Als op een kaart icoontjes voorkomen, kun je meestal daarop klikken om enig houvast te krijgen over die plek op de kaart.
Soms bevat die informatie dan ook een link naar de betreffende webpagina.
[22 en 23-9-1998]
Vanuit Melbourne vliegen we naar Launceston op Tasmanië. In eerste instantie zouden we met de ferry overvaren. De ferry doet er een volle nacht over, en de zee tussen Australië en Tasmanië is erg ruw, speciaal in het voorjaar. Bij nader onderzoek blijkt dat wij, omdat we een vliegticket Australië-uit hebben, een forse korting krijgen op vliegtickets binnen Australië. Vliegen is met korting goedkoper dan de boot, en dus gaan we fijn vliegen.
Als we aankomen in Launceston ’s avonds in het donker stort het van de regen. Kennelijk gebeurt dat vaker, want naast de vliegtuigtrap staat een enorme bak paraplu’s, zodat de passagiers nog enigszins droog de hal kunnen bereiken.
Onze eerste dag in Launceston gaat vrijwel geheel op aan het organiseren van uitstapjes naar de dingen die we willen zien. In Nederland toen we dachten wel drie weken over te houden voor Tasmanië hadden we bedacht dat we op Tasmanië fietsen en een tent zouden huren, en zo het eiland zouden bekijken. Tasmanië is per slot voor Australische begrippen klein (het past 5 keer in Victoria, de op één na kleinste staat van Australië, en 37 keer in West Australië, de grootste staat van Australië). Onze fiets- en kampeerplannen zijn zonder veel discussie van tafel verdwenen.
We gaan dus naar de Tourist Information en verzamelen folders van busmaatschappijen voor het openbaar vervoer, en folders over één- en meerdaagse tochtjes naar plekken waar we heen willen. We zitten lang te puzzelen voordat we het programma zo hebben, dat we in onze Tasmaniëtijd zoveel mogelijk doen zonder dat we de dingen te gehaast afraffelen. We hebben hier voor het eerst last van het feit dat we geen auto rijden. Bussen rijden wel, maar niet erg frequent en vaak ook niet tot dicht genoeg bij de plaats waar je moet zijn. Zou je in Nederland naar Schiermonnikoog willen, dan zou het Tasmaanse openbaar vervoer je op maandag en woensdag in Leeuwarden kunnen droppen, terwijl je op dinsdag, donderdag en zaterdag naar Groningen kan. Aardig bedoeld, maar nog een heel stuk lopen.
Met wat wel mogelijk is, maken we toch een programma waar we heel tevreden over zijn. We beginnen met een vijfdaagse tocht waarbij we heel veel zien, daarna doen we wat op onszelf, en wat ééndaagse tochtjes. Tevreden keren we terug naar de Tourist Information om de ons aanbevolen vijfdaagse tocht en de paar dagtochten te boeken.
Maar helaas, zo simpel gaat het dit keer niet. De vijfdaagse tocht gaat niet op het tijdstip dat ze bij de Tourist Information dachten. De tocht vertrekt pas een week later, en voor ons te laat. Ons hele mooie plan valt in duigen, en we vertrekken om weer een nieuw plan te maken.
Naast het autorijden is onze tweede handicap dat we in het voorseizoen zitten. Tasmanië heeft een prachtig aanbod aan uitstapjes, maar die gaan niet in deze tijd van het jaar. Maar ook zonder vijfdaagse tocht kunnen we wel een programma bedenken, waarin we veel van de dingen die we willen zien, kunnen doen. Bij deze tweede poging zit het ons beter mee, alles wat we willen blijkt ook te regelen. Al met al doen we veel (onbereikbare) dingen met ééndaagse tours, en een aantal dingen op onszelf met openbaar vervoer. We zijn na lang denken uitgeregeld, en helemaal tevreden.
[24-9-1998]
Vanuit Launceston maken we twee dagtrips. De eerste gaat naar Cradle Mountain National Park.
Onderweg daarheen stoppen we nog in Sheffield, een dorpje bekend vanwege zijn vele muurschilderingen. De muurschilderingen dateren uit de 80-er jaren toen het dorp in economisch verval was. Om het dorp uit het slop te halen zijn ze, in navolging van een mij onbekende plaats in Canada, begonnen met de muurschilderingen. En het heeft gewerkt. Het dorp is nu weer welvarend, en veel toeristen komen langs om de muurschilderingen te bekijken.
[24-9-1998]
Vanuit Launceston maken we twee dagtrips. De eerste gaat naar Cradle Mountain National Park. Een prachtig park rondom de Cradle Mountain. Het park is met alle bergen erg ruig, en heeft op veel plaatsen een alpiene flora. Vanwege de hoge regenval zijn er veel mooie kleine stroompjes en heel natte gedeelten met prachtige tere varentjes en andere speciale planten. Naast de bergen zijn er ook veel meren. Op de dag dat wij ernaar toe gaan, treffen we het bijzonder: de lucht is strakblauw, en het is helder. Wij zien de Cradle Mountain dus in volle glorie zonder één wolkje er omheen. Onze chauffeur heeft dat het afgelopen half jaar maar twee keer meegemaakt (sommige mensen hebben altijd geluk hè). Vanwege de bergen is het weer altijd onvoorspelbaar, en ook dat maken we mee. Als we een half uurtje in het park zijn, is de lucht helemaal dichtgetrokken, en zitten we in de sneeuw. Temperatuur 3˚, groot verschil met de 40˚ van twee weken geleden.
[25-9-1998]
Foto: wombats in Trowunna Wildlife Park.
Ons tweede uitstapje gaat naar druipsteengrotten, de Marakoopa Cave. De grotten zijn erg mooi, en er is veel te zien. Naast de onvermijdelijke ‘kathedraal’, en ‘duivel’ die ze in elke grot hebben, zien we nog ‘de pinguïn’ en ‘de palmboom’. Heel bijzonder hier zijn de gloeiwormen. In één van de ondergrondse kamers is het dak bezaaid met oplichtende gloeiwormen. Met het licht uit lijkt het een sterrenhemel waar ze veel te veel sterren opgeplakt hebben. De biologische uitleg van de gids is wat beperkt, zodat we niet weten of iemand enig idee heeft waarom in zo’n donkere grot met een snelstromende, ondergrondse beek deze diertjes licht geven. Het zijn larven die zich alleen druk maken om eten en groeien, en zich daarna inpoppen. De volwassen dieren die uit de pop kruipen kunnen vliegen, maar leven erg kort. Ze hebben geen mond, en kunnen niet eten. Vrouwtjes leven drie dagen, mannetjes vijf. Hun doel is eieren leggen en zorgen voor nageslacht. De natuurlijke waterval die over (natuurlijke) treetjes gaat is ook erg mooi.
Op deze dag doen we ook nog een aardig wildpark aan in de buurt van Mole Creek, waar we de koala kunnen aaien, en ik de baby wombat even mag vasthouden. In het park laten ze je de Tasmaanse duivel (die alleen op Tasmanië voorkomt) erg goed zien. Wel leuk, want onze kans om er één in het wild te zien is vrij klein. Het zijn nachtdieren, en je moet de plekjes waar je ze kan vinden echt weten. Verder zijn het nogal schuwe dieren, die zich niet graag laten zien.
[25-9-1998]
Na terugkeer van het dagtripje lopen we zelf nog naar de Cataract Gorge in Launceston. De rivier is erg woest nu en de omgeving indrukwekkend met vrij steile wanden die uit opgestapelde rotsblokken lijken te bestaan.