Wereldreis, van Nepal naar Nederland, brief 8
[Jordanië Petra, 26 april 1998]
Verhaal van de kip
De vorige brief ben ik gestopt in Syrië, en is gepost in Aqaba in Jordanië. Voordat ik begin met het Jordanië verhaal, eerst een verhaal over de groep en wel het verhaal van de Kip.
In de groep reist S. mee van 24 uit Nieuw Zeeland. S. reist samen met haar moeder B. (50). Over S. vallen weinig goede dingen te melden. Ze is uitermate lui, is meestal zo laat op ‘s morgens dat ze alleen maar tijd heeft om in haar rugzak te rommelen en te ontbijten. Tijd voor opruimen, afwassen of inladen heeft ze dan natuurlijk niet meer. Daarnaast vertoont ze gedrag alsof ze een kleuter is. Als het ook maar even tegen zit, trekt ze een jankerig gezicht en leunt op mams. Toen ze een keer ziek was, deed ze alsof ze dood ging, en elke keer als mams kwam kijken vertelde ze jankend dat het echt niet ging, waarbij ze uitermate lijdend keek. Ondanks haar late opstaan, ligt ze grote delen van de dag te slapen, omdat ze zoooo moe is van, ja van wat eigenlijk. Gezien haar gedrag noemen we haar al weken ‘de zuigeling’ (‘baby’ is niet geschikt, dat verstaan Engelstaligen). Zij is de hoofdrolspeelster in het verhaal van de kip. Een andere rol is weggelegd voor K. van 23 uit Australië, waar we ook geen hechte band mee hebben, maar die verder niet zo bijzonder is, dat ze een beschrijving in de brief verdient.
S. en K. zijn allebei overtuigde vegetariërs en grote dierenliefhebbers (vooral K.). In Aqaba zien K. en S. een zielig kippetje, een levend zielig kippetje. Samen besluiten ze het kippetje te redden, en ze kopen het kippetje. Andere mensen van de groep zeggen dat het kippetje doodziek is, maar daar willen ze niet van horen. Het kippetje drinkt nog zelf water, dus die komt er weer snel bovenop. Als liefde kan redden, trekt het kippetje het wel, warm op schoot en geaaid door S. en K.
We blijven natuurlijk niet voor eeuwig in Aqaba, en daarmee ontstaat het probleem rondom de kip. Chris (onze reisleider) wil, uiteraard volledig terecht, geen levende dieren meenemen in de truck. De kip mag niet op de verdere reis mee. S. en K. maken ruzie met Chris, en S. wordt zo boos, dat ze wegloopt. Niet zo’n probleem, maar na uren is ze nog steeds niet terug. Wij vinden het nog niet eens zo’n slechte oplossing, maar de rest van de groep gaat S. zoeken (wij horen het hele verhaal pas de volgende dag, en weten pas achteraf dat S. zoek was). Ze zoeken overal: in de truck, bij de truck, in de stad, op plaatsen (bar, restaurants) waar ze binnen kan zijn, maar ze blijft weg.
Chris (het is dan al aardig laat) schakelt de politie in, en vraagt aan de lokale taxichauffeurs om naar haar uit te kijken. Pas de volgende ochtend wordt ze om 6 uur gevonden. Verstopt op het dak van de truck waar ze de slaap van de onschuldigen slaapt. We weten niet hoeveel mensen tot hoe laat zijn blijven zoeken, maar dat veel een korte nacht met weinig slaap hebben gehad is duidelijk.
En het kippetje? Het kippetje is in de loop van de nacht een natuurlijke dood gestorven. Na alle ontvangen liefde, is de bezorgdheid over het nieuwe baasje waarschijnlijk teveel voor haar zwakke gestel geweest.
Verder valt er over de groep weinig spectaculairs te melden. Excessief gedrag op het gebied van drank en vrouwen, zoals we dat in Afrika meegemaakt hebben, komt hier niet voor. Natuurlijk, er is een bar aan boord van de truck, dus er wordt gedronken, maar daar is niets op tegen. Gisteren hebben we overnacht in Wadi Rum in de woestijn. We treffen daar een andere Dragoman groep, die onderweg is naar Damascus. Twee groepen samen, dat is feest. Er wordt dus punch gemaakt: veel rum, wodka en tequila met jus d ‘orange en vruchten uit blik. Omdat het feest is, is de drank gratis, en sommigen consumeren de glazen punch in een bewonderenswaardig hoog tempo.
Daarna klimmen er drie meiden van de groep op het dak van de truck om te dansen. Tijdens het dansen laten ze even hun broek zakken, en showen ze hun blote billen, waar ze zelf erg om moeten giechelen. Maar dat heeft vast niets met de punch van daarvoor te maken, toch? Iedereen doet dus uitermate normaal en is daarmee geen stof voor de rondzendbrief.
Jordanië: Jerash en Aqaba
Verder dus met de reis. Na de overnachting in het amfitheater in Bosra in Syrië, gaan we richting grens Jordanië. De grens gaat heel snel en soepel en de Jordaniërs zijn reuze vriendelijk. Dezelfde dag gaan we naar Jerash. In Jerash zijn de resten te zien van een Romeinse stad, en de meeste bezienswaardigheden stammen uit de 1e – 3e eeuw van onze jaartelling. De stad is opmerkelijk goed bewaard gebleven, omdat het oude Jerash eeuwen lang begraven is geweest onder het zand. Pas in 1806 is de stad herontdekt, en nog veel later toen Jordanië onder Brits mandaat viel, is met de restauratie begonnen. Eén van de mooiste dingen is de tempel van Artemis. Via lange trappen kom je bij de tempel die vroeger omgeven was door enorme zuilen, waarvan er nu nog een aantal staan. De zuilen bestaan uit los op elkaar gestapelde stukken zonder cement (soms wel met een soort pen-gat verbinding) en hebben een prachtige Corinthische bovenkant. Vooral tegen de blauwe lucht met de zon erop een prachtig gezicht. Onze gids laat zien dat één van de pilaren beweegt. Hij stopt een muntje in een spleet onderin de pilaar, en je ziet het bewegen. Als je je hand in de spleet steekt, kan je de beweging ook voelen.
Na Jerash rijden we verder richting zuiden. Het landschap is heel anders dan we verwacht hadden. Heel groen, bergachtig en met prachtige uitzichten.
Onze volgende stop is Aqaba, aan de golf van Aqaba. Onderweg is het landschap veranderd in woestijn met grillige zandsteenformaties. Aqaba doen we aan vanwege het strand en de zee en is aan ons dus niet besteed. We bekijken nog een opgraving uit de Moslimtijd en het Fort, en daarna installeren we ons op de kamer waarmee we ons zelf voor één keertje verwend hebben. De rest van de groep slaapt (goedkoper) met z’n allen op matrasjes op het dak van het hotel (behalve S. en de kip). We merken dat we ondertussen na alle gereis met steeds wisselende groepen erg gesteld zijn op een eigen plekje. De tent als eigen plekje is prima, maar een algemeen toegankelijk dak, waar je geen spullen achter kan laten, en waar iedereen heen en weer blijft lopen, vinden we niet echt leuk. De kamer is niet erg veel duurder, en als we uitgekeken zijn in Aqaba genieten we van onze eigen kamer, met op de radio voor het eerst sinds lange tijd muziek: een pianoconcert van Rachmaninov en pianomuziek van Chopin.
Wadi Rum
Vanuit Aqaba gaan we naar Wadi Rum. Wadi Rum is een zandwoestijn met rood zand, waarbij aan weerszijden enorme zandsteenformaties zijn. De zandsteenformaties zijn volgens vrij grillige patronen verweerd en prachtig om te zien. Vermeldenswaard is ook nog dat het er nu eigenlijk niet kan regenen. Als wij er zijn is het zwaarbewolkt, er vallen geregeld spetjes en af en toe ook een heus buitje. Nog even en we gaan fortuin maken als regenmakers in de woestijn.
Petra
Inmiddels zitten we in Petra, de bekendste bezienswaardigheid van Jordanië, en dat weten ze ook. De toegang tot de oude stad is in vijf jaar tijd verhoogd van 1 JD naar 20 JD. Je bent verplicht om voor 500m een paard te huren (of je er nou opgaat of niet) voor 7 JD, en ook de gids (16 JD) is verplicht. JD staat voor Jordaanse Dinar. 1 JD is ongeveer f 3,00. Het geld is hier erg ingewikkeld. In 1 JD gaan 1000 fils. Tien fils gaan in een piaster, zodat er weer 100 piasters in een JD gaan. Gisteren kregen we een qirsh, die blijkt weer evenveel als een piaster te zijn. De hoeveelheid muntjes: 100 fils, 50 fils, 1 qirsh, 5 piaster enz. enz. maakt het niet overzichtelijker. Eén ding is duidelijk: Jordanië is een erg duur land. Een gewoon kopje thee kost f 1,50, dat zijn we niet meer gewend. Ook de was is duur: een handdoek wassen kost f 2,25, we slepen de was nog wel even mee tot het goedkoper is.
[2 mei 1998]
Petra.
Petra mag duur zijn, er is wel erg veel moois te zien. Petra kende zijn bloeitijd onder de Nabateërs, een nomadenstam uit West Arabië die zich rond de 6e eeuw voor de jaartelling in het gebied gevestigd heeft. Tot aan de Romeinse tijd (2e eeuw) hebben de Nabateërs het gebied in handen gehad. De Nabateërs zijn rijk geworden door het plunderen van handelskaravanen naar het Oosten, en later door het heffen van tol. De tol vroegen ze aan de karavanen voor een veilige doorgang onder hun bescherming. De huidige uitbaters van Petra hebben duidelijk de streken van hun verre voorouders geërfd. De toegangsprijzen zijn belachelijk hoog, je betaalt voor de heen- en terugrit per paard (afstand 500 m), maar op de terugweg is je paard er nooit. En de twee gidsen voor onze groep verwachten ook nog een fooi. Als je je over de financiële oplichterij hebt heengezet, valt er veel te genieten. De meeste gebouwen zijn uitgehouwen in de rotsen, zodat de voorkant van het gebouw aan de rotswand vastzit. Eén van de prachtigste gebouwen is de ‘Treasury’ of schatkamer, De façade van het gebouw is werkelijk indrukwekkend. Zes enorme pilaren, waarvan vier vastzittend aan de rots en twee vrijstaand. Enorme beelden en een driehoekig dak met bovenop een grote urn. Volgens de overlevering bewaarden piraten in die urn hun buit, vandaar de naam.
Het gebouw is van een soort roze steen. Een ander zeer indrukwekkend gebouw is het klooster. Om er te komen moet je eerst 800 treden naar boven klimmen. Het klooster lijkt wel wat op de treasury, is wel minder goed bewaard gebleven, maar vooral imposant door zijn grootte: 50 m breed, en 45 m hoog. Hoe groot het is, besef je pas als je er vlak voor staat. Er is nog veel meer te zien in Petra, en we zijn blij dat we de hele dag hebben om er rond te kijken.
Mount Nebo
Vanuit Petra rijden we richting noorden naar Mount Nebo. Mount Nebo is de berg van waaraf Mozes na zijn tocht door de woestijn het beloofde land mocht zien (maar hij mocht het niet meer binnengaan). We kamperen vlakbij Mount Nebo, maar wat in al die maanden nog nooit eerder is gebeurd, gebeurt nu. Als alle tenten staan, het al aardig donker is, en het avondeten opstaat, arriveert een ploeg van 10-12 man politie. We mogen niet blijven, we moeten naar de camping. Zelfs na lang praten blijft de uitslag onveranderd. We mogen eerst eten, maar dan moeten we opbreken en worden we onder politiebegeleiding naar een andere plek gebracht. De plek heeft niets met een camping te maken, en kent weinig rechte stukken, maar goed, de politie is tevreden, dus we doen het er maar mee.
Israël
Wat Mozes niet gelukt is, gaan wij wel proberen. Wij gaan voor vier dagen naar Israël. Op zich zit Israël niet in het reisplan, maar met wat geschuif in dagen heeft Chris (reisleider) het als extra in de reis ingepland. We praten trouwens nooit over Israël, maar altijd over “Disneyland”. In Iran waar we het uitje beginnen te plannen wordt Israël niet erkend en in Syrië kan je ook niet zeggen dat je naar Israël gaat. Kunst is ook om de uit- en instempels van het uitstapje naar Disneyland niet in je paspoort te krijgen. Met Disneylandstempels in je paspoort kom je Syrië niet meer terug in.
Voordat we Disneyland ingaan, gaan we eerst langs de Dode Zee. Wij gaan niet echt zwemmen, maar je ziet mensen echt drijven op het water. Het water voelt pas raar aan als je je hand uit het water haalt. Heel vettig en bij het opdrogen blijven er zoutkorreltjes achter op je huid. Ook aan wondjes merk je dat het water zout is, het bijt echt. Grappige ervaring.
De truck moet zeker terug door Syrië en blijft achter in Jordanië, het uitstapje doen we wel met de hele groep, maar los van Dragoman (reisorganisatie). Nadat we de formaliteiten bij de grens van Jordanië vervuld hebben (met uitstempel op los blaadje) gaan we met een bus naar de zwaar bewaakte grens van Israël. Er zijn observatieposten, alle officials zijn zwaar bewapend en ze dragen kogelvrije vesten. Ook wij worden onderworpen aan een veiligheidscontrole. We worden net als op Schiphol door een poortje gestuurd, er worden vragen gesteld en de bagage wordt ook doorgelicht.
Vanaf de grens gaan we naar Jeruzalem. Israël heeft natuurlijk een vrij roerige geschiedenis, waar ze eigenlijk nog middenin zitten, en dat zie je ook terug in het land, maar ook in Jeruzalem. Onderweg zien we tentenkampen van de Palestijnen. Eén van onze medereizigers vraagt of die mensen geen geld hebben om een huis te bouwen. Het antwoord van de chauffeur: het is ze niet toegestaan om huizen te bouwen.
Toen Israël (toen nog Palestina) onder Brits mandaat viel, kregen de Joden voor elkaar dat de Britten in een declaratie van 1917 hun een Joods Nationaal Thuisland beloofden. In 1948 toen de oorspronkelijke Arabieren steeds meer in opstand kwamen tegen de enorme instroom van Joden, omdat ze niet inzagen waarom zij daar slachtoffer van moesten worden, kreeg Groot Brittannië het wat benauwd. De Britten trokken hun handen er vanaf, en vertrokken, waarop de Joden Israël onmiddellijk tot onafhankelijke staat uitriepen. De daaruit voortvloeiende en nog steeds voortdurende conflicten zijn bekend. In 1948 werd ook Jeruzalem verdeeld. De Palestijnen kregen de Oude Stad en Oost Jeruzalem, de Joden West Jeruzalem. Later in 1967 kwam de stad volledig in handen van de Joden, maar de verdeling in verschillende wijken bestaat nog steeds.
Naast de Arabische moslims en de Joden is de stad als plaats waar Jezus gekruisigd is ook van belang voor de Christenen.
Jeruzalem.
De oude stad is maar liefst verdeeld in vier wijken: het Christelijke Kwartier, het Armeense Kwartier (Orthodox Christelijke Kerk), het Moslimkwartier en het Joodse Kwartier. Elk kwartier en elke groep heeft zijn eigen heilige plaatsen, en het is onvoorstelbaar wat hier allemaal op en naast elkaar zit aan pelgrimsplaatsen. Kledingvoorschriften worden wat verwarrend. Voor de Christelijke plaatsen moet je ‘degelijk’ gekleed zijn, wat inhoudt geen korte broek. Bij de klaagmuur moet ik officieel een jurk aan, (maar niemand stoort zich aan lange broeken). Bij de moskee moeten de schoenen uit en moet mijn hoofd bedekt, terwijl bij de tombe van Koning David Rik weer een (kartonnen) petje op moet en ik niets. Het kartonnen petje lijkt sprekend op de friteszakjes van McDonalds. Voor de zekerheid doen we de lange mouwen aan en stop ik de moslimjurk + hoofddoek in het rugzakje. Zo zijn we op alles voorbereid.
We hebben niet het verstandigste tijdstip uitgekozen. De woensdag dat we aankomen is Rememberence Day ter nagedachtenis aan degenen die gevallen zijn in de strijd voor Israël. ‘s Avonds gaat Rememberence Day over in Independence Day. Onafhankelijkheidsdag wordt dit jaar groots gevierd vanwege het 50-jarig bestaan . ‘s Avonds is er een groot vuurwerk, er zijn kraampjes en op donderdag is veel gesloten vanwege het feest. Zowel de premier (Netanyahu) als de president (Weisman) zijn er ter inleiding van het feest. Al Gore is de belangrijkste buitenlandse gast. Uit angst voor aanslagen heeft Israël veel bewaking ingezet. 30.000 man veiligheidspolitie is in staat van paraatheid gebracht. Niet de snuggerste dag om hier als toerist rond te kijken, het blijft een gevoelig gebied, maar eigenlijk wist niemand het echt van te voren. Onafhankelijkheidsdag valt niet elk jaar op dezelfde dag, het is afhankelijk van de maanstand.
Er valt in Jeruzalem vreselijk veel te doen en te zien. De eerste dag (donderdag) maken we een rondwandeling met een gids door de Oude Stad om een idee te krijgen van wat waar is. We lopen de hele kruistocht over de Via Dolorosa. De plaatsen waar wat gebeurd is (overhandiging van het kruis, ontmoeting met zijn moeder) zijn met bordjes gemarkeerd. De bordjes suggereren meer zekerheid over plaats en gebeurtenis dan historisch verantwoord is, maar vooruit. De tocht eindigt in de Sepulchrekerk, waar de tombe van Jezus wordt verondersteld. De kerk is bepaald indrukwekkend met mooie mozaïeken aan de wand. Wat nog het meest opmerkelijk is, is dat de kerk eigenlijk vijf kerken onder één dak herbergt: de Rooms-katholieke, de Grieks en Armeens Orthodoxen, de Syrische Orthodoxen en nog één die ik vergeten ben.
Verder bezoeken we de klaagmuur, een gedeelte van de Westelijke stadswal waar de Joden komen om te bidden en briefjes (met naar we aannemen verzoeken) tussen de muur stoppen. De mannen en vrouwen zijn gescheiden.
Derde belangrijke pelgrimsplaats is de Dome of the Rock, een prachtig blauw betegelde moskee met een gouden dak. De moskee staat op een groot plateau bovenop een heuvel en is in meerdere opzichten belangrijk. Zowel Mohammed zou vanaf deze plaats opgestegen zijn naar de hemel, als Abraham hier zijn zoon (bijna) geofferd hebben.
De tweede dag klimmen we de Olijfberg op, vanwaar je een prachtig uitzicht over de stad hebt. De weg naar boven is bezaaid met kerken die allemaal ter ere van een bijbels feit op juist die plek gebouwd zijn. In al de kerken zijn massa’s pelgrims uit Italië, Duitsland, Engeland, Spanje en een groep uit Drachten. De voorbidder leest toepasselijke stukken evangelie, waarna de mensen losbarsten in onverstaanbaar (maar vast ook toepasselijk) gezang, gevolgd door gebed. Vooral de Italianen zijn goed vertegenwoordigd. De verschillende groepen zijn te herkennen aan het verschil in de kleur van de (pelgrims)sjaaltjes die ze dragen.
‘s Middags gaan we naar Bethlehem wat vrij dicht bij Jeruzalem ligt. We bekijken er de veronderstelde plek van de grot/stal waar Jezus geboren zou zijn en het kribje. De os en de ezel ontbreken. Ook hier weer heel veel gelovige bedevaartgangers. Nooit geweten dat dat op die schaal bestond, en wel intrigerend om te zien.
[3 mei 1998]
Masada en Jericho
Gisteren hebben we een uitstapje naar Masada en Jericho gemaakt. Masada (90 km van Jeruzalem) is een grote Joodse nederzetting geweest, bovenop een berg. Het complex is enorm groot met meerdere paleizen, synagoge, bakkerij en andere werkplaatsen, baden enz. enz. Nadat de Romeinen het gebied veroverd hadden is de plek verlaten en pas veel en veel later herontdekt en opgegraven. Vanaf Masada kijk je uit over de Dode Zee. Omdat we de zonsopgang vanaf Masada gaan bewonderen, vertrekken we om 4 uur ’s morgens. Als we net (half 4) onder de douche staan, wordt er geroepen dat we vertrekken. De douche is toch al geen succes. Er is alleen kokend heet water, dan is een koude douche toch beter.
Zelfs als we om half zes ’s morgens de berg opklimmen is het al warm, midden op de dag is de klim niet meer te doen. Eenmaal boven wordt de inspanning beloond met een mooi uitzicht met vroege ochtendkleuren en het Masada complex zelf.
Jericho is teleurstellend. Onze chauffeur maakt al snel duidelijk dat hij geen gids is, maar een chauffeur. In Jericho zet hij ons midden in de stad af, we krijgen drie kwartier en een aantal mensen dropt hij bij een (bevriend) restaurant, waar ze vervolgens opgelicht worden. Wij gaan op zoek naar de oude stad met het paleis, maar weten niet waar dat is. We worden op weg gewezen en lopen zo hard als we kunnen, maar halen het niet. De oude stad blijkt te ver buiten Jericho te liggen. Als ik bij terugkomst vraag of we naar de oude stad kunnen rijden, beweert onze chauffeur dat waar we zijn (winkelhart van Jericho) de oude stad is. Als ik uitleg dat ik de echte oude stad wil zien, wordt hij kwaad. Dit is de oude stad en daarmee basta. We gaan door naar St. George klooster en dan naar Jeruzalem.
Ook verzoeken om fotostops waar hij geen zin in heeft, negeert hij. Zijn capaciteiten als chauffeur compenseren zijn gedrag. Hij kan slapend rijden, want G. en T. (groepsleden) zien hem in de spiegel indommelen. Voor de zekerheid gaat G. toch maar voorin zitten om hem wakker te houden.
‘s Middags bezoeken we het Israëlmuseum, dat veel te groot is voor één bezoek. Meest indrukwekkend is het gedeelte met de hervonden Dode Zee rollen uit de 1e en 2e eeuw.
Vandaag zijn we weer vertrokken uit Israël. Drie dagen is veel te kort om hier alles te zien, ook in Jeruzalem alleen, en ook al hebben we zoveel mogelijk gedaan. Net als op zoveel plaatsen gaat ook nu leven wat er hier allemaal gebeurd is en nu naast elkaar leeft. Natuurlijk hoor je op het nieuws thuis wat er in de wereld gebeurt, maar middenin Jeruzalem met de verschillende wijken en alle heilige plaatsen voor verschillende geloven, raak je toch meer van de essentie doordrongen. Bovendien ga je je realiseren dat er vaak meer kanten aan een verhaal zitten dan je denkt, en zaken toch vaak gecompliceerder zijn dan je wist.
Qua winkels en te verkrijgen spullen en helaas ook qua prijzen is Israël een volledig Westers land. Simpele maaltijden bij goedkope restaurants (shoarmazaakjes) kosten toch al gauw f 12,00 tot f 15,00 per persoon. In één restaurant worden we wel bijzonder vriendelijk geholpen. Onze ober/kok schatten we op ong. 22 jaar, verdeeld over twee personen. Een jongetje van 12 en een broertje van 10. Zodra ze weten dat we uit Nederland komen, vertelt het oudste jongetje alle gerechten op zijn menukaart in het Nederlands. Bij alles wat hij brengt komt “asseblief” mee, en als wij dan “Dank je” zeggen, volgt steevast “Graag gedaan”. De twee bereiden ons eten uitstekend en komen vragen “Lekker?” Het leukste is wel als de telefoon gaat. De jongste rent er op af, en heeft de hoorn te pakken, maar elke keer holt de oudste er achteraan en rukt de hoorn uit zijn handen. Onze twaalfjarige manager wil zijn klanten kennelijk zelf te woord staan. De tienjarige brengt de rekening die perfect klopt. Hier geef je met genoegen een fooitje.
Terug naar Jordanië en Syrië
Inmiddels zijn we weer in Jordanië. Om Israël uit te mogen hebben we wel eerst $ 33 moeten betalen. De grensovergang hebben we zonder paspoortstempels gered. Alle Israëlspullen (folders, bonnetjes, souvenirs, muntjes) verstoppen we op het dak, en dan moet het lukken om morgen Syrië binnen te komen. In Israël zijn we nooit geweest, het heet weer Disneyland.
[10 mei 1998]
Crac des Chevaliers.
Vanuit Jordanië komen we probleemloos Syrië in. In Syrië maken we één uitstapje naar Crac des Chevaliers, voordat we de grens met Turkije passeren. Crac des Chevaliers is een kasteel dat door de kruisvaarders gebouwd is, en ook veel weg heeft van een Middeleeuws Europees kasteel. Het is een erg leuk kasteel met een binnenmuur en een buitenmuur. De binnenmuur is later verstevigd met een schuine extra muur (i.v.m. aardbevingen). Tussen de twee binnenmuren zijn smalle donkere gangetjes en spannende nissen. Over de buitenmuur kan je een heel stuk rondlopen en uitkijken over de omgeving en op de torens van het binnenkasteel. Verder zijn er geheime ingangen en zien we de ronde tafel waar twaalf ridders aan mochten zitten. Het kasteel bood plaats aan 4000 man en 400 paarden. Echt een kasteel om rond te dwalen en te fantaseren over de ridders. Voor kinderen een perfect spannend kinderkasteel.
Na Crac rijden we naar de grens. De Syrische grens duurt heel lang. Niet omdat het zo druk is, integendeel er is behalve wij niemand die de grens over wil en er is een overdaad aan personeel. Er zijn twee categorieën personeel: beige pakken (hoge rang) en groene pakken (lagere rang). Het hoogste beige pak is druk. Hij spuit met een tuinslang de openslaande glazen deuren schoon. Soms wordt er een groen pak geroepen en als ‘grapje’ meteen nat gespoten. De andere beige pakken blijven daarvan gespaard. Als de ramen schoon genoeg zijn, en een flink gedeelte groene pakken nat is, staat Baas beige pak zijn speeltje af. Een nat groen pak moet binnen de vloer dweilen die ‘per ongeluk’ ook een beetje nat is geworden. Een ander groen pak moet een tafeltje en een schaakbord halen. Baas beige pak gaat schaken met Iets lager beige pak. Geen tijd dus voor grensformaliteiten. Er is nog één beige pak over. Laagste beige pak moet ons in zijn eentje over de grens helpen. Baas beige pak geeft alleen antwoord als Laagste beige pak een groen pak heen en weer stuurt om een officiële vraag te stellen. De efficiëntie is verbijsterend bij zo’n team waarin iedereen precies zijn eigen afgebakende taak heeft. Uiteindelijk komen we toch Syrië uit en Turkije in.
Turkije
In Turkije rijden we een aantal dagen langs de zuidkust. De kust is prachtig. Hele mooie bergachtige stukken, een uitermate groene kust en een turquoise gekleurde zee met hier en daar baaien en soms rotskusten. We zijn er precies in het goede seizoen, overal een zee van bloeiende bloemen: klaprozen, grote roze malva’s, massa’s vlinderbloemen en werkelijk overal bloeiende oleanders. De echte grote strandplaatsen (Alanya, Antalya) bestaan uit een hoop appartementenflats, winkels, restaurants (waarvan één met als naam ‘Hollandse Gerechten’) en hadden overal waar strand is kunnen staan. De kust zelf is afgezien van de badplaatsen, meer dan de moeite waard.
We zijn nu voor een paar dagen in Fethiye met z’n tweetjes. De rest van de groep ligt in Oludenisz, 15 km verderop aan het strand. Gisteren hebben we een uitstapje naar Xanthos gemaakt, een ruïnestad met veel resten uit de 2e en de 3e eeuw, en zelfs nog oudere vondsten. De organisatie van het uitstapje is wel aardig. We proberen eerst een tourtje te boeken, waarbij we naast Xanthos nog wat andere interessante plaatsen aandoen. Dat lukt niet, reisbureaus genoeg, maar niemand gaat op zaterdag of zondag naar Xanthos. Eén verkoper heeft een briljant idee: we kunnen een auto huren en alles op onszelf doen. Eén klein probleem: we rijden zelf niet. Geeft niets, dan doet hij er een chauffeur bij. Heel leuk, maar voor één dag wel erg duur. Dan komen we bij Hassan. Hassan geeft ons informatie over openbaar vervoer naar Xanthos. Behalve dat laat hij ook een foto van zijn grote bus zien, en laat thee voor ons halen. Hele aardige man die ons echt wil helpen, en aan een buskaartje wel iets, maar niet veel verdient. Hij werkt dan ook hard. Hij vertelt dat hij 7 dagen in de week van 8 tot 7 op zijn kantoor zit.
Regelwerk doen we op de dag van aankomst, uitje de dag erna (zaterdag). We spreken dus af dat we morgen naar Hassan komen voor Xanthos. De eerste bus gaat om half 8 en we moeten een half uur eerder bij Hassan zijn, dat is wel erg vroeg, en dus pakken we de tweede bus van een uur later. Keurig op tijd zijn we bij Hassan. Hassan mag dan altijd om 8 uur beginnen, vandaag heeft hij zich kennelijk verslapen. Het kantoor is gesloten en geen Hassan te bekennen. Om 10 voor half 9 geven we op, en gaan we richting busstation om daar een bus te nemen. Onderweg naar het busstation hebben we geluk. Er stopt een minibusje, dat bij navraag naar Xanthos gaat. Na twee bochten staan we op een parkeerplaats en alle passagiers (behalve wij) stappen uit. Onze chauffeur heeft wel wat over voor zijn medemens. Hij wil ons voor 5.000.000,= TL (ong. $ 20) per persoon naar Xanthos brengen. Dat geloven we graag, maar de gewone bus kost maar 1/10 van die prijs. Als Xanthos niet lukt, gooit de chauffeur het over een andere boeg. Voor 1.000.000 TL wil hij ons naar het busstation brengen. Die 1,5 à 2 km lopen we toch liever, en dus stappen we maar uit en gaan opnieuw op pad naar het busstation. We hebben geluk, de bus naar Xanthos komt over 10 minuten. De 10 minuten zijn in praktijk drie kwartier. Uiteindelijk rijden we 2 uur en een kwartier nadat we thuis vertrokken zijn Fethiye uit richting Xanthos.
Al vanaf ’s morgens vroeg is het slecht weer: onweer, forse regenbuien met stormstoten en niet echt warm. Ook in Xanthos krijgen we de nodige buien over ons heen. Meest indrukwekkende gebouw in Xanthos is de Nereid tempel uit de 4e eeuw, een prachtig versierde tempel op een podium. Een Engelsman, Charles Fellows heeft hier veel werk gedaan, en alles wat hij mooi vond verscheept naar het British Museum. Voor ons is er alleen nog maar een foto van dit meesterwerk en een hoop ongeordende stenen. Een prachtige bewerkte marmeren tombe is ook door Fellows naar het museum gesjouwd. Wij moeten het doen met een replica van cement. Gelukkig heeft Fellows niet alles mee kunnen dragen: het amfitheater, paleis, een byzantijnse kerk en een klooster heeft hij laten staan. Verder staat er nog een pilaar met aan alle vier zijden inscripties in een nog niet geheel ontcijferde taal uit de 4e eeuw voor Christus. Een aantal graftombes moeten we missen, alweer Fellows en het museum. Het museum zou helemaal niet zo’n slecht idee geweest zijn op zo’n regendag, maar ja Londen is toch te ver.
Gezien het weer hebben we niet veel zin om erge moeite te doen om nog naar andere plaatsen te komen. We kopen dus een kaartje terug naar Fethiye bij het plaatselijke loket. De kaartjesverkoper wil busjes en vrienden regelen die voor veel geld ons nog verder willen rondrijden, maar begrijpt uiteindelijk dat we echt terug gaan. Vlak voordat we de bus terug naar huis instappen wordt ons buskaartje weer ingenomen. De opbrengst wordt eerlijk verdeeld tussen de kaartjesverkoper en de chauffeur. Ons buskaartje zal nooit verantwoord worden in de boeken. Voor ons maakt dat niet uit, wij moesten toch betalen, we hebben droog binnen mogen wachten en thee gehad. De $ 2 per persoon zij ze gegund.
Zelfregel uitstapjes zijn altijd twee in één: de bezienswaardigheid maar ook alles er omheen. Echt leuk.
[16 mei 1998]
Terug in Europa
We zijn weer terug in Europa. Donderdag zijn we met de ferry de Dardanellen overgestoken en inmiddels zitten we in Istanbul. Weer fijn veel brieven gekregen in Istanbul. Post vormt echt de basis van het contact met thuis, en is iets waar we steeds naar uitkijken. Allemaal weer heel erg bedankt voor jullie brieven, en blijf ons zo trouw schrijven. En L., mijn paard, Sunny mis ik best heel erg. Gelukkig schrijft M. vaak hoe het met hem gaat en geeft zij hem namens mij appeltjes, zodat Sunny me niet vergeet. Heel leuk hoor dat je me geschreven hebt, dank je wel en veel succes met het tennissen.
Wij hebben inmiddels allebei weer onze verjaardag achter de rug. Vorig jaar zijn die onopgemerkt gepasseerd, maar met Chris en Becky erbij lukt dat niet. Iedereen weet dat je jarig bent, en feliciteert je, ’s avonds wordt er gezongen, krijg je een cadeau en een verjaardagstaart. Zo’n verjaarsfeest op bescheiden schaal is toch wel erg leuk, en aan cadeaus wordt echt aandacht besteed, zodat je iets krijgt wat je leuk vindt. Ik krijg een prachtig boek over Turkije, Rik een horloge, zijn oude geeft al sinds Kathmandu problemen en doet het de laatste week nauwelijks meer. Als extra word ik op mijn verjaardag vrijgesteld van de kookbeurt, die toevallig precies op mijn verjaardag valt.
Tegelijkertijd met Rik is K. jarig, die 30 wordt. Zij is een uitbundige drinker en feestvierder. Haar verjaardag wordt groots gevierd, wij hebben samen een rustig verjaarspartijtje voor Rik.
Tot slot nog het verhaal van het kippetje uit het begin van de brief in beeld gebracht. Over een week nemen we afscheid van de groep, dus die ene tekening is de afscheidsgroet.