Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 02: Argentinië, Paraguay, Brazilië
Wereldreis, Zuid Amerika, brief 2

Wereldreis, Zuid Amerika, brief 2

[Paraguay, Asuncion, 2-2-99]

Buenos Aires

De eerste brief eindigt bij onze aankomst in Buenos Aires, en is daar ook op de bus gegaan. In Buenos Aires brengen we drie dagen door, die we er met gemak kunnen vullen. Het is een hele aangename stad, die erg Westers aandoet, en veel boekhandels en andere goede winkels heeft. Je voelt je ook erg veilig in de stad.

Argentinië is het land van de tango, en dus gaan we in Buenos Aires met bijna onze hele groep naar een tango-show. Het is een combinatie van een diner en een voorstelling, en allebei zijn van prima kwaliteit. We krijgen eerst ons eten (erg lekker en soesjes met ijs en chocoladesaus toe!) en daarna begint de tango show. Het woord ‘wervelend’ is op het dansen zeker van toepassing. De muziek wordt verzorgd door een pianist, een bassist en twee mannen die een bandelion (soort vierkante accordeon) bespelen. Vooral één van de bandelionisten (heten ze zo?) is geweldig leuk om naar te kijken. Het is een oude kale man met een erg rond hoofd, die zich het vuur uit zijn sloffen speelt. Als je in Argentinië bent mag je zo’n show niet missen.

Wijk Boca in Buenos Aires.

Wijk Boca in Buenos Aires.

Overdag gaan we naar het kerkhof van Recoleta en naar dat van Chacarita. Vooral Recoleta is indrukwekkend. Zoiets dergelijks hebben we nooit eerder gezien. Het lijkt nog het meest op een dorpje, waarvan de huisjes bestaan uit indrukwekkende mausolea. Op Recoleta kom je niet zomaar. Op Recoleta liggen vele generaties van de elite in hun dure en rijk versierde familie-mausoleum. Geld alleen is niet genoeg om op Recoleta te mogen komen. Naam en afkomst zijn zo mogelijk belangrijker. In Buenos Aires zeggen de mensen dat het goedkoper is om heel je leven buitensporig duur te leven, dan om op Recoleta begraven te worden. Dat is waarschijnlijk overdreven, maar sommige mausolea moeten duidelijk duurder zijn, dan een huis in Buenos Aires. Evita Peron ligt ook op Recoleta begraven, en omdat haar familie niet tot de echte ‘Recoleta-elite’ behoorde is dat voor veel Recoleta aristocraten een doorn in het oog.
Chacarita is hetzelfde idee, maar dan wat eenvoudiger. Sommige mausolea zijn net zo duur en luxe als die op Recoleta, maar hier heb je ook een soort ‘verenigingsmausolea’. De brandweer is er, het leger heeft een groot gebouw en zo zijn er meer. Al met al zien de straatjes met de bomen en de mausolea er wel knus uit. Veel mausolea hebben een glazen deur of ramen. Van binnen zien ze er met hun mooi bewerkte kisten, altaars, bloemen, kleedjes en kandelaars bijna gezellig uit. Heel indrukwekkend om te zien.

We doen nog veel meer in de grote stad, teveel om allemaal op te schrijven. De stad is druk met verkeer en vol met mensen, maar toch heel plezierig. Het oversteken is met alle verkeer soms wel lastig. Bij de Avenida van de 9e juli staan gelukkig voetgangerslichten. Die heb je ook hard nodig voor de 9 rijstroken de ene kant op en de 9 rijstroken de andere kant op. Aan beide zijden loopt nog een parallelweg van 3 rijstroken. Om het geheel van 24 rijstroken met midden- en tussenstroken over te steken heb je ongeveer drie groene voetgangerslichten nodig.

Naar Paraguay

Na drie dagen grote stad gaan we verder naar het noorden richting Paraguay. De eerste dag overnachten we in ‘El Palmar’, een natuurpark met veel palmen, veel vogels en een soort uit de kluiten gewassen konijn-rat die naar de naam Vizcacha luistert. Ze zijn redelijk tam, zodat je ze gemakkelijk ziet, en ze zijn een beetje lomp met een stompe kop. Eigenlijk zijn ze een beetje lelijk.
De volgende dag passeren we de grens met Paraguay. De grens is dit keer een echte grens. Chili en Argentinië zijn nog tamelijk Westers, Paraguay niet. We gaan een andere wereld binnen met rommelige steden zonder stoepen en met niet afgemaakte huizen, rode modderige aarde en overal waar het maar even kan groeien overdadig groene planten. De temperatuur is inmiddels flink opgelopen en de vochtige tropische hitte is onvermijdelijk deel van de reis geworden.

Paraguay heeft lange tijd één van de meest extreme dictaturen van Zuid Amerika gehad. Generaal Stroessner en zijn Colorado partij hebben het land 35 jaar lang met ijzeren hand geregeerd. Oppositie was onmogelijk, en politieke martelingen en moorden waren onderdeel van het dagelijks leven. In 1989 is het Stroessner bewind omvergeworpen door generaal Rodríguez, overigens van dezelfde Colorado partij. Na zijn overwinning op Stroessner verscheen hij als grote winnaar met kinderen en kleinkinderen op televisie. Ironie van het geheel is dat die kleinkinderen ook de oude Stroessner met ‘opa’ aanspreken, omdat de dochter van Rodríguez getrouwd is met de zoon van Stroessner. Sinds die tijd is Paraguay een officiële democratie, wat dat dan ook hier mag betekenen. De Colorado partij is nog steeds gewend aan zijn autoritaire positie, maar hoe dan ook, er zijn nu echtere verkiezingen, oppositiepartijen zijn toegestaan en mensen kunnen publiekelijk hun mening uiten.
Economisch gezien klopt er weinig in dit land. Paraguay heeft ook geen minerale grondstoffen om het land rijk te laten worden. De voornaamste bron van bestaan is landbouw en veeteelt. Daarnaast neemt Paraguay samen met Brazilië en Argentinië deel in een gigantisch hydro-elektrisch project. De belangrijkste onofficiële industrie in Paraguay is smokkelwaar van en naar Brazilië (vooral elektronica). Verder leven er aardig wat mensen van handel in gestolen auto’s en de drugshandel. Een soort economisch verdrag tussen Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay maakt mogelijk op termijn smokkelen minder interessant. Als je nagaat dat 70% van de werkende bevolking onder het officiële minimumloon van $200 per maand zit, kan je je iets bij de illegale handel voorstellen.

Jezuïetenmissieposten

Onze eerste stopplaats is Encarnacion, net over de grens met Argentinië. We overnachten eerst daar, en de volgende dag bezoeken we de ruïnes van één van de (vele) Jezuïetenmissieposten. Net als de Spaanse kolonisten hebben de Jezuïeten in Zuid Amerika handelsposten opgezet. Daarbij werden de lokale Indianen, die vaak een nomadenbestaan leefden, als arbeidskrachten gebruikt. Ze moesten daarvoor op of bij de handelsposten komen wonen, en hun nomadisch bestaan opgeven. Veel van het werk bestond uit werk op het land. In ruil daarvoor kregen de Indianen godsdienstonderricht (waar ze natuurlijk niet op zaten te wachten), onderricht in Spaans, gezondheidszorg e.d., eten, medische zorg en een soort loon. Alhoewel de Jezuïeten het waarschijnlijk goed bedoelden, heeft het de Indianen geen goed gedaan. Ziektes als griep, mazelen e.d. die de Indianen nooit gekend hadden, waren voor hun dodelijk. Wel waren de omstandigheden beter dan bij de particuliere koloniale handelsposten, zodat veel Indianen voor de Jezuïetenmissieposten kozen.
Dat het allemaal nog veel erger kan, blijkt uit het boek “Zendelingen” van Norman Lewis. Hij beschrijft slachtingen en martelingen onder het oog van malafide Amerikaanse zendelingenorganisaties, waarvan je kippenvel krijgt. En dat is allemaal van vrij recente datum (ong. 1960) . Ook de zendelingen maakten behoorlijk vuile handen, door soms letterlijk met zweep en moorden Indiaanse ‘heidense’ tradities uit te roeien.

De leer van de “New Tribes Mission” stelt (en ik citeer nu het boek):

“Wij geloven in de nimmer eindigende bestraffing van de onverlosten”.

Het boek gaat verder:
“Hij komt niet opdat de mens in de wereld blijft leven, maar opdat hij met hem in het Hiernamaals zal zijn”.

De schrijver geeft hierop het commentaar:
“De onbelangrijkheid van een gemakkelijk leven op aarde, afgewogen tegen de dreiging van eeuwige straf in het hiernamaals, inspireert veel zendelingen tot zieltjes winnen tegen elke prijs, vaak zonder enige aandacht voor het welzijn van de bekeerlingen in deze wereld”.

Geen vrolijk boek, maar het geeft je wel enig inzicht in wat voor vreselijke dingen er onder een valse noemer hier in een toch vrij recent verleden zijn gebeurd.

[Brazilië, Foz de Iguaçu, 4-2-99]

Asuncion

We gaan dieper Paraguay in en rijden naar Asuncion, de hoofdstad, waar we een dag de tijd hebben om rond te kijken. Asuncion is duidelijk een derde-wereldland-hoofdstad, maar toch niet te vergelijken met de hoofdsteden in Afrika of grote steden in India. Er zijn straatverkopers, bedelende kinderen en jongetjes die langs de prullenbakken gaan om blikjes te verzamelen. Maar daarnaast zijn er ook luxe winkels, goed gesorteerde boekwinkels en veel goede schone restaurants waar je zonder problemen (darmstoornissen) vlees e.d. durft te bestellen. Frappant is dat McDonalds kennelijk een groot deel van de straatnaambordjes gefinancierd heeft, en Pizzahut de bushaltebordjes. Als je boven zoveel straten en bushaltes die twee namen ziet pronken, geeft dat je het gevoel dat geen land ter wereld meer kan ontsnappen aan de machtige multinationals en Westerse consumptie-economie.

Asuncion is aardig om te bekijken. ‘s Morgens lopen we door het centrum. ’s Middags gaan we naar de botanische tuin, die geen botanische tuin is maar een park, en het natuurhistorisch museum en de dierentuin herbergt.
Het museum is weer zo’n museum waar je meer kijkt naar het museum zelf, dan naar de tentoongestelde spullen. Zo’n soort museum hebben we lange tijd gemist; iemand heeft heus zijn best gedaan, maar het lijkt naar niets. Heel het dierenrijk is vertegenwoordigd. In vitrine 3 hangt een hulpeloos kijkende vleermuis met wijd uitgespreide vleugels. Zijn vleugels lijken nog het meest op zwart vuilniszakkenplastic. Naast hem zit een stoffige gemeen grijnzende mandril die maar net in de kast past, en daar weer naast staan drie onschuldige kleine geitjes. De leeuwen zijn bij het opvullen zo extreem volgepropt. Hun lijven lijken op enorme dikke saucijsjes, en de kop van de leeuw is zo breed dat het lijkt of hij de bof heeft. Ook aan de vogels is zorg besteed. Een vogel met van nature ook maar een beetje kleur in zijn kop is flink bijgeschilderd met vrolijke heldere verf. De insectencollectie is wel goed, en vooral de kevers zijn indrukwekkend. Er zijn erbij die even groot (misschien groter?) zijn als een muis met op hun snuit een lange scherpe hoorn van 3-4 cm. Ik vind dieren leuk, maar deze hoef ik niet in het echt te zien.

[Brazilië, Rio de Janeiro, 14-2-99]

Voor ik verder ga met de reis, eerst even een sprong naar Rio. In Rio is ons postadres, niet op het postkantoor, maar bij het hotel. Er ligt een heerlijke stapel post die we direct bij aankomst mee kunnen nemen. We hoeven niet eerst naar het postkantoor. Iedereen weer heel erg bedankt voor onze post. Eerste postadres was kort hiervoor in Asuncion, maar daar had de post dingen zoek gemaakt (lezen we nu in Rio). Bovendien waren we toen zelf net weer weg. Maar ook voor de post daar onze hartelijke dank. Post, er is zelfs een pakje in Rio (hebben we zelf grotendeels klaargemaakt en heeft J. ons gestuurd) blijft een cadeautje.

Foz de Iguaçu

Foz de Iguaçu.

Foz de Iguaçu.

Terug naar de reis. Ik was blijven steken bij Asuncion in Paraguay. Vanaf Paraguay rijden we het volgende land in Zuid Amerika binnen: Brazilië. Eerste bezienswaardigheid zijn de grote watervallen op de grens van Argentinië en Brazilië: Foz de Iguaçu. De watervallen beslaan een gebied van 3 km en er zijn 275 waarvan sommige 80 m hoog zijn. Alsof dat nog niet genoeg is ligt het gebied middenin weelderig tropisch regenwoud waar het wemelt van de kleurige vlinders. Wat ze in de kit schrijven is waar. Noch woorden, noch foto’s kunnen de watervallen recht doen. Je moet ze gezien en gehoord hebben. Wij bekijken de watervallen één dag vanaf de Braziliaanse kant, en één dag vanaf de Argentijnse kant. Vanaf de Braziliaanse kant krijg je vooral een overzichtsbeeld. Je kan er uren staan kijken naar de enorme watermuur die maar naar beneden blijft storten zonder op te raken. Aan het eind kan je via een pad (brug) over het water tot vlakbij de ‘Gargantua del Diablo’ (=Duivelse Keel) komen. Je staat dan zo dichtbij dat je door het spatwater helemaal nat wordt. Vanaf deze kant kan je helicoptervluchten maken. Dat hebben we tijdens onze vorige Argentinië bezoek gedaan. Erg de moeite waard, maar gezien de prijs gaan we nu niet voor een tweede keer. De tweede dag doen we de Argentijnse kant, waarbij je veel dichter langs de watervallen komt. Grappig is dat bruggen die 9 jaar geleden niet begaanbaar waren (weggespoeld) nu wel toegankelijk zijn en dat van paden ( bruggen) waar we toen gelopen hebben alleen nog wat stenen pijlers scheefgezakt in het water liggen. Eén stuk kan je nu alleen nog met de boot doen.
Als extra bonus hebben we in Argentinië een gids die alles weet van vogels. Zelfs vogeltjes ver weg in de bomen in Brazilië herkent hij nog. Erg leuk en zo zie je veel.

Na de watervallen gaan we verder Brazilië in. Het weer is ondertussen gerust tropisch te noemen. Temperaturen van 30°- 35°, een heel hoge luchtvochtigheid en in zijn geheel dus niet aangenaam. Vrijwel elke dag dreigt de regen hier. De lucht wordt één of meermalen per dag angstig zwart. Even later vallen de eerste grote druppels en daarna breekt de zondvloed los. Regenen doet het hier gedurende het hele jaar, alhoewel het van januari tot maart wel iets meer is dan gemiddeld. Een echte droge tijd kent dit deel van Brazilië en de Amazone niet. De regen is minder erg dan het lijkt. Eerstens is het altijd warm, zorgen de wolken voor wat schaduw en de regen verkoelt wat. Daarnaast stopt het ook altijd weer, en regent het niet dagenlang aanéén. Regen is alleen lastig met tenten op- en afbreken. In Asuncion hebben we allebei een goedkope poncho gekocht (de heel goedkope van Tasmanië zijn versleten). Die sjouwen we nu altijd mee.

Over Brazilië

Politiek gezien is Brazilië een typisch Zuid Amerikaans land. Alle ingrediënten zijn er: corrupte politieke leiders, misinvesteringen in ambitieuze mega-projecten, militaire coups, een militair bewind met politieke moorden (maar minder extreem dan in Paraguay) en nu sinds ’89 een gekozen president. Collor de president die in ’92 afgezet werd wegens corruptie (leider van een bende die door afpersing en omkoperij US$ 1.000.000.000! aan de economie onttrokken heeft) was de 11e van de 25 presidenten die voortijdig afgezet werden.
Economisch vind je alles in Brazilië. De high-tech auto-industrie in het zuidoosten (samen met wapen- en chemische industrie) plaatst het land op de lijst van vooraanstaande technische landen. In het noorden en de Amazone is de landbouw nog zoals 400 jaar geleden. Om te camoufleren dat het economisch niet gaat, wordt er altijd geïnvesteerd in geld verslindende megaprojecten die vaak niet afkomen, maar de aandacht afleiden van de andere problemen. Een paar jaar geleden is een plan ‘Plano Real’ bedacht om de munt te stabiliseren en de inflatie tegen te gaan. De Braziliaanse real is toen gekoppeld aan de Amerikaanse dollar. Inmiddels is die koppeling alweer losgelaten en daalt de real hard in waarde. Een tijdje geleden (half jaar) kreeg je 1,15 real per dollar, nu krijgen we tussen de 1,6 en 1,7. Voor ons wordt het daardoor goedkoper, maar voor de Brazilianen is het hard, en dat terwijl 70% van de bevolking al in armoede leeft.

Van oudsher heeft Brazilië zijn koffie en rubber gehad. De rubberindustrie is eind 19e eeuw ingestort door de concurrerende rubberindustrie in de Engelse kolonies in Azië. Voor het instorten van de rubberindustrie is één man, Henry Alexander Wickham, verantwoordelijk. Hij heeft, geholpen door het geluk, 70.000 rubberzaden verpakt in bananenbladeren in ijltempo vanuit de Amazone naar de botanische tuin in Londen gebracht. Door de snelheid waren de zaden kiemkrachtig. Ze zijn opgekweekt in de botanische tuin, en de jonge planten zijn verscheept naar Ceylon en Maleisië. Daar deden ze het erg goed met als gevolg dat de prijs voor rubber daalde en de gehele rubberindustrie instortte. Wickham die £ 700,= voor zijn 70.000 zaden kreeg, is later door Koning George V tot ridder geslagen. Vanwege zijn verdiensten voor de rubberindustrie!

Parati

Parati.

Parati.

Vanaf Foz de Iguaçu rijden we naar de oostkust en vandaar af omhoog door het bewoonde en geïndustrialiseerde deel van Brazilië richting Rio. Onderweg stoppen we in Parati. Parati is een prachtig stadje met een oud centrum, dat bestaat uit mooie oude huisjes in koloniale stijl met straten die geplaveid zijn met grote onregelmatige keien. De huisjes zijn op zich vrij eenvoudig van bouw met van binnen veel oud houtwerk. Van buiten vallen vooral de helder gekleurde kozijnen en deuren tegen de licht geschilderde muren op. Juist omdat hele straten volstaan met alleen dit soort huisjes is het geheel zo schilderachtig. Eén van de kerken is van binnen ook zo mooi. Alles is versierd in heldere kleuren, zelfs het altaar. Alles is diepblauw gecombineerd met heldergeel. Een poppenbeeldje van een heilige is gekleed in een prachtig blauw poppencape’je waarop kleine goudkleurige blaadjes zijn genaaid. De omslag van de cape is afgezet met wit kant en over de cape draagt de heilige pop een goudkleurige sjerp. Echt zo mooi gemaakt, en een heel andere kerk dan we ooit gezien hebben. Niet alleen het dorp en de kerk zijn erg aardig, maar de mensen ook. Een laatste rustpunt voor we ons in Rio storten.

Rio de Janeiro

In Rio (de Janeiro) komen we donderdag de 11e aan, en op de 12e begint het carnaval dat volgens zeggen vijf dagen duurt, en heel Rio op zijn kop zet. Ons wordt een beeld geschetst van een Rio dat vijf dagen lang 24 uur per dag zo volgepakt zit met feestvierende mensen als het centrum van Amsterdam op koninginnedag. Verder beloven ze ons temperaturen van ver in de 30° met uitschieters tot in de 40°, gecombineerd met een bijna 100% luchtvochtigheid om de hitte echt ondraaglijk te maken. Wij houden niet van carnaval, haten grote feestvierende massa’s, vermijden Amsterdam op koninginnedag en vinden 38° geen fijne temperatuur. Al met al een reden om niet echt uit te kijken naar Rio. De reden dat we hier met carnaval zijn, is dat de tocht voor de rest alles deed wat wij wilden en paste in ons tijdschema. Het carnaval hebben we op de koop toe genomen.

Tot nu toe valt Rio ons 100% mee. Vrijdag is de stad nog gewoon. Alle winkels zijn open en je kan overal gewoon lopen, zodat we veel van de grote oude gebouwen in het centrum nog kunnen bekijken. We banjeren zo’n beetje de hele dag in de stad rond. Voor de lunch stoppen we bij het grote Floriano plein waar een groot podium gebouwd wordt voor de carnavalsoptredens. Op het plein komt een druk schreeuwende oude baas op ons af met in elke hand een bierglas. Hij roept tegen ons, maar we weten natuurlijk niet wat, en opeens gooit hij de inhoud van het bierglas in onze richting. We schrikken ons te pletter, maar er gebeurt niets. Het is een fopglas dat erg echt lijkt, en oude baas handelt erin. Vanaf het terras slaan we de oude baas gade, erg vermakelijk. Eén mevrouw kan de mop kennelijk niet waarderen, en komt gewapend met oom agent terug om te klagen. Veel kans krijgt ze niet. Heel het Braziliaanse terras joelt haar uit en dat gaat niet voorzichtig. Enige kans om de joelende menigte te overstemmen heeft ze niet. Oom agent haalt zijn schouders op en loopt weg om ergens anders niets te gaan doen. Boze mevrouw blijft overstemd door het terras doormopperen, maar loopt uiteindelijk nog steeds mopperend weg. Oude baas, aangemoedigd door het gejoel, vertoont met nog meer enthousiasme zijn nog steeds grappige biergooigrap. Het terras is tevreden. Zo gaat dat hier in Brazilië.

[Rio de Janeiro, 15-2-99]

Zaterdag is het echt carnaval, maar nog steeds valt Rio mee. Hoogtepunt van carnaval viert Rio in de late avond en ‘s nachts, en overdag zijn de meeste straten normaal. Er zijn wel hier en daar parades, samba-orkesten en optochten, maar het is niet zo dat de stad overdag één grote carnavalsmeute is. ’s Morgens in één van de straten bij het plein (Floriana) zien we een samba-orkest op een vrachtwagen met daarvoor een hossende massa, zoals dat bij carnaval hoort. Over het echte carnaval met overal balls, samba-orkesten, optochten en hossende verklede massa’s zoals Rio dat ’s nachts viert, kan ik weinig vertellen. Eerlijk gezegd moeten we er niet aan denken om daar tussen te zitten. (Dat ligt aan ons, veel groepsgenoten geven zich wel over aan het carnaval, en genieten er enorm van).

Vanwege de carnaval zijn veel dingen (banken, winkels, musea) dicht, maar sommige stadstours kunnen we wel maken. De stad is veel te groot en te onoverzichtelijk om alles zelf te doen, dus een stadstour is dan een goed idee. Eén dag gaan we naar Corcovado. Corcovado is een berg van 710 m in Tijuga park, en bovenop de berg (prachtig uitzicht over heel de stad) staat een Christusbeeld met wijd uitgespreide armen. Het beeld heet ‘Christo Redentor’ (Christus de Verlosser), is 30 m hoog en weegt meer dan 100 ton. ’s Avonds is Cristo Redentor verlicht door rijen grote lampen, en overal vanuit de stad kan je het beeld overdag en ’s nachts zien. Het beeld was oorspronkelijk bedoeld als nationaal monument ter viering van 100 jaar onafhankelijkheid. Maar arm Brazilië had geen geld genoeg. Negen jaar later kwam het beeld er alsnog. Onbaatzuchtig gefinancierd door het steenrijke Vaticaan. In een land met 12 miljoen zwerfkinderen kan je als in het geld badende Vaticaan natuurlijk geen zinniger doel vinden dan een groot beeld op een ontoegankelijke hoge bult.
Als het beeld het zou weten zou het er staan met zijn handen van schaamte voor zijn ogen geslagen in plaats van zijn uitgestrekte armen.

De ‘Pao de Açucar’ (suikerbrood) is ook iets wat je als toerist niet mag missen. Twee enorme steile steenpuisten (resp. 220 m en bijna 400 m hoog) die je alleen via twee kabelbanen kan bereiken. Het uitzicht is magnifiek. Al met al zien we veel meer (bijna alles van wat we wilden) van Rio dan we voor mogelijk hadden gehouden. We gaan naar Copacabana, Ipanema en St Theresa en de botanische tuin. Bovendien valt het crimineel bekend staande Rio ons mee. Wel goed opletten en geen rare dingen doen, maar het is geen Douala of Yaoundé (gevaarlijke steden in Kameroen, Afrika).

Sambadrome

Gisteravond hebben we ons in het volle Rio-se carnaval gestort. Met de hele groep zijn we naar de Sambadrome geweest, zo’n beetje het hart van Rio’s carnaval. De Sambadrome is een apart daarvoor afgezette straat, waar tijdens carnaval de sambascholen zich presenteren. Aan weerszijden zijn publiekstribunes gebouwd, en het is een mega gebeuren. Alleen de allerbeste sambascholen mogen zich hier presenteren en ze worden door een jury beoordeeld. Vier carnavalsavonden lang trekken sambascholen langs, in de hoop eerste te worden. Elke school krijgt 1,5 uur, daarna mag de volgende. Elke avond zijn er zo’n 7 scholen (in totaal doen ong. 30 mee). De avond begint om 8 uur en de voorstelling loopt door tot 4 uur ’s morgens (officieel, die van ons was pas om over zessen afgelopen).
Denk niet dat het om zomaar een optocht gaat. Wat je ziet tijdens zo’n parade, kent geen vergelijk. Voordat één sambaschool voorbij is ben je een klein uur verder. De optocht begint met een groep mensen die de naam van de school presenteren. Daarna komen de praalwagens en nog veel meer mensen. Per school lopen/dansen zo'n 2000 - 3000 mensen mee, allemaal gehuld in de meest schitterende, exotische en fantastische kostuums. Lang niet iedereen draagt hetzelfde kostuum, er zijn per school wel zo’n 20 verschillende groepen met verschillende kostuums, allemaal even rijk versierd vol glitter en goud. De praalwagens, waarvan er minstens 6 per school zijn, zijn al even rijk en bijzonder gemaakt. We zien complete Griekse tempels, bloemenwagens met bloemenmeisjes, een enorme roofvogel met flitslicht uit zijn bek en nog veel meer. De sambascholen die de Sambadrome bereiken, bereiden zich het hele jaar hierop voor, en er mag niets maar dan ook niets mankeren. De winnaar van de Sambadrome krijgt een enorme geldprijs, maar de eer die je er in Rio en heel Brazilië mee inlegt telt niet minder.
Naast het feit dat de school zijn ziel erin legt, valt ook het enthousiasme van de Brazilianen ons (nuchtere Hollanders) op. Iedereen danst mee (wat op de samba niet moeilijk is: deinen en een beetje huppen), joelt, klapt, fluit en zwaait met vlaggen als een school langs komt. Mensen genieten echt van de Sambadrome, en dat doen ze hier met hun hele lijf en een boel geluid.

Hoe boeiend om te zien ook, voor ons blijft het (mooi uitgedost) carnaval. De samba’s klinken allemaal hetzelfde, de melodie varieert hooguit over 5 tonen, het ritme varieert niet. De kostuums en praalwagens zijn mooi, maar niet voor een avond van 8 tot 6 uur ’s morgens. Wij taaien na drie sambascholen om half 1 ’s nachts af. Interessant om te zien en leuk om mee te maken, maar één avond is voor ons meer dan genoeg.
Nog het laatste over de Sambadrome. We worden van tevoren uitvoerig gewaarschuwd. Het is er zo druk dat je niet op je spullen kan letten. Geadviseerd wordt om camera’s, sieraden en bovenal moneybelts (iedere boef weet dat toeristen geld in een buidel onder hun kleren op hun buik dragen) thuis te laten. Voorzichtig als we zijn, houden we ons aan de goede raad: neem alleen dat mee dat je bereid bent kwijt te raken. Het lijstje ‘Ik ga op reis en wat neem ik mee’ is dan ook heel beperkt: een tasje met een fles water (nodig bij 30°) en twee poncho’s, meer niet. Verder hebben we allebei f 6,00 op zak. Voor het geval we gerold worden verstopt Rik nog f 12,00 in zijn schoen (in een plastic zakje). Kunnen we toch met een taxi terug naar huis. Achteraf komen de waarschuwingen ons wat zwaar over en valt het ons wel mee. Een ander stel vertelt daarentegen dat ze op klaarlichte dag, onder bedreiging, op een druk punt in de stad beroofd zijn. We blijven voorzichtig doen!

[Brazilië, Lençois, 23-2-99]

Nieuwe groep

Donderdag de 18e zijn we na zes dagen uit Rio, en daar zijn we dan wel aan toe. Uitgezwaaid door nog wat overblijvers van het vorige traject, vertrekken we nu met één truck met 19 mensen. Eén van de twee trucks van het traject Santiago naar Rio is nu weer de andere kant op, en wij reizen nu met de ‘andere’ truck naar Quito. Van de oude groep zijn nog 7 mensen over (5 uit onze truck, 2 uit de andere truck). De andere 12 zijn nieuw ingestapt. Omdat we overgestapt zijn van truck hebben we nu een nieuwe reisleider en een nieuwe bijrijder.
James de reisleider, is prima. Een rustig type, altijd goedgehumeurd en de zaken goed op orde. Geen reisleider die voorgaat in het organiseren van party’s en drankgelagen. Duidelijk een pluspunt! Van Lee (bijrijder) kunnen we nog wat minder hoogte krijgen. De groep is gevarieerd qua leeftijd: een handjevol onder de 30, veel tussen de 30 en 40, een paar tussen de 40 en 50, en een stuk of vier boven de 50 uitlopend tot 2e helft 60. Bij wijze van uitzondering zijn er dit keer geen Nieuw Zeelanders, maar wel veel andere nationaliteiten: Canada, Verenigde Staten, Australië, Engeland, Noorwegen en Duitsland.

We hebben drie stellen, daarnaast acht vrouwen en vijf mannen. Over het geheel genomen lijkt de groep (waar we tien weken tot aan Quito mee reizen) wel redelijk. Net als in alle groepen hebben we ook hier een ‘voordringer’. Taak van ‘voordringer’ is altijd als eerste je bord (te) vol scheppen, en altijd zorgen dat je voor de tweede keer krijgt, ongeacht of de rest al voor de eerste keer gehad heeft. ‘Voordringer’ komt dit keer uit Canada, en vanmorgen heb ik hem weggestuurd bij de pappan toen hij voor de derde keer kwam, terwijl nog niet iedereen was geweest. ‘Voordringer’ loog dat hij alleen keek of er genoeg was, maar droop toch mooi af met een leeg bakje.
Naast ‘voordringer’ zal ook ‘nietsdoener’ zich ontpoppen. ‘Nietsdoener’ is nu nog niet echt duidelijk aanwezig, maar geloof me, ze komen er. Een 10-weekse groepsreis zonder ‘nietsdoener’ is bijna niet mogelijk. Taak van ‘nietsdoener’ binnen de groep is altijd afwezig zijn als er iets gedaan moet worden, en aanschuiven als alles klaar is. Wees ervan overtuigd dat wij de potentiële kandidaten al geselecteerd hebben.
‘Voordringer’ en ‘nietsdoener’ horen bij een groepsreis en zijn niet erg. Wel erg zijn ‘partygangers’ die teveel drinken en tot diep in de nacht luidruchtig zijn. We denken dat dit, ook door de leeftijdsvariatie, wel mee zal vallen.

Wat we gedaan hebben na Rio past niet op de laatste regel. Dat houden jullie tegoed tot de volgende brief.

naar volgende pagina:
volgende: 03: Brazilië (vervolg)