Wereldreis, Zuid Afrika, brief 2
[Zuid Afrika, Johannesburg, 8 november 1997]
Kalahari-Gemsbok Park
Hoog tijd om weer te schrijven. De vorige brief is al meer dan een week geleden op de post gegaan in Mbabane (hoofdstad Swaziland). Verleden week zondag zijn we vanuit Mbabane naar Jo’burg gereden. Daar willen we eigenlijk helemaal niet komen. De stad staat als erg onveilig aangeschreven en ook de Zuid Afrikanen zelf waarschuwen je voor de stad. Reden dat we er toch zijn, is dat we een trip van 6 dagen geboekt hebben naar Kalahari-Gemsbok Park dat in Jo’burg begint en eindigt. We lopen niet echt veel risico: heen zet de Baz-bus ons voor de deur van het hostel af. Het is dan zondagmiddag half 5, dus enige reden om de deur nog uit te gaan is er niet. Het busje naar Kalahari komt ons ’s morgens (de volgende morgen) om 6 uur ophalen.
Op de terugweg gaat het omgekeerd. Het busje heeft ons voor de deur afgezet, morgenochtend haalt de Baz-bus ons weer op. Een gedetailleerde beschrijving van de bezienswaardigheden in Jo’burg zal ik jullie dus niet kunnen geven. Wij zijn alleen op en neer naar de buurtsupermarkt geweest en dan ook nog in een voorstad.
De tocht naar Kalahari-Gemsbok Park (KGP) is werkelijk schitterend. KGP ligt op de grens met Namibië en Botswana en loopt ook door in Botswana (2/3 deel in Botswana, 1/3 deel in Zuid Afrika). Vanaf Jo’burg is het nog een heel eind rijden: ruim 900 km tot Uppington en vanaf daar nog 260 km tot aan het park.
Lloyd komt ons ophalen en is voor de komende dagen onze chauffeur, onze reisleider, kok en natuurgids. We rijden vanaf Jo’burg eerst naar Uppington waar we nog twee mensen oppikken (die komen uit Kaapstad, 11 uur rijden met de nachtbus). Inclusief Lloyd zijn we dan met z’n zessen, een fijne overzichtelijke groep.
De eerste nacht overnachten we in Augrabies Park, ook een natuurpark met mooie waterval. We zijn nog net op tijd om de zonsondergang bij de waterval te zien. De waterval is mooi, maar het meest spectaculaire is wel de kloof waar de waterval en de rivier in loopt. Een heel mooie, smalle diepe kloof in een verder bijna vlak landschap. Ook het laatste zonlicht op de rotsen, dat de rotsen helemaal rood kleurt is prachtig.
De volgende morgen maken we een wandeling langs de kloof naar een uitzichtpunt van waaraf je recht de kloof in kan kijken. Het blijft verbijsterend, het vlakke landschap en dan opeens de steile kloof met de waterval en de rivier. Ondanks dat we om 8 uur gaan lopen is het al behoorlijk warm. Overdag is het hier rond de 38° en dat is warm, heel erg warm. Lloyd heeft nog twee andere mensen opgepikt in Uppington en met z’n achten gaan we richting Kalahari.
KGP is een halfwoestijn: heel droog, soms regent het één of twee jaar niet. De vegetatie bestaat vooral uit droge heide-achtige grassen, doornige struiken en acaciabomen (hier en daar een boom). De rivier bestaat uit een droge bedding, de laatste keer dat er water in stond was in 1934!
We blijven drie dagen in het park en zien ongelofelijk veel. Alleen dieren die zich aan de droogte aan kunnen passen, kunnen hier leven. Olifanten, nijlpaarden of krokodillen vind je hier niet. De koning van het park is de gemsbok. Een grote antilopensoort met heel lange rechte horens en een schitterende zwart wit getekende kop. De gemsbok is echt zuinig met water. Om te voorkomen dat hij vocht verliest aan zweet, kan hij zijn lichaamstemperatuur op laten lopen tot boven de omgevingstemperatuur. Zelfs tot temperaturen die voor andere beesten fataal zijn. Daarnaast beschikt hij over een mechanisme om zijn bloed te koelen voordat het naar zijn hersenen gaat om oververhitting van de hersenen te voorkomen. Zijn urine is uitermate geconcentreerd om ook daaraan geen vocht te verliezen. Hij zal zelf wel niet zoveel over lichaamstemperatuur e.d. na hoeven te denken, maar knap is het wel.
Neushoornvogel.
De game drives in het park doen we met het busje, met alle ramen open, en meestal niet op het allerheetst van de dag. Zelfs stilzittend verliezen wij liters vocht, wat je door de droge lucht nauwelijks merkt. Alleen als je je arm op je broek legt of iets dergelijks worden arm en broek gelijk nat. De rest van het zweet droogt direct op. Ook na bijna 4 liter vocht blijf je dorst houden. Ik zou geloof ik maar nachtdier worden in de Kalahari.
Al zien we alle dagen erg veel (leeuwen, gemsbok, springbok, hartebeest, cheetahs en massa’s vogels, vooral roofvogels), de laatste dag is wel het meest spectaculair.
Vlak langs de weg zien we leeuwen eten van het wildebeest dat ze gevangen hebben. In totaal zijn er vier leeuwen: vrouwtjes en een jong mannetje. Als wij aankomen is de leeuw uitgegeten, hij ligt verderop onder een boom. Het laatste vrouwtje doet zich tegoed aan het wildebeest. Ze is zo dichtbij dat je haar hoort knagen op de botten. Rondom liggen en zitten jakhalzen te wachten tot ze klaar is. Op een afstandje drentelen 6 hyena’s nerveus rond.
Na een poosje is de leeuwin uitgegeten. Ze staat op en loopt weg. De jakhalzen komen gelijk overeind en dichtbij, maar de leeuwin draait zich om, en loopt terug. De jakhalzen druipen af. Ze komt niet echt terug, maar treitert nog een paar keer de jakhalzen door zich om te draaien, en net te doen alsof. De jakhalzen schieten steeds weg als ze dreigt terug te komen. Uiteindelijk loopt ze echt weg en kan het feest voor de jakhalzen beginnen. Met z’n 21-en rukken en trekken ze aan de resten, met veel geblaf en gegrom naar elkaar.
Uitermate behoedzaam komen de hyena’s dichterbij, op hun hoede voor de leeuwen. Leeuwen en hyena’s hebben een ontzettende hekel aan elkaar, en een leeuw zal een hyena ook doden als hij de kans krijgt. De voorste hyena weet het wildebeest te bereiken, de jakhalzen wegjagend. Hij grijpt de ribbenkast (van het wildebeest) en holt daarmee (voorzover hem dat lukt met die zware last) naar een veiliger plek. De tweede hyena probeert de rest van het wildebeest weg te slepen, maar dat is te zwaar.
De jonge leeuw komt ondertussen aangelopen, niet om te eten, maar om de hyena’s weg te jagen, die onmiddellijk op de vlucht slaan. Een paar zijn met de ribbenkast-hyena mee. De leeuw eet niet, maar staat even imposant te wezen bij de prooi. Even later gaat hij vlakbij liggen. Het spel daarna tussen hyena’s en leeuw is schitterend. De hyena’s die voortdurend oprukken, maar niet verder durven als de leeuw dreigend naar ze kijkt, en de leeuw die de zaak volledig onder controle heeft, dichtbij de prooi en de hyena’s onder de duim. De jakhalzen maken dankbaar gebruik van de situatie, zij kunnen weer rustig eten. Om hun maakt de leeuw zich niet druk, ze lijken te onbelangrijk. Vanuit een boom zit een adelaar toe te kijken of er voor hem nog wat over schiet.
De hyena’s zijn afgedropen, de leeuw is weer wat verderop gaan liggen, steeds meer jakhalzen zijn uitgegeten en de adelaar is weggevlogen. De film lijkt te zijn afgelopen, dus uiteindelijk vertrekken wij ook.
Niet alles in het park is even groot en spectaculair. Als we stoppen om te eten, komen de wevervogels kruimeltjes brood uit de hand eten. Ook een klein gestreept muisje komt broodkruimeltjes halen. Ik geloof dat het overbodig is om te zeggen dat we wel genoten hebben van het park.
Lloyd is ook geweldig. Hij weet enorm veel van het park en de dieren, ziet vreselijk veel onderweg, treedt kordaat op als reisleider als dat nodig is, en kookt erg goed. En dat terwijl hij pas 20 is. Grote pluim voor Lloyd, echt een van de beste gidsen die we gehad hebben.
[12 november 1997]
Sani Lodge
Jo’burg zijn we inmiddels veilig weer uit. Het duurde nog even voordat we echt weg waren. De chauffeur is nieuw en weet de weg niet. Om van een hostel op 500m afstand bij ons hostel te komen, heeft hij maar liefst 40 minuten nodig. Hij is ondanks de heldere uitleg de verkeerde kant opgereden. Ik voel wel met hem mee. Gelukkig kan hij Durban, waar we naar toe moeten wel vinden. In Durban zitten we in een ander hostel dan op de heenweg van Kaapstad naar Jo’burg. Dit hostel is een stuk beter. Opvallend is dat ook nu (net als vorige keer) het lichtknopje voor onze kamer op de gang zit, misschien moet dat wel in Durban.
Vanaf Durban reizen we naar de Zuidelijke Drakensbergen. Een ingewikkelde reis: De Baz-bus brengt ons naar Kokstad. Vanaf Kokstad moeten we met een bus naar Underberg (10km). In Underberg moeten we naar het hostel (Sani Lodge) bellen, die ons dan op komt halen voor de laatste 20 km.
De chauffeur van de Baz-bus dropt ons om half 1 op de plaats waar de bus naar Underberg stopt. Geen echte bushalte, gewoon langs de kant van de weg. De bus komt om twee uur, dus we hebben tijd genoeg. We gaan even Kokstad in, maar het is geen stad om over naar huis te schrijven, weinig bijzonders. Om 10 voor half 2 installeren we ons met bagage in de buurt van de bushalte. We zijn met z’n vieren, wij + een stel (meisje uit Durban, jongen uit Nieuw Zeeland).
Om 2 uur is er nog steeds geen bus, maar we maken ons niet ongerust, bussen zijn hier altijd te laat. Om beurten staan we op de uitkijk naar de bus, en om 10 voor half 3 knikt de Nieuw Zeelandse jongen: de bus komt eraan.
Ik buk om mijn rugzak te pakken, en als ik weer overeind kom zegt Rik: “Hij is al voorbij”.
Zonder enigszins in te houden is de bus ons met zo’n 50 km/uur voorbij gereden. De enige manier om hem te laten stoppen zou geweest zijn om dwars over de weg te gaan liggen, maar dat is tamelijk risicovol. We kennen het doorrijden zonder inhouden nog wel van Oudtshoorn. De eerste bus reed voorbij, de tweede bleek pas onze bus te zijn. We blijven dus nog wachten, en besluiten om kwart voor 3 naar de Sani lodge te gaan bellen voor hulp.
Er komt geen bus, dus Rik gaat bellen. Ook niet eenvoudig, de telefooncellen vlakbij zijn stuk, bij het postkantoor (een eind verderop) werken twee van de acht cellen, dus daar wil iedereen bellen, en er staat een lange rij. Ik blijf volledig immobiel achter, met twee grote rugzakken, een dagrugzakje en een tasje met wat eten en drinken voor onderweg. Als de bus nu alsnog komt moet ik Rik weer op zien te vissen bij het postkantoor.
Volgens Sani Lodge rijdt de bus nooit voorbij, maar ze zullen proberen vervoer voor ons te regelen, en of Rik straks even terug kan bellen. Het antwoord van de lodge is positief: vanuit Underberg gaat iemand op pad om ons op te pikken. Hij heeft volgens zeggen anderhalf uur nodig om naar Kokstad te komen en pikt ons bij een hotel op. We installeren ons in de hal van het hotel en gaan opnieuw zitten wachten. Na twee uur is Sandy er, en kunnen we op weg naar Sani Lodge. Op deze dagen komt een mens nog eens aan lezen toe!
We komen om kwart voor 7 aan in Sani Lodge, dat helemaal geïsoleerd aan de voet van de Sani Pass ligt. Er is alleen één hostel op 1 km afstand. Avondeten hebben we niet bij ons; de lodge adverteert met ‘3 maaltijden per dag te verkrijgen’. Het eerste bordje dat we zien deelt mee dat avondeten een dag van te voren of uiterlijk ‘s morgens vroeg besteld moet worden. Dat halen we niet meer vandaag. Gelukkig heeft Russel (de man van het hostel) nog één portie eten voor ons samen over. Omdat de sla al op is, mogen we elk een toetje: een punt chocoladetaart. Vinden we geen slechte ruil, en samen met het stuk pizza hebben we ruim genoeg.
Lesotho
Sandy blijkt de volgende morgen met een groep mensen van de lodge voor 2 dagen op pad te gaan. Eerst naar de Sani Pass, de grens met Lesotho en dan Lesotho in. Daar overnachten ze, en dan de volgende dag terug naar Sani lodge. Dat klinkt wel goed, dus wij gaan mee.
Met het weer hebben we dit keer niet echt geluk: zwaar bewolkt, eerst miezerregen, later harde regen en soms opeens helder. De weg naar de Sani Pass is spectaculair: alleen berijdbaar met een 4 wheel-drive auto, ongelofelijk grote keien, beekjes over de weg en heel erg steil. We klimmen 1300 m in 6,5 km. Voorzover we iets van het landschap kunnen zien (als de mist even minder is) doet het denken aan Schotland: allemaal ongeveer even hoge bergen, die een grasachtige lage begroeiing hebben. Over de Sani Pass zelf kunnen we weinig vertellen. Het zicht op de pas haalt de 20 m nog niet. In de pub die er is drinken we koffie en bekijken we de foto’s, kunnen we toch nog zien waar we zijn!
Herder Lesotho.
Lesotho is heel anders dan Zuid Afrika en ook heel anders dan Swaziland. We zijn opeens weer terug in het arme deel van Afrika. Overal hutjes, kleine stukjes landbouwgrond en vee. Het landschap blijft op Schotland lijken, we rijden in Lesotho nog steeds in de Drakensbergen, een hoogvlakte die 190 miljoen jaar geleden gevormd is en waarin zich dalen en valleien gevormd hebben. De toppen zijn ongeveer allemaal even hoog en net boven de 3000m. Op veel plaatsen zie je ook hier dat het land te intensief gebruikt is: overbegrazing, weinig bemesting en veel erosie. Ook de kindertjes zijn weer Afrikaans. Ze roepen “Give me a sweet” of “Give me money”, en wij worden soms weer gevraagd hoe we heten. Meer Engels spreken ze niet.
Het dorpje waar we overnachten, in de buurt van Mokhotlong (maar dat zegt ook niets) heeft geen winkel, geen stroom en ook verder niets behalve het guesthouse. ‘s Avonds brandt in de zitkamer en de keuken een klein TL-balkje op een generator. In de slaapkamer hebben we een kaars.
Lesotho is een heel arm land, en kan ook niet voorzien in zijn eigen voedselbehoefte. Ze zijn nu bezig met een grootschalig project voor waterenergie (stuwdammen en –meren) waarvan vorig jaar de eerste fase gereed is gekomen. Doel is om stroom aan Zuid Afrika te kunnen leveren, en zo economisch in een betere positie te komen. Of alle vijf geplande fasen gerealiseerd worden, is nog de vraag.
Laatste bijzonderheid over Lesotho: Lesotho heeft het hoogste laagste punt ter wereld (1000m). Dat is een lastige, hè!
Op de terugweg van Lesotho naar Sani Lodge gaan we via Mokhotlong (je zegt Mohotloo), de meest oostelijke handelsplaats van Lesotho. De supermarkt/warenhuis heeft werkelijk alles: zeeppoeder, houdbare melk, meel, chips, kleding, dekens, pannen, zadels (er zijn erg veel paarden in Lesotho, het is van oudsher een paardrijdend volk), kruiwagens en lijkkisten. Verder is het stadje heel Afrikaans: harde muziek, veel mensen op straat, die zo op het oog schijnbaar doelloos rondhangen.
Overal, in de kit, in de lodge, in folders over de Drakensbergen, lezen we waarschuwingen voor als je gaat lopen. Het weer in de bergen kan bedrieglijk snel omslaan. Hoe snel dat gaat, geloof je pas als je het gezien hebt. Om half 7 staan we op, de lucht is egaal grijs en het onweert. Tussen half 7 en half 8 valt er drie keer een stortbui, terwijl tussendoor de zon schijnt. Ik kan zo doorgaan tot half 7 vanavond, maar dat is waarschijnlijk niet interessant om te lezen. Maar ‘wisselvallig’ is een term die hier zeker op zijn plaats is. Als je met zonnig weer stopt voor de lunch, kan het alweer gieten van de regen als je uitgestapt bent en de autodeur dichtslaat, en dat is echt niet overdreven.
Vandaag kunnen we tussen de mist en de wolken door wel iets zien op de Sani Pass, mooi uitzicht.
[17 november 1997]
Kaapstad
We zijn weer terug waar we begonnen zijn: Kaapstad. De route terug van Sani Lodge naar Port Elisabeth is gesmeerd verlopen, en dus niet de moeite waard om te beschrijven. In Port Elisabeth blijven we alleen overnachten. De volgende dag gaan we door naar Kaapstad. Een lange rijdag van 15 uur. Als we om 10 uur ‘s avonds bij ons hostel aankomen, blijkt de 2-persoonskamer die we gereserveerd hebben er niet te zijn: mensen die weg zouden gaan, zijn niet weggegaan. Uiteindelijk regelen ze toch iets voor ons tweeën, een kamer met een stapelbed. 'Kamer' is een optimistische uitdrukking, voor wat eigenlijk een ruime kast is. Het stapelbed past precies in de lengte in de kamer, daarnaast is nog net een halve meter over. Aangezien de deur naar binnen open gaat, moeten we één voor één de kamer in. Het lichtknopje zit op de gang; zeker in verband met ruimtebesparing.
We hebben nog een paar dagen ‘overgehouden’ om in Kaapstad wat te kunnen doen. Gisteren zijn we naar de botanische tuin geweest. De tuin ligt een stuk buiten de stad, en je kan erheen met de zogenaamde ‘hopper-heritage-bus’. Die bus doet een stuk of vijf voor toeristen interessante punten aan (museum, botanische tuin en kasteel e.d.), en rijdt eens in de twee uur.
De bus komt ongeveer 20 minuten te laat, maar dat zijn we van hier al gewend. Waar we nog niet aan gewend zijn, is onze buschauffeur. De buschauffeur maakt op z’n hoogst de indruk zwakbegaafd te zijn. Bijna alle passagiers willen niet alleen heen, maar ook terug met de bus, en willen dus (zoals in de busfolder staat) een retour. Onze chauffeur, die wat ongearticuleerd praat, weigert retours te verkopen. Je kan een enkeltje kopen, en daarmee basta. Aangezien het qua prijs niet uitmaakt, legt iedereen zich schouderophalend bij deze nieuwe huisregels neer.
Wat ernstiger is, is het rijden van de chauffeur. Zelfs wij horen dat de bus giert, omdat hij in de verkeerde versnelling staat. Schakelt hij wel terug of door dan merken we dat goed: De bus komt dan bijna tot stilstand, en schiet daarna opeens met een hik naar voren. Bij stoplichten staan we ver over de streep pas stil, en minstens één stoplicht passeren we terwijl het luid en duidelijk op rood staat.
Onderweg krijgen we ook nog controle. We kunnen gelijk zien dat we met het gezag te maken hebben. Op zijn pet staat ‘Inspector’. Voor het overige komt hij niet veel verder dan de chauffeur, en ook samen komen ze niet uit de ‘enkeltjes - retour’ vraag. Complimenteus is ‘Inspector’ wel. Als Rik onze kaartjes laat zien, zegt hij “Thank you, young man”. Dat zeggen ze toch niet meer elke dag!
Tot onze verbazing komen we zonder te verongelukken aan bij de botanische tuin.
Op de terugweg blijken we een andere chauffeur te hebben, waardoor we een stuk geruster terugreizen met ons tweede enkeltje.
Vandaag, onze laatste echte dag, hebben we een tocht gemaakt over het schiereiland waar Kaapstad op ligt. Het zuidelijke deel van het schiereiland wordt in beslag genomen door het natuurreservaat rondom Kaap de Goede Hoop, met heel mooi Fijnbos. We stoppen in de buurt van de vuurtoren, en wandelen daar wat rond, en lopen vervolgens naar Kaap de Goede Hoop. Heel mooie uitzichten over de klifkusten en de zee, en heel mooi indrukwekkend hoge golven.
Pinguinkolonie.
Met de Afrika reisgroep zijn we ook naar Kaap de Goede Hoop geweest, maar toen was de groep, en ook wij, niet echt in de stemming. Bovendien ging alles veel te gehaast, nu hebben we lekker rond kunnen lopen, en we bezoeken ook meer dingen. Terug stoppen we vlakbij Simons Stad bij een pinguïnkolonie. Het zijn dezelfde soort pinguïns als die we aan het begin van de reis in de buurt van Hermanus hebben gezien. Het leuke is dat ze toen druk in de weer waren met eieren die net uitkwamen. Nu zijn de kuikens al opgegroeid tot pubers, die bezig zijn hun dons te verwisselen voor echte veren.
Het is bijna hoog water als we bij de pinguïns zijn, en de kuikens worden nogal eens verrast door de golven die ze niet verwacht hadden. Ze verliezen dan hun evenwicht, en struikelen het strand op, een erg lachwekkend gezicht.
Wat nog lachwekkender is dan de pinguïns, is een Spanjaard. Hij springt naar achteren voor een hoge golf, botst tegen een mevrouw op, verliest zijn evenwicht en valt in het water. Hij is van top tot teen nat. Sommige dingen zijn leuker om van anderen te zien, dan zelf mee te maken.