Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 18: Madagascar
Wereldreis, Afrika: brief 18

Wereldreis, Afrika: brief 18

[Madagascar, Andasibe, 13 juli 1997]

Naar Madagascar

Afgelopen vrijdag (11 juli) hebben wij onze reis weer hervat, en zijn we in alle vroegte vertrokken naar Madagascar. Vanaf Schiphol zijn we eerst naar Parijs gevlogen, en daar overgestapt op het vliegtuig naar Antananarivo (kortweg Tana) de hoofdstad van Madagascar.
Voordat ik aan Madagascar begin eerst iets over de wonderslurf op het vliegveld van Parijs. In Parijs vertrekken we vanaf gate A48. Als we onze instapkaarten hebben laten zien lopen we de slurf in. De slurf eindigt niet in een vliegtuig, maar in een soort wachtkamer met banken en staanplaatsen. Als iedereen erin zit, zakt de slurf langzaam door zijn poten en gaat verdacht veel op een bus lijken. We rijden nu over het vliegveld naar ons toestel, daar tovert de bus zich weer om tot een slurf en nu gaan we pas het vliegtuig in. Misschien heeft iedereen al zo’n slurf/bus meegemaakt, maar wij vonden het wel apart.

’s Avonds laat komen we in Madagascar aan. We weten meteen dat we terug zijn in Afrika: de douane en het ophalen van de bagage duurt zeker 1 tot 1½ uur, de maan staat weer op z’n kant en de hemel staat weer helemaal vol met sterren. Het weer is niet zo Afrikaans, Tana ligt op een hoog plateau en het is hier winter, de temperatuur is ong. 10˚ en het is regenachtig.
Iedereen (we zijn met een “verse” Baobabgroep van 16 personen) wisselt geld op het vliegveld. Voor onze $ 500 krijgen we ruim 2,5 miljoen malagasische franken. Om je extra in de war te brengen staat er op één briefje zowel 25.000 als 5.000. Later horen we dat je niet zelf mag kiezen wat je wil. De 25.000 zijn Malagasische franken (FMg), de 5.000 ariary (worden door niemand gebruikt, maar goed). Op de muntjes staan alleen ariary. Als je dus 100 FMg moet betalen, zoek je een muntje van 20, en dan is iedereen tevreden. Even wennen dus, maar mochten we ons vergissen, zelfs een muntje van 50 ariary is maar f 0,10! waard.

Oud paleis

Zaterdag vertrekken we direct uit de hoofdstad. We bekijken eerst het paleis van de Merina koning. De koning heeft geregeerd van 1787-1810 en heette Andrianampoinimerina. Het paleis heeft het meeste weg van een heel houten blokhut die gesteund wordt door drie heel hoge (tien meter) palissanderstammen. Het bed van de koning is in de noordoosthoek en hoog gebouwd, je moet eerst een trapje van zeven treden op. Dat alles is nodig in verband met het gunstig stemmen van de voorouders en een gunstige invloed van die voorouders op de koning. Op onze beurt moeten wij met ons rechtervoet eerst naar binnen, en met ons linkervoet eerst er achteruit naar buiten, uit eerbied voor de koning. Bezoek ontving de koning niet zelf, daar had hij één van zijn twaalf vrouwen voor. Zelf zat hij hoog in de hut, onzichtbaar voor zijn bezoek. Middels het al dan niet gooien van kiezelsteentjes liet hij zijn vrouw weten of hij de bezoeker kon waarderen of niet.
Er is nog veel meer te zien: het zwembad van de koning, en dat van de koningin, die allebei door maagden met kruiken water werden gevuld. Tegenwoordig zit er regenwater in, maar de Malagasiërs beschouwen het nog steeds als heilig water.

Over Madagascar

De Malagasiërs zijn duidelijk anders dan de mensen van het Afrikaanse continent. De vroegste bewoners zijn vanuit Indonesië en Zuid-oost Azië gekomen. Verder zijn er vanuit Arabië, India en Europa handelaren, en vanuit Afrika slaven gekomen. Samen vormen die nu de 18 stammen van het eiland, waar de Merina (van de koning) er één van is.

Madagascar is in meer opzichten heel bijzonder. Het eiland is al heel vroeg (65 miljoen jaar) losgeraakt van het Afrikaanse vaste land. Hierdoor heeft zich een heel aparte planten- en dierenwereld ontwikkeld. Van de dieren zijn de lemuren (halfapen zoals bijv. de ringstaartmaki) en de kameleons de meest opvallende. Ook bij de planten zijn heel aparte soorten (o.a. 7 soorten baobab’s, in de rest van Afrika is er één soort).
Jammer genoeg is heel veel (75%-85%) van het oorspronkelijke bos gekapt. Veel stukken van het eiland hebben nu een erg arme (voedselarme) bodem, en de erosie is enorm. Op veel plaatsen zie je rijstakkers, verder wordt er ook nog vanille. sisal en koffie verbouwd. Al met al is het eiland erg arm, en door alle corruptie en verkeerd bestuur zal dat niet snel verbeteren.
Gelukkig ziet men wel het belang van het behoud van de bijzondere planten en dieren (vooral voor het toerisme) in, en mondjesmaat worden natuurbeschermingspogingen gedaan. Zo bezoeken we (nog steeds dezelfde zaterdag) een park waar ze kameleons, kikkertjes, vlinders en krokodillen kweken voor de buitenlandse handel. Hiermee wordt wegvangen van beesten uit de natuur minder interessant.

Andasibe - Perinet

Vandaag (zondag) hebben wij ons eerste natuurpark (Andasibe - Perinet) bezocht, een tropisch regenwoud. En regenen doet het! Met 2 gidsen lopen we 4,5 uur door de regen in het park, maar het is zeer de moeite waard. We zien na lang zoeken de Indri, een teddybeer achtige lemuur met een grijsachtig lijf en een schattig zwart kopje. Ook zijn handjes en voetjes en een beetje van zijn rug zijn zwart. De indri’s die we vinden willen eerst niet wakker worden, we staan zeker een half uur te wachten, en zien alleen een kopje of pootje bewegen. Eindelijk staat hij op, rekt zich uit, en hopst met heel elegante sprongen van wel 5 meter ver door het bos. In een boom verderop gaat hij zitten eten. Met zijn handjes trekt hij een tak naar zich toe, zoekt even en peuzelt dan de allerlekkerste blaadjes op. Regen of geen regen, om dit zomaar in het echt te zien, is fantastisch.
We zien ook nog en piepkleine kameleon (de kleinste die er bestaat) van 10 cm. Kameleons met hun trage, secure manier van lopen en hun bolle ogen die onafhankelijk van elkaar 360˚ kunnen draaien zijn fascinerend. Vanavond gaan we in het donker nachtdieren zoeken.

[16 juli 1997]

Ambositra

Inmiddels zijn we gearriveerd in Ambositra, wat je heel anders uit moet spreken (Amboesjt). De tocht op zoek naar de nachtdieren was erg leuk. Met een zaklantaarn door het bos lopen op zoek naar oplichtende oogjes. We zien (op het allerlaatst) de bruine muismaki, een klein beweeglijk diertje dat nog geen ons weegt, maar wel sprongen van 3 m. kan maken. We blijven nog een dag in Andasibe en gaan dan, alweer in de stromende regen in een ander nog niet officieel geopend park wandelen. We horen wel de indri’s roepen, maar zien ze vanwege de regen niet. De wandeling is desondanks zeer spectaculair: over paadjes die je nauwelijks kan zien zo dichtgegroeid zijn ze, via uiterst gladde, natte heel steile hellingen naar beneden en weer naar boven. Bij een aardig snelstromend riviertje van ong. 3 m breed blijft de gids beteuterd staan. Hij kijkt nog even om zich heen, maar meldt ons dan: “De brug is weg”. Dat zagen we wel, geeft niet, nat was het toch al.

Antsirabe

Blubberige straten in Moramanga.

Blubberige straten in Moramanga.

Vanuit Andasibe rijden we via de hoofdstad richting zuiden. We overnachten in Antsirabe, waar de receptionist van het hotel alle ‘losse’ mensen in een tweepersoonskamer en alle stellen in kamers met losse bedden indeelt. Na wat onderling geschuif komt dat allemaal goed, en met enige moeite lukt het ook nog om één handdoek per persoon in plaats van één per twee personen te krijgen. Alles lukt als je maar geduld hebt. Vlakbij Antsirabe bezoeken we twee kratermeren die erg mooi, heel diep en heel blauw zijn. Ze verkopen er ook geslepen halfedelstenen waar bijna iedereen wel iets van koopt. Eigenlijk beleef je aan de prijsonderhandelingen net zo veel plezier als aan de uiteindelijke aanschaf.

Onze gids is 17 jaar en woont in het Merina (zo heet de stam) dorpje vlakbij. De huizen zijn heel on-Afrikaans. Ze zijn gemaakt van rode gebakken steen, en meestal afgewerkt met een soort rode stuclaag van leem. Ze bestaan uit twee etages; de onderste voor de opslag, de bovenste bestaat uit één grote kamer waar iedereen leeft en slaapt. ‘Iedereen’ is gemiddeld een familie bestaande uit rond de 20 personen. Het aantal kinderen is hier schrikbarend hoog: tussen 7 en 15 kinderen is vrij normaal. Vrouwen hebben vaak ook al een aantal kinderen voordat ze trouwen, dat is geen enkel bezwaar. Zo weet de man tenminste zeker dat hij een vruchtbare vrouw trouwt, en de kinderen worden volledig als de zijne beschouwd.

[20 juli 1997]

Ranomafana

Alhoewel we toch al een flinke tijd op reis zijn, gebeuren er nog steeds zulke leuke dingen dat we nog steeds het gevoel hebben dat we nog nooit zoiets leuks meegemaakt hebben.
Vanuit Ambositra rijden we naar Ranomafana waar we weer het regenwoud intrekken. Zien we overdag al veel, de avondtocht naar de nachtdieren is echt schitterend. Echt zoeken is het niet, de gidsen spelen gewoon een beetje vals: in de boom worden stukjes banaan opgehangen, en boven een vuurtje wordt vlees geroosterd, en er worden kleine stukjes vlees uitgestrooid. We hoeven maar even te wachten en dan komt al de eerste muismaki op zijn banaan af. Het zijn zulke leuke diertjes. Ze passen met gemak op je hand, hebben een schattig koppie met grote naast elkaar staande ogen. Ze zijn zo klein dat ze bovenop het stuk banaan gaan zitten om er van te snoepen. De civetkat, (die veel kleiner is dan we dachten) komt af op de stukjes vlees en dat was ook de bedoeling. De civetkat is tamelijk schuw, en vlucht steeds vrij snel weer weg.

Als de muismaki’s al diverse keren geweest zijn, klinkt er veel meer kabaal. Een grote roodbuikmaki (ongeveer normale aapjesgrootte) lust ook wel een stukje banaan. Hij pikt gelijk het hele stuk banaan, en gaat een tak hoger lekker zitten smikkelen. Dat gaat zo door tot alle banaan op is, en hij zijn pootjes helemaal af zit te likken tot er niets meer aan zit. De roodbuikmaki is helemaal geen nachtdier, maar voor een gratis banaan blijft hij wel een uurtje langer wakker.
De roodbuikmaki’s hebben we ook al overdag gezien, net als de diadeemsifaka en de wezellemuur. Al die lemuren zijn heel leuk, als ze als pluchen dieren in de winkel hadden gelegen had ik ze vast allemaal gekocht. Ook voor de wezellemuur spelen de gidsen een beetje vals. Het is een nachtdier, en de gidsen weten waar hij overdag slaapt. Ze kloppen net zolang op zijn boom totdat hij z’n kop naar buiten steekt om te kijken welke gek er midden op de dag staat te kloppen.

Van zelf op zoek gaan naar dieren is eigenlijk geen sprake. De gidsen weten waar de dieren ongeveer zitten en als ze gevonden zijn, geven ze dat aan elkaar door. We zijn ook niet alleen in het bos: behalve onze groep is er nog een andere Nederlandse groep en een Franse groep en nog wat losse mensen, allemaal met hun eigen gidsen. Een beetje een dierentuin gevoel geeft dat wel, maar wat ons betreft, bederft dat de pret niet in het minst. Bovendien wordt er op deze manier aardig gegarandeerd dat het park en de dieren beschermd worden. Zolang dit meer oplevert dan het kappen van het bos, zullen ze erg zuinig zijn met het park. Aan het park is tevens een onderzoekstation verbonden dat onderzoek doet naar leef-, eet- en andere gewoontes van de lemuren.

Fianarantsoa

Vanuit Ranomafana gaan we naar Fianarantsoa, een soort tweede hoofdstad voor het zuiden van Madagascar. Wat ons steeds weer opvalt in steden en dorpen is het ruime assortiment wat er te koop is. Overal zien we heel veel verschillende groenten: bloemkool, wortelen, tomaten, kolen, uien, sperziebonen, heel veel soorten bonen, veel rijst, maïs, meel en noem maar op. Alles ziet er even mooi uit. We zien ook stalletjes met vlees, en overal lopen wel kippen, varkens, en zeboes (runderen). Bij straatstalletjes kan je voor tussen de 4 - 40 cent al heel wat eten (maar meestal niet geschikt voor onze Europese magen). De mensen zijn wel slecht gekleed (veel oude en gescheurde kleren), maar wij hebben de indruk dat de meesten wel voldoende te eten hebben, en ook redelijk gevarieerd en goed eten.
In Fianarantsoa blijven we één nacht, we eten er ’s avonds in het restaurant dat staat aangeschreven als het beste van Madagascar. Voor degene die nog denken dat we iets tekort komen, het menu: Uiensoep (met kaas en stokbrood), biefstuk in pepersaus met spinazie à la crème en doperwtjes en frietjes, en toe geflambeerde flensjes. Alles van een prima kwaliteit! Er zijn dagen in Nederland dat we minder eten.

Vandaag zijn we verder naar het zuidwesten gereden. Het landschap is duidelijk veranderd. We zitten nu in het drogere en warmere gebied met schraal begroeide heuvels en heel grote rotsformaties. We zien ook de eerste duidelijke herkenbare madagascarplanten als Pachypodium, Kalanchoë en heel veel verschillende Euphorbia’s.

[25 juli 1997]

Isalogebergte

Rotsen bij Ambalavao.

Rotsen bij Ambalavao.

Onze eerstvolgende langere stop na Fianarantsoa is in Ranohira. Een klein gehucht dat het uitgangspunt vormt om het Isalogebergte te bezoeken. In het Isalogebergte wandelen we ruim twee dagen rond. Het is een gebergte met zandsteenformaties die door de wind tot de meest grillige vormen zijn geërodeerd. Vooral landschappelijk is het een prachtig park. De tweede dag wandelen we in een heel smalle kloof met onderin een schitterend beekje omgeven met palmbomen, varens en nog veel meer groen. Volgens de gids hebben Adam en Eva elkaar hier ontmoet; of dat waar is weten we niet, maar op het paradijs lijkt het wel, denken we.
Echt gemakkelijk lopen doe je hier niet, we moeten voortdurend over enorme rotsblokken klauteren, die ook nog eens zo neergelegd zijn dat je af en toe griezelig grote stappen moet nemen. Toch erg leuk.

Het hotel in Ranohira heeft geen stromend water, en geen elektriciteit. maar is toch van alle gemakken voorzien. De douche bestaat uit een groot watervat, naast de Wc staat een ton water met een emmertje, en stroom komt (tot 10.00 uur ’s avonds) van een generator.
De huisregels voor de Wc staan op een groot bord in de Wc getekend, en zijn voor iedereen te begrijpen. Ik zal proberen het na te tekenen.

THANK YOU - MERCI - MISAOTRA TOMPOKO - GEDANKE - GRAZZIA - GRACIAS

Ter toelichting: het derde plaatje geeft aan dat gebruikt Wc papier in de prullenbak moet. Dat moet omdat anders de Wc verstopt raakt.

Richting zuidwesten

Vanaf het Isolagebergte zijn we verder naar het droge en warme zuidwesten gereden. Onderweg hebben we graven gezien van de Mahafaly-stam. Vrij grote bouwwerken die op een huisje lijken. Op de muren rondom het graf staan allerlei schilderingen die iets vertellen over het leven van de overledene. Verder staan er op duurdere graven een soort staven van hout, die bewerkt zijn. Bovenop deze staven (die alo-alo heten) staat ook weer een afbeelding van de overledene. De alo-alo (van hout gemaakt) kan je hier ook als souvenir kopen.
Eigenlijk bij de meeste stammen op Madagascar spelen voorouders een heel belangrijke rol. De overleden voorouders worden gerespecteerd en regelmatig om raad gevraagd, zeker in delicate kwesties. Herbegraven van doden vindt geregeld plaats. De restanten van de overledene worden opgegraven, opnieuw in doeken gewikkeld en met grote feesten (die enorm veel geld kosten, want iedereen moet ook eten en drinken, er moeten zeboes geofferd worden) weer opnieuw begraven. Soms wordt iemand na zijn overlijden voorlopig begraven, en als de familie na 3 of 4 jaar geld genoeg gespaard heeft echt begraven.
Als voorouders nog zoveel invloed hebben, is het belangrijk om ze met de nodige eer te bejegenen.

Ifaty

Baobab.

Baobab.

Wij zitten op dit moment aan de zuidwestkust in Ifaty, een gehucht van niets vlakbij Toliara (grotere plaats). We logeren hier in een soort hutjes, en vanaf ons balkon kijken we uit op een zandstrand met kokospalmen en de zee.
Vandaag is een deel van de groep met een bootje de zee opgegaan om te snorkelen. Wij hebben ons vergaapt aan de planten in het achterland. We zitten nu in de ‘spiny-desert’ ofwel de ‘stekelwoestijn’. Er staan alleen maar planten die we nog nooit eerder gezien hebben. Als je normaal planten ziet die je niet kent, dan lijken ze nog wel op iets bekends. Hier is het hele beeld van de vegetatie volstrekt nieuw en met niets bekends te vergelijken. De meeste soorten komen ook alleen op Madagascar voor en nergens anders. Voor de liefhebbers een paar namen: Euphorbia stenoclada, Adansonia fony (baobab), Didierea madagascariensis (octopustree) en een boomvormige Pachypodium.

Tijdens de wandeling zien we ook veel vogels, en ook die lijken niet op degene die we van thuis of al van Afrika kennen. Madagascar is echt anders.

[29 juli 1997]

Openbaar vervoer

Tot aan Ifaty hebben we met ons ‘eigen’ busje gereisd, dat vanuit daar weer zonder ons teruggegaan is naar de hoofdstad. Terug van Ifaty naar Toliara gaan we met openbaar vervoer. Om kwart over acht ’s morgens stellen we ons met 2 andere mensen van de groep op om te wachten op de ‘taxi-brousse’ (een meestal volgepropt busje). Over de weg komen eigenlijk geen auto’s of ander verkeer, en als er al iets langskomt, komen ze van de verkeerde kant. Om ½10 komt er (de goede kant op) een vrachtauto omgebouwd tot een soort bus. Hij zit wel ongeveer vol, maar hier kan er dan nog best een groep van 16 bij. Ik zit met één bil op een bankje, de andere hangt op een grote bagagemand. Halverwege moet ik m’n voeten (met wandelschoenen) heel stil houden: de kip van de buurvrouw is ontsnapt en wil om één of andere reden mijn broekspijp in. Rik is slechter af, die bungelt tussen de bagage in het gangpad. Vlak voor de stad moeten veel mensen uit de bus. In de stad zijn politiecontroles en dan moet het aantal mensen in de bus ongeveer overeenstemmen met het maximaal toelaatbare aantal.
Niet comfortabel, maar wel erg leuk voor een keer om te reizen met het lokale vervoer.

Fort Dauphin

Vanuit Toliara vliegen we naar Fort Dauphin, aan de zuidoostkust. Ons hotel ligt ook aan zee, en is eigenlijk erg luxe. We hebben een soort strandhuisje met een zitkamer, slaapkamer en badkamer. Daarnaast hebben we ook een berghok, maar wat we daarmee moeten weten we niet.

Vanuit Fort Dauphin gaan we naar Amboasary-park, een soort super dierentuin. De lemuren (ringstaartmaki’s en sifaka’s met een schattig zwart snoetje en een donszachte witte vacht) zijn hier zo tam, dat ze de bananen uit je hand eten. Sommige mensen vinden de handtamme apen te toeristisch, maar ik vind dieren voeren erg leuk, en deel dus zoveel bananen uit als kan. Vooral de sifaka’s zijn prachtig, zoals ze met één handje jouw hand en met hun andere handje de banaan vasthouden.
Dezelfde dag willen we ook een kijkje nemen bij de sisalfabriek. Jammer genoeg is de directeur net even weg, en verder durft niemand de belangrijke beslissing te nemen om ons toe te laten. We gaan dus onverrichterzake terug. Onderweg zien we weer heel mooie alleen op Madagascar voorkomende planten o.a. een soort bekerplant die in een soort vangbeker kleine insecten vangt, die er nooit meer uit kunnen.

Musea

Ik ben nog vergeten te vertellen dat we in Toliara eerst naar het oceanografie museum en daarna naar het gemeentemuseum zijn geweest. Het eerste museum is volgens het bordje met openingstijden gewoon open op zaterdag. Een soort bewaker vertelt ons dat het dicht is, omdat het weekend is en de ‘responsable’ er pas weer op maandag is. ’Zaterdag’ en ‘weekend’ zal dus wel heel iets anders zijn hier.
Het stadsmuseum gaat speciaal voor ons van slot. Het is een schitterend museum van niks: anderhalf zaaltje met wat bij elkaar geharkte rommel met goedbedoelde nietszeggende bordjes erbij. Het allermooiste is een tafel met ongeveer 8 - 10 boeken over de meest uiteenlopende onderwerpen. Tussen die boeken ligt een in het Frans geschreven proefschrift met als onderwerp: ‘Het ontologisch bewijs van het bestaan van God door Descartes bekritiseerd door Kant’. Zo’n museum mag je toch niet missen.

[2 augustus 1997]

Fort Dauphin (vervolg)

In Fort Dauphin proberen we met een klein deel van de groep de plaatselijke berg Pic St. Louis te beklimmen. Hij is niet heel hoog, maar wel heel steil, zodat Rik vanwege de hoogtevrees niet meegaat, ik wel. Wat nog erger is dan de steile helling, is dat de zon om half negen al staat te branden alsof hij denkt dat het 12 uur is. Na een kleine drie kwartier begint alles aan mij behoorlijk warm te lopen, en haak ik af. Veel te heet zo. De rest loopt dapper door en bereikt na ruim 1,5 uur brandende zon de top.

De laatste dag in Fort Dauphin gaan we met een bootje naar een dorpje aan het water. Van de zon hebben we geen last: de lucht is egaal grijs, de regen stort met bakken uit de lucht, en iedereen zit heel nat en een beetje koud te kleumen op het bootje. Overdrijven kunnen ze hier wel.
Ondanks de regen is de boottocht en de wandeling bij het dorpje heel mooi, met heel mooie kleine strandjes aan een schitterende zee.

Antananarivo

Vanuit Fort Dauphin vliegen we terug naar Antananarivo (kortweg Tana, de hoofdstad). Tana vinden we geen aangename stad. Op zich is de stad heel mooi gelegen (over 12 heuvels verdeeld). De criminaliteit in Tana is erg hoog en ’s avonds kan je (als blanke toerist) absoluut niet alleen over straat. Overdag word je belaagd door mensen die souvenirs proberen te slijten en staan voortdurend bedelende kindertjes naast je. Van al die smekende oogjes ga je je heel akelig voelen. Je kan ook weinig doen, geld geven is verkeerd (veel kinderen worden geëxploiteerd, en op die manier houd je het systeem in stand). Niets doen geeft ook geen aangenaam gevoel. Madagascar is niet rijk, maar in de rest van het land hebben de meeste mensen naar ons idee nog wel eten en een hutje. Hier in Tana voel je de armoede om je heen. ’s Avonds ligt de straat vol met mensen die slapen in een plastic zak of een kartonnen doos.

In Tana bezoeken we de dierentuin, die is wel erg leuk. Dankzij internationale natuurbeschermingsprojecten en andere steunprojecten is de dierentuin echt in opbouw. Ze hebben zich gespecialiseerd in de fauna van Madagascar, en de dieren zien er goed uit, krijgen het juiste voer en zijn over het algemeen goed gehuisvest. Met hulp vanuit het buitenland worden voor ernstig bedreigde dieren fokprogramma’s opgezet om ze voor uitsterven te behoeden. De dierentuin heeft ook het meest bijzondere dier van Madagascar (en misschien wel het meest bijzondere dier van de wereld): de aye-aye. Een heel bijzonder lemuur, die ’s nachts leeft, oren als schoteltjes en heel grote ogen heeft. De aye-aye is uitermate zeldzaam. Kennelijk heeft het diertje als enige individu op Madagascar een drukke agenda. Je kan hem alleen bezichtigen als je van te voren een afspraak hebt gemaakt, en zelfs dan moet je fors betalen om hem te bewonderen. We zullen het dus met de opgezette aye-aye in het museum bij de dierentuin moeten doen.

Na de dierentuin gaan we naar het kunst- en archeologiemuseum. Volgens de kit is dat vanaf half drie ’s middags tot 5 uur open, maar op het museum hangt een bordje: Geopend van 9.00 - 17.00 uur. De deur staat open, maar binnen zien we niets of niemand. Na een poosje komen we een vriendelijke meneer tegen. Hij vertelt dat het museum gesloten is, want er is geen expositie. Over 15 dagen gaat het museum weer open. Een museumjaarkaart verdien je vast niet terug op Madagascar!

Inmiddels zitten we op het vliegveld van Parijs. Gisternacht zijn we vanuit Tana vertrokken.
We hebben nog geprobeerd de terugtocht twee weken uit te stellen, maar dat is zo op het laatste moment niet te regelen. In Nederland was het ons ook niet gelukt om dat te regelen.
Binnenkort zijn we dus weer voor even thuis, en hopen we jullie weer allemaal terug te zien.
Op 6 september vertrekken we weer (voor een jaar ongeveer), maar voor die tijd denken we wel veel mensen gezien of gesproken te hebben. We logeren in Nederland gewoon in ons eigen huis.

naar volgende pagina:
volgende: 01: Centraal Azië