Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 03: Cochin naar Jaipur
Wereldreis, India en Nepal, brief 3

Wereldreis, India en Nepal, brief 3

[Belur, 9 januari 1998]

Cochin

De vorige brief ben ik geëindigd met oud en nieuw in Kovalam. De brief is op zondag op het postkantoor van Cochin gepost, en keurig gestempeld. Twee mensen hebben kennelijk zondagsdienst: één verkoopt de postzegels en stempelt onze brief, de ander ligt met zijn hoofd op het bureau te slapen.

Visnetten Cochin.

Visnetten Cochin.

In Cochin gaan we naar een dansvoorstelling die specifiek voor de staat Kerala is: Kathakali dansen. Voordat we naar de voorstelling gaan, bekijken we eerst het grimeren. De dansers krijgen heel groene gezichten met (met lijm vastgeplakte) afstaande witte kragen over wang en kin, een grote rode mond en nog extra geel op hun voorhoofd. De voorstelling begint met een inleiding. De meester van het Kathakali dansen laat zijn perfecte spierbeheersing zien. Hij trekt wenkbrauwen op, rolt razendsnel zijn ogen heen en weer in zijn kassen, trilt met zijn wangen en schudt met zijn schouders. Daarna volgt de serie dieren: olifant. leeuw, pauw en tenslotte de serie emoties: angst, woede, liefde, verbazing etc. Dit alles demonstreert de meester zittend op een stoel, waarbij alleen gezicht en armen en vooral de handen bewegen. Kinderachtig, maar bij de serie ‘dieren’ begint de ‘meester’ op onze lachspieren te werken. Zo’n grote dikke kerel, die koket kijkend, en met flapperende handen een pauw nadoet. Samen verzinnen we hoe het ‘konijntje’ eruit moet zien, maar helaas, de meester doet geen konijntje.

Na de inleiding wordt het verhaal verteld dat tijdens het dansen (de echte voorstelling) uitgebeeld gaat worden. De echte voorstelling met de mooie geschminkte dansers, de kostuums en de enorme kroon van de ene danser (er zijn er twee) is echt leuk om te zien. Het ‘dansen’ bestaat uit gezichtsmimiek, ingenieuze handbewegingen en af en toe een stamp. De originele voorstellingen duren 8 à 10 uur. We vinden het niet erg dat de onze ingekort is tot anderhalf uur, en in praktijk nog wat korter duurt, omdat het licht uitvalt. Leuk dat het verhaal van te voren verteld is, maar een verband tussen dans en verhaal hebben we niet ontdekt. Zeker waard om een keer meegemaakt te hebben, maar één keer is voor ons ook wel genoeg.

Cochin bestaat eigenlijk uit stadjes op diverse eilanden, en de stadstour doen we ook per boot. Met de boot maken we nog een tochtje naar het achterland en bekijken daar het kokosfabriekje. Daar verwerken ze kokosvezels tot bruikbare dingen.

Ooty en Mysore

Vanaf Cochin gaan we naar Ooty (de volledige naam is Ootacamund of Udhagamandalam). Ooty is een in de bergen gelegen oude vakantieplaats van de Britten, De rit ernaartoe is ook prachtig. Het laatste stuk gaan we met een treintje, en klimmen we de bergen in naar 2200m. De Britten waren zo gek nog niet om zo hoog hun vakantieplek te kiezen. In Kovalam en Cochin is het zeker 30 à 35 graden (en het is nu winter) bij ong. 100% luchtvochtigheid. In de zomer is het daar dus echt niet te harden. Wij hebben ‘s avonds in Ooty de vesten en de open haard aan!

In Ooty stuiten we bij toeval nog op een mooie processie. Vooraan een man met een soort vlag, daarna paarden, gevolgd door een muziekkorps. Daarna komen de praalwagens met in de eerste een mooi versierde mevrouw, in de tweede het beeld van de witte Godin uit de tempel, en in de laatste mensen met glitterende platen en andere glanzende spullen. De Godin zit in een bad met stomend water, en zo nu en dan worden handenvol rood poeder gestrooid. We proberen de achtergrond van de processie te achterhalen, maar dat valt niet mee. Eén iemand vertelt: ‘geen vader, geen moeder, geen familie’, dus denken we aan wezen. Een ander legt uit: ‘alleen vrouwen’, daarna krijgen we de uitleg: ‘vrijgezel’. Echt vatten doen we het niet, maar één ding is zeker: het heeft iets van doen met incomplete gezinnen.

Na Ooty gaan we richting Mysore, waar we de tempel op de heuvel (meer dan 1000 treden eerst op- en daarna afgeklommen!) en het paleis van de Maharadja bekijken.
Het paleis is prachtig, maar wel gebouwd voor iemand met grootheidswaanzin. Alles in het paleis is even duur, en ongelofelijk groot: dakramen (groot) met gekleurd en bewerkt glas, enorme hallen met onvoorstelbaar veel pilaren, marmeren vloeren, zeer gedetailleerde bewerkte houten deuren en plafonds, etc. etc. Een iets eenvoudiger paleis, en heel India had voor het uitgespaarde geld naar school gekund en ingeënt kunnen worden tegen alle standaardziektes.

Goa

Ook Mysore hebben we achter ons gelaten. Vandaag en de komende twee dagen zijn we onderweg naar Goa. Vandaag hebben we de trap in Mysore dunnetjes overgedaan in Shravanabelagola: 600 treden naar een Jaïn-tempel met een gigantisch groot beeld van de tempelgod.

[17 januari 1998]

Vandaag in Bombay post gehaald. Alle (trouwe) briefschrijvers heel erg bedankt. We genieten van al jullie verhalen van thuis. Blijf vooral allemaal aan ons schrijven, we kijken echt uit naar jullie post. Zelf moet ik ook weer nodig schrijven over hier. Na mijn ‘postuitstapje’ in Bombay, zal ik de route weer in volgorde oppakken.

Tijdens de rit naar Goa bezoeken we in Halabid en Belur twee Hoysala tempels met een ongelofelijke hoeveelheid beeldhouwwerk: dieren, goden, mythische figuren en uitbeeldingen van verhalen over de Goden. Het Hindoeïsme spreekt wel tot de verbeelding. Wat te denken van de afgebeelde olifantensmijter (officiële naam vergeten). Die is zo sterk dat hij met olifanten kan gooien (en ze dan om een onduidelijke reden doodgooit). Om aan te geven hoeveel olifanten hij wel niet kan verwerken is boven de stapel weggesmeten olifanten een rij wolkjes te zien. Zo hoog is de stapel al.

Ook het veelvuldig afgebeelde mythische beest (naam ook vergeten) samengesteld uit zeven dieren spreekt wel aan. Hij heeft de bek van een krokodil, de slurf van een olifant, poten van een leeuw, staart van een pauw, oog van een aap, oren van een varken of paard, en lijf van een paard of varken (weet niet zeker wat varken en wat paard is). Aan een tekening waag ik me maar niet.

Na de derde rij- en uitstapjesdag bereiken we Goa om kwart voor 7 ‘s avonds. Als we op de kamer komen, blijkt die nog niet gedaan te zijn. De moeder van de eigenaar logeert er, en moet nu voor ons van de kamer af. Na de nachten wildkamperen willen we graag een douche, dus we proberen wat haast te zetten achter moeders verhuizing en de schoonmaak, en het resultaat mag er zijn. Na 5 à 10 minuten marcheert een leger van vier man onder aanvoering van moeders zelf naar binnen om het bed te verschonen, etc. Even later komen er nog twee die in de badkamer verdwijnen. Mogen ze niet snel werken, ze doen wel bezig en na een poosje is het bed schoon, de badkamer erg nat en aardig schoon, en de kamer een klein beetje schoon. Nog geïnformeerd naar moeders slaapplaats, maar voor haar is iets geregeld. Zulke aparte attracties biedt toch niet elk hotel.

Goa is lange tijd een Portugese enclave geweest, en dat is aan veel dingen te merken. De Portugezen hebben driftig bekeerd, zodat er in Goa veel Christenen en veel wit gepleisterde kerken zijn. De sfeer in Goa is ook anders dan in de rest van India. Goa is pas in 1987 een staat van India geworden, en was daarvoor onderdeel van een territoriale Unie. Qua ontwikkeling en economie doet Goa het aardig goed (laag analfabetisme, redelijk gemiddeld inkomen e.d.). Toerisme is één van de belangrijkste inkomstenbronnen. Bij toeristen is Goa geliefd vanwege zijn palmstranden, zon, zee en relaxte sfeer. Natuurlijk zorgt het toerisme voor de nodige problemen.
Baga, de plaats waar wij zitten, is een volledig door toerisme verpeste badplaats, die niets meer met India te maken heeft. De commercie stort zich met massa’s souvenirs, eettentjes, restaurants (die reclame maken voor hun Westerse voedsel) en taxi’s op de toeristen. Het strand ligt vol Westers bloot, dat zo snel mogelijk in de zon bruingeroosterd wordt. Water is een ernstig probleem, er is een groot tekort voor normaal gebruik (rijstvelden), doordat dure hotels grote zwembaden aanleggen en de Westerse toeristen in verhouding veel te veel water verbruiken. Maar zoals overal geldt: geld is geld, dus iedereen in Goa probeert een graantje mee te pikken.

Omdat wij niet van strand houden, gaan we de eerste dag naar Panaji (soort handelscentrum) om een vergunning te regelen voor een vogelreservaat dat we de tweede dag willen bezoeken. Daarna bekijken we oud-Goa, waar veel mooie kerken, kathedralen en ruïnes zijn. De vergunning voor het reservaat moeten we halen bij het ‘Forest Department’. Na enige moeite vinden we het gebouw waar ze moeten zitten, en na een keer of wat doorsturen belanden we in een kamertje op de derde verdieping waar het ‘Forest Department’ blijkt te zitten. Nee, een vergunning hebben we niet nodig, we mogen er zo naar toe. Geeft niet, altijd leuk zo’n bezoekje om te kijken hoe zo’n afdeling (vooral niet) georganiseerd is. Bovendien krijgen we een prachtig boekje mee over de wildparken van Goa met bijna verbleekte foto’s, wat achterhaalde informatie en volledig doorgeroeste nietjes. We worden wat achterdochtig naar de juistheid van het telefoonnummer dat het boekje noemt: ‘39’. Dat blijkt inderdaad niet goed te zijn. Er is helemaal geen telefoon meer.

Het vogelreservaat hebben we uiteindelijk nooit bereikt. We reizen eerst met bus en ferry naar een eiland. Vanaf daar moeten we met een bootje naar het reservaat. Voor dat bootje (privé-bootje) vragen ze een voor hier belachelijke prijs (meer dan vier keer zoveel dan een tien uur durende busexcursie). Op zich is het voor ons wel een betaalbaar bedrag, maar aan dat soort praktijken beginnen we niet. In plaats van het reservaat het eiland bekeken, en vanaf de vaste wal ook nog vogels gezien. Zo worden veel dagen anders dan je denkt, maar eigenlijk altijd leuk.

Puna

Vanaf Goa reizen we maar met een klein groepje verder, de rest blijft wat langer (2 dagen) op het strand en komt dan versneld naar Bombay. Alhoewel we echt een prima groep mensen hebben, is het erg fijn om drie dagen met zo’n klein groepje (zeven man + Steve en Chris, de chauffeurs) te reizen. Lekker rustig en veel ruimte in de truck.

Puna.

Puna.

Onderweg doen we Puna aan. Puna is bekend vanwege Bhagwan Rajneesh’s Ashram (meditatiecentrum), dat nu Osho Centrum heet. Liep vroeger de hele Bhagwan beweging in oranje, nu lopen ze in roodpaarse jurken. En al is Bhagwan (nu Osho) al acht of negen jaar dood, hier lijkt hij nog te leven. Het centrum geeft cursussen die veel Westerse cursisten trekken en de stad is vergeven van Westerlingen gehuld in roodpaarse jurken. Het percentage overjarige hippies (grijze paardestaarten en kale kruinen) is hoog, maar er zijn ook veel mensen van onder de 50.

In het Osho centrum krijgen we een rondleiding die begint met een videotoespraak van de grote Osho. Daarna worden we rondgeleid. Er is een grote meditatiehal (roodpaarse jurk verplicht), een grote cursusruimte en een boekwinkel. Vrijwel elk boek in de boekwinkel heeft een foto van Osho op de kaft. Verder zijn er video’s, cassettes etc., maar het assortiment is beperkt tot de Woorden van de Grote Meester. In onze ogen zijn de doelstellingen van het centrum aardig commercieel, en spelen in op de behoefte van mensen aan New-Age achtige cursussen ‘Werken aan jezelf’. De gids die ons rondleidt heeft geen verkeerde commerciële of bekeerbedoelingen. Hij is oprecht overtuigd van de waarheid van elk woord ooit uitgesproken door Osho. Het is een Engelsman die al 22 jaar lang elk jaar een half jaar in het centrum woont, en het andere half jaar als tuinman in Engeland werkt. Na zijn schooltijd is hij hier verzeild geraakt, nota bene met een trip met een overland truck naar India. Natuurlijk zullen er mensen zijn die er aan toe zijn om een poosje met zichzelf bezig te zijn, en die baat hebben bij de cursussen. Toch komt op ons de ‘stiltemeditatie’ over als een gemakkelijke manier om geld te verdienen. Je laat ze eerst betalen, en zegt vervolgens dat ze stil moeten zijn om hun eigen binnenste ik te vinden.

Heel bijzonder is ook de nog door Osho bedachte ‘Mystic Rose’ cursus van maar liefst zes weken, twee uur per dag. De eerste twee weken bestaan uit twee uur lachen per dag, de tweede twee weken uit twee uur huilen per dag, en de laatste twee weken uit twee uur stilzitten per dag. Onze gids legt uit dat dat best wennen is en vreemd lijkt, maar dat dit iedereen wel lukt. Het is volgens hem toch anders als je ervoor betaald hebt. Lijkt mij ook: kan je lachen om jezelf.
Leuk om op bezoek te zijn, maar wij stappen maar weer in onze overland-truck!

Bombay

Gisteren zijn we aangekomen in Bombay. Bombay is een verschrikkelijk grote stad met 14 miljoen inwoners. Alle steden in India zijn groot en vol: Madras meer dan 5 miljoen, Trichy meer dan 750.000, Puna bijna 3 miljoen.
De eerste indruk van de stad is dat het verkeer chaotisch is. Steve en Chris zijn goede chauffeurs, maar dat ze zich hier met de grote truck in het verkeer storten en er zonder brokken doorheen komen, dwingt echt respect af. Verder lijkt de stad schoner dan de meeste Indiase steden: minder afval en meer prullenbakken. Veel moderne en ook dure ‘Van Baerlestraat-achtige’ winkels met spiegelende etalages, terwijl alle gebouwen daarboven vanaf de eerste etage op bouwvallen lijken: vervallen, slecht onderhouden en verveloos.

[24 januari 1998]

Zoals in zoveel grote steden komen we in Bombay tijd tekort om alles te doen wat willen. We bekijken onder meer de Elephant Caves, zo genoemd naar een groot beeld van een olifant, dat inmiddels verdwenen is. De grotten zijn op een eiland en bestaan uit aan de Hindoe God Shiva en zijn vrouw Parvati gewijde tempels. De tweede dag in Bombay bezoeken we het Science Centre, een soort Evoluon achtig museum met veel leuke doe-dingen. De doe-dingen (balletjes die je omhoog kan takelen, en daarna allerlei dingen in beweging zetten, ogentest, meten van reactiesnelheid, gebitten van dieren raden enz) zijn erg leuk tot na de lunch. Als we terugkomen van de lunch blijkt heel schoolgaand Bombay, op zondag, in het museum te zijn. Als je ergens kijkt, duiken er van zeven kanten kinderen op, die met erg veel handjes alle knopjes, handels en dergelijke aanraken, overigens zonder één seconde aandacht voor de bijbehorende uitleg. De trappen, gangen en zalen zijn veranderd in één grote mierenhoop. Na een poosje geven we maar op. Buiten op het parkeerterrein tellen we negen lege schoolbussen, geen wonder dat het niet heel grote museum daardoor druk lijkt!

Een andere, ook drukke bezienswaardigheid vormt het aquarium. De informatievoorziening is goedbedoeld, maar erg vermakelijk. Er staan plaatjes (zonder naam) van vissen die niet in het aquarium zitten, de vissen die er wel zijn, staan weer niet op het plaatje. Overal een bordje met ‘vis’ zou ongeveer evenveel informatie hebben gegeven.
Het aantal Indiase bezoekers is bij alle dingen die we bezoeken opvallend groot. Overal zijn mensen, en overal zijn veel mensen.

In Bombay komen ook veel nieuwe mensen bij de groep. We nemen van zes mensen definitief afscheid en van twee voorlopig (één komt in Delhi weer bij de groep, en één zien we terug in Kathmandu). Er stappen maar liefst elf nieuwe mensen in: één stel uit Engeland, één stel uit Nieuw Zeeland, verder mensen uit Australië, nog meer mensen uit Engeland en Nieuw Zeeland, iemand uit Michigan, maar geen andere Nederlanders. Qua leeftijd blijft de groep gevarieerd: 4 a 5 mensen van net onder of net boven de 30, en verder oplopend tot in de 60. Alhoewel de groep in zijn geheel nu iets drukker is (meer mensen, maar ook drukkere mensen) zijn we nog steeds erg te spreken over de groep. Ook alle verschillende nationaliteiten bij elkaar maakt het geheel wel leuker. Kortom we zijn nog steeds erg tevreden.

Grottempels

Na Bombay bestaan de eerste uitstapjes uit heel veel grottempels. Ellora, het eerste complex dat we bekijken, bestaat uit maar liefst 34 uit de grotten uitgehouwen tempels. De allergrootste is een Hindoetempel, de Kailasa tempel genoemd naar de berg in de Himalaya waar Shiva (één van de drie Hindoe-hoofdgoden) woont. De tempel is echt groot: het oppervlak is tweemaal dat van het Parthenon in Athene, en anderhalf maal zo hoog. Om de tempel uit te beitelen (met niet meer dan een hamer en een beitel) is ongeveer 200.000 ton steen weggehakt. Dat moet een heel werk zijn geweest, maar kennelijk niet genoeg, want overal vind je beeldhouwwerk en reliëfs. Eén van de reliëfs laat Ravana (een demon) zien die om zijn kracht te tonen de Kaisala-berg schudt. Op de berg zie je verschrikte gezichten, en iemand die wegvlucht. Shiva (de God) is helemaal niet bang. Met zijn voet houdt hij de hele berg op zijn plaats en duwt hij Ravana weg. Goden zijn nu eenmaal machtiger dan demonen!

De boeddhistische tempels zijn duidelijk heel anders. Minder beeldhouwwerk, langgerekte hallen met pilaren en een stupa (soort Oostenrijkse ouderwetse ronde stenen kachel) en beelden van Boeddha. De Jaïn tempels zijn eenvoudiger van bouw maar erg rijk versierd.

Na de Ellora grotten gaan we naar de Ajanta Grotten. De tempels hier zijn veel ouder en allemaal Boeddhistisch. Het complex bestaat uit 29 tempels en is lange tijd onbekend en begraven geweest. Pas in 1890 heeft een Engelsman ze weer teruggevonden. In de tempels zijn verbazingwekkend goed bewaard gebleven muur- en plafondschilderingen te zien.

Mandu

We verruilen de tempels voor een fort-achtige omgeving met veel Afghaanse moslim invloeden. Het grote paleis in Mandu is gebouwd door één van de vorsten om zijn harem te herbergen. Kinderachtig was hij niet, het paleis bood onderdak aan 15.000 vrouwen. Bij het paleis zien we geen harem meer, maar wel een kolonie heel grote vleermuizen (kalong of vliegende vos). Echt heel mooie bruin behaarde vleermuizen met een spanwijdte van 30-35 cm.

Een andere bijzonderheid die we onderweg zien is een Jaïn monnik van de strenge Digambara tak. Het Jaïnisme heeft een grote eerbied voor alles wat leeft, en ze zijn dan ook strikt vegetarisch. Om te tonen dat materiële dingen niet interessant zijn, dragen de Digambara monniken geen kleren. Het enige wat de volledig naakte monnik bij zich heeft, is een bezempje. Met die bezem veegt hij de grond voor zich schoon, zodat hij niet per ongeluk een vliegje, mier of ander insect doodtrapt. Overigens leven de meeste Digambara monniken in een klooster. Digambara betekent letterlijk: gekleed in lucht.

[25 januari 1998]

Udaipur

Het landschap om ons heen is geleidelijk aan het veranderen: het wordt droger en we zijn duidelijk op weg richting woestijn in Rajasthan. De eerste plaats die we in Rajasthan aandoen is Udaipur. Alhoewel woestijn klinkt als heet is dat niet waar. ‘s Nachts (‘s avonds al) is het erg koud, en we zijn erg blij met onze warme donzen slaapzakken. Ook overdag is het niet heel warm. Alleen midden op de dag kunnen we een uurtje zonder warme vesten. Zo langzamerhand vertrouwen wij de woestijn niet meer: of we spoelen er weg van de regen, of we moeten alle dikke kleren aan voor de kou.

In Udaipur zijn we de hele dag met een brommertaxi op pad. Bij bezienswaardigheden worden we afgezet, en wacht de chauffeur op ons. De chauffeur, Karim, is een enorme aardige man, die eigenlijk meer optreedt als gids, dan als chauffeur. Bezoekpunten in Udaipur zijn de paleizen van de Maharadja. Hij had er drie: één op een eiland in het meer van Udaipur (is nu heel duur hotel, waarvan de Maharadja de eigenaar is), één heel groot aan de oever van het meer (is nu gedeeltelijk museum, twee restaurants + paleis waar Maharadja nog woont), en één in de bergen voor de moesson-tijd. Verder brengt Karim ons naar een Kunst-school waar ze miniaturen maken. Eerst wordt de techniek uitgelegd, later wordt bij een kopje thee de collectie getoond. Uiteraard doen ze dat in de hoop dat je wat koopt. Wij zijn geen echte souvenirs-kopers. Tot nu toe bestonden onze aankopen altijd uit kleine goedkope dingen die we aardig vonden. In de miniatuurwinkel doorbreken we ons patroon, en kopen tot onze eigen verbazing twee miniaturen. We zijn er erg tevreden mee.

De verkoper is trouwens erg goed. Hij pusht niet, geeft je alle tijd, en haakt meteen in als je iets mooi vindt. Er is een mooi schilderij op kameelbeen, maar dat is echt krankzinnig duur (650 dollar). Hij heeft door dat Rik het mooi vindt, en als we klaar zijn, neemt hij me even apart. Mijn man vindt het zo mooi, ben ik het niet met hem eens, dat het een leuke verrassing is als ik het voor hem koop? Slim aangepakt maar toch maar besloten Rik niet ‘te verrassen’.

De tweede dag in Udaipur onttrekken we ons aan de drukte van het stadsleven. We wandelen wat langs het meer bij de camping en leven ons uit in het kijken naar de vogels. Heel veel soorten gezien: sterns, pleviertjes, grutto-achtige beesten en diverse snippen. Heel leuk.

Pushkar

Vandaag zijn we aangekomen in Pushkar, waar we voor het eerst sinds een week weer in een hotel zitten, wat we gezien de temperatuur buiten best waarderen. Ook vandaag hebben we weer heel veel schadegevallen gezien. Eigenlijk elke dag zien we wel twee of drie vrachtauto’s die een ongeluk hebben gehad. Meestal vraag je je af waarom er een ongeluk gebeurd is. Op rechte stukken weg liggen vrachtauto’s gekanteld. Vandaag hebben we een bus gezien die op zijn dak lag, en een tankauto waarvan de tank gekanteld op de weg lag, en de cabine een stuk verderop in de berm. Mensen in India rijden ook als gekken: te hard (veel te hard) en te lang achter elkaar. Dat gecombineerd met de slechte wegen zorgt voor het hoge percentage ‘uitvallers’ dat we onderweg zien. Steve en Chris zijn gelukkig allebei heel veilige en ervaren chauffeurs, zou hier nooit van mijn leven zelf durven rijden.

[30 januari 1998]

Pushkar ligt alweer een paar dagen achter ons en we zijn nu op weg naar Delhi. We zijn gestopt voor de lunch, het restaurant denkt een half uur nodig te hebben om de lunch (20 aparte bestellingen) te bereiden. Wij weten wel beter: dat gaat langer duren, dus mooi tijd om bij te schrijven.

Pushkar ligt in de staat Rajasthan, die anders is dan de rest van India. In Rajasthan wonen van oudsher de Rajputs, een trots en krijgslustig volk, dat wel vergeleken wordt met de Middeleeuwse Europese ridders. De Rajputs hadden altijd wel een reden om met elkaar te vechten, en waren te verdeeld om vijanden van buitenaf tegen te houden. De Moghuls die in heel Noord India veel macht hebben gehad zijn ook in Rajasthan vrij invloedrijk geweest. Nadat de macht van de Moghuls (moslims) afnam, kregen de Maharadja’s (Rajput vorsten) weer meer invloed. De volgende belangrijke vijand die op de loer lag was Groot Brittannië. De Britten hebben de Maharadja’s ongelofelijk in de watten gelegd, en in de tussentijd alle macht en rijkdom van Rajasthan ingenomen. Na de onafhankelijkheid zijn de Maharadja’s geleidelijk hun rijkdom, titels en soms alle bezittingen kwijtgeraakt. Sommigen zijn nog steeds rijk, sommigen zijn straatarm, en echte invloed hebben ze niet meer. Gevolg van een en ander is een historisch rijk land met prachtige paleizen, forten, Moslim en Rajput invloeden; kortom veel om te zien.

Pushkar.

Pushkar.

Pushkar is hier de eerste stad die we zien die ook echt duidelijk Oosterse invloeden heeft, en heel anders is dan de andere steden. Gebouwen met veel boogramen, veel koepeltjes en veel gebouwen van marmer. We zien opengewerkte marmeren ‘ramen’ in kozijnen met een boog aan de bovenkant. Ook de tempels en de schilderingen op de tempels is heel anders. Voor de hindoes is Pushkar een heel heilige stad. Eén van de weinige aan Brahma (één van de drie Hindoe-hoofdgoden) gewijde tempels staat hier, en volgens de Hindoes heeft Brahma deze plaats zelf uitgekozen. Als gevolg daarvan is het een belangrijke plaats voor de Hindoes, en omdat de plaats zo heilig is, zijn alcohol, vlees en zelfs eieren verboden. Noch bij de stalletjes, noch bij restaurants is dat te krijgen. Daarentegen is hash (verwerkt in een soort yoghurtdrank en verkrijgbaar in verschillende sterktegradaties) volledig legaal te verkrijgen. Toch maar niet uitgeprobeerd.

Ranthambore

Vanaf Pushkar rijden we naar Jaipur, waarbij we onderweg eerst tot ons grote genoegen een wildpark (Ranthambore) aandoen. Het park is opgezet ter bescherming van de tijgers, en dat is ook de grote attractie van het park. Het aantal tijgers is teruggelopen van 44 (een paar jaar geleden) tot 22 nu, dus de kans om er één te zien is heel klein. Het park is prachtig, niet alleen vanwege de dieren die we zien, maar ook landschappelijk. Het bestaat uit relatief hoge, steile heuvels die schaars bebost zijn. Bovenop de heuvels staan indrukwekkende forten, Een verademing om in het volle India een stuk bos en beboste heuvels met dieren en veel vogels te zien. We zien verschillende soorten herten, waaronder het Sambarhert. Een groot indrukwekkend hert, de mannetjes met een prachtig vertakt gewei. Ook zien we ‘spotted deer’ (‘gevlekte herten’). Die hebben we al vaker gezien, maar ze blijven elke keer opnieuw zo mooi. Ze zien er uit als echte Bambi’s: warmbruin en vol met kleine witte stipjes (ook de volwassen dieren). Verder zien we apen, en veel vogels, zoals hazelnootkleurige eksters, twee soorten uilen en twee slangarenden. Alle tempels, paleizen en forten zijn prachtig, maar zo’n natuurpark tussendoor is weer heel erg genieten.

Jaipur

In Jaipur staan weer paleizen op het programma. We bezoeken het Amber Palace (11 km buiten Jaipur) en het City Palace. Als paleis is het Amber Palace wel het mooiste. Twee dingen moeten in de brief: de marmeren platen met bloemen- en dierfiguren en de slaapkamer van de Maharadja. De gids laat ons een bloem zien, die als je er langer naar kijkt, een schorpioen, een krab of een spin kan zijn. Vraag niet hoe iemand het kan maken, maar je ziet het er zonder al te veel fantasie echt in.
De slaapkamer van de Maharadja heeft een plafond dat is ingelegd met heel kleine, bolle stukjes spiegel. De deuren gaan dicht, zodat het binnen donker is, en iemand schijnt met twee kaarsjes op het plafond. We zien nu een prachtig flonkerende sterrenhemel waaronder de Maharadja sliep.

Het City Palace is voornamelijk een museum, met miniaturen en schitterende manuscripten. De wapenafdeling die ik meestal oversla is hier ook leuk. Gruwelijk gemene messen, die als je ze in je slachtoffer steekt zich als een soort schaar gaan gedragen. Tijgermessen in de vorm van een tijgerklauw en andere met fantasie gemaakte vervaarlijke wapens.

Samen gaan we nog langs de dierentuin, de meest deprimerende die we in India gezien hebben.

De lunch begint langzaam aan binnen te komen (vijf kwartier), vel 8 is vol, tijd om iedereen het allerbeste te wensen.