. Het echte Kiwibus publiek uit de grote Kiwibus hebben we nu afgeschud. Teveel natuur en te weinig feest.
De eerste dag reizen we naar Dunedin, door het open groene landschap met golvende heuvels van centraal Otago. Direct na aankomst wordt de bottombus omgetoverd in ‘Otago Peninsula Express’, en maken we een toer over het schiereiland. Het Otago schiereiland is zo beroemd om alle dieren die je er kan zien, zoals pinguïns en albatrossen (en meer). Wij rijden naar ‘Penguin Place”, een reservaat voor de yellow-eyed pinguïn. De beheerders hebben een soort A-vormige bungalows gebouwd, die de pinguïns als nestkast gebruiken. Vanuit verschillende schuilhutten en een uitgegraven gecamoufleerd gangenstelsel kan je de pinguïns zien. Verschrikkelijk leuk. Je ziet één ouder bij het nest met de kleine (meestal twee) kuikens. De andere ouder komt als hij genoeg eten heeft verzameld, vanuit zee aan land en klautert dan omhoog de duinen in naar het nest om de jongen te voeren, en de partner af te wisselen. Vanuit de schuilplaatsen kan je de pinguïns van heel dichtbij bekijken. Zodra de partner terugkomt op het nest is er eerst een uitgebreid begroetingsceremonieel tussen beide ouders. Met hun kop achterover in hun nek, en hun lange snavels in de lucht kekkeren ze uit volle borst tegen elkaar. Ook wordt er uitgebreid aan elkaar gefrunnikt. Pas als de begroeting achter de rug is, is er tijd voor de jongen. Wij zijn de laatste groep voor de dag van onze enthousiaste gids Ted.
Ted vertelt veel over de pinguïns. Niet alleen veel feiten, maar ook grappige verhalen. Over Dave bijvoorbeeld. Dave zag bovenop de heuvel de schuilhut, en dacht: “Wauw, dat is een mooie plek, daar ga ik wonen”. En in de schuilhut (bedoeld voor mensen) bouwde hij een nest. De beheerders van het park zagen dat en brachten het nest naar een dichtbij gelegen voor de pinguïns gemaakte nestkast. ’s Avonds kwam Dave terug uit zee, klom de heuvel op regelrecht naar de schuilhut. Maar oh jee, waar was zijn nest? Dave ging op zoek, en vond zijn hele inboedel terug in de nestkast. Tot laat in de avond was Dave bezig zijn hele hebben en houden terug te verhuizen. Wat de beheerders ook probeerden, Dave hield vast aan zijn schuilhut. Op een goede dag nam Dave Donna mee naar huis. Donna was wel onder de indruk van dat mooie grote huis zo bovenop de heuvel, en besloot bij Dave in te trekken. Dave en Donna vormden een gelukkig paar. Nu Dave gesetteld was, probeerden de beheerders het opnieuw. Dave en Donna’s nest werd keurig getransporteerd naar een echte nestkast. Dit keer waren Dave en Donna samen in de weer om hun verplaatste boeltje terug te verhuizen. Niemand kon hun ervan overtuigen dat hun schuilhut niet de mooiste plek op aarde was om te wonen, en ze wonen er nog steeds. Het gerucht van Dave’s mooie nest, verspreidt zich snel binnen de kolonie. Het gevolg is dat de beheerders nu nog een schuilhut kwijt zijn aan een ander pinguïnpaar.
Ted vertelt nog veel meer verhalen, zo ook over Huka en Rita, al jaren een stel, totdat Rita op een dag Peter tegenkomt. Rita loopt weg bij Huka, en trekt bij Peter in. Avond aan avond blijft Huka hard krijsen als hij Rita thuis ziet komen. De route naar zijn nest loopt recht voor Rita’s nieuwe nest langs. Rita doet alsof ze niets ziet en hoort. Uiteindelijk kan Huka het niet meer aanzien. Hij neemt een grote omweg als nieuwe vaste route naar zijn nest. Om thuis te komen zwemt hij een meertje over. Zo hoeft hij niet meer langs zijn Rita. Inmiddels heeft Huka een nieuw vrouwtje, maar de route gaat nog steeds niet via Rita’s nest.
Door Ted’s enthousiasme duurt onze tocht 2,5 uur in plaats van de normale 1,5 uur, en het is al bijna donker als we uit het reservaat komen. De rest van de tocht moet daardoor een stuk gehaaster. Bij de albatrossen zijn we eigenlijk al te laat.
Albatrossen
Vanwege het Otega Peninsula blijven we een extra dag in Dunedin. ’s Morgens kijken we rond in de stad die erg aardig is, en gaan we te kort naar het museum.
’s Middags gaan we opnieuw met een andere tour naar het schiereiland. Ook deze tour is geweldig en vult de eerste tour perfect aan. We stoppen nu uitgebreid bij de albatroskolonie. We zien de nesten niet, maar wel de enorme albatrossen. Albatrossen (dit is de Royal Albatros, de grootste soort) zijn enorm, maar dan ook enorm grote vogels. Hun spanwijdte als ze met uitgespreide vleugels vliegen is 3 meter. Je weet niet wat je ziet, als zulke giganten boven je hoofd hangen, en recht over je heen vliegen. Behalve de albatrossen zien we nog massa’s andere vogels, de kleine pinguïn van Australië en de pinguïn van gisteren. Verder zien we pelsrobben en een zeeleeuw. Een zeeleeuw zien is echt erg veel geluk hebben.
Met de bottombus gaan we van Dunedin dat aan de oostkust ligt naar het zuiden. Via de Catlins gaan we naar Invercargill. De Catlins is een prachtig gebied, met mooi, natuurlijk bos, meren, watervallen en dieren. Met de bus maken we diverse stops voor wandelingen naar mooie punten. Over een week gaan we terug naar de Catlins voor een tweedaagse ‘natuurtour’. We hadden dat nu in willen passen, maar dat lukte niet omdat de tour volzat. Nu gaan we 5 en 6 december terug.
Stewart Island
In Invercargill blijven we één nachtje. De volgende ochtend nemen we de boot naar Stewart Island. Stewart Island is in feite één groot natuurpark en een paradijs voor wandelaars en natuurliefhebbers. Maar wat is dè grote attractie van het eiland: je kan er redelijk gemakkelijk kiwi’s zien.
Vanaf de boot gaan we eerst naar ons hotel. We hebben een duur hotel. Eén hotel zat vol, andere hotels namen toen we wilden boeken de telefoon niet op. Omdat we toch onderdak wilden hebben, hebben we dus voor één keer een dure accommodatie. Eerste tegenvaller is dat we geen eigen wc en badkamer hebben. Voor ons dure geld hebben we net als in elke backpacker een gemeenschappelijke wc en douche. We komen om 11 uur aan, maar nee, onze kamer is dan niet klaar. We kunnen in de lounge wachten. Zo tegen 1 uur is de kamer dan klaar. Eerst gaan we braaf naar de lounge, maar we hebben zo de schurft in, dat we teruggaan naar de receptie, onze rugzakken uit de opslag halen, en tegen de verbouwereerde receptioniste zeggen dat we echt geen zin hebben om zo lang op de kamer te wachten. En zo lopen we het dure hotel weer uit.
We zitten nu veel beter. In een groot huis, dat ‘backpacker-hostel’ heet, maar in feite een pension is. Met kanten kleedjes op tafel, koperen lijstjes om de lichtknopjes, ruches aan het dekbed en geen andere gasten. Vanuit de huiskamer (onze huiskamer) kijk je recht uit op de baai. En dat alles voor veel minder geld. Grappig is dat het enige fatsoenlijke restaurant bij het hotel zit, waar we kwaad weggelopen zijn. We zeggen de receptioniste vriendelijk gedag als we ’s avonds gaan eten. Het eten is meer dan uitstekend.
Stewart Island.
Vanaf ons nieuwe hostel gaan we op pad om de Kiwi-tour te boeken. Helaas, helaas, grote domper. De tour zit helemaal vol. We kunnen niet mee. Dat valt erg tegen. We hebben gehoord dat je ze ook zelf kan zoeken. Kan dat en waar? Dat kan wel. Bij Masonberg aan de andere kant van het eiland. Daar moet je dan met een vliegtuig (!) heen. Je kan ook met de boot, maar alleen met hoog water. Verstandig is dan om in Mason bay in de hut te overnachten (meer kans op kiwi’s). De hut is vier uur heen en vier uur terug lopen vanaf boot of vliegtuig. In de hut is niets, dus eten, pannen, slaapzakken e.d. moet je dan meesjouwen. We hebben noch pannen, noch slaapzakken bij ons, dus die moet je dan huren. Voor de hut moet je betalen, maar dat betekent niet dat je dan een slaapplaats hebt. Wie het eerst komt, het eerst maalt. Als je pech hebt en net te laat bent, is er geen slaapplaats meer op de slaapzaal. Kortom een hoop gedoe voor een misschien (wel goede kans) kiwi. We (vooral ik) willen graag een kiwi zien, maar het moet wel leuk blijven. We gaan niet met een vliegtuig om een vogel te zien.
Gisteren hebben we hier gewandeld, en vandaag zijn we naar Ulva eiland geweest. Ulva eiland is 5 - 10 minuten varen van Stewart eiland, klein en onbewoond. Omdat er geen ratten, wilde katten e.d. zijn, is het er een waar vogelparadijs, en de vogels zijn er bij gebrek aan vijanden opmerkelijk tam. Je komt er nauwelijks andere mensen tegen, en het enige wat je hoort is de zee en het geluid van de vogels. We zien er geen kiwi, maar wel zoveel andere bijzondere vogels, en het bos is er schitterend. Als het paradijs bestaat moet het hier op lijken.
[Dunedin 6 december 1998]
Terug naar Zuid eiland
Na ruim drie geweldige dagen Stewart eiland gaan we weer terug naar de vaste wal. De laatste morgen maken we nog een leuk tochtje langs diverse kleine eilandjes. Onze gids laat ons veel bijzondere dingen zien. Zo toont hij ons ook een soort paddestoel: een stakerig bruin stokje met bovenaan sporen. Als een bepaald soort grote rups de pech heeft die sporen binnen te krijgen, is daarmee zijn doodvonnis getekend. De schimmel die uit de spore groeit scheidt stoffen af die de rups van binnenuit oplossen. De rups wordt helemaal opgevuld met schimmeldraden, en de rups gaat dood, terwijl hij qua vorm helemaal intact blijft. Als de rups volledig op is, en de schimmel geen eten meer heeft, vormt hij het vruchtlichaam (het stakerige stokje) met de sporen. Het vruchtlichaam groeit meestal uit de kop van de rups, bij voorkeur uit zijn oog.
De gids vertelt ons dit verhaal terwijl hij alleen de paddestoel laat zien. Op het allerlaatst opent hij zijn hand en zien we de uiterlijk intacte rups met de stok uit zijn oog. Het heeft bepaald het effect van een horrorfilm.
Vanaf Stewart eiland rijden we via Invercargill terug naar Queenstown met een nachtstop in Riverton en een halve dag stop in Te Anau. Na één nacht Queenstown stappen we voor de laatste keer in de grote Kiwi bus naar Christchurch. Christchurch is de grootste plaats van het Zuideiland, en ligt aan de oostkust.
Onze route voert dwars door de zuidelijke Alpen. Een mooie tocht, maar vanwege de zware bewolking kunnen we daar maar gedeeltelijk van genieten. Waar we onderweg een spectaculair uitzicht op Mount Cook horen te hebben, zien we slechts een grote grijze dikke wolk. Bij wijze van uitzondering hebben we vandaag een zwaar bewolkte lucht en zware regen.
Christchurch-Greymouth v.v.
In Christchurch stappen we de volgende ochtend direct op de trein naar Greymouth. Niet dat we naar Greymouth, dat helemaal aan de westkust ligt, willen, maar vanwege de rit. De treinreis (we gaan dezelfde dag ook weer terug naar Christchurch) hoort thuis in het lijstje ‘wereldberoemde mooie treinreizen’, en daarom maken wij de reis. Het eerste stuk voert door het vlakke land van de Canterbury Plains, daarna klimt de trein omhoog door de Alpen tot de Arthur Pass. De pas zelf is 737 m., wat niet erg spectaculair is, maar de omringende bergen zijn veel hoger, besneeuwd, en schitterend. Om de steile bergen over en door te komen, ga je door tunnels en angstwekkend hoge viaducten. Vanaf de Arthurpas gaat de trein weer steil naar beneden totdat hij in Greymouth op zeeniveau eindigt. Bepaald de moeite waard om deze rit te doen.
Bedbugs in Christchurch
Wat ons in heel Afrika en India niet gelukt is, lukt ons in het geciviliseerde Christchurch. We worden geplaagd door ongedierte. Als we dinsdag, de eerste nacht naar bed gaan, ziet Rik een onschuldig bruin beestje (in bed). We weten niet wat het is, maar maken hem toch dood. Na een uur word ik wakker: jeuk aan mijn arm en beestenbeten. Onderzoek levert twee bruine beestjes meer op. Van slapen komt weinig meer, jeukend, krabbend en beestjes jagend breng ik de nacht door.
Rik heeft (behalve van mij) nergens last van. Eindscore: elf dode bruine beestjes, ik 40 - 50 beten, Rik 0 = nul beten. Het hostel geeft ons direct een andere kamer, en schakelt onmiddellijk iemand met een gifspuit in. Eerst wil ik meteen weg, maar eerlijk is eerlijk, zij kunnen het als hostel niet voor zijn. Reizigers brengen beestjes mee, en zij kunnen daar niets aan doen. De beestjes blijken ‘bedbugs’ te zijn, en de beten uitermate gemeen. Na anderhalve dag groeien de bulten nog steeds, en besluiten we dat het tijd wordt om naar de eerste hulp te gaan. Daar word ik heerlijk vertroeteld. Bloeddruk, hartslag, alles wordt gemeten. Ik krijg injecties en koffie, en pillen mee naar huis. Nu, een paar dagen later, is het leed weer geleden. Maar als ik ooit nog één ‘bedbug’ zie, ga ik niet meer het bed in.
Afgezien van de bedbugs is Christchurch een stad die de moeite waard is. In het centrum is een groot plein met de kathedraal, verder is er een erg interessant museum. In het museum is een erg goed nagebouwd straatje uit de tijd dat de eerste Europeanen hier kwamen. De winkeltjes (ijzerwinkel, zadelmakerij) kan je in, en de poppen die er staan zijn voorzien van geluidsbandjes. Ook de straatgeluiden lijken erg echt.
In de stad staan veel gebouwen die zo uit Cambridge weggelopen zijn. Ze zijn natuurlijk van veel recentere datum, maar perfect gekopieerd. We bekijken nog St Michael’s kerk. Een klein wit houten kerkje met heel mooie gebrandschilderde ramen.
Catlins
Vanuit Christchurch gaan we via een overnachting in Dunedin terug naar de Catlins. We zijn daar al eerder met de bottombus geweest. Nu gaan we met een natuurgids een tweedaagse tour doen. Fergus, onze gids, weet erg veel, het is iemand die al zijn leven lang in natuurbeheer en –bescherming werkt. Zelf heeft hij een (zelf gevonden) verzameling fossielen, Maori werktuigen en Moabotten, en een bibliotheek waar je van gaat watertanden. Overigens de Moa is een groep uitgestorven grote loopvogels die tot zo’n 400 jaar geleden voorkwam.
De eerste dag is een bosdag waarbij we verschillende soorten bos bekijken (Podocarp en beukenbos). We zien veel vogeltjes. Fergus kan bijna elke vogel nadoen, zodat ze als ze Fergus horen dichterbij komen, om de vreemde vogel te zoeken. Eén heel dappere tomtit, die nog kleiner is dan een musje probeert Fergus zelfs aan te vallen en weg te jagen.
De tweede dag is vooral een dierendag. We zien de yellow-eyed pinguïn naar zee gaan, de pelsrobben met net geboren pups, zeeleeuwen op het strand en in zee, en de kleine blauwe pinguïns op hun nest. Voor de yellow-eyed pinguïn moeten we wel wat over hebben. Om die te kunnen zien, moet je vroeg zijn. Om kwart voor vier ’s morgens gaat de wekker af.
’s Middags worden we teruggebracht naar Balclutha, waar we de bus terug naar Dunedin nemen. Morgen gaan we na een half dagje Dunedin dan weer terug naar Christchurch.
Geen Raratonga
Volgens ons oorspronkelijke vliegticket zouden we nu al weg zijn uit Nieuw Zeeland en op Raratonga, het grootste Cookeiland, zitten. Raratonga is een tropisch eiland met palmenstranden en een omtrek van ruim 30 km, waar we elf dagen zouden zijn. Voor een paar dagen is Raratonga wel leuk, maar elf dagen ontdekten we, was veel te lang (tenzij je van zonovergoten stranden en bars met dure cocktails houdt). Aangezien we in Nieuw Zeeland meer dingen willen doen dan in de tijd past, hebben we nu Raratonga in z’n geheel laten vallen. We vliegen nu 16 december uit Auckland weg en stoppen dan 15 december een uurtje op Raratonga, en van daaruit door naar Los Angeles, waar we één dag blijven.
[Auckland 12 december 1998]
Napier
Vanaf Christchurch reizen we met de bus via een prachtig mooie route langs de kust in één keer door naar Picton. We nemen afscheid van het Zuid eiland en gaan met de middagferry terug naar Wellington op het Noordeiland. Na één nachtje Wellington stappen we opnieuw in de bus, nu naar Hastings en Napier aan de oostkant van het Noordeiland.
Napier is een heel bijzondere stad. In februari 1931 is Napier zwaar getroffen door een sterke aardbeving (7.9), die de stad grotendeels verwoest heeft. Wat niet door de aardbeving verwoest was, werd alsnog vernietigd in de grote branden die erna ontstonden. Na lang nadenken is toen besloten de stad in de toenmalige in de mode zijnde Art Deco stijl te herbouwen. Een groots project waarbij de Nieuw Zeelandse architecten werden bijgestaan door internationale, beroemde architecten. De Art Deco stijl is geïnspireerd door het optimistische geloof in de nieuwe technische vooruitgang, het idee van snelheid, en het beeld van de vrijere, onafhankelijke vrouw. Kenmerken van de Art Deco stijl zijn: geometrische patronen, zigzaggen, rijzende zonnen, verticale (snelheids)lijnen en veelkleurigheid, vaak in pasteltinten. Doordat Napier zuinig is geweest op zijn herbouwde stad, en de restauraties en ‘verbeteringen’ die later nodig waren in stijl zijn gebleven (althans grotendeels) bezit het nu een prachtige complete collectie Art Deco gebouwen. Langs de kust (Napier ligt aan zee), zijn prachtige ruim opgezette tuinen en ontspanningsdingen (rolschaatsbaan). De ruimte daarvoor is een cadeautje van de aardbeving. Het land kwam 2 m. omhoog, zodat Napier er van de ene op de andere dag 40 km² land bij had. Daar kan inpolderen niet tegenop.
De gebouwen in de stad kan je goed bekijken aan de hand van een folder met stadsplattegrond die veel informatie geeft. Verder is er een video die je in een winkel kan bekijken, die vertelt over de aardbeving en de heropbouw van Napier, en over de Art Deco stijl zelf. We zijn zo lang zoet met de wandeling en de video, dat er geen tijd meer is voor het aardbevingmuseum dat ons ook erg leuk leek. Maar ’s middags moeten we op tijd zijn voor onze bus naar Auckland, een lange rit van 7 uur. Onze bus heeft vertraging. En waarom? Volgens de chauffeur is onze bus niet zo goed in heuvels klimmen. Dat doet hij erg traag. Zouden ze die heuvels nou gisteren aangelegd hebben, of zou de bus nieuw aangenomen zijn, en nog in zijn proeftijd zitten?
Auckland
Ons eerste dagje Auckland (gisteren) trekken we uit voor rommel- en regelwerk (pakje opsturen, vliegtickets bevestigen, zonnebril laten maken e.d.). Feest van de dag is de gang naar de poste restante. Een heerlijke dikke stapel brieven en kaarten met alle nieuwtjes van thuis. Eenmaal weer thuis (= onze kamer in Auckland) lezen we alles, en genieten van al jullie nieuws, krantenknipsels en aanverwanten. Dank, dank, dank en blijf zo trouw volhouden in Zuid Amerika.
Tiritiri
Vandaag hebben we onze herkansing op Tiritiri gehad. Vlak na aankomst in Nieuw Zeeland (begin oktober) zouden we daar al heen, maar toen ging het feest niet door vanwege het slechte weer. Vandaag vaart de boot naar Tiritiri eiland wel. Het eiland is een vogelreservaat, vrij van ‘schadelijke’ dieren, en rijk aan bijzondere inheemse vogels. Ik zal jullie niet vermoeien met namen en aantallen, maar het is echt een bijzonder gebied, en we zien nog veel meer dan we verwachten.
[Raratonga 15 december 1998]
Morgen (16 december) zijn we uit Auckland vertrokken richting Los Angeles. We zijn om ongeveer 2 uur opgestegen, en nu is het 10 uur ’s avonds. Op Raratonga is het een uur later, maar een dag eerder, zodat het hier nu gisteren (dinsdag) is. We zijn nl. de datumgrens gepasseerd en de dag die we in juni ingeleverd hebben, krijgen we nu terug.
[Tahiti, 16 december, 1.30 ’s nachts]
Op onze gratis extra dag, zien we de halve wereld. Eerste stop was Fiji, tweede stop Raratonga en nu Tahiti. In Los Angeles komen we straks (volgens de planning om half 2 ’s middags op woensdag de 16e aan. Een half uur eerder dan we dezelfde dag (!) uit Auckland vertrokken. Onze reis had dus in veel minder dan de nu ruim twee jaar gekund. Goed we zien niet veel van Fiji, Raratonga en Tahiti, maar thuis kan je toch pochen dat je er geweest bent.
Great Barrier Eiland
Terug naar de ‘echte’ reis en onze laatste paar dagen in Nieuw Zeeland. Zondag vertrekken we vanaf Auckland opnieuw voor een eiland, Great Barrier Eiland. Alle informatie die we over de reis daarheen gekregen hebben, blijkt niet te kloppen. De boot vertrekt niet om half 12, maar om 11 uur. Gelukkig horen we dat op tijd. De overtocht zo merken we onderweg duurt geen twee uur, maar vierenhalf uur. De buspas die we voor op het eiland hebben, geeft je weliswaar recht op vervoer, maar veel beperkter dan voorgesteld. Dankzij een zeer behulpzame en goedwillende chauffeur wordt dat probleem soepel opgelost. Aangezien wij de enige passagiers zijn die zelf ideeën hebben over wat we willen, en de rest afwacht wat er gebeurt of alleen meegaat als de bus naar het strand gaat, richt de bus zich grotendeels naar onze wensen.
Ernstiger is het feit dat de boot die we voor dinsdag terug naar Auckland hebben, helemaal niet bestaat. De eerstvolgende boot gaat pas op woensdag, als wij op het vliegveld moeten zijn. Ook hiervoor is een oplossing: we gaan dinsdag met het vliegtuig (dat wel echt gaat) terug.
Het enige vervoer op Great Barrier Island.
Het als ‘uitstekend’ omschreven restaurant dat bij het hostel hoort, bestaat niet, en heeft nooit bestaan. Als we de eigenaar er op wijzen dat er toch op papier gedrukt staat dat er een restaurant is, is de laconieke reactie: “Nou ja, dat is dan fout dus”. Zo’n reactie is niet verwonderlijk als je nagaat hoe onvoorstelbaar vaak de (vooral gedrukte) informatie fout is. Ook al is de winkel dicht, aan eten komen we nog wel. We lopen naar het dichtstbijzijnde restaurant: 5 km van het hostel vandaan.
Great Barrier eiland zelf is prachtig. Veel inheems bos, veel vogels en schitterende wandelmogelijkheden. We genieten deze paar laatste dagen dan ook volop. Rust, ruimte, mooie natuur, veel vogels, schitterende uitzichten over het eiland, de kust, de zee en de witte stranden, en heerlijk wandelen. Wat wil je nog meer. Het vliegtuigje terug (acht personen) brengt ons keurig dinsdag terug naar Auckland, waar we voor de allerlaatste keer bij onze favoriete Italiaan gaan eten.
[Los Angeles, nog steeds 16 december 1998]
Voor deze ene keer ben ik over de 8 velletjes heengegaan. Hopelijk ziet de PTT dat van zo’n goede klant en in de kerstdrukte door de vingers. Zo niet, klachten over strafport mogen jullie naar Zuid Amerika sturen, jullie hebben onze adressen daar.
Even en oneven koeken
Nu ik toch wat regels extra heb, nog de koekjesaanbieding van Auckland.
Een winkel die via een soort open etalage koeken verkoopt heeft een speciale aanbieding. Die geldt alleen voor de $1,20 koeken. Twee koeken krijg je voor $2. Die aanbieding geldt al als we in juni een tussenstop in Auckland maken. We onthouden hem omdat het bordje zo grappig is:
‘Speciale aanbieding’:
2 koeken $ 2
4 koeken $ 4
6 koeken $ 6
Heel handig als de tafel van 1 op school al te moeilijk was. In oktober staat het bordje er nog steeds, en nu in december ook nog. Maar nu zien we meer. De hele prijslijst voor één tot tien koeken. En wat denken jullie kosten 3, 5 of 7 koeken? $ 3, $ 5 en $ 7? Fout, helemaal fout. Drie koeken kosten $ 3,20, en ja hoor vijf kosten je $ 5,20. Gewoon een kwestie van logica. Een oneven koek kost $ 1,20 en een even koek maar $ 0,80!
Los Angeles
Inmiddels zitten we voor één nachtje in Los Angeles. We zijn aan het begin van de middag keurig op tijd geland. Daarna ging het minder soepel. Er was kennelijk niet op een vliegtuig gerekend, want er was geen plek voor ons aan de slurf. Wachten dus. Daarna hebben we tussen de vijf kwartier en de anderhalf uur in de rij gestaan. Alleen maar om ons paspoort aan de douane te laten zien. Totale tijd tussen landing en vertrek naar hotel vanaf vliegveld: 3 uur! Wij bevelen ze een cursus aan op het vliegveld van Delhi of Kathmandu, daar zijn ze een stuk sneller. Ons hotel is gelukkig dicht bij het vliegveld, maar de stad is 30 à 40 minuten (per auto) rijden. Van de stad hebben we vandaag dus niets meer gezien, daarvoor is het te laat.
[Frankfurt 18 december 1998]
Voor vertrek uit Los Angeles maken we nog een stadstour. We zien het stadscentrum met zijn enorme kantoorkolossen en een oud Spaans straatje. Verder zien we Hollywood. In Hollywood Boulevard stoppen we voor het Chinese theater met in het cement hand- en voetafdrukken van beroemde filmsterren. Schuin ertegenover is het Roosevelt hotel, waar alle sterren geslapen hebben, en ze een leuke fototentoonstelling over de geschiedenis van Hollywood hebben.
We vergapen ons aan de villa’s in Beverley Hills, en kijken winkels in Rodeo Drive. De etalages tonen dure spullen (zonder prijskaartje, naar prijzen vraag je hier niet). Ondanks alle luxe is er weinig wat we zouden willen hebben: blote jurken en andere onmogelijke kleding, ongemakkelijke schoenen, protserige juwelen en stenen hondjes bedekt met spuuglelijke edelstenen .
Via het strand rijden we terug naar het hotel, en vandaar af direct door naar het vliegveld. Zo hebben we toch een kleine impressie van Los Angeles. We wachten nu op het laatste stukje vliegen vanuit Frankfurt naar huis. Over de reis Auckland => Schiphol hebben we dan zo’n 63 uur gedaan.