Wereldreis, Zuid Amerika, brief 4
[Brazilië, Manaus, 21-3-99]
Manaus
De derde brief eindigt in de Amazone met onze bootreis van Belem naar Manaus. Morgen gaat die brief op de post, en dus is het nu tijd om de 4e brief op een Braziliaans schrijfblok te beginnen.
Manaus mag middenin het hart van de Amazone liggen, maar daar merk je niets van. Manaus is een grote, drukke stad, vol met herrie, met druk verkeer, 1,5 miljoen mensen, flatgebouwen, een haven vol activiteit en niet te vergeten een onwijs groot en mooi operahuis uit 1896. De eerste ochtend bij het ontbijt in het hotel staat de TV aan, en kunnen we voor het eerst van ons leven de Teletubbies zien. Niet direct wat je verwacht in hartje Amazone.
Maar de stad heeft zeker zijn goede kanten, zoals het postkantoor met onze fijne poste-restante verrassing. Alweer fijn veel post van iedereen. Allemaal weer heel erg bedankt voor de brieven en geweldig dat zoveel mensen zo trouw blijven schrijven. Naast het postkantoor zijn er in de stad meer dingen om te bekijken, zoals de kleurige en drukke markt, het eerdergenoemde operahuis en het Rio Negro paleis, ooit gebouwd door een excentrieke Duitse rubbermagnaat.
Amazonetocht
Na één dagje Manaus gaan we doen waarvoor we hier gekomen zijn. We gaan op pad voor een vierdaagse jungletocht in de Amazone. Onze basis voor die vier dagen is de boot waarmee we rondvaren, en van waaraf we af en toe uitstapjes maken. Eigenlijk moet ik eerst beginnen met te vertellen dat we in die vier dagen wel in het Amazone gebied zijn, maar dat het niet lukt om in die tijd echt het maagdelijke, onaangetaste regenwoud te zien. Wat wij te zien krijgen is het randje van de Amazone, beïnvloed door de mens. Het is een eerste indruk van een onmetelijk (ong. 100 maal Nederland) gebied.
Voor ons is zo’n eerste kennismaking een geweldige ervaring. Vier dagen dwalen door een fascinerend groen gebied vol exotische verrassingen.
Onze groep is verdeeld over twee boten. Wij reizen met negen passagiers, twee gidsen, een kapitein, een kok en een manusje van alles. De andere boot zien we wel zo nu en dan, maar we opereren meestal onafhankelijk van elkaar. Veel leuker zo’n iets kleinere groep.
Boot voor jungletocht.
De eerste dag doen we wat dingen rondom Manaus. We varen naar de ‘ontmoetingsplaats van de twee rivieren’, waar de Rio Negro en de Rio Salimoës samenkomen. De Rio Negro komt uit Venezuela, is zwart van kleur door de afbraak van organisch materiaal en stroomt met zo’n 4 km per uur. De Rio Salimoës is bruinig van kleur door al het sediment dat hij, afkomstig uit de Andes meevoert. De Salimoës heeft ook meer haast, hij stroomt met 8 km per uur. Door alle verschillen (dichtheid, stroomsnelheid, temperatuur) lukt het ze niet goed om te mengen. Over een gebied van 8 km zie je de twee rivieren bruin en zwart naast elkaar stromen met wat kleine mengkolkjes in het midden. Pas waar ze echt uitstromen in de Amazonerivier zijn ze gemengd, en hebben ze de bruinige Amazonekleur.
Vandaag zien we ook in het echt de enorme Victoria regia (niet bloeiend), de waterlelie met de grote ronde bladeren met een opstaand randje.
Laatste attractie van de eerste dag is een soort dierentuin. Juist benoemd meer een huis waar ze veel en vreemde huisdieren hebben: blauwe en rode ara’s, papegaaien, aapjes, krokodillen en in de huiskamer om de tafelpoot een luiaard. Met uitzondering van de krokodillen mag alles vrij rondlopen of vliegen.
Over een slingeraapje moet ik jullie vertellen. Als we aankomen zit het aapje op de schouder van een Japanner. Na een poosje besluit het aapje dat mijn schouder er ook wel lekker uitziet. Hij installeert zich in mijn nek, legt zijn kopje in mijn hals, slaat zijn slingerstaart om mijn arm, doet zijn oogjes dicht en gaat lekker liggen slapen. Af en toe maakt hij tevreden zachte kreungeluidjes of krabt hij zich een beetje. Als hij na een poosje wakker wordt, begint hij mijn haar te doorzoeken met zijn lange vingertjes in de hoop daar een paar lekkere vlooien te vinden (hij zoekt overigens tevergeefs, ’t is maar dat jullie dat weten). Na een tijd probeer ik hem voorzichtig te lozen, maar daar wil hij niets van weten. Liefde op het eerste gezicht. Als ik naar achteren hang, glijdt hij de andere kant op, gaat tegen mijn borst aanliggen met zijn kinnetje op mijn schouder. Tenslotte installeert hij zich tevreden opgekruld op mijn schoot, wel wetend dat ik het toch niet over mijn hart kan verkrijgen om hem af te schudden. Uiteindelijk moeten we weg, en moet ik hem wel wegsturen. Verongelijkt holt hij achter me aan, en probeert opnieuw in me te klimmen. Pas als ik bij de boot ben, geeft hij op. Ik weet niet of het een compliment is als een aap verliefd op je wordt, maar wees ervan overtuigd dat ik me er erg vereerd mee voelde.
Op de boot van Belem naar Manaus hebben we, vanwege onze mooie hut met bedden, de hangmatten gemist, maar nu krijgen we voor drie nachten een herkansing. De eerst nacht aan boord installeren we ons om half 11 in de hangmat. We houden het exact 2 uur, tot half 1 vol en dan geven we op. Liggen in een hangmat gaat nog best, maar door de golven beweegt de boot, en doordat de boot beweegt gaan de hangmatten schommelen. We botsen beurtelings tegen elkaar en tegen onze respectievelijke andere buurman. Dat is geen slapen.
Als ik mijn armen uitstrek kan ik net bij de grond en zo kan ik het schommelen tegenhouden. Ooit geprobeerd om met je handen stijf op de vloer, liggend in een hangmat te slapen? Ik kan het afraden. Om half 1 knopen we de hangmat los en gaan op de hangmat op het dek liggen. Wel hard, maar het schommelt tenminste niet.
Zo slapen we een stuk beter.
Dieren
De tweede dag lopen we een stuk door de jungle. Dieren zien we niet veel, daarvoor kunnen zij zich te goed verstoppen, en maken wij teveel lawaai met lopen. Van de bomen en planten weten de gidsen erg veel. Jammer dat je niet alles kan onthouden.
Voor ’s avonds staat een nacht in de jungle gepland. Hangmat mee en slapen in het niets. Vanwege de regen gaat dat niet door en slapen we aan boord van de boot die nu stilligt. We slapen nu echt in de hangmat.
Behalve met de grote boot maken we ook geregeld uitstapjes met kano’s. Met de kano’s varen we door kleine kreekjes waar ontzettend veel te zien valt. Dit gebied staat de helft van het jaar onder water, en de andere helft van het jaar droog. Toch staan er bomen en struiken en nog veel soorten ook. Allemaal aangepast aan tijdelijke overstroming. Tijdens de kanotochten zien we massa’s vogels.
Topscorer is natuurlijk de levensgrote toekan. Maar naast de toekan zien we zwart-gele wevervogels, vogels met rood, met bruin, met geel. We hebben geen vogelgids van dit gebied kunnen bemachtigen, dus nazoeken kunnen we ze niet. Maar ook zonder naam zijn ze prachtig. Behalve vogels zien we de meest bizarre insecten, mooi gekleurde vlinders en heel grote spinnen. Frank, onze gids, weet zelfs een tarantula voor ons te vinden.
We horen de springende vis die meer dan een meter uit het water kan springen, maar zien hem niet. Meer dan genieten weer deze dagen!
Junglenacht
De derde avond is het droog, en gaan we alsnog op pad voor de junglenacht. Op een plek die zich in niets onderscheidt van de rest stoppen we. Hier is onze overnachtingsplek: alleen een paar bomen om de hangmatten aan op te hangen. Daar zijn we niet handig in, maar met hulp van Frank en Jason (allebei gids) hangt iedereen veilig onder zijn muskietennet. Zo’n net helpt goed tegen beestjes, maar de ontzettend dreigende lucht en het gerommel van onweer verontrusten ons behoorlijk. Zo’n net helpt uitermate slecht tegen de regen. Maar we hebben geluk. Het slechte weer trekt over, en als we gaan slapen zien we de sterretjes boven ons.
Overal om ons heen is geluid: gestjirp, geklik, gekwaak, een uil die roept en nog veel meer. Het vuur (roosteren kip en vis) blijft de heel nacht aan om enge beesten (slangen, schorpioenen, jaguars) op afstand te houden. Heel bijzonder hoor zo’n nacht buiten in het niets.
Terug naar de truck
Inmiddels zijn we weer terug in Manaus in ons hotel. We zijn weer gedoucht, zien er weer ongeveer als beschaafde mensen uit, en de heel vieze stinkende kleren zijn weer schoon en (bijna) droog. James is met de truck ondertussen in Manaus gearriveerd, en morgen begint het truckleven weer. We gaan morgen richting evenaar en Venezuela.
Voor Venezuela hebben we een (gratis) visum nodig. Lee (de bijrijder) heeft dat in één keer voor de hele groep geregeld. Onze visa bleken bijna geweigerd te zijn. ‘Nederland’ stond niet op hun lijst en bestond dus niet. Uiteindelijk na veel heen en weer gevraag bleek ons land toch te bestaan en kregen we een visum. Waarschijnlijk kennen ze alleen ‘Holland’, en daar heeft Lee weer niet aan gedacht. Bij de grens is wel vaker ‘The Netherlands’ doorgestreept en verbeterd in ‘Holanda’. Weten jullie meteen ook waar je precies woont.
[Venezuela, Ciudad Bolivar, 27-3-99]
La Gran Sabana
Vanaf Manaus kruipen we langzaam aan het bekken van de Amazone rivier uit. In een paar dagen tijd verruilen we het groene bosrijke en natte Amazonedal voor een droger en opener landschap. Geleidelijk aan komen er ook voorzichtig wat heuvels in het landschap. De grens Brazilië - Venezuela gaat erg soepel, en onze eerste stop in Venezuela is in Santa Elena.
In Santa Elena ruilen we onze Braziliaanse reals om in Venezolaanse bolivar. We moeten weer wennen aan grote getallen. Voor 1 US dollar krijg je tussen de 540 en 580 bolivars. We lopen dus nu weer met flappen met 10.000 erop rond. Met geld op zak rijden we verder naar La Gran Sabana, een natuurpark waar we een paar dagen blijven. La Gran Sabana is een enorm uitgestrekt, ongerept park met een voornamelijk grasachtige begroeiing.
Gran Sabana.
Meest in het oog springende fenomeen zijn de zogenaamde ‘tepuis’. ‘Tepui’ is het Indianenwoord voor ‘berg’. De tepuis zijn tafelbergen met een afgevlakte top en steile klifwanden, die door het park verspreid voorkomen. De hoogste zijn zo’n 2700 - 2800 m hoog. Geologisch gezien zijn het overgebleven restanten van een zandsteenlaag uit het Precambrium, die op de andere plaatsen weggeërodeerd is. De planten en dieren op de verschillende tepuis zijn door de lange isolatie heel bijzonder. Maar die kan je alleen zien als je de veel te steile tepui beklimt, en dat kan je alleen als je klipgeit bent. La Gran Sabana heeft naast de tepuis nog meer te bieden: schitterende watervallen en in overvloed ook. Daar kan je wel naar toe wandelen, en dat doen we dan ook. Het is heel aangenaam in het park. We zijn geklommen, eerst naar 500 en later naar 1200 meter. ’s Avonds is het eerst fris en daarna koud. Eindelijk kippenvel na twee maanden hitte!
Ciudad Bolivar
Vanaf de Gran Sabana gaan we naar Ciudad Bolivar, waar we gisteren aangekomen zijn. Om de naam Bolivar kan je in Venezuela niet heen. Simon Bolivar wordt in veel Zuid Amerikaanse landen vereerd, maar in Venezuela waar hij vandaan komt zien ze hem als supermens. Simon Bolivar, ofwel El Libertador, zoals hij meestal genoemd wordt, heeft een groot deel van Zuid Amerika bevrijd van de Spaanse overheersing.
Geholpen door Britse huurlingen die net klaar waren met Napoleon heeft hij in vijf jaar tijd Colombia, Venezuela, Ecuador, Peru en Bolivia bevrijd van Spanje. In 1819 riep hij de staat Gran Colombia uit, en werd zijn droom werkelijkheid. Eén verenigd Colombia, Venezuela en Ecuador. Gran Colombia was te groot en volledig onbestuurbaar en viel na 10 jaar uiteen in de drie landen. En cynisch genoeg werd Bolivar verbannen uit zijn eigen Venezuela. In datzelfde jaar (1830) stierf hij arm en gedesillusioneerd in Colombia.
Twaalf jaar later werd zijn rol in de bevrijding alsnog erkend, en werd hij overgebracht naar Venezuela. En nu is hij uitsluitend een held, waarvan alle slechte kanten (despoot en dictator) met de mantel der liefde bedekt worden.
Eén van zijn laatste dagboekaantekeningen luidt: “Mijn naam behoort nu toe aan de geschiedenis, het zal me recht doen”. Hij heeft gelijk gekregen. Er is nu geen stad zonder Plaza Bolivar met zijn standbeeld.
Na de onafhankelijkheid is de geschiedenis van Venezuela zoals die van veel Zuid Amerikaanse landen. Regeringen van militaire dictators, burgeroorlogen, chaos en militaire coups. De eerste democratische regering in 1947 liep te hard van stapel en werd na 8 maanden weggevaagd door het nog altijd machtige leger. Uiteindelijk kwam de eerste echte democratische regering in 1958. En vanaf die tijd ging het al snel beter. Vanaf 1920, na de ontdekking van de olie in Venezuela, stroomden de oliedollars Venezuela binnen. In eerste instantie werd alleen de militaire regering daar beter van, maar ten tijde van de latere regeringen bloeide Venezuela op tot een welvarend land. De buitenlandse schuld werd afbetaald, luxe goederen werden geïmporteerd, het ging Venezuela voor de wind. Totdat in 1988 de olieprijs instortte en Venezuela’s inkomsten met een klap terugvielen. Sinds die tijd zit het land in een neerwaartse spiraal, en lijken de problemen alsmaar groter en erger te worden: een hoge buitenlandse schuld, een niet helpend onsamenhangend economisch beleid, prijsstijgingen, enorme ontwaarding van de bolivar (munt), armoede, stakingen en werkeloosheid. Hoe het verder moet, weet niemand. Waarschijnlijk weet alleen G.B.J. Hiltermann dat (er bestaat geen leesteken voor ironie. Daarom hier voor de zekerheid maar vermeld dat G.B.J. het zeker niet geweten zal hebben).
Vandaag hebben wij rondgekeken in Ciudad Bolivar. Een stad vol geschiedenis. In deze stad zette Bolivar zijn basis voor de militaire operaties op, en de stad die toen nog Angostura heette werd hoofdstad van het bevrijde land. Het gebouw waar het nieuwe onafhankelijke congres zetelde staat er nog steeds en is goed onderhouden. Een prachtig gebouw dat je als je niet beter zou weten als ‘koloniaal’ zou omschrijven. Ook verder zijn er nog historische gebouwen te zien.
Daarnaast is de Orinoco-rivier die langs de stad loopt ook het bekijken waard. Leuk om een dagje rond te kijken.
Ciudad Bolivar is niet op 1200 meter, het is hier weer warm en vochtig. Onze hotelkamer heeft airco, dus wat dat betreft geen centje pijn. De airco maakt zoveel herrie dat we moeten schreeuwen om elkaar te verstaan, en de wekker nauwelijks boven de airco uitkomt. Maar wie daarover valt, heeft altijd wel iets te klagen. Nu is de stroom uitgevallen, en is de airco stil. Voor even is het heerlijk rustig. Alles heeft zijn voordelen.
[Venezuela, Caribische kust, 3-4-99]
Angel Falls
Vanuit Ciudad Bolivar maken we een tweedaags uitstapje naar de hoofdattractie van Venezuela, de Angel Falls. De Angel Falls zijn niet vernoemd naar een engel, maar naar een mens. Jimmy Angel heeft de watervallen in 1937 ontdekt. Hij was niet op zoek naar een waterval, maar op zoek naar goud. Met zijn kleine vliegtuigje landde hij bovenop de berg waar de waterval vanaf tuimelt. Niet alleen vond arme Jimmy geen goud, maar hij kreeg van zijn levensdagen zijn vliegtuigje niet meer weg uit het moerassige oppervlak van de berg. Pas na 11 dagen zoeken in onherbergzaam gebied was hij lopend terug in de bewoonde wereld. Jimmy zelf is dood (verongelukt met een ander vliegtuigje) maar zijn vliegtuig staat te pronken op het vliegveld van Ciudad Bolivar. Hoe het ooit van de berg gekomen is, vermeldt de geschiedenis niet.
Vanaf Ciudad Bolivar vliegen we naar Cainama, dat nog 50 km van de Angel Falls vandaan ligt, maar de dichtstbijzijnde plaats is. Cainama is niet over de weg te bereiken, vandaar dat we vliegen. De Angel Falls zien we pas op de tweede dag van ons uitje. De eerste dag kijken we wat rond in de buurt van Cainama.
Gedeeltelijk met een boot, en gedeeltelijk wandelend gaan we naar twee watervallen. De ene heet El Sapo, de ander, zijn kleine broertje heet El Sapito. Als de gids stopt hebben we eerst niet door waarom, maar dat legt hij uit. We zijn bij de waterval, maar dat kan je niet zien. We bezoeken de waterval in het droge seizoen, en dan staat een groot deel van de waterval droog. Als de gids voor de tweede keer stopt, snappen we het meteen. We zien geen waterval, maar dit moet El Sapito zijn, ook zonder water. Terug neemt de gids ons mee naar een punt waar wel water is en waar je over een spannend paadje achter de waterval langs kan lopen.
De tweede dag is een stuk spectaculairder. Allereerst vliegen we langs de Angel Falls. In het natte seizoen kan je daar met een boot heen, nu kan je er alleen met een vliegtuig langs. De Angel Falls zijn de hoogste watervallen van de wereld en vallen over een afstand van 979 meter naar beneden. Ook de Angel Fall heeft nu weinig water. Het eerste stuk van 100 m. valt er nog een redelijke straal, daaronder zie je alleen een breed uitwaaierende nevel. De vliegtocht is echter meer dan de moeite waard vanwege het prachtige landschap. We zijn weer terug in het Gran Sabana landschap met de verticale tafelbergen. Om daar zo tussen die steile, vlakke bergen door te vliegen is adembenemend.
We landen in Kavac, waar we te voet een kloof ingaan met aan het eind een waterval. Van te voren begrijpen we zoveel van het verhaal dat we begrijpen dat we een zwempak meemoeten. We dachten dat we een boot excursie kregen, maar de informatie is vaag of ontbrekend. Wat we precies gaan doen blijft een verrassing. We gaan lopend op pad totdat we bij het begin van de kloof zijn. In de kloof staat water. Te weinig voor een boot, maar teveel voor met je kleren aan. Gedeeltelijk door het water lopend, en gedeeltelijk zwemmend gaan we door de heel smalle en hoge kloof. Aan het eind is een paradijselijk poeltje waar een echte flinke waterval in uitkomt.
Werkelijk heel prachtig. We poedelen terug door de kloof en terug naar Kavac. Vandaar gaan we terug (met vliegtuig) naar Ciudad Bolivar.
Cueva del Guácharo
Vanaf Ciudad Bolivar rijden we naar het noorden. We stoppen bij de Cueva del Guácharo, de grot genoemd naar de Guácharo. De guácharo is een vogel die in het Engels ‘oilbird’ heet. De guácharo woont in het donker binnen in de grot. ’s Avonds als het donker is, vliegt hij uit op zoek naar eten. Om ongeveer 4 uur ’s morgens, nog steeds in het stikdonker, vliegt hij weer terug naar huis.
’s Avonds slaan we het uitvliegen gade. Massa’s en massa’s vogels blijven uit de grot komen (er huizen zo’n 10-15.000 in de grot). Net als vleermuizen gebruiken de guácharo’s een soort sonar-systeem om in het donker hun weg te vinden. De enige vogelsoort die dat doet voor zover bekend. Ze zijn niet mooi om te zien, saai grijs bruin en een beetje nachtzwaluwachtig. Maar waarom zouden ze ook mooi zijn als toch niemand ze ziet.
Caracas
Vanaf de vogels gaan we naar Caracas, de hoofdstad van Venezuela. In Caracas zijn we op een heel bijzondere dag. Hoe bijzonder ontdekken we als we ‘s morgens op pad gaan om geld te wisselen. Het wisselkantoor is dicht, de bank die we eerst niet kunnen vinden ook. Een ontbijt hebben we nog kunnen vinden, maar verder is alles dicht, dicht en nog eens dicht. Onderweg informeren we wat er aan de hand is. Het is de week voor Pasen, die hier (en in heel Zuid Amerika) gevierd wordt als Semana Santa. De donderdag in die week (de dag voor Goede Vrijdag), is een feestdag waarop alles dicht is. Net als in Rio moeten we ook in Caracas alle musea en binnenbezienswaardigheden missen. Nu niet vanwege carnaval, maar vanwege (bijna) Pasen.
Met de metro gaan we naar Plaza Bolivar in het oude centrum. Daar is het, ook al is veel dicht, leuk om rond te lopen. Overal zijn mensen aan het genieten van hun vrije dag. De kathedraal aan het plein is als enige wel open en daar is het werkelijk stampvol met mensen. Simon Bolivar is er ook, niet in levende lijve, maar als beeld in een aan hem gewijde kapel. Verder zit hij op de plaza trots op zijn paard, liggen zijn stoffelijke resten iets verderop in het Pantheon Nacional, staat zijn geboortehuis één blok van zijn Plaza vandaan en is naast zijn geboortehuis het Bolivar museum. Maar ook Bolivar heeft vrij vandaag. Pantheon, geboortehuis en museum zijn allemaal dicht. Op deze manier kan je heel wat bezienswaardigheden op een dag doen en nog bijtijds thuiskomen. Goed ding in Caracas is de perfecte ontvangst van een klassieke zender op onze wereldontvanger. We zetten om de muziek goed te horen zelfs de airco uit. Eén van de goede gevolgen van de grote vlucht Duitsers naar Zuid Amerika.
Kust
Caracas hebben we inmiddels achter ons gelaten, en we zitten nu aan de Caribische kust bij het strand. Vanwege het Paasweekeinde is het hier ontzettend druk, terwijl het strand eigenlijk vies en niet bijzonder is. We overnachten in een soort hutjes waar je je hangmat in op kan hangen. Er zijn veel hutjes en veel hutjes zijn bezet. De hutjes zijn open en naast ons zit een gezin dat zijn geluidsboxen mee heeft genomen en op volle sterkte sambamuziek afspeelt. Niet echt mooi, maar voor mij wel handig. Op het onoverzichtelijke hutjesterrein kan ik in het donker nooit vinden in welk hutje ik woon. Dankzij de buren luister ik nu waar ik woon. Overigens is zulke harde muziek voor hier heel normaal, en is er niemand die dat verkeerd vindt of zich eraan stoort.
[Colombia, Cartagena, 8-4-99]
Tyarona National Park
Vanaf het Caribische strand in Venezuela gaan we naar de grens met Colombia. Eindelijk weer een echte grens. We moeten betalen om Venezuela uit te mogen, we staan zeker twee uur te wachten zonder dat er iets zichtbaars gebeurt en daarna krijgt ons paspoort minstens vijf volle minuten aandacht per persoon. Eigenlijk is het heel bijzonder dat we in 3,5 uur de grens over zijn want, zo leggen ze ons uit, het is Pasen en dan is de grens dicht. Na veel praten en een beetje geld herinnert een official zich gelukkig dat soms met Pasen de grens een beetje open is.
Hotelhutjes in Tyarona.
In Colombia rijden we naar Tyarona National Park. Het park beslaat een geïsoleerd berggebied (de Sierra Nevada) met heel serieuze bergen in een overigens vlak landschap. Het park ligt aan de Caribische kust en de hellingen zijn begroeid met een prachtig dicht en groen kustregenwoud. De eerste dag in het park doen we niet veel. We logeren in hutjes, en vanaf de hutjes heb je een prachtig uitzicht (bergen en zee), overal vogeltjes om je heen en prachtig gekleurde vlinders. Je zit heerlijk bij je hutje, genietend van al dat moois en de rust en stilte. Grote formaties pelikanen vliegen over en duiken met flinke plonzen in zee om vis te vangen. Verder vergapen we ons aan de grote stromen van kleine stukjes blad die over brede paden lopen. De stukjes blad lopen niet zelf, maar worden door mieren naar hun nest gedragen. Soms dragen ze ook kleurige oranje of lila bloemetjes. De meeste mieren weten wat ze aan kunnen, maar soms zie je er één die strompelend en struikelend met een veel te groot stuk blad alle anderen ontzettend in de weg loopt. Ze heten ‘sauba’s’ of bladsnijdermieren en hun bijnaam is ‘tuinman van de natuur’, omdat ze zo keurig de rommel (blaadjes) in het bos opruimen.
Omdat het park zo geïsoleerd ligt, verwachten we dat het licht ’s avonds van een generator komt. Om verrassingen te voorkomen vraag ik tot hoe laat er licht is. Tot 10 uur ’s avonds, maar die beperking geldt niet de eerste dag. De eerste dag is er geen licht. Helaas uitgevallen, maar morgen …. Is er bij het restaurant wel licht? Misschien wel, maar misschien niet. Hebben ze een kaars voor in het hutje? Nee, bij de receptie niet, maar ze denken dat het restaurant ze heeft. Het restaurant blijkt bij navraag kaarsen te hebben (die ze later nog in rekening proberen te brengen ook!). Dat wordt een sfeervolle eerste avond. Het licht in het restaurant is met ‘misschien’ goed omschreven. Na veel heen en weer geroep floept het aan. Na anderhalve minuut gaat het weer uit. Na tien minuten weer aan, na één minuut uit en zo door tot ze na een uur opgeven.
Natuurlijk is er de volgende dag ook geen licht. Er zou morgen licht zijn, en wat gisteren nog morgen was, is nu vandaag, en het licht komt morgen. Ook het restaurant heeft opgegeven.
Dan komt de derde dag en de derde zonsondergang. En wat denken jullie? Toevallig weer geen licht. Het restaurant moddert dapper aan-uit-aan-uit-aan-uit, uit, uit met z’n generator. Met licht is natuurlijk makkelijker, maar dit soort ongemak ervaren we echt niet meer als storend. Dit hoort erbij, en het mooie park maakt het meer dan goed.