Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 02: Zuid Afrika, deel 1
Wereldreis, Zuid Afrika, brief 1

Wereldreis, Zuid Afrika, brief 1

[Zuid Afrika, Hermanus, 10-10-97]

Kaapstad

Afgelopen maandag zijn we vanaf Schiphol vertrokken naar Kaapstad, waar we dinsdag aangekomen zijn. Dinsdagmiddag en woensdag zijn we druk met uitzoeken wat we willen doen, en hoe we dat kunnen doen. Door Zuid Afrika reizen we met z’n tweeën en niet met een reisorganisatie, dus vervoer e.d. moeten we zelf regelen.
Als we vertellen dat we rond willen reizen, maar geen vervoer hebben, veronderstellen ze direct dat we een auto willen huren. Als we dan uitleggen dat we ook vervoer nodig hebben omdat we geen auto rijden, worden we aangekeken alsof we een soort prehistorische dieren zijn.
Uiteindelijk lukt het prima om te regelen wat we willen. We kopen kaartjes voor de Baz-bus, een bus waarbij je van te voren opgeeft waar je heen wilt, en wanneer je daar weer opgehaald wilt worden. De bus rijdt bijna elke dag, doet vaste plaatsen aan, en rijdt van Kaapstad naar Johannesburg, en via een andere route terug.

Hermanus

Gisteren zijn we vanuit Kaapstad opgestapt op de Baz-bus. Het eerste traject gaat langs de zuidkust: de tuinroute en de Karoo (weer meer in het binnenland) naar Port Elizabeth, en van daaraf naar Durban. We denken daar ongeveer twee weken over te doen.
De eerste dag Baz-bus bevalt wel: een minibusje haalt op diverse adressen in Kaapstad mensen op, en als iedereen er is, stelt de chauffeur zich voor, en vertelt onderweg van alles over wat we tegenkomen. Bij een mooi punt met uitzicht over de baai, vraagt hij of we soms een fotostop willen. Dat ben je toch niet echt gewend met openbaar vervoer.

Wij laten ons afzetten in Hermanus. Dat ligt niet echt op de route, maar de chauffeur belt naar het overnachtingsadres met als resultaat dat de eigenaresse (Marilyn) ons met de auto oppikt waar de bus ons afzet.
Marilyn rijdt niet direct naar huis. Vinden we het leuk om een wijnmakerij te bekijken? Natuurlijk. Daarna rijdt ze nog een stukje om, om ons vanaf het uitzichtpunt Hermanus, de baai en de zee te laten zien. Over vervoer op maat gesproken. Hier kan Den Besten (die was in 1997 de McManager van NS) nog heel wat van opsteken. Overigens: afstand uitstappunt bus => Hermanus: 40 km.

In Hermanus kijken we onze ogen uit. In deze tijd van het jaar is de baai vol met walvissen, en ze komen echt heel dicht bij de kust. We zien er niet één of twee, maar steeds wel vier of vijf in groepjes, en meestal zien we dan ook nog meerdere groepjes tegelijk. Ze doen van alles wat ze horen te doen: we zien enorme koppen, vinnen en staarten. Ook zien we spuiten en zien we moeders met kalfjes. Heel indrukwekkend is dat ze zo dicht bij zijn, dat je ook hun geluid (een zwaar laag geluid) kan horen. Ik wist helemaal niet dat dat kon. We blijven uren kijken, en behalve over de walvissen verbazen we ons ook over de planten en bloemen.
De planten hier (Fijnbos) zijn heel bijzonder, zelfs zo bijzonder dat biologen er een apart plantenrijk (Capensis) van gemaakt hebben. Voor de liefhebbers: kenmerkend zijn Protea’s, Erica’s (60 soorten), Composieten, Vlinderbloemigen, Brumea’s en Lelieachtigen. Voor het echte voorjaar zijn we net te laat, maar er is nog ongelofelijk veel te zien wat ik nog nooit eerder heb gezien.

Het is ook wel grappig om te vertellen over het avondeten. In Hermanus zijn ruim voldoende restaurants en ’s middags kijken we alvast wat rond. Voor zo’n 20 RD (ong. f 9,00) heb je hier een goede hoofdmaaltijd. Eén restaurant heeft een speciale aanbieding op donderdag (en dat is het): gegrilde vis met patat en sla tussen 6 en 8: twee voor de prijs van één. Lekker goedkoop natuurlijk, maar worden we nu niet al te krenterig als we op dit soort koopjes gaan lopen? Je moet van tevoren reserveren, maar we stellen dat besluit nog even uit. Terug van de walvissen en de wandeling zijn we exact om 6 uur bij het restaurant en weten we nog steeds niet of we de ‘special offer’ zullen doen. Uiteindelijk besluiten we dat het restaurant het zelf aanbiedt, er niets tegen gegrilde vis is, en vragen we of we nog kunnen reserveren voor de speciale aanbieding. Ja hoor, dat kan. Later zien we in het restaurant niemand iets anders dan de vis eten, en het is ook erg lekker. De bonnen voor de gratis Irish coffee die we op de kamer vonden, durven we niet meer in te leveren. Dat gaat ons echt te ver.

Vandaag zijn we naar een pinguïnkolonie geweest. De pinguïns zitten volop te broeden, maar vinden het prima dat je even langskomt om te kijken. Daarna hebben we een schitterende wandeling gemaakt (door het Fijnbos) in een natuurreservaat bij een botanische tuin.
Alhoewel een auto met dit soort uitstapjes erg handig is, (de pinguïns zitten 60 km van Hermanus af), heeft het niet hebben van vervoer zijn eigen charmes. Marilyn moet toch mensen naar de Baz-bus brengen, en rijdt ons eerst naar de pinguïnkolonie, en van daaraf de 6 km naar het natuurreservaat. Jan (de man van Marilyn) regelt voor de terugweg een pick-upje. Als we uitgewandeld zijn, kunnen we bellen, dan brengt het pick-upje ons voor een zeer redelijke prijs weer thuis. Leuk toch dat dat allemaal lukt.

[14 oktober 1997]

Cape Agulhas

Zaterdag (de 11e) gaan we naar Cape Agulhas, de meest zuidelijke punt van Afrika. Marilyn zou daar zaterdag met een Japanse vriendin die er logeert heen gaan, en wij mogen mee. Uiteindelijk gaan we met Jan i.p.v. Marilyn, Tobi (de Japanse vriendin), Lorraine (een kennis die toevallig in de buurt is) en wij tweeën. De tocht wordt een complete verrassingstocht. We gaan niet alleen naar de beloofde Kaap, maar bezoeken een museum over scheepswrakken in Bredasdorp, een grot die in zee uitkomt, en waar je bij laag water in kan, beklimmen de vuurtoren van Cape Agulhas, en gaan nog langs in een mooi dorpje met een watermolen. Bij de grot zijn we eerst met de lunch, maar dan blijkt het hoog water te zijn. De dame in het museum heeft bij ‘hoog water’ i.p.v. bij ‘laag water’ gekeken. Omdat Jan ons toch de grot wil laten zien, gaan we op de terugweg nog een keer langs, en dan kunnen we er inderdaad in (we houden er wel natte schoenen aan over, maar vooruit). Heel spannend zo’n grot van waaruit je alleen maar zee ziet.
Onderweg stoppen we nog bij een struisvogelfarm waar ik de struisvogels gras voer. Gras van de andere kant van het hek is altijd lekkerder. Komisch gezicht: handtamme grasetende struisvogels.

We zijn pas om half 8 ‘s avonds terug. Marilyn heeft het eten klaar, willen we soms mee-eten? We voelen ons eerst wat bezwaard, maar ze meent het echt, en bovendien is het al steeds reuze gezellig. We eten dus mee, Jan en Marilyn zijn echt reuze aardige mensen.

Graaff-Reinet

Zondag vertrekken we uit Hermanus. We gaan met de Baz-bus naar Oudtshoorn, en van daaraf met Translux (busmaatschappij) naar Graaff-Reinet in de Grote Karoo. Tenminste dat denken we. Voor de zekerheid bellen we nog even om te vragen waar de bus vertrekt. Antwoord: er gaat geen Translux-bus naar Graaff-Reinet. Maar we kunnen Intercape (ook een busmaatschappij) proberen. Een paar dagen daarvoor hebben we op het Translux kantoor in Kaapstad de tijdtabel van hun bus Oudtshoorn => Graaff-Reinet gekregen. Bij Intercape hielden ze vol niet naar Graaff-Reinet te rijden. Toch Intercape gebeld, en ja hoor ze gaan naar Graaff-Reinet, maar of er plaats is, tja dat weten ze niet. De lijst met reserveringen is mee met de bus, de chauffeur heeft wel een mobiele telefoon, maar het nummer daarvan staat op een lijst die ook niet op kantoor is.

Ruim voor tijd installeren we ons bij de Translux (!) bushalte, de bus wil nog wel eens te vroeg zijn, en niemand in de bus weet dat wij mee willen. De bus hoort om kwart voor 7 ‘s avonds te komen. Om kwart voor 7 zien we een Intercape bus, die zonder in te houden, de parkeerplaats met bushalte voorbij dendert. We zwaaien uit volle borst naar de chauffeur, maar hij is zo snel voorbij dat we niet eens kunnen zien of hij terugzwaait. We zijn ervan overtuigd dat dat onze bus was, maar spreken af dat we toch tot kwart voor 8 blijven zitten. Je weet maar nooit. Om tegen zevenen rijdt er een halfwas bus het terrein op. Even hebben we hoop, maar die gaat alleen parkeren, en is helemaal niet van Intercape. Om 5 over 7 stoppen twee mensen in een auto. Is alles oké met ons? Dat weten we eigenlijk zelf niet, en we leggen uit wat er aan de hand is. Zij verzekeren ons dat de bus altijd komt, en altijd op de halte stopt. Ze geven hun telefoonnummer; als de bus toch niet komt, moeten we maar even bellen dan komen ze ons halen, en brengen ons naar het hotel waar we met de Baz-bus afgezet zijn. Ontzettend lief. Om 10 over 7 geloven we er niet meer in, om kwart over 7 geen bus, om 10 voor half 8 nog steeds geen bus. Om 5 voor half 8 gebeurt een wonder. De Intercape bus rijdt de parkeerplaats op, stopt bij de Translux halte en gaat ook nog naar Graaff-Reinet, en wij mogen mee. Klokslag 11 uur ‘s avonds zijn we er, en keurig volgens afspraak worden we door het hotel afgehaald.

Graaff-Reinet is een monumentaal stadje met veel mooie 19e eeuwse huizen en gebouwen, maar dat zien we pas maandag. Veel gebouwen zijn volgens de Kaaps-Hollandse architectuur gebouwd. Wit gepleisterde muren, met uit Nederland afgekeken trapgevelachtige voorgevels. Het stadje doet erg vriendelijk aan. Behalve het stadje is ook het Karoo Nature Reserve de moeite waard. Eén van de hoogtepunten is de Valley of Desolation. Vanaf een berg heb je aan één kant uitzicht over de stad, en aan de andere kant over de vallei, die scherp begrensd wordt door enorme hoge gedeeltelijk weggeërodeerde dolorietzuilen.

Vandaag hebben we een wandeling door het park gemaakt. Het is een soort half-woestijn met schitterende planten. Verder zien we bergzebra’s, kleine antilopen, dassies (een soort knaagdieren) en springbokken. Springbokken zijn uitermate fascinerend. Ze lopen of rennen niet, maar bewegen zich met heel hoge verticale sprongen vooruit. Volgens de geleerden doen ze dat om roofdieren te misleiden. Als je zoveel energie over hebt dat je zo hoog kan springen, kan je vast harder lopen dan de jager. Ik heb nooit gehoord of alle roofdieren op school hetzelfde geleerd hebben. Ik hoop het maar voor de springbok.

Als het al ruim lunchtijd is, vluchten we het park uit. Dit keer worden we niet achterna gezeten door buffels, maar door het onweer. In ongeveer tien minuten is de strakblauwe lucht veranderd in een zwarte angstwekkend donkere dreigende onweerslucht, en niet veel later horen we de eerste donderslagen. Het is nog wel ver weg, maar we voelen ons niet echt lekker op de grote open vlakte. We voeren het tempo op tot topsnelheid, maar de uitgang is nog ruim 6 km lopen. Gelukkig zien we op het kaartje een hek dat wat dichterbij is. Nadeel is dat we dan op de grote weg uitkomen, en dan nog 8 à 10 km van Graaff-Reinet af zitten. We kiezen toch voor de grote weg. Dat voelt met onweer toch veiliger.

Na 20 minuten snelweg zijn we nog steeds droog, en gromt het onweer overal om ons heen, maar nog niet te dichtbij. Gelukkig stopt er dan een auto voor ons. Een surveillancewagen van de politie met twee zitplaatsen en twee stevig gebouwde agenten. Ze schikken in, zodat Rik nog ernaast geduwd kan worden. Ik mag half op schoot, klem onder het plafond. Voor nu is de politie onze beste kameraad. Ze zetten ons af in Graaff-Reinet, en echt waar, binnen 5 minuten begint het te regenen, en is het onweer ook in Graaff-Reinet. Soms heb je toch wel erg veel geluk.
Iedereen is hier verrukt van de stortbui die er valt. Er valt hier zo weinig regen, dat iedereen enorm blij is als het onverwacht zo ontzettend hard regent.

[19 oktober 1997]

Oudtshoorn

Helen Martins, Nieu Bethesda.

Helen Martins, Nieu Bethesda.

Ook ‘s nachts blijft het regenen, en onze game drive die we voor de laatste dag gepland hadden kan niet doorgaan. Door alle regen is de weg te slecht en het hek van het park gesloten. Wel maken we een uitstapje naar Nieu-Bethesda. Een lief, slaperig dorpje op het platteland, beroemd om zijn Owl-House. In het Owl-House heeft Helen Martins gewoond, en ze heeft ongelofelijk veel beelden gemaakt, met als favoriete dieren uilen en kamelen. Helen Martins leefde tamelijk geïsoleerd en heeft geen erg gelukkig leven gehad. Ze heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd (maar was toen al 78) door caustic soda te drinken. Klinkt niet echt aangenaam.
Het Owl-House maakt wel indruk op ons, het is veel meer dan een museum. Het lijkt wel of je in de beelden en in het huis nog de vrouw die ze gemaakt heeft, en die er geleefd heeft, kan voelen.
Na ons bezoek aan Nieu-Bethesda gaan we terug naar Graaff-Reinet. Het regent nog steeds, en aangezien het ook helemaal niet warm is in de woestijn nemen we warme chocolademelk. ‘s Middags reserveren we voor museumbezoek. Graaff-Reinet heeft meer dan genoeg musea.

‘s Avonds gaan we erg vroeg naar bed, want we willen (met de Intercape bus) terug naar Oudtshoorn, en die vertrekt om 3 uur in de morgen (belachelijke tijd toch). De mensen van het hotel staan er op ons midden in de nacht naar de bushalte bij een benzinestation te brengen. Wij zijn te vroeg en de bus is te laat, zodat we ongeveer 5 kwartier op het tankstation zitten. Je moet er wat voor over hebben om Zuid Afrika te zien.
Voordeel van zo vroeg opstaan is dat je een heel lange dag hebt, en we op tijd in Oudtshoorn zijn, om mee te gaan met de fietstocht. Met een busje worden we 40 km buiten Oudtshoorn afgezet. Je fietst dan terug en kan allerlei bezienswaardigheden bezoeken. De eerste stop zijn de Cango-Caves. Werkelijk prachtige grotten, maar volledig verpest door het toerisme. Met een groep van zo’n 85 man worden we door de grot geleid.
De gids wil ons laten zien hoe donker het is als al het licht uit is. Vooraf krijgen we waarschuwingen wat we moeten doen en laten in het donker. De laatste waarschuwing betreft de dames. Hebben ze wel gecontroleerd of de juiste partner naast hun staat? We komen natuurlijk niet meer bij van het lachen!
Ook de regenboogkamer is vermeldenswaard. Hij heet zo omdat het gesteente daar allerlei verschillende kleuren heeft. Dankzij rode, gele en blauwe spots op de rotsen zijn de natuurlijke kleuren absoluut niet meer te zien. Maar toegegeven, iedereen ziet de kleuren zo wel. Onze excursie duurt een uur, en een uur lang voelen we ons Toeristen met een hoofdletter ‘T’. Maar eerlijk is eerlijk: de grotten zijn werkelijk heel prachtig, en het is een gigantisch groot gangenstelsel.

Het tweede excursiepunt is een struisvogelboerderij waar je ook struisvogel kan rijden. Ook dat lijkt ons erg toeristisch en bovendien lijken struisvogels geen echte rijdieren, dus dat slaan we over. Ook het derde hoogtepunt ‘Cheetahland’, een soort dierentuin bezoeken we niet. Je wordt voor veel geld in drie kwartier door de tuin gejaagd, en voor f 11,50 extra mag je de cheetah aaien. Ik wacht wel tot ik een gewone poes zie.

De fietstocht zelf is schitterend, we rijden door een prachtig landschap. Je ervaart het landschap zo op de fiets veel directer dan vanuit de auto of een busje. We picknicken op een plekje aan een zijweg, en genieten van de rust en de ruimte om ons heen. Heel leuk dagje uit zo.

George en Knysna

Vrijdags reizen we van Oudtshoorn naar George, waar we onmiddellijk op zoek gaan naar de BMW-garage. Niet dat we besloten hebben om nu toch maar een BMW te kopen, maar om de fotocamera te laten repareren. De partsmanager van de garage repareert (volgens onze bron in Oudtshoorn) in de avonduren fototoestellen. De zoomlens (70-210) wil niet verder dan 70-135, waarom is onduidelijk. Niemand bij de garage is verbaasd dat we met een fotolens aankomen. Geoff (de partsmanager) wordt geroepen, en hij belooft er naar te kijken. De volgende morgen kunnen we de lens al dan niet gerepareerd ophalen.

Stoomtrein naar Knysna.

Stoomtrein naar Knysna.

Geoff kan hem jammer genoeg niet echt repareren. Weliswaar gaat hij nu weer van 70-180, maar voor hoelang weet niemand.
In George stappen we op de stoomtrein naar Knysna. Een rit van 2,5 uur met een gerestaureerde stoomtrein. De tocht is prachtig. We rijden langs baaien, langs mooi begroeide valleien en langs meren, en dat alles met een sukkelgangetje. Echt een geniettochtje.

In Knysna gaan we naar de ‘Heads’. De Heads is aan het uiteinde van de baai, waaraan Knysna ligt, een soort klein kaapje, met aan de overkant ook een soort kaapje. De uitgang van de baai naar zee is vrij smal. Het is een mooi punt met indrukwekkende rotspartijen, grotten, en golven die met geweld stuk slaan op de rotsen. Als we teruglopen naar het dorp stopt een mevrouw voor ons (een mevrouw met auto). Willen we soms een lift? Eigenlijk wel, de weg terug is niet bijster spannend en best lang. Ze vraagt of we al boven zijn geweest. Wij wisten niet eens dat er een boven was. Ze heeft tijd genoeg (ze komt net van haar werk, ze is manager van het restaurant waar we een ijsje hebben gekocht) en het is zonde als we het uitzicht van bovenaf niet zien. Ze rijdt naar boven en gedrieën sjouwen we boven zeker een uur rond. Het uitzicht is prachtig, en ook zij (ze heet Anna) geniet ervan.
Na het uitzichtpunt zet Anna ons af in Knysna waar ze zelf ook woont. Eigenlijk weet je niet wat het leukste is: het uitje op zich, of het feit dat een wildvreemd iemand je zomaar meeneemt om te laten zien hoe mooi de omgeving is. De mensen hier zijn echt aardig. We zijn al zo vaak mensen tegengekomen die op allerlei gebied aanbieden om iets voor je te doen. Leuk.

Vandaag hebben we een stukje buiten Knysna een prachtige boswandeling gemaakt. Heel mooi inheems bos, met een enorme soortenrijkdom. We hebben nog een klein slangetje gezien en massa’s grote duizendpoten. Aan het eind van de dag zijn we naar Plettenberg Bay (aan de zee) gereden.

Plettenberg Bay

In Plettenberg Bay blijven we twee dagen. De eerste dag gaan we naar Robberg-Island, een schiereiland uitgeroepen tot natuurreservaat, waar je kan wandelen. We lopen het hele schiereiland om, langs schitterende klifkusten (Rik met zijn hoogtevrees vindt ze wat minder schitterend dan ik), prachtige uitzichten over zee (soms aan twee kanten) en alweer mooi Fijnbos. Alsof dat nog niet genoeg is, zien we ook nog walvissen en zeehonden en overdreven gekleurde vogels.
De dag daarna gaan we fietsen. Net als in Oudtshoorn worden we weggebracht, en fietsen we terug naar huis. Van te voren vragen we aan Lucas, de ietwat vage manager van het hotel, hoever het fietsen is. Lucas weet dat wel: 10 km! We kijken elkaar aan, voor 10 km hebben we geen fiets nodig, dat lopen we wel. Maar goed, we zien wel. We gaan eerst naar Elephant Park waar ze drie olifanten (weesolifanten uit Krugerpark) hebben. De olifanten zijn heel tam, en je mag ze ook voeren. (driemaal raden wie er een zakje olifantensnoep voor ze koopt). Ze ruiken het lekkers meteen, en van drie kanten krijg ik gelijk een slurf om me heen. Leuk om echt tussen die grote beesten te staan. Over de 10 Lucas km doen we zo lang dat we onderweg ook lunchen. Doorgaans hebben we lopend voor 10 km minder tijd nodig, onze conditie is kennelijk achteruit gehold. Of zou het te maken hebben met het feit dat het busje erg veel tijd nodig had om ons via een kortere weg naar het afzetpunt te brengen? Achteraf schatten we 1 Lucas km op ongeveer 4 standaard km.

Nature's Valley

Dezelfde dag rijden we met de Baz-bus door naar Nature’s Valley. Vanaf de weg slaan we af naar het niets. In het niets slaan we een zijweg in naar nog minder niets. In dat niets (niets is hier erg groen) staat een houten huis. Daar worden we afgezet, onze slaapplaats voor vannacht. Als we aankomen is het schemerig en al gauw donker, zodat we geen idee hebben waar we zijn.

De volgende morgen gaan we op zoek naar het dorp voor boodschappen en geld wisselen. We weten niet meer zeker of we links of rechts moesten, we gokken op links. We lopen door iets wat op een bebost park lijkt met villa-achtige huizen waar we niemand zien. Na een poosje lopen, keren we maar om en gaan het dorp rechts zoeken, maar ook daar geen dorp. Uiteindelijk duurt het 1,5 uur voor we in dit gehucht van niets de winkel met ernaast het restaurant gevonden hebben. Meer is hier niet. Natuurlijk is er wel een schitterend natuurgebied (Tsitsikamma Natural Park) waar je uitgebreid kan wandelen, en daar kwamen we voor. Na nog wat gevraag en gezoek vinden we een wandelkaart en wandelroutes. Alweer een heel mooie wandeling.

Ook vandaag zouden we nog gaan wandelen in Tsitsikamma Natural Park, maar al vanaf ‘s morgens vroeg giet het van de regen, en het ziet er niet naar uit dat het nog ophoudt. Om 10 uur regent het nog steeds. De bus komt ons pas om half 7 ’s avonds halen, dus we installeren ons voor een lange leesdag in de lounge van het hotel.
Ter compensatie van het water buiten is er binnen geen water. Ze zijn bezig met de waterleiding, dus het hele dorp zit zonder water, scheelt weer douchen.

Twee Duitse meisjes die ook in het hotel logeren, vragen of wij een auto hebben. We denken dat zij vanwege de regen een lift willen. Maar nee, fout gedacht. Zij hebben een auto, en gaan naar Port Elisabeth (waar wij ook heen willen), en als we willen kunnen we meerijden. Dat is reuze aardig van ze, droog wordt het voorlopig niet, dus graag.
Zo komen we al om twee uur aan in Port Elisabeth, waar het droog is en we wel wat kunnen doen. Aardige mensen.

[28 oktober 1997]

Port Elisabeth en Durban

We hebben ondertussen een aardige afstand afgelegd. Van Port Elisabeth zijn we in één (lange) dag naar Durban gereden. In Durban zijn we alleen om te overnachten. We slapen steeds in Backpackers-hostels. Goedkope, maar praktische accommodatie: het idee van een jeugdherberg met slaapzalen, enkele tweepersoonskamers (die wij meestal nemen), een keuken waar je zelf eten kan koken en een lounge waar je kan lezen, schrijven, praten of TV kijken. De voorzieningen zijn doorgaans eenvoudig, maar meestal wel goed, behalve in Durban.

We hebben daar een zeer merkwaardige tweepersoonskamer. Ons lichtknopje zit niet in de kamer, maar op de gang. Tussen onze kamer en de gang zitten ramen (met vitrage, zonder overgordijnen, zodat je je ook op je eigen kamer niet buitengesloten voelt: Iedereen kan je zien. Voor frisse lucht wordt ook gezorgd. Het is niet zo dat het raam niet dicht kan, het hele raam ontbreekt. De voordeur staat de hele nacht open, gelukkig kan de kamer uiterst veilig op slot, want er zit een krom haakje op de deur. Op de overloop ligt iemand (volledig gekleed, zelfs met zware schoenen aan) op een matras te slapen. Een bewaker is het niet, want hij wordt nergens wakker van. Waarom hij wel daar ligt is niet duidelijk, want op de slaapzalen is nog plaats genoeg. Mogelijk leidt hij aan stapelbeddenfobie.

Kwambonambi

Van Durban zien we verder alleen iets vanuit de Baz-bus, maar wat we zien, ziet er best vriendelijk uit, ondanks de slechte reputatie die Durban heeft (meest onveilige stad na Jo’burg).
We rijden door naar Kwambonambi (in de buurt van St. Lucia en Richards Bay) in Zululand. Zondags maken we vanuit Kwambonambi een uitstapje naar St. Lucia. We gaan voor een boottocht door de estuaria. Het is de hele dag al ontzettend warm, loommakende, heel vochtige warmte (ong. 30°, in februari schijnt het hier met 100% luchtvochtigheid wel 46° te kunnen worden). Als we net op de boot zitten, slaat het weer om; het trekt dicht en wordt heel zwaar bewolkt. De boottocht is eigenlijk bedoeld om nijlpaarden en krokodillen te zien en verder veel watervogels. Het meest spectaculaire van de tocht vinden we allebei het onweer. Geweldig mooie lichtflitsen die je aan alle kanten om je heen ziet in een verder heel donkere lucht. Dieren zien we wel, maar niet veel: nijlpaarden en krokodillen zijn er niet zoveel vanwege het hoge tij, de vogels verstoppen zich vanwege het weer.

Waarom wonen nijlpaarden eigenlijk in het water? Volgens een Zuluverhaal is het als volgt gegaan: toen God het nijlpaard schiep had hij al veel werk gedaan, en het nijlpaard werd daardoor wat slordig afgewerkt. Dik en log met een groot hoofd met kleine oortjes en korte pootjes. Het nijlpaard, dat toen nog op het land leefde, werd door alle andere dieren hiermee geplaagd. Het nijlpaard ging terug naar God, en vroeg of hij in het water mocht wonen, zodat niemand hoefde te zien hoe lelijk hij was. God vond dat niet zo’n goed plan, zo’n groot beest zou alle vis uit het water opeten. Maar als het nijlpaard daar een oplossing voor bedacht mocht het.
Twee dagen later kwam het nijlpaard terug bij God, en beloofde dat hij niet van de vis zou eten, maar ’s nachts als niemand hem kon zien aan land zou komen om daar van het gras te eten. Alle andere dieren mochten controleren of hij zich daar aan hield. En zo gebeurde het. Niemand heeft daarna het nijlpaard nog geplaagd.
En weet je waarom het nijlpaard het geluid maakt (een soort gehonk) dat hij maakt? Hij lacht, hij zegt: “Ha, ha, ik woon in het water, en daar moeten jullie van drinken!”

Zebra tijdens de wandeling.

Zebra tijdens de wandeling.

In Kwambonambi blijven we een paar dagen, er is veel te zien en te doen. Gisteren zijn we naar een klein natuurpark 16 km buiten Kwambonambi geweest. Dat park is alleen te voet toegankelijk. Tijdens de wandeling zien we veel meer dieren dan we zomaar midden op de dag verwachten: antilopen, giraffen, zebra’s, wildebeest, apen en vogels. Er zitten ook nijlpaarden en krokodillen, maar die komen we niet tegen (hoeft ook niet van dichtbij). Het blijft een enorme sensatie om zomaar lopend oog in oog met een giraffe, of een zebra te staan, heel anders dan een autosafari. Je ziet ze ook echt van dichtbij. Ook het feit dat je toch heel alert bent op krokodillen en nijlpaarden maakt het heel apart.

Vandaag zijn we naar Umfolori- en Hluluwepark (je zegt Zloeloewe) geweest. Eén van de oudste parken van Zuid Afrika, en beroemd vanwege de grote aantallen neushoorns. We zien er werkelijk heel veel dieren, waaronder nyala’s (antilopesoort) die we nooit eerder gezien hebben, en op zijn minst wel 30 witte neushoorns. Ook zien we de trompetter-neushoornvogel. Die is ook voor hier heel bijzonder.
We hebben ondertussen al aardig wat wildparken gezien, en misschien wordt het wel saai om over te lezen. Om er te zijn en alles te zien blijft voor ons nog steeds ontzettend leuk.

[31 oktober 1997]

Swaziland

We zijn ondertussen niet meer in Zuid Afrika, maar in Swaziland, al heel lang een zelfstandig koninkrijk. Aan het begin van deze reis waren we echt overal in een zeer geciviliseerd land. De laatste anderhalve week zijn we meer op het platteland, en hebben we het gevoel in Afrika terug te zijn. Het landschap is een tijdje vrij vlak geweest met veel suikerriet en productiebossen (geïmporteerde Eucalyptus en dennen). In Swaziland zien we wat meer bergen.

Onze eerste stop in Swaziland is Mlilwane Nature Reserve, waar we in het park zelf overnachten. We arriveren in het donker, en hebben eigenlijk geen idee waar we zijn. Buiten rondkijken ’s avonds kan niet, dat is te gevaarlijk met de nijlpaarden. Bovendien zouden we ook niet weten waar we in het stikdonker heen zouden moeten.
De volgende dag (gisteren) doen we alles wat in het park te doen is: we wandelen van ons hostel naar het Main Camp, we maken een wandeling met een gids, en ik ga paardrijden. We zien heel wat dieren: nyala’s, zebra’s, impala’s, blesbokken (hebben we nooit eerder gezien) en heel veel gezellige wrattenzwijnen.
De gids is erg aardig, wijst alle grote dieren aan, en ziet daar ook veel van. Alle vogels kleiner dan een struisvogel negeert hij systematisch. Hij wacht wel geduldig tot wij uitgezocht zijn in de vogelgids, en knikt vriendelijk als we het plaatje laten zien. Wel laat hij ons het hol van het wrattenzwijn zien, ook leuk.

Aan het eind van de dag gaan we nog met een jeep een game drive maken, en vanaf een hoog punt van een mooie zonsondergang genieten. Daarna kijken we op uitnodiging van de manager naar de traditionele dansen (de manager doet zelf mee). De manager himself brengt ons daarna veilig terug van het Main Camp naar ons hostel.

Vandaag zijn we in Mbabane, de hoofdstad van Swaziland. Enerzijds is Mbabane, met alle drukte en handel op straat heel Afrikaans, anderzijds zitten we nu in een Hoog Catherijne-achtig centrum koffie te drinken.

naar volgende pagina:
volgende: 03: Zuid Afrika, deel 2