Wereldreis, Centraal Azië
[Oezbekistan, Samarkand 7 september 1997]
Tashkent
Gisteren zijn we na vijf weken Nederland weer opnieuw op pad gegaan. De vijf weken Nederland zijn snel opgegaan aan geregel van reizen, tickets, en visa en het weer terugzien van vrienden en familie.
Na alle geregel hebben we echt zin om weer op reis te gaan. Het Afrika shirt is vervangen door het India shirt, het Sunny shirt door het Madagascar shirt, en ook de broek die het in Namibië begeven heeft, is vervangen door een nieuwe.
We vertrekken dit keer niet met de truck, maar vliegen met Air Uzbekisten naar Tashkent, de hoofdstad van Oezbekistan. Bij aankomst in Tashkent voel je je gelijk ver van huis, het is hier anders. Onze eerste indruk is dat het geheel lijkt op een armoedige Westerse stad. In de hal van het vliegveld werkt, in tegenstelling tot Afrika, het meeste wel. Alles maakt alleen een vrij troosteloze indruk. Het is niet zozeer vervallen, maar gewoon nooit mooi geweest. De wanden en deuren zijn bekleed met plastic-fineer met houtmotief, de omhulsels van de TL-balken aan het plafond zijn van metaal, en ook verder ontbreekt ieder spoor van fantasie, smaak of creativiteit.
Onze visa voor Oezbekistan moeten we ophalen op de luchthaven. Het kantoortje gaat pas zo’n twintig minuten nadat het vliegtuig geland is open, en wordt bemand door een man met een vreselijk ‘Ik-houd-niet-van-toeristen-die-een-visum-willen’ gezicht.
Als de man tegen K. (onze reisbegeleider) zegt dat het visum 45 dollar kost, wordt K. een beetje boos en ongeduldig. Vorige maand heeft hij maar 25 dollar voor hetzelfde visum betaald.
Ook hier werkt boos worden op vertegenwoordigers van het gezag averechts: de afhandeling verloopt traag en de prijs wordt niet naar beneden bijgesteld.
De immigratie wil, nadat we onze visa hebben ingevuld, nog een ingevuld formulier van ons. Nadeel daarbij is dat alles in het Russisch is. Gelukkig hebben we een voorbeeld.
Bij ‘В каку страну следует’ vullen we in ‘tourism’. Dat zal dus wel ‘doel van het bezoek’ zijn.
Bij ‘Оружне всякое и боелриласы’ en nog twee andere vragen ‘no’. Geen idee waarop we ‘no’ zeggen, maar het zal wel verstandiger zijn dan ‘yes’.
Onze groep, bestaande uit twintig ‘verse’ mensen, wordt met een grote bus naar het hotel gebracht, dat van buiten erg luxe, en van binnen een stuk minder oogt.
Samarkand
Vandaag zijn we vanaf Tashkent naar Samarkand gereden. Onderweg hebben we heel veel katoen gezien. In de Russische tijd is heel Oezbekistan vol gezet met katoen. Jarenlang is de katoenoogst op papier ongeveer twee keer zo hoog geweest als de werkelijke oogst. De katoenoogst ging door uitputting van de grond, gebruik van bestrijdingsmiddelen en ziektes jaarlijks achteruit. Op papier werd het succesverhaal in stand gehouden. Nu schijnt er veel papaver verbouwd te worden (maar dat zien we vanaf de weg nergens). De fraude met de katoen schijnt vergeleken met de nu bestaande drugshandel kinderspel te zijn.
Het landschap is het eerste stuk vlak, later zien we wat bergen verschijnen. Als de weg door een kloof loopt, stopt de bus. Volgens de legende is de kloof ontstaan toen Tamerlane en zijn legers aankwamen. De bergen waren zo bang voor Tamerlane dat ze spontaan uiteenweken.
Tamerlane (afgeleid van Timur-the-lame, hij was kreupel) wilde heerser van de wereld worden, en dat is hem ook aardig gelukt. Zo rond 1400 had hij grote delen van Centraal-Azië, Perzië, Turkije en stukken India veroverd. Van zijn slachtoffers gebruikte hij de schedels om er bergen van te bouwen. Begrijpelijk dat echte bergen bang van hem waren.
[Fergana 12-9-98]
Samarkand.
Hoog tijd om weer verder te schrijven, we hebben ondertussen alweer heel wat gedaan. Samarkand is één van de beroemdste steden van de zijderoute en door Tamerlane destijds als zijn hoofdstad gekozen. Reden dat hij nu sinds de onafhankelijkheid hier als nationale held vereerd wordt, bij gebrek aan een recentere held. De stad heeft heel veel mooie historische gebouwen die voor het overgrote deel erg mooi gerestaureerd zijn. Eén van de beroemdste plaatsen is het Registanplein met aan drie kanten schitterende blauwbetegelde medressen (koranscholen). ’s Avonds hebben we op de binnenplaats van één van de medressen een zang- en dansvoorstelling. Eigenlijk is het meer een soort opera, en ook al verstaan we niets, de dramatische expressie is wel zodanig dat we het toch begrijpen. Het gaat over een jongen en meisje die erg verliefd zijn, maar alle problemen van de bouquetreeks op hun weg vinden. Gelukkig heeft het verhaal een happy-end. Tussen de actes door zien we nog het optreden van een vuurvreter die ook nog enge dingen doet als een koprol door glasscherven en liggen op een spijkerbed. Na de tweede acte zien we een stukje poppenkast met een Oezbeekse Jan Klaassen en Katrijn. Alles bij elkaar een ontzettend leuke voorstelling, waarbij het enthousiasme van de zangers en dansers echt opvallend is. Ook de entourage, we zitten op matrasjes op grote houten bedden in zo’n schitterende medresse, is heel bijzonder.
Na de voorstelling eten we in een soort huiskamerrestaurant, opgezet door de kok (voormalig kok) van één van de grootste restaurants van de stad. Heel knus en ook erg lekker. Sinds de onafhankelijkheid komt dit soort particulier initiatief steeds meer van de grond.
Buchara
Vanaf Samarkand rijden we naar Buchara. Het landschap is weinig inspirerend: kaal, weinig begroeiing en nogal verstoord door telegraaf- en elektriciteitspalen en graafwerk. Eigenlijk doet het denken aan een opgespoten nieuwbouwterrein dat al een tijdje braak ligt. Is het landschap niet alles, de steden zijn schitterend. Ook Buchara is prachtig. Heel Buchara wordt in ijltempo gerestaureerd, want volgende maand viert Buchara zijn 2500 jarig bestaan. Vrijwel alle medressen en moskeeën staan in de steigers, en volgens ons kan het nooit in één maand af zijn. Jammer genoeg hebben we maar weinig tijd in Buchara, zodat we met een Duitssprekende gids te snel langs alle hoogtepunten gaan.
De Oezbeken zijn uiterst vriendelijke mensen en erg belangstellend naar ons. Het taalprobleem is daarbij wel een handicap; vrijwel niemand spreekt hier Engels. De conversaties met handen en voeten zijn doorgaans wel vermakelijk. In het hotel in Samarkand hebben we geen dekens en het is ’s nachts te koud zonder deken. Gewoon de slaapzakken pakken is te simpel, dekens proberen te regelen is leuker. Bij de receptie leg ik mijn probleem (in het Engels) voor. Er volgt een drukke discussie en er komt nog iemand bij, die ik opnieuw uitleg wat ik wil. De nieuwe man praat daarna druk en lang tegen de receptioniste. Ah, nu begrijpt ze het. Ze pakt een papiertje en tekent een vierkantje met daarin twee rechthoekjes en schrijft daarbij $ 30.
Ze denken dus dat ik een tweepersoonskamer wil in plaats van twee dekens. Nee dus. Ik schud nee naar het papiertje, wijs naar boven en dan op mezelf. Roep nog “Baobab” en “groep”. Nu begrijpen ze dat ik al een kamer heb, en iets anders wil. Maar wat? Ik begin overnieuw, wijs op het rechthoekje (= bed) in het vierkantje (= kamer) van de receptioniste en maak met mimiek duidelijk dat ik ga slapen, het koud heb en iets over me heen trek. Nu heb ik succes, de etagedame wordt gebeld en ze wijzen dat ik terug kan naar de kamer. En inderdaad, daar staat de etagedame met een deken, en even later komt ze met een tweede deken. Toch veel leuker dan een slaapzak pakken!
Fergana
Vanuit Buchara gaan we met de nachttrein naar Fergana. Eigenlijk zou de route wat anders zijn, en zouden we met de bus naar Fergana gaan. Daarbij moet je dan een stukje door Tadzjikistan, en dat kan nu niet. We mogen met de bus Tadzjikistan niet in. De trein gaat wel hetzelfde stuk, maar wordt onderweg tot twee keer toe met stenen bekogeld (waarbij één keer het raam van de Wc sneuvelt). In de trein hebben we 4-persoons couchettes, zodat we uitstekend slapen.
De eerste dag in Fergana bezoeken we een zijdefabriek, en brengen we een kort bezoek aan het museum. Het museum heeft van alles (archeologie, natuurlijke historie, geschiedenis, gebruiksvoorwerpen, enz.) wel iets, maar weinig overzichtelijk geordend. Echt diepgaand wordt het bezoek niet: alle bijschriften zijn uitsluitend in het Russisch.
Shakhimardan
Vandaag zijn we naar Shakhimardan geweest, een Oezbeekse enclave in Kirgistan. Dit is ook voor Oezbeken het gebied voor een dagje uit. Het begint met een straatje waar wandgrote decors zijn van tulpenvelden en exotische oorden. Voor het decor staan stoeltjes en grote vazen met heel erg plastic bloemen en er lopen pauwen. Tegen zo’n achtergrond kan je dan een kiekje voor thuis van jezelf laten maken. Verder is er een kabelbaan naar een meertje (met langs de kabelbaan stenen wolven, beren en steenbokken). Vanaf daaraf kan je lopend of varend naar een tweede meertje, waar je kan picknicken.
Het is echt een idyllisch plekje, een meertje temidden van de bergen. Het contact met de Oezbeken die hier ook hun vrije vrijdag vieren is heel leuk. Wij laten foto’s van Nederland zien ( die hebben wij niet, maar andere mensen van de groep wel), zij komen meloen en shaslik uitdelen. Heel leuk dagje zo, en mooi even tijd om bij te schrijven.
[17 september 1997]
Kirgistan
We zitten nu aan een schitterend beekje, omringd door de bergen van het Tian Shan gebergte, en ons tentje staat achter ons. Op dit mooie plekje op 2600m kamperen we vandaag, ergens midden in Kirgistan.
Vanaf Fergana zijn we naar Osh gereden. Osh ligt in Kirgistan. De grensovergang houdt weinig in, we hoeven zelfs ons paspoort niet te laten zien. In Osh bezoeken we het museum dat in een grot op de berg is. Het museum is niet echt bijzonder, het meest opvallend is wel dat we tijdens ons bezoek maar liefst drie bruidsparen in traditioneel wit tegenkomen. De berg van het museum schijnt de vruchtbaarheid te verhogen. Reden voor de bruidsparen die hopen op een kinderrijk huwelijk om de museumtrap af te dalen. Wij vertrouwen er maar op dat de berg en de trap niet zoveel kracht hebben, en dat we niet over een poosje ook met een kleine schreeuwlelijk in onze rugzak thuiskomen! We eten ’s avonds in een Chaikana, een soort lokaal restaurant aan de rivier. We zitten met z’n allen op een groot bed, rondom een kleed dat dienst doet als tafel. We eten ratatouille die op grote schalen geserveerd wordt. Wat we eten kunnen we niet zien, het is donker en er is geen verlichting. Lekker is het wel en zo met z’n allen op het bed zittend eten heeft bepaald zijn charme.
Vanuit Osh starten we met een soort truckbus voor een 6-daagse tocht door het bergland van Kirgistan, waarbij we 5 nachten gaan kamperen. De truckbus is ongeveer een broertje van Bertus (onze Afrika-truck voor de nieuwe instappers van de rondzendbrief). Het is het onderstel van een truck met het bovenstel van een bus erop gemonteerd. De route is te slecht voor een gewone bus. We gaan met twee trucks en een complete crew van 7 man, bestaande uit chauffeurs, gidsen en, uitermate luxe, een kookploeg. Eén truck is de keuken, de andere is voor ons. Als je ze zo klaar ziet staan heb je gelijk zin om te gaan, het voelt al naar iets dat leuk gaat worden.
De eerste dag zitten we nog niet echt in de hoge bergen. We stoppen bij een meertje (Toktogul meer) op 1300m. Daar is het nog behoorlijk warm als we aankomen en het meer is heerlijk om in te zwemmen. ’s Avonds zien we aan de overkant het plaatsje Toktogul liggen: allemaal kleine lichtjes. Mooi plekje en leuk om weer in de tent te slapen. Ook over de kookploeg zijn we erg te spreken: ze maken erg veel werk van het eten, er is van alles en tot nu toe is het steeds erg lekker. Favoriet is wel de pap die we ’s morgens krijgen: havermout (1e dag), griesmeelpap (2e dag) en rijstepap (vandaag). Voor de paphaters is er brood, kaas, chocopasta en jam. Wij gaan voor de pap.
De tweede dag (maandag) komen we echt in de bergen. We passeren de Ala-Bel pas op 3330m. Ala-Bel betekent veelkleurig en dat zijn de bergen ook. Heel indrukwekkende bergen: grillig, onherbergzaam en hier en daar zien we besneeuwde toppen. Ook zien we de eerste ‘yurts’, dat zijn de tenten van de nomaden die hier leven. Vanaf het voorjaar tot het najaar trekken die met hun kuddes schapen en paarden de bergen in. We overnachten in de Susamirvallei aan een riviertje op 2600m. Hier is het ’s avonds ook al best koud, en het wassen ’s morgens vroeg is ook een frisse aangelegenheid.
Ook gisteren was de tocht weer erg mooi. Prachtige uitzichten op heel mooie bergen met allerlei verschillende kleuren. We stoppen nog bij het grafmonument van één of andere voorname Khan, die erg geliefd was bij zijn mensen. Ter ere van hem heeft een heel sterke man (of een reus, dat blijft dubieus) een steen van 690 kg uit de bergen gehaald en in zijn eentje naar het graf van de Khan gedragen. Omdat hij wel sterk was, maar niet kon schrijven heeft hij afdrukken van zijn hand achtergelaten in het plafond van de grafhut.
Vandaag zijn we nog verder omhoog geklommen. We passeren de Kara Ketse pas en lunchen op een hoogvlakte op 3600m. Onderweg stoppen we bij een nomadenfamilie. K. (reisbegeleider) geeft daar de foto’s af die hij vorige keer gemaakt heeft. De mensen ontvangen ons heel enthousiast. We mogen binnen kijken in de yurt, en we krijgen een ritje aangeboden op hun paarden. Dat hoeven ze geen twee keer te zeggen! Met z’n drieën (M., K. en ik) gaan we een klein blokje om . Ik vergaap me hier werkelijk aan al die paarden.
De yurt is een grote ronde tent en behaaglijk warm, er brandt ook een kachel die gestookt wordt op een mengsel van mest en kolen.
Van buiten is de yurt bekleed met dikke vilten dekens van in elkaar gedraaide geiten- en schapenwol. De dekens worden met touwen op zijn plaats gehouden. Van binnen bestaat de yurt uit een geraamte van latjes: onderaan een soort gekruiste latjes (3), op het schuine gedeelte enkele latjes (2) die aan de bovenkant (1) vastzitten aan een houten cirkel met ook nog latjes.
Het dak van de yurt komt ook voor op de vlag van Kirgistan. De yurt wordt meermalen per seizoen verplaatst. Opzetten duurt 50 minuten, afbreken 20 minuten.
Binnen in de yurt krijgen we paardenmelk te drinken en we krijgen er vers brood bij. De paardenmelk smaakt onwennig: een beetje zurig met stremselklontjes. Ik krijg een enorme mok (zeker 1/3 liter), Rik een wat bescheidener kommetje. Het brood is erg lekker: knapperig en vers. Op het gebied van hygiëne scoren we een dikke onvoldoende: de kommetjes zijn misschien vies, de paardenmelk zeker niet gepasteuriseerd en het brood eet ik met ongewassen paardenhanden. Voor sommige belevenissen moeten de huisregels maar wijken.
[21 september 1997]
Kashgar
Vrijdag zijn we de grens Kirgistan - China overgestoken via de Torugart pas. Alhoewel de grens niet lastig is, kost het aardig wat tijd. De Kirgiezen schrijven paspoortgegevens over, wat voor hun erg lastig is (de namen). Bij de Chinese grens is een heel contingent jonge Chinese douanejongens aanwezig. Alle bagage moet op een rij en als enthousiaste jonge honden storten ze zich op alle tassen en rugzakken. Wat een leuke dingen zie je toch in de Nederlandse bagage: suikerzakjes, een haarföhn (niet van mij hoor), waspoeder in een zakje, heel interessante pilletjes, enz. Gelukkig worden ze al snel wat minder grondig, zodat tassen weer ongezien terug mogen op de bagagewagen. De paspoortcontrole (ruim 100 km verder) wordt uitgevoerd door vier ambtenaren. De eerste bekijkt je paspoort en geeft het dan terug. De tweede vraagt of je heet zoals in je paspoort staat, en als dat zo is geeft hij het paspoort door aan nr. 3, die een stempel zet. Nr. 4 controleert de stempel van nr. 3. Verder hebben we geluk. Normaal moet alle bagage nog een keer door de X-ray. Aangezien een hoge Pet naar Kashgar moet en meekan in de bagagewagen (voorin), moet de bagagewagen snel weg. Uiteraard een heel geldige reden om af te zien van de X-ray controle.
Kashgar.
Kashgar is een prachtige stad. In dit deel van China wonen Oeigoeren, een Turks-Islamitisch ras, meer verwant aan de bevolking van Zuid-Russische staten dan aan de Chinezen. De Oeigoeren willen West-China ook eigenlijk als zelfstandige staat, en niet als Chinese kolonie. Vanuit China zijn Han-Chinezen hier naartoe gestuurd, zodat de Oeigoeren een minderheid moeten gaan vormen, en het gebied rustig blijft. In de stad zie je die twee groepen ook terug. De stad lijkt nog het meest op een openluchtmuseum: er is een grote markt waar alles te koop is. Het mooist zijn wel de talloze ambachtelijke kraampjes en winkeltjes: kopersmeden, zinksmeden, houtbewerkers, schoenmakers, kappers en ga zo maar door. Er zijn ook massa’s eetstalletjes, veel die gestoomde broodjes verkopen die gevuld zijn met onfris uitziend schapenvlees. Die slaan we liever over, wij eten in de Chinese wijk waar het eten veel schoner is.
’s Zondags gaan we eerst naar de gigantische zondagsmarkt, daarna huren we (voor f 0,50 per uur) een fiets. Een opsomming van de weggebruikers: voetgangers al dan niet voorzien van een koe, een paar schapen, een ezel of een paard (vanwege de markt met veemarkt), fietsen, bakfietsen, handkarren, ezelwagens, paardenwagens, tractoren met aanhanger, vrachtauto’s en taxi’s. De ezelwagens vormen duidelijk de meerderheid. Alles wat kan toeteren toetert, alles met een bel belt en de rest roept voortdurend “posj-posj” wat ongetwijfeld “pas op / kijk uit / opzij” betekent. Het verkeer is uitermate onoverzichtelijk, maar toch rijdt iedereen keurig om iedereen heen en niemand rijdt agressief. Je komt hier ogen en oren tekort.
[26-9-97]
Karakoram Highway
Vanuit Kashgar gaan we verder over de Karakoram Highway, één van de meest spectaculaire wegen die je je door de bergen voor kan stellen. De Karakoram Highway is een prestigeproject van China en Pakistan. Het hoogste punt is de Khunjerab pas op 4730m. De pas vormt de grens tussen China en Pakistan. De Karakoram Highway loopt door vier indrukwekkende bergketens: de Pamirs, de Karakoram, de Hindu Kush en de Himalaya. Het gebergte is nog relatief jong, en ontstaan doordat het Indiase subcontinent opbotste tegen het Aziatisch continent. De Indiase plaat is daarbij onder die van Azië geschoven en door de kracht van die botsing is aan de Aziatische zijde de Karakoram en aan de Indiase zijde de Himalaya ontstaan. Tussen de ketens is nu een soort bufferzone waar vroeger de zee was en nu de Indus stoomt. De bergen zijn, omdat ze nog relatief jong zijn, heel hoog, steil en grillig. Er zijn bergen bij van boven de 8000m en veel van boven de 7000m.
We hebben ongelofelijk veel geluk met het weer: heldere luchten, weinig wolken en daardoor prachtige uitzichten op de bergen. De eerste dag overnachten we in China aan het Karakolmeer, met uitzicht op de Mustagh Ata (betekent vader van de ijsbergen) van 7546m. Zeker met het licht van de ondergaande zon er op een prachtig gezicht. In Pakistan overnachten we in Karimabad, waar we twee dagen blijven om te wandelen en forten te bekijken. Ook hier is het onvoorstelbaar mooi. Vanuit onze hotelkamer kijken we uit op de Diran en de Rakaposhi (resp. ong. 7300m en 7800m). En ook nu hebben we prachtig weer: helderwitte toppen tegen een kalenderplaat blauwe lucht.
Pakistan is gelijk anders dan China. Is de grensformaliteit in China strak geregeld en georganiseerd, in Pakistan is het chaotisch. Er zijn helemaal niet zoveel mensen, maar iedereen roept en loopt door elkaar heen en maakt het zo tot een ongeregeld zooitje. In Karimabad, waar niet echte strenge moslims wonen zijn de mensen uitermate aardig en vriendelijk, en zelfs bij de souvenirstalletjes zijn de verkopers niet opdringerig. Het is ook een verademing dat je hier weer (Engels) kunt praten met de mensen. Vaak krijgen we dan ook nog iets in ons hand geduwd: een appel, een handje abrikozen, walnoten. We zijn hier gasten en gasten krijgen hier kennelijk een ‘gift’. Heel leuk.
Vandaag hebben we een lange rijdag achter de rug: 6 uur ontbijt en tegen half 8 ’s avonds aankomst in Besham. Onderweg stoppen we op een punt waar je zowel de Karakoram (met de Rakaposhi), de Hindu Kush als de Himalaya kan zien. De Mount Everest kunnen we niet zien, wel de Nanga Parbat, de meest noordwestelijke piek van de Himalaya en ruim 8100m hoog. Ondanks de mooie rit verloopt de tocht voor mij niet geheel naar wens. Als we een uurtje op weg zijn, gaat mijn buik zich heftig roeren, en moet ik de chauffeur vragen om te stoppen. Na de tweede toiletstop legt hij me uit dat we vandaag een lange rit van 450 km voor de boeg hebben, en na de volgende stop staat hij te wenken dat ik op moet schieten. Geleidelijk aan krijgt hij door dat er toch iets mis is en na de 7e (of de 8e) stop kijkt hij me ernstig aan, zwaait met zijn wijsvinger heen en weer en zegt tegen me: “No lunch”. Verstandige man.
Gelukkig is het ’s middags al weer aardig rustig van binnen, en hoeven we geen noodstops meer te maken. Geleidelijk aan rijden we uit de echte hoge bergen en zien we wat minder witte toppen, en hier en daar beboste hellingen. De weg blijft spectaculair, op sommige stukken zitten we echt honderden meters boven de rivier. Zeker het laatste stuk in het donker wel spannend.
[2-10-97]
Swat vallei
Bahrein, Pakistan.
Vanaf Besham verlaten we de Karakoram Highway en rijden we een zijdal in, de Swat vallei. De Swat vallei is heel vriendelijk van aanzien, en ziet er erg groen uit. Overal waar het ook maar enigszins mogelijk is zijn landbouwterrasjes aangelegd. Iedereen is nu druk bezig de oogst binnen te halen. Hoger op de bergen staan naaldbomen. Kortom: heel groen in vergelijking met het hoofddal. Inmiddels zijn we in een gebied gekomen waar de moslims een stuk strenger zijn. En alhoewel ik toch zelden betrapt kan worden op niet-zedelijke kleding moet ik me aanpassen: lange mouwen en een hoofddoek om. Aangezien ik ook straks in Pakistan en Iran er netjes bij moet lopen, schaf ik op een marktje een nieuwe garderobe aan bestaande uit een wijde lange jurk, een nog veel wijdere bijpassende broek en een heel grote omslagdoek. Ik krijg veel complimenten van mijn groepsgenoten, vooral de combinatie met de zware wandelschoenen is uitermate charmant. Verder vereist het de nodige behendigheid om met al die lappen en een broek die direct op je enkels zakt op een vieze hurk-Wc naar de Wc te gaan en daarbij alle kleren schoon te houden. Maar goed, alles went.
Peshawar en Khyberpas
Vanuit de Swat vallei rijden we naar Peshawar. Peshawar is een enorm leuke stad. De oude stad is één grote bazaar, de stad één grote chaos. Niet alleen zijn er veel mensen, vreselijk veel auto’s en brommertaxi’s en nog veel meer bussen, maar alles krioelt op onoverzichtelijke wijze tussen elkaar door. Stel je dat voor, en combineer dat met een kakofonie aan geluiden (toeterend en bellend verkeer, mensen die hun waren aanprijzen, cassettebandjes op volle sterkte, luidsprekers enz. enz.). Vermenigvuldig het beeld dat je nu hebt met een factor 10, en dan heb je bij benadering een beeld van Peshawar.
Vanuit Peshawar maken we een uitstapje naar de Khyberpas. De Khyberpas vormt de grens tussen Pakistan en Afghanistan. Het is een bergachtig gebied, en altijd een vrijgevochten gebied geweest waar heel vaak iets om te doen is geweest en waar politie en militairen altijd weinig controle over hebben gehad. Uit veiligheidsoverwegingen krijgen we ook militairen mee. We zien onderweg openlijk smokkelwaar. Fietsen die van China naar Pakistan worden gesmokkeld. Eén man zit op een (geheel nieuwe) fiets waaraan twee al even spiksplinternieuwe fietsen vastgebonden zijn. Zo zien we veel fietsen per drie gesmokkeld worden. De controleposten onderweg worden betaald en zien dan geen fietsen passeren. Zo gemakkelijk kan smokkelen zijn!
Rawalpindi/Islamabad
Vanaf Peshawar rijden we naar de tweelingsteden Rawalpindi en Islamabad. Islamabad is de nieuw gebouwde hoofdstad van Pakistan, ons hotel is in Rawalpindi. Het hotel bestaat uit een soort sjieke bungalowachtige kamers met een zitkamer, een slaapkamer en een badkamer. We hebben zelfs TV en een koelkast op de kamer. ’s Avonds (half 11) willen we eigenlijk nog wel wat drinken, en Rik gaat op pad voor bier of alcoholvrij bier (alcohol is verboden in het Islamitische Pakistan). Na een tijdje komt hij met lege handen terug, maar er is nog hoop: de manager gaat iets regelen. Na zeker een half uur wordt er aangebeld: de manager. De ober is bier halen en of hij zolang maar even binnen mag komen. Ik heb net gedoucht en mijn Islam jurk, broek en sjaal net verruild voor een t-shirt-achtig nachthemd dat betere tijden gekend heeft. Rik legt de manager uit dat ik niet “properly dressed” ben. Dat maakt niet uit, we kunnen doen of we thuis zijn wat hem betreft (dat doet hij ook). Na een tijdje is er nog steeds geen ober met bier. Manager zegt ons niet verder te willen storen en buiten de ober op te wachten. Er gebeurt een tijd niets en dan gaat opeens de telefoon. Alweer de manager: het bier is “not available”. Geen bier dus, hoefde gezien de tijd (inmiddels half 12) ook niet meer. Wel erg veel plezier om gehad, en mineraalwater is ook lekker.
Terug in Tashkent
Vanuit Islamabad vliegen we via Karachi terug naar Tashkent in Oezbekistan. Daar hebben we nog één dagje. ’s Avonds gaan we naar een ballet (1001 nacht) in het schitterende operagebouw. Heel leuke voorstelling; prijs van de kaartjes: 1 dollar per persoon.
Van onze allerlaatste Oezbeekse sums kunnen we nog precies één cheeseburger met patat per persoon aanschaffen, daarna zijn we blut (op de dollars na). We kunnen dus gerust terug naar huis gaan.