Wereldreis, Afrika: brief 5
[20 november 1996]
Djenné
De vorige rondzendbrief ben ik geëindigd op de boot van Mopti naar Djenné. Onderweg hebben we nog aangelegd bij een aantal dorpjes van de Bozo, die voornamelijk van vis leven. De dorpjes en de manier van leven zijn heel anders dan in de Dogon-vallei. Overal wordt de vis (die we al veel op markten gezien hebben) gerookt boven kleine vuurtjes. Ook zien we er iemand een bootje maken. Op de boot wordt ook de lunch gemaakt, het eten is prima, de uitrusting bestaat uit vijf borden zonder bestek. Rijst met vissaus met ons handen eten kunnen we nu dus ook.
De volgende dag (maandag) gaan we naar Djenné. Maandag is marktdag in Djenné en onderweg (we moeten vier à vijf km lopen vanaf de tent naar Djenné) zien we massa's mensen (voornamelijk vrouwen) en paardenwagens volgeladen naar Djenné rijden. De paardenwagens gaan dwars door de rivier, een prachtig gezicht!
Paardenwagens door de Bani rivier.
Wij nemen ook een bootje om de rivier over te steken maar dat blijkt minder prachtig. De boot is lek, we zien ook waarom, er zit een gat in dat met een doek is dichtgestopt! Bovendien worden we met zo'n zeventien man in het bootje gepropt. Al voor dat we wegvaren loopt de boot snel vol, veel sneller dan de jongen met het bordje kan hozen. Gelukkig hebben we zelf emmers bij ons voor de boodschappen. Het lege pindakaas-emmertje is hard nodig om het waterniveau op enkelhoogte te houden. Halverwege de overtocht begint het water ook over de bovenrand naar binnen te komen, zo diep liggen we. De rivier heeft nog nooit zo breed geleken, maar toch halen we met natte schoenen veilig de overkant en besluiten meteen om 's avonds terug met de pont te gaan. (De pont bleek op de terugweg zeker vijf meter voor de oever te stoppen, dus waren we weer nat).
Djenné met zijn moskee en drukke markt is zonder meer een mooie stad, maar wel kleiner dan je je voorstelt. Vooral het bekijken van de markt en de moskee van bovenaf (op een dak staand) is erg leuk. 's Middags hangen we vanwege de warmte wat rond op het enige terras, waar ook veel andere buitenlanders zijn (twee groepen uit Nederland, wat Belgen en een Engelsman).
Grens Burkina Faso
Gisteren zijn we de grens met Burkina Faso (= B.F.) gepasseerd wat relatief snel ging, we waren er op zo'n tijdstip dat ze ons nog wel wilden helpen, maar toch al aan naar huis gaan dachten. We waren met ruim een half uur klaar. Aangezien we er waren op het tijdstip dat de vlag van B.F. gestreken werd, kwamen ze ons vertellen dat we allemaal uit de truck moesten om eer aan de vlag te betonen.
Voordat iedereen schoenen aanhad, over de spullen en rugzakken naar buiten geklauterd was duurde even, wat bij de politie de twijfel opwekte of wij hun vlag wel eerden. Met uiterst serieuze gezichten stonden we dus allemaal naar onze schoenen te staren op 1 meter van de vlag, heel erg ons best doend om niet in de lach te schieten. Nadat we allemaal opgesteld stonden blies de baas hard op zijn fluitje, waarop de ondergeschikte handig de vlag liet zakken en hem deskundig opvouwde. Ter afsluiting blies de baas nogmaals hard op zijn fluitje, waarna wij terug mochten naar de truck.
Gelijk daarna mochten we door, goed gedrag wordt hier beloond.
Dezelfde baas van het fluitje zwaait ons uitzinnig met twee armen zwaaiend en hard 'au revoir, au revoir, au revoir' roepend uit. Het blijft een continent van tegenstellingen!
Op de markt van Ouahigouya.
Onze eerste indruk is dat B.F. rijker is (alhoewel het ook een arm land is) dan Mali. Op de markt van Ouahigouya zien we voor het eerst weer veel groente: kool, aubergines, tomaten, okra, bieslook, een soort andijvie. De kleren die te koop aangeboden worden zijn heel, gevarieerder en er is meer. Ook blijkt er een supermarkt te zijn met duidelijk buitenlandse producten (closetpapier, sterke drank, koekjes, puntjes kaas). Dat hebben we in Mali niet gezien (behalve één in Bamako, maar die was minder).
[22 november 1996]
Ouagadougou
Gisteren een ontzettend leuke dag gehad in Ouagadougou (spreek uit Wakadoekoe of gewoon Waka) de hoofdstad van B.F. De stad zelf is niet heel spectaculair, maar alles wat er zo maar gebeurt en wat je toevallig tegenkomt maakt het zo leuk. Met de taxi van de camping naar de stad bijvoorbeeld. Onderweg stopt de taxi (de afstand is 7 à 8 kilometer) om te tanken en tankt dan 1,45 liter, bovendien vraagt J. (Mercedesmonteur) of ik de tik in de auto hoor, die wordt veroorzaakt doordat de motor los ligt. Probeer zo'n taxi maar eens in Amsterdam te vinden. De taxi brengt ons naar het museum, dat gehuisvest blijkt te zijn in het restaurant van een lyceum. De toegang blijkt 1000 CFA te zijn, terwijl onze kit (laatste keer: is nog steeds onze reisgids) 500 CFA aangeeft. Als we daar over beginnen heffen de museumbaas en zijn maatje hun handen ten hemel: Ah ja, maar dat was voor de devaluatie, eigenlijk zou het wel 3000 CFA moeten zijn. Onze 1000 CFA is niet teveel betaald, we krijgen gedrieën (J. en wij) een prachtige rondleiding. De gids is een geboren verteller met veel gevoel voor drama en theater. Vooral bij de gris-gris (magische geneeskunst) is hij op zijn best. Eerst beeldt hij met veel gebaren en gekreun de patiënt met buik- of rugklachten uit, daarna de gris-gris magiër die met een geheimzinnig 1,2,3,4, en gebaren de kwaal geneest. Als hij uitlegt dat de armbanden die vrouwen dragen heel zwaar zijn strompelt hij bezwijkend onder het gewicht van de denkbeeldige armband rond en schrijft om te voorkomen dat wij het verkeerd verstaan 3,5 kg met zijn vingers in het stof van de vitrine. Ook mogen we alle authentieke muziekinstrumenten van hem uitproberen.
Na het museum bekijken we de kathedraal die we van de Afrikaanse koster rustig mogen bekijken. De mengeling van typisch Afrikaans en typisch katholiek is heel treffend. De kathedraal is helemaal uitgevoerd in pasteltinten groen, roze, geel, blauw en heeft een golfplaat-dak, maar is onmiskenbaar een kathedraal. Op de wandschilderingen zijn Jezus en zijn de gelovigen zwart, het mariabeeld met kind is blank. Op aanraden van de koster gaan we naar het naast gelegen huis van de Soeurs-Laurier, waar volgens de koster een restaurant is. Het restaurant wordt niets, maar we lopen een jongen met zijn heeroom tegen het lijf, die zich bezig houden met erosiebestrijding. We hebben een ontzettend leuk en informatief gesprek met ze en ik krijg de naam van de prof uit Wageningen mee. Kan ik thuis informeren hoe het project afgelopen is. Omdat de zusters heel mooie kaarten hebben van de erosie belooft heeroom een kaart aan P. te sturen. Denk wel dat hij dat echt doet.
Aan het eind van de dag bellen we met J. en M. en zijn tevreden dat alles thuis goed is en de tweede en derde brief aangekomen zijn. We koken vandaag niet zelf, maar eten Afrikaans in de stad. Prima eten voor samen ongeveer fl 12,50.
Moro-Naba
Vanmorgen zijn we in alle vroegte (zes uur vertrokken van de camping) naar de ceremonie van de Moro-Naba geweest. De Moro-Naba is de keizer van de Mossi (hadden het voor de Franse koloniale tijd voor het zeggen) en nog steeds een invloedrijke traditionele gezaghebber. De ceremonie vindt iedere vrijdag om zeven uur 's morgens plaats. Alle ministers en adviseurs van de Moro-Naba (=MN) komen naar het plein bij het paleis en begroeten elkaar volgens een strikte rangorde. De allerhoogsten geven elkaar een hand, iets lageren nemen eerst hun hoed af, nog iets lageren hebben geen hoed, weer anderen moeten eerst hun schoenen uitdoen en op afstand groeten, iedereen heeft een vaste plaats om te zitten. Als iedereen zit, beginnen de troms te roffelen en klinkt een geweerschot. Dan verschijnt MN himself. In twee groepen komen de allerhoogsten een stukje dichterbij en groeten MN volgens een bepaald ritueel. Daarna mogen een paar heel belangrijke personen op spreekafstand komen. Als ook die weer terug op hun plaats zijn wordt het paard dat al die tijd mooi opgetuigd op MN heeft staan wachten afgezadeld en weggeleid en MN verdwijnt naar binnen. MN heeft zijn rode gewaad dat hij eerst aanhad verwisseld voor een witte. Luisterend naar zijn adviseurs heeft hij besloten niet ten oorlog te trekken, omdat zijn vrouw of zijn zoon (daarover verschillen de reisgidsen van mening, zal vast zijn vrouw wel geweest zijn) partij tegen hem koos. Op advies van zijn raadgevers besloot die MN te kiezen voor zijn volk en geen oorlog te beginnen. De ceremonie op vrijdag is een eerbetoon van de MN aan zijn volk en omgekeerd.
Gezien de omvang van de MN (volgens de kit voor een deel te wijten aan de inname van grote hoeveelheden milletbier) denk ik dat het paard wel erg blij is als MN zijn witte jurk aan gaat trekken en hij naar stal mag!
Heel leuk om mee te maken!
[23 november 1996]
Grens Ghana
Vanmiddag zijn we van BF naar Ghana gereisd. De grens-formaliteiten waren dit keer weer anders. We moesten lopend door het douanegebouwtje in BF en in Ghana moesten we een formulier invullen in het douanekantoor en moesten alle luiken van de truck open. Vooral ons eten interesseerde de man mateloos. Rik heeft hem uitgelegd dat sperziebonen een soort witte bonen waren, Lia heeft uitgelegd dat gevriesdroogde groente niet zo gegeten kan worden. De douaneman nam zijn taak serieus, schudde met de blikken en zei dat hij het eten wilde proeven. Toen we zeiden dat je het niet zo kon eten, maar moest koken met water, antwoordde hij 'I have a stove'. Omdat hij verder niet lastig was, heeft hij een jasje uit de klerenvoorraad gekregen, dat was ook goed.
Verder hebben we vandaag weer het hele circus met geld tellen gehad, omdat je in Ghana alle deviezen op moet geven. We hebben een kluis redelijk bij de hand helemaal achterin bovenin bij de bagage en een kluis in de truck onder de vloer, daarvoor moet je echt op je buik onder de vloer kruipen. Alle zakjes uit beide kluizen gaan dan terug naar de eigenaars zodat je kan tellen hoeveel cheques en geld je hebt. Natuurlijk houd je ook wel bij wat je uit geeft, maar na de eerste keer tellen lijkt dat nooit te sluiten met wat je over hebt. Nadat iedereen Franse francs, dollars in cheques en contanten en de nog resterende CFA's geteld heeft (CFA's hebben we straks in Togo en Benin nodig) moet al het geld weer ingezameld worden en terug in de verschillende kluizen. In principe moet je bij het verlaten van het land exact kunnen tonen dat je wat je minder hebt dan toen je binnenkwam, keurig (met wisselbewijs!) gewisseld hebt. Iedere afwijking kan reden voor een willekeurige boete zijn, alhoewel Ghana nog redelijk soepel staat aangeschreven. Vandaag bleek zelfs toen puntje bij paaltje kwam dat de regeling afgeschaft was. Niemand bij de douane heeft naar iets anders gevraagd dan onze etensvoorraad, dus hebben we voor niets geteld!
Wisselen voor 'hotel'
Bij aankomst in onze overnachtingsplaats (Bolgatanga) bleek de bank al dicht (zaterdag tegen half zes). Er zat dus niets anders op dan zwart wisselen, wat hier niet gunstig is. Ook is het niet gunstig om kleine coupures te wisselen. We besluiten dus om met de hele groep wat 100 dollar-biljetten te wisselen (zwart). Dat valt niet mee, een slechte koers krijgen lukt wel, maar meer dan 100 dollar wisselen lukt niet. Maandag zijn de banken weer open en kunnen we echt wisselen. Het zal een dol weekend worden met fl 10,00 per persoon op zak!
We slapen vannacht bij gebrek aan camping in een hotel van de missiepost (gaat ook nog van onze fl 10,00 af, kost fl 3,50 p.p.). Als jullie denken dat we nu de vijftigste nacht eindelijk wat privacy hebben na 49 nachten in binnententjes die heel dicht bij elkaar staan, heb je het mis. we hebben truckwacht, dus Rik slaapt in de truck en ik slaap met vijf andere meiden in een zes-persoonskamer.
[24 november 1996]
Eerste indrukken Ghana
Ghana is duidelijk anders. Allereerst is het land Engelstalig, maar gelijk over de grens zien we stenen gebouwen, golfplaatdaken en de mensen zitten nauwelijks op de grond maar op bankjes. Ook de mensen zijn anders. Heel open en ze komen wat zelfbewuster op ons over. Ook het landschap is vandaag veranderd, we zijn uit het droge gras met bomen. Het gras is groener en sappiger en er komen steeds meer bomen. 's Middags zien we de eerste bananenbomen. Het is nog steeds heel warm, maar nu zijn we begonnen aan de vochtige warmte en die houden we voorlopig.
Ik heb nu een probleem, ik had me voorgenomen dat de brief niet langer dan vier blaadjes mocht worden, en ik moet nog tot Accra. Stiekem een blaadje erbij (sorry A.!; van jou mocht ik geen lange brieven schrijven).
Vandaag hebben we bij de eerste cola-stop bijna een half uur gediscussieerd met twee Ghanese jongens van begin 20. Ze willen als ze horen dat wij uit Nederland komen, dat wij bemiddelen voor hun zodat zij ook naar Nederland kunnen. Daar kunnen ze rijk worden en hun vrouw en kinderen onderhouden. In Ghana lukt ze dat niet. We hebben uitgelegd dat dat zo niet werkt en dat de meeste Ghanezen in Nederland werkloos zijn en niet rijk, maar dat de verhalen over de mislukking hun niet bereiken.
Het is een boeiende discussie omdat er over en weer argumenten aangedragen worden en ook echt geluisterd wordt. Na een poosje is de eerste ervan overtuigd dat hij beter in Ghana kan proberen rijk te worden. Als het hem in Ghana niet lukt, lukt het hem ook niet in Nederland. Nu zegt ook hij tegen zijn maat dat wij gelijk hebben. Zijn maat heeft nog het idee dat wij wel kunnen bemiddelen voor een baan, maar als we uitleggen dat ook wij geen baan hebben, stelt hij zijn mening bij, zeker als we hem vragen waar hij dan wil wonen, hoe hij aan geld wil komen en dat bij ons alles duurder is. Het is heel apart om zo in Ghana hierover te praten, tot nu toe bestond de discussie uit: \"Donnez moi un bic\" (geef me een pen) met als antwoord \"Je n'ai pas un bic\" (ik heb geen pen). Voor mijn gevoel is het ons ook gelukt om (oprecht gemeend) een waarheidsgetrouw beeld te geven van wat een Ghanees in Nederland kan.
Ook over de rest van de dag met bezoek aan een marktje en 's avonds kamperen op het voetbalveld van een school valt heel wat te vertellen, maar ik doe maar wat zuinig. Het is nog een week tot Accra.
[27 november 1996]
Kumasi
Ghana is echt anders dan de andere landen tot nu toe. Er is veel meer te koop, er zijn hier duidelijk rijke mensen en de mensen zijn veel meer geschoold. Bij het voetbalveld waar we overnacht hebben, heeft Rik diverse keren met een boer gepraat die van alles over de yams (soort aardappels) en zoete aardappels in Nederland wilde weten. Hij herkent, als eerste, Afrika en onze route op mijn T-shirt, weet van de erosie op Madagascar en constateert zelf dat als hij ons schrijft (iedereen in Ghana vraagt adressen) dat dat pas in augustus '97 kan.
Verder zijn ze ongelofelijk gelovig (christelijk). Overal zie je teksten als 'God loves you', 'Jesus never fails', 'God is king', 'Psalm 91', 'Jesus is wonderful'. Ook winkels hebben schitterende namen, wat dachten jullie van 'God is Great Enterprise'?
Daarnaast hangen er overal verkiezingsaffiches, want 7 december zijn hier verkiezingen. We zien ook veel auto's, vlaggen en andere campagne-achtige dingen.
De drukte van Kumasi.
Gisteren zijn we de hele dag op sjouw geweest in Kumasi, een behoorlijk grote stad in Ghana. Het barst van de auto's en de mensen en het is druk en chaotisch, maar een heel leuke stad. Ondanks de drukte wordt er niet agressief gereden, stoppen auto's om je over te laten steken en zijn de mensen bijna zonder uitzondering bijzonder vriendelijk. De markt is de grootste van West-Afrika en uitermate druk en ook het naastgelegen busstation is enorm groot en chaotisch. We beginnen de dag met een ontbijt zomaar op straat bij een stalletje. Het stalletje bestaat uit een tafel met dozen voor eieren, twee houten bankjes, een grote doos met brood en twee houtskoolstoven. Op de ene staat een grote pan water, op de andere een koekenpan voor de eitjes. We krijgen omelet (twee eieren), met ui en tomaat op een flink stuk heel vers brood met naar keuze koffie of thee. De eitjes worden gebakken waar we bij zitten, de bordjes en kopjes keurig omgewassen met heet water. Een heerlijk ontbijt na zeven weken jam, pindakaas, chocopasta en soms een puntje smeerkaas, en voor de prijs hoef je het niet te laten fl 1,00 p.p (=1000 cedis).
We gaan eerst naar het cultureel centrum, met uiterst vriendelijke en behulpzame toerist-informatie en een museum over de Ashanti. Ook nu is het museum het vermelden waard. Het is niet groot en we worden rondgeleid door een dame die ontzettend monotoon in slecht Engels haar verhaal afdraait. Ze onderbreekt haar verhaal alleen om vanuit haar tenen te gapen en dat gapen blijft ze bij voortduring doen. Om de drie à vier gapen zegt ze 'sorry'. Later bij de boekjes en kaarten spreekt ze veel duidelijker Engels, het gapen blijft.
De rest van de dag besteden we aan alle andere bezienswaardigheden: het paleis, het fort met museum, de markt en de zoo. 's Avonds eten we in de stad en met de taxi gaan we daarna naar huis. Ter informatie het financiële plaatje van de dag (per persoon):
- fl 1,00 ontbijt
- fl 1,00 museum bij fort
- fl 1,00 museum cult.centr.
- fl 0,30 dierentuin
- fl 0,50 frisdrank
- fl 0,50 fris
- fl 2,10 groot stuk cake, chips + fris (lunch)
- fl 7,80 avondeten + drankjes
- fl 1,00 taxi
totaal fl 15,20 (= 15.200 cedis)
Voor zo'n bedrag kan je je gerust uitleven in zo'n stad.
We zitten inmiddels aan de zuidkust aan de zee bij het strand. Morgen gaan we naar een naburig plaatsje (Dixcove) met fort en haven, want een dag strand is nog steeds niet aan ons besteed.
[30 november]
Dixcove
De haven van Dixcove.
In de vissershaven hebben we de meest exotische vissen gezien: grote hamerhaaien, zwaardvissen, gewone vissen, kleinere haaien en zelfs twee dolfijnen. Alle vis wordt op het strand verhandeld en in stukken verkocht. Van de hamerhaai worden eerst de vinnen verhandeld, de open plekken worden met zand dichtgestopt om te voorkomen dat de gieren ervan gaan eten. Het fort is eerst een handelsfort en later een slavenfort geweest. De gids probeert ons eerst een schuldgevoel aan te praten (er zijn ook geen leuke dingen met de slaven gebeurd) en daarna bij het afrekenen op te lichten. Ondertussen zijn we ervaren genoeg om daar niet in te trappen!
's Nachts worden we overvallen door een enorme stortbui. De buitentent hadden we (na een eerdere regenbui de dag ervoor) weer afgehaald. Midden in de nacht proberen we in de stromende regen de buitentent op te zetten, terwijl de muggen zich te goed doen aan onze blote benen en armen. De tent staat zeer ondeugdelijk, als we weer terug zijn in de tent staat er een plasje water tussen de slaapmatjes, de tweede regenbui voel ik dwars door de buiten-tent op me neerkomen, de plas wordt groter. We brengen de slaapzak in veiligheid (vuilniszak) en gebruiken de slaapmatjes als eilandjes om op te slapen, want ons wonderwel lukt. De volgende ochtend om elf uur is alles gelukkig weer droog.
Deze brief gaat maandag in Accra op de post.