Wereldreis, Zuid Amerika, brief 1
[Chili, Santiago,1-1-99]
Oud en nieuw in de lucht
Een nieuw schrijfblok, een nieuw jaar, een nieuwe reis en een nieuw land. Een mooiere reden voor een nieuwe brief kan een mens zich toch niet wensen. Ons verblijf van twaalf dagen in Nederland is omgevlogen. De dagen zijn opgegaan aan bezoekjes, regelwerk, telefoontjes en boodschappen. Maar zo’n kort verblijf is veel te kort om iedereen te zien en te spreken, zeker nu heel Nederland “de feestdagen” vierde.
Op oudejaarsavond zijn we in het vliegtuig richting Santiago, de hoofdstad van Chili, gestapt. Zowel op Schiphol als in Londen waar we over moesten stappen was het uitermate rustig. In Londen stonden om zes uur ’s avonds nog maar vijf vluchten aangekondigd, terwijl er normaal drie schermen vol staan. In Londen hebben we na het instappen in het vliegtuig stomverbaasd geluisterd naar de muziek.
Normaal hoor je een vriendelijk, meestal klassiek muziekje. En wat horen we nu? Een kinderkoor (Nederlands) dat vol overgave “Zie ginds komt de stoomboot” zingt! We snappen er eerst niets van, maar later blijkt dat het bandje volstaat met kerstliedjes. Voor die Engelsen is het verschil tussen Sinterklaas en de Kerstman ook veel te moeilijk.
Oud en Nieuw wordt sober gevierd in het vliegtuig. Om 12 uur wordt omgeroepen dat het 12 uur is en wenst de omroepinstallatie iedereen een gelukkig nieuwjaar. En daarmee is het feestje afgelopen, zelfs een glaasje champagne kan er niet af. Na 13 uur vliegen en een nacht redelijk goed slapen, komen we aan in Buenos Aires waar we een tussenstop hebben. Vanaf daar vliegen we in twee uur door naar Santiago in Chili waar we om half 12 lokale tijd (’s morgens) aankomen. In Nederland is het dan half 4. Vlak voordat we in Santiago landen vliegen we dwars over de Andes. We hebben een helder en onbewolkt zicht op de bergen met sneeuw, de lagere toppen en de dalen. Indrukwekkende eerste kennismaking hoor.
Santiago
Het weer hier is zomers, met een temperatuur van zo’n 28-30°. Grote overgang na het donkere, winterse Nederland. We zijn nog even de stad in geweest, maar vrijwel alles is dicht vanwege nieuwjaarsdag. Echt veel puf om uitgebreid op sjouw te gaan hebben we vandaag niet. Eerst een nachtje slapen en dan beginnen we morgen echt.
[Chili, Pucon, 8-1]
Santiago is een aangename stad, waar je je behoorlijk veilig voelt. De stad is met zijn 4 miljoen inwoners immens groot en modern. De stad is vol tegenstellingen. Op het centrale plein (Plaza de Armas) staat een prachtige oude kathedraal naast een moderne, hoge kantoorflat met spiegelende strakke glaswanden. De winkelstraat is duidelijk die van een wereldstad die met zijn tijd meegaat vol met McDonald-achtige ‘restaurants’ die om het hardst hun best doen om hun aantrekkelijk geprijsde combo (bijv. ¼ kip + patat + cola) onder de aandacht te brengen. Op hun vrije dag stromen de Chilenen in drommen op deze patatmaaltijden af. Tegelijkertijd zie je dat die fast-food voorkeur en het verdere ‘moderne’ leven gecombineerd wordt met een nog steeds levende verering van de katholieke heiligen. In de kathedraal brengen mensen bloemen die aan Maria, Theresa, Thomas of welke heilige dan ook gegeven worden. Rondom alle heiligen hangen briefjes met verzoeken of bedankjes. Het zijn er zoveel dat het lijkt alsof de heiligenbeelden een felle concurrentiestrijd voeren wie het populairst is.
In Santiago kan je met een tandradtreintje een berg op van waaraf je een prachtig uitzicht hebt op heel Santiago. Bovenop krijg je pas enig idee hoe groot de stad echt is. Bovenop de berg is niet alleen een kerk, maar ook een 36 m hoog Mariabeeld, zodat Maria over heel Santiago kan waken. In de grote winkelstraat zit een modern winkelcentrum (overdekt) van drie etages wat zo in Auckland ook zou passen. Aan de andere kant zie je overal op straat schoenpoetsers die hun kostje proberen te verdienen, en jongens die met een koelbox op hun rug ijs of frisdrank verkopen. Bedelaars zie je hier voor zo’n grote stad weinig, wel heel veel mensen overal op straat en in parkjes. Niet speciaal onderweg naar iets, maar gewoon flanerend over straat, zoals dat in Spaanstalige landen hoort.
Dragoman
Op maandag hebben we in Santiago onze kennismakingsbijeenkomst met Dragoman, maar we vertrekken pas op woensdag uit Santiago. We moeten daar (althans een deel van de groep) een visum regelen voor Paraguay, en dat duurt een dag. Volgens de informatie vooraf hoefden wij geen visum aan te vragen, maar eenmaal hier is dat niet meer echt zeker. Voor alle zekerheid gaan wij dus maar langs bij het consulaat van Paraguay om te informeren.
Onze vraag schijnt erg moeilijk te zijn. Pas na een kwartier komt de man terug bij het loket, en ja hoor we hebben een visum nodig. We verdenken de man ervan dat hij Nederland niet op zijn lijst kon vinden, en in dat geval is “ja” altijd een veiliger antwoord. Onze twee pasfoto’s, twee kopieën van de paspoorten, twee kopieën van de entreestempel van Chili (per persoon) zijn natuurlijk niet voldoende. Er moet ook nog een kopie van het losse kaartje met entreestempel (gekregen bij aankomst in Chili) bij. Rik gaat snel die kopieën maken, terwijl ik met alles wat we wel al hebben de procedure (en de man) aan de gang houd. Uiteindelijk zit Rik’s entreekaartkopie aan mijn visumformulier en omgekeerd. Om te voorkomen dat de hele visumaanvraag daarop stukloopt, wijs ik de man daarop. Erg overdreven van mij, want”: “Oh nee, dat doet er helemaal niet toe”.
Overigens is de man uitermate vriendelijk en geeft hij ons een snellere! voorkeursbehandeling dan de andere visumaanvragende groepsleden. Waarschijnlijk waardeert hij onze pogingen om Spaans te spreken toch wel.
De volgende ochtend kunnen we onze paspoorten terughalen. Ze horen klaar te liggen, maar aangezien het ‘ogenblikje’ ongeveer 20 minuten duurt, en we een heleboel gestempel horen, weten we eigenlijk zeker dat de visa vers gemaakt worden. Heerlijk na zo’n tijd weer zo’n hoop zinloze bureaucratie. De visa zijn bovendien nog gratis ook. Waar krijg je nou zoveel officiële aandacht voor zo weinig geld?
Naar het zuiden
Op woensdag vertrekken we met Paraguay-visum uit Santiago. We rijden richting zuiden, en de eerste nacht kamperen we bij een waterval, aan de rivier boven de waterval op een mooi plekje.
Als we eenmaal met de truck op weg zijn voelt het zo vertrouwd, alsof we na een dagje vrij weer in onze India-Dragomantruck stappen. Deze truck (die overigens Spanky heet) is een stuk nieuwer dan Nora, de India truck. Van binnen is hij wat ruimer, zodat we wat meer beenruimte hebben. Gezien het grote aantal deelnemers reizen we tot Rio (de Janeiro, Brazilië) met twee trucks. Op zich rijden de trucks onafhankelijk van elkaar, maar ze volgen wel dezelfde route. We zullen elkaar dus geregeld tegenkomen, en de eerste avond staan we op dezelfde camping. Onze groep bestaat uit 16 deelnemers en de 2 chauffeurs. Charlie is onze nieuwe reisleider, en Jim is de andere chauffeur. Wij hebben Australiërs, Nieuw Zeelanders, Engelsen en Canadezen in de groep, en er zijn precies evenveel mannen als vrouwen. De leeftijd varieert van begin 20 tot tegen de 70. Weinig echte piepjongeren, veel dertigers en veertigers. Onze eerste indruk is dat we het wel getroffen hebben met onze groep tot Rio (de eerste zes weken). Maar ja, we weten ook hoe misleidend zo’n eerste indruk kan zijn. Charlie rijdt en reist al 3-3,5 jaar door Zuid Amerika, weet veel erover te vertellen en is reuze enthousiast. Lijkt ons een uitermate goede reisleider. Jim is nog veel nieuwer en jonger en is nog erg op de achtergrond aanwezig, maar lijkt ook aardig.
De eerste avond al prijzen we ons erg gelukkig dat we niet in de andere truck zitten. Op de rustige familiecamping hoor je geschreeuw en gelal van de andere Dragomantruck, dat tot diep in de nacht als alles stil is doorgaat. We waren er niet door verrast. De bewoners van de andere truck zagen er al teveel uit als van die jonge en avontuurlijke reizigers wiens grootste avontuur bestaat uit veel, erg veel drinken. Hopelijk zijn de meeste van deze avonturiers blut na het carnaval in Rio, want na Rio reizen we met één truck, en met de andere chauffeur.
Pucon
Vanaf de waterval (Salta del Laja) rijden we verder naar het zuiden. De eerste dag hebben we nog langs de laatste uitlopers van de Andes gereden. De vallei waar we doorheen rijden is erg vruchtbaar, en overal zie je druiven en wijngaarden, fruitbomen, frambozen en kwekerijen (rozen, bomen etc.). De tweede dag rijden we de bergen echt uit, en rijden we door een golvend landschap voornamelijk in gebruik voor landbouw. Halverwege begint het te regenen en dat blijft het doen, totdat we in Pucon (onze eindbestemming) zijn. De lucht is egaal grijs en de regen lijkt niet van plan te stoppen. Charlie’s voorstel om niet te gaan kamperen, maar een soort hostel te nemen wordt enthousiast ontvangen. Ons ’hostel’ is een houten huis met een knusse zitkamer, wat slaapkamers, een piepklein keukentje en twee badkamers, en is veel te klein voor 16 man (Charlie en Jim slapen in de truck). Er zijn maar tien bedden verdeeld over vier kamers, de zes ‘losse’ mannen slapen in de huiskamer. Het is een hele toer om in de minikeuken een maaltijd voor 18 personen te bereiden, maar opgepropt met z’n allen om de open haard is het reuze genoeglijk.
In Pucon blijven we twee nachten. Pucon is hèt centrum van avontuur en sensatie. Je kan er bergbeklimmen, white waterraften en nog veel meer (zijn we weg uit Nieuw Zeeland moeten we alweer avontuurlijk zijn!). Pucon ligt erg mooi aan een meer, en de grootste attractie is de vulkaan Villarricca, 2800 m hoog. Een prachtige vulkaan met een echt steile vulkaantop en tot halverwege de helling bedekt met sneeuw. De vulkaan kan je (als het weer goed is) beklimmen, maar Charlie waarschuwt ons dat het een zware klim is. De tocht kan je alleen met gids doen, en je krijgt een speciale uitrusting waaronder stijgijzers aangemeten. Later horen we nog dat de klim in totaal 12 uur duurt, en dat je 3000m (kan dat wel op één dag heen en terug?) moet klimmen. Wij besluiten tot de wandeling over de weg naar de basis van de vulkaan. Die weg is volgens opgave ook mooi en naar de vulkaan is het 12 km lopen.
De tweede dag is het weer gelukkig opgeklaard en al vanuit Pucon hebben we een schitterend uitzicht op de vulkaan. De weg naar de vulkaan valt een beetje tegen: nogal saai, geen uitzicht op de vulkaan en nog redelijk wat verkeer. Na vijf km staan we te twijfelen wat of we zullen doen, als er een auto naast ons stopt. Of we soms mee willen rijden naar de vulkaan? Dat is nog eens aardig. We rijden mee met twee Braziliaanse meisjes die vakantie vieren in Argentinië en Chili. De rit heen en terug is op zich een hoogtepunt. Zij doen hun best om met mij Spaans te praten (samen praten ze Portugees), en komen we er niet uit, redden we onszelf met Engels. Boven bij de vulkaan is niets te zien, de vulkaan is volledig verscholen in een dikke mist. Erg jammer natuurlijk, maar zo’n leuke ontmoeting maakt er toch een bijzondere dag van. Morgen vertrekken we weer uit Pucon. We gaan dan richting Bariloche in Argentinië.
[Chili, Torres del Paine, 16-1-99]
Bariloche
De grens tussen Chili en Argentinië stelt weinig voor, en we zijn er redelijk snel doorheen zonder erg veel oponthoud. De route vanaf Pucon naar Bariloche door het merengebied dat in beide landen ligt is echt prachtig. Grote spiegelende meren, omzoomd door bos. Zo nu en dan passeren we hoge scherpe vulkanen die met hun besneeuwde toppen opvallend in het landschap uitsteken.
Bariloche.
Bariloche is dè toeristenplaats in Argentinië in het merendistrict. Net als elke zichzelf respecterende toeristenplaats probeert Bariloche vooral op een toeristenplaats te lijken en op niets anders. Het is nog niet zo erg als Spanje of de Turkse kust, maar de hotels, souvenirshops, outdoor-kledingzaken en restaurants zouden net zo goed kunnen staan in willekeurig welk ander land met toeristen. Bijzonder zijn hier de chocoladewinkels. De streek schijnt goede chocolade te produceren en je wordt doodgegooid met bezoekjes (tegen betaling) aan een chocoladefabriek. In de winkelstraat zijn dure chocoladewinkels ter grootte van een aardige supermarkt. De prijzen hier zijn schrikbarend hoog. Koffie met taart kost f 10, koffie zonder taart f 5. Heel Argentinië is sinds de koppeling van hun peso aan de Amerikaanse dollar duur, maar hier gooien ze er nog een schepje bovenop.
De omgeving van Bariloche is schitterend en rechtvaardigt het toerisme. De eerste dag wandelen we naar een bergtop. Vanaf daar heb je een prachtig uitzicht over het meer met de bergen erachter. De wandeling is vooral in het begin slecht bewegwijzerd, zodat we wel 12 keer bij splitsingen de weg moeten vragen Iedereen is even vriendelijk en behulpzaam, maar stort na ons kleine beetje Spaanse vraag zo’n enorme hoop niet te begrijpen Spaans antwoord over ons uit, dat we meestal niet veel verder komen dan de volgende kruising. Dat maakt het alleen maar leuker en we vinden het kleine paadje dat we zoeken nog ook.
De tweede dag maken we een tocht met de boot over het meer. Het meer en het gebied eromheen vormen onderdeel van een groot natuurgebied. In het park zijn hele stukken bos begroeid met inheemse bomen. De boot meert ook ergens aan zodat je een stukje in het bos kan wandelen. Op zich ontzettend mooi, maar het geheel wordt wel verpest doordat de hele boot (ong. 200 man) tegelijk door hetzelfde stukje bos loopt. Later op de lunchplek wandelen we nog samen een stukje en zien dan verder niemand. Kunnen we toch nog echt van het bos genieten. Het landschap met al het water en de beboste hellingen doet ons wel een beetje aan de Milford Sound denken. Heel mooi.
Naar Calafate
Vanaf Bariloche blijven we verder naar het zuiden gaan. Helemaal Patagonië door, tot we niet meer verder naar het zuiden kunnen. Onze eerste bestemming is Calafate, zo’n 2½ dag rijden. Het landschap is en blijft al die tijd Patagonië: Een droog vlak landschap, begroeid met schraal, hard en droog gras en lage struikjes, soms wat kaler, soms wat dichter begroeid. Af en toe zien we in de verte besneeuwde bergtoppen. Af en toe passeren we een stroompje waar het dan gelijk veel groener is, en waar ijle populieren langs groeien. Of we passeren een meertje waar verrassend genoeg flamingo’s in staan te vissen. Maar overwegend is het open, stoffig en droog. Wat het meest indruk maakt, is dat je zo’n tijd kunt rijden zonder dat er iets echt in het landschap verandert.
Daarnaast valt op hoeveel en hoe vaak we beesten zien: guanaco’s (soort lama) en rhea’s (soort struisvogel) zien we vrij veel. Verder zien we hazen (waarvan we niet zeker weten of het Patagonische zijn), grote roofvogels (caracara’s) en zelfs een paar keer vossen.
Perito Moreno
Perito Moreno.
In Calafate blijven we twee nachten, en vanuit Calafate gaan we naar de Perito Moreno gletsjer. Acht of negen jaar geleden zijn we naar Argentinië geweest, en toen hebben we de Perito Moreno al gezien. De gletsjer is zo mooi dat we graag nu een tweede keer willen. Van alle gletsjers die we ooit gezien hebben is de Perito Moreno absoluut de allermooiste. De gletsjer is enorm, maar dan ook enorm groot. Vanaf het platform zie je tot aan de bergen waar je op uitkijkt alleen maar gletsjer, en die bergen zijn 14 km ver weg. Hoe breed de gletsjer is weet ik niet, maar het moet enkele kilometers zijn. En de ijsmuur die uitkomt in het meer is 80 - 100 m hoog. De gletsjer leeft. Hij beweegt krakend en kreunend 1,5 meter per dag vooruit. Het effect van die beweging zie je niet, omdat er bijna evenveel ijsbrokken aan de voorkant afbreken.
[Argentinië, Ushuaia, 19-1-99]
Naar het afbreken van die ijsbrokken kan je uren blijven kijken. Vaak hoor je iets, maar zie je niets, maar zo nu en dan breekt er een heel stuk muur over de volle hoogte af. Het meest spectaculair is een stuk muur dat afbreekt, en dat zo groot is als een grote kantoorflat. De heel muur komt ineens los, lijkt even te twijfelen waar het zal vallen, zakt een stukje het water in en stort dan recht vooruit met een oorverdovend lawaai in het meer voor de gletsjer. Door de klap ontstaan enorme golven in het meer, waardoor ijsschotsen boven komen en weer andere stukken afbreken. Je houdt je adem in zo spannend is het spektakel. Perito Moreno zal wat we ook nog gaan zien één van de hoogtepunten van Zuid Amerika blijven.
Torres del Paine
Vanaf Perito Moreno en Calafate gaan we Argentinië uit en Chili in, voor een bezoek aan het natuurpark Torres del Paine. Een prachtig park met veel meren, watervallen en uitermate steile piekbergen die onbegroeid en besneeuwd zijn. Je kan er mooi wandelen (en heel goed verdwalen). Voor eendaagse wandelaars is er één erg populaire dagtocht. Aangezien alle bezoekers besluiten die tocht te doen loop je in colonne naar boven, staat met 50 andere mensen het overigens heel mooie uitzicht te bewonderen en loopt ook weer en masse terug.
Wij kiezen daarom voor een veel kortere wandeling naar een ander uitzichtpunt. Daar genieten we een uur lang samen van ons uitzicht zonder dat er iemand anders is. Het weer hier staat bekend om zijn veranderlijke en vaak onaangename karakter, en dat vergeten we ook niet meer. Het is wel droog en tamelijk helder, maar er staat zo’n harde storm dat je af en toe stilstaat omdat je niet tegen de wind inkomt. Zonnepetjes, zonnebrillen, alles waait af. Als je niet oppast waaien je boterhammen weg voor je ze op kan eten!
Punta Arenas
Vanaf het park rijden we naar het eind van de wereld. Gisteren zijn we tot aan Punta Arenas gekomen. Punta Arenas is de meest zuidelijke plaats in Chili. Vroeger ten tijde van de eerste kolonisten was de plaats een bezige handelsstad met veel wol- en leerindustrie en een drukke haven. Nog steeds tref je mensen van veel verschillende nationaliteiten aan, en ook de straatnaam “Avenida Yugoslavia” getuigt daarvan. In de stad zijn enorme huizen over gebleven van enkele rijk geworden kolonisten. Die huizen zijn nu in gebruik als museum, cultureel centrum of hotel. Om mensen nu naar het verre zuiden te lokken is het gebied gedeeltelijk belastingvrij gemaakt. Echt aantrekkelijk om te wonen lijkt het toch niet. Het is hier hoogzomer, maar toch heb je een trui voor de kou en een jas voor de regen nodig, en vrijwel altijd stormt het. In de winter moet het hier vreselijk zijn.
Naar Ushuaia
Vanaf Punta Arenas gaan we naar Isle Grande, het grote eiland van Vuurland. We passeren opnieuw de grens Chili en Argentinië, en zijn nu weer in Argentinië. Vandaag verandert het landschap. Een erg groen landschap met veel stroompjes, natte gebieden en meren. In plaats van de schrale droge struikbegroeiing zien we nu bos en groen, groen gras. Na een lange rijdag eindigen we in Ushuaia, de meest zuidelijke plaats van de wereld en de Argentijnse tegenhanger van Punta Arenas. Verder zuidelijk kunnen we met de truck niet meer.
[Argentinië, Puerto Madryn 25-1-99]
Ushuaia hebben we op onze vorige Argentinië reis ook aangedaan, maar na 8 à 9 jaar is de plaats bijna niet meer te herkennen. Toen hadden we moeite om ergens een lunchplek te vinden, nu wemelt het van de eettentjes. Als je koffie wilt kun je kiezen tussen espresso, gewone koffie, cappuccino enz. enz., en er staat een vitrine vol met taart. De prijzen zijn meegegroeid met de ontwikkeling van de stad. We zijn zo dom om zonder naar de prijs te vragen koffie met appelgebak te bestellen. En alhoewel de appeltaart en groot en lekker is, schrikken we toch behoorlijk als we (twee koffie + twee taart samen) meer dan f 30,00 moeten betalen.
Vanuit Ushuaia bezoeken we het Nationale Park op Vuurland. Een prachtig park met veel bos, veel groen en overal watertjes. We zien er bevers die er van oorsprong niet thuishoren, maar het er uitstekend naar hun zin hebben. Voor het park zijn de bevers niet zo goed. Ze knagen bomen om, en veel sneller dan de bomen hier groeien. De bomen zijn hier bijna (80%) allemaal van dezelfde soort, en doen er honderden jaren over om in de extreme kou en wind tot hun volle grootte uit te groeien.
Door Patagonië naar het noorden
Onze reis kan nu alleen maar naar het noorden gaan. In drie lange rijdagen rijden we door het kale droge Patagonië naar Puerto Madryn in Argentinië. Het weer wordt geleidelijk aan steeds warmer. De wind of beter storm, blijft bij ons. Als we op de camping in Puerto Madryn aankomen worden we gezandstraald door het zand dat de wind overal rondblaast.
Punta Tomba
In Puerto Madryn blijven we een paar dagen, omdat we van daaruit naar Punta Tomba en Peninsula Valdes gaan. Op allebei de plaatsen zijn we verleden keer ook geweest, maar we willen ze graag weer zien.
Peninsula Valdes.
Bij Punta Tomba is een grote pinguïnkolonie met naar schatting zo’n 1 miljoen pinguïns. Overal waar je kijkt zie je pinguïns en het leukste is dat ze helemaal niet schuw zijn. Ze waggelen op 10 cm afstand langs, en bij hun nest zitten ze je echt met scheve koppies aan te kijken. Ze lijken het net zo leuk te vinden om naar jou te kijken als andersom. De jongen, die in november geboren zijn, zijn inmiddels uitgegroeid tot met hun uiterlijk worstelende pubers, die bezig zijn hun babydons te verwisselen voor echte veren. Ze worden nog wel gevoerd, maar zijn al een beetje zelfstandig. Het pad naar zee is een drukke wandelpromenade met pinguïns die of naar zee gaan, of net uit zee komen. Eenmaal in zee is het stuntelige dat ze op het land hebben gelijk weg. Eigenlijk vliegen pinguïns wel, niet over land, maar in zee.
Peninsula Valdes
Peninsula Valdes dat we de volgende dag (vandaag) doen, is net zo’n geweldige belevenis. Naar Peninsula Valdes ga je voor de dieren. Allereerst verdient het gordeldier, dat hier ‘Armadillo‘ heet het om genoemd te worden. Normaal verwacht je niet dat je die ooit in het echt ziet, maar hier wel. De slimmeriken hebben ontdekt dat de bezoekers ook eten, en wel eens eten morsen. Armadillo vindt dat hier een aardige manier om aan de kost te komen. Met hun korte graafpoten, hun spitse snuit en hun harnasje op hun rug, schieten ze flitsend snel rond. Als het te eng wordt verdwijnen ze in hun hol. Nooit gedacht dat die beesten zo snel waren.
Volgende attractie: zeeleeuwen, en wel heel veel ook. De zeeleeuwen zijn erg actief. De pups zijn 1 à 2 weken geleden geboren, en al heel snel daarna (ong. zes dagen later) is het paringstijd. De mannen die met hun 300 kg en echte manen bepaald indruk maken, grommen en grauwen naar elkaar en maken de vrouwtjes het hof. De nog heel kleine pups zijn schattig, zoals ze onhandig op hun flippers rondhobbelen. Er zijn ook mannetjes die alleen zijn. Volwassen mannen houden er een harem op na. Voordat je in staat bent om zo’n harem te vormen en te houden, moet je als zeeleeuw heel wat mans zijn. Jonge mannetjes lukt dat nog niet, en die zijn dus ook alleen of in groepjes samen. Deze mannetjes die sociaal geen aansluiting hebben, gedragen zich gefrustreerd en opgefokt. Ze voelen zich miskend en buitengesloten door de groep. Soms vormen ze groepen die zich als ontspoorde randgroepjongeren gedragen, als een bende. Ze vallen zonder enige reden een harem binnen, vallen de vrouwtjes en de pups aan, en laten het harem in volstrekte chaos achter.
Als wij er zijn zien we een kleine nietsvermoedende pup die, nieuwsgierig naar al het nieuwe in zijn wereld, recht in de armen van zo’n jong mannetje loopt. Dat had hij beter niet kunnen doen.
De opgeschoten jongere pakt hem bij zijn kop beet en slingert hem weg. Als de baby nog versuft bij zit te komen, wordt hij opnieuw gegrepen. Nora vertelt dat als dit gebeurt, de pup meestal wordt gedood (Nora is onze gids). De pup krabbelt weer overeind, en probeert weg te komen, maar is geen partij voor de sterke jongen, en die smijt hem opnieuw rond. Er komt een tweede jongere uit zee die zich ermee gaat bemoeien. We hopen allemaal dat die twee samen ruzie krijgen zodat de pup veilig kan ontsnappen. Maar nee. Pup is zo verbijsterd en onnozel dat hij steeds opnieuw teruggaat naar de hem mishandelende zeeleeuw. Wij staan als kinderen bij een poppenkast de kleine pup aan te moedigen en te adviseren, maar de sukkel blijft als een hondje achter zijn belager aan lopen, die hem daarop keer op keer een forse lel geeft. Na een poosje komt pup toevallig bij het groepje pups terecht waar hij eerder van is weggelopen. Al die pups liggen te wachten tot hun moeder terugkomt uit zee. De vrouwtjes gan al vrij snel na het werpen terug naar zee om te eten, de jongen blijven dan samen achter op het strand.
Als ‘onze’ pup terug is in de klas, verliest de grote lummel zijn belangstelling voor hem en gaat een andere kant op. Wij zijn reuze opgelucht dat pup het gered heeft. Je weet dat dit soort dingen gebeuren en erbij horen, maar je hoeft toch niet te zien dat de pup doodgebeten wordt. Lief en klein tegen groot en gewelddadig blijft voor je gevoel oneerlijk.
Na de spannende zeeleeuwen zijn de zeeolifanten wel rustgevend. Ze liggen op het strand, doen niets behalve af en toe wat gapen of wat krabben. Hun jongen zijn al eerder geboren en ook de paringstijd is al geweest. Nu dus tijd voor rust.
[Argentinië, Buenos Aires, 27-1-99]
In Puerto Madryn kampeert tegelijk met ons nog een andere groep van Dragoman. Die truck rijdt de route precies andersom. Het leuke is dat één van de chauffeurs op die truck Steve is. Steve was onze (heel goede) reisleider op de India rondtrip. Echt leuk om die nu hier weer te ontmoeten.
Naar Buenos Aires
Inmiddels zijn we in twee dagen van Puerto Madryn naar Buenos Aires gereden. We zijn net aangekomen en blijven hier drie dagen. Buenos Aires, de hoofdstad van Argentinië is een enorm grote stad, waar veel te zien en te doen valt.
Argentinië zelf is één van de meest welvarende landen van Zuid Amerika, maar dat het echt goed gaat kan je niet zeggen. Politiek gezien is het land, sinds het eind van de militaire dictatuur in 1983, een democratie. De president wordt gekozen, en ter controle van de president en ministers is er een soort Tweede en Eerste Kamer. In praktijk heeft de president wel heel veel macht. Veel zaken beslist hij per decreet, zonder Eerste of Tweede Kamer te raadplegen, en ook bij provinciale zaken heeft hij een dikke vinger in de pap. Economisch gezien is het land een chaos, wat gezien zijn natuurlijke hulpbronnen en zijn ontwikkelde bevolking een raadsel is. De binnenlandse staatsschuld is zo hoog, dat niemand gelooft dat die ooit afbetaald kan worden. Voor de werkeloosheid horen we percentages tussen de 12 en 20%, en van de mensen die wel werken betaalt naar schatting maar 40% belasting.
De enorme inflatie van een paar jaar geleden is sinds een paar jaar wel naar een lager niveau gedaald, door beperking van o.a. uitgaven aan het militaire apparaat en verkoop van onrendabele staatsondernemingen. Dat het nut van menig staatsambtenaar terecht betwijfeld werd, mag blijken uit het feit dat de dag nadat aangekondigd was dat de telefoonmaatschappij Entel geprivatiseerd zou worden er opeens zoveel mensen op hun werk op kwamen dagen, dat er veel te weinig bureaus waren!
De Argentijnse peso is sinds enige tijd gekoppeld aan, en evenveel waard als de dollar. Met prijzen die op het niveau van West Europa liggen of hoger moet het voor veel mensen hier moeilijk zijn om het hoofd boven water te houden.
Alles bij elkaar maakt Argentinië een tamelijk ‘Westerse’ indruk, compleet met McDonalds en Burger King (in Buenos Aires dan).
Na ruim drie weken zijn we nog steeds erg te spreken over onze groep. De meeste mensen zijn erg aardig en leuk om mee om te gaan. Geen mensen die alleen voor de ‘party’ of de drank komen, maar voor Zuid Amerika, en dat is duidelijk beter dan we gewend zijn.
Verder zijn er natuurlijk ook mensen bij die altijd ‘even’ weg zijn als er iets gedaan moet worden, en mensen die altijd als eerste hun bord (erg vol) scheppen, zonodig anderen opzijduwend. Die worden nu en dan wel door de groep aangepakt en zijn niet storend.
Ik ga voor nu afsluiten, de brief kan dan mooi in Buenos Aires op de post.