Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 06: Agra naar Quetta
Wereldreis, van Nepal naar Nederland, brief 6

Wereldreis, van Nepal naar Nederland, brief 6

[India, Pushkar, 11 maart 1998]

Terug naar Jaipur

We zijn terug in het land van de woestijn, de kamelen en de enorme aantallen marmerfabrieken: ofwel de staat Rajasthan. Vanaf Agra zijn we naar Delhi gereisd (weer met reisgezelschap en in de truck). In Delhi is genoeg te doen voor ons tweede bezoek. We bezoeken de plaats waar Mahatma Gandhi is gecremeerd, en waar nu een mooi, groot en opmerkelijk schoon park is. Vlakbij is het Gandhi-museum, met veel foto- en ander materiaal (kleding, bord, weefgetouw) van en over Gandhi.

We gaan niet met de groep mee naar Jaipur. Zij doen in Jaipur het programma dat wij een paar weken eerder hebben gedaan: Amber Palace, en de eerste nacht logeren op de boerderij van de gids, en de tweede dag de stadstour. Wij blijven achter in Delhi, gaan (met resultaat!) de poste restante langs, en gaan met een uiterst luxe bus ‘s middags naar Jaipur. Het hotel dat we uitgekozen hebben, blijkt vol te zijn (we zijn pas tegen half zeven ‘s avonds in Jaipur). Buiten staat iemand van de concurrentie ons al op te wachten. Hij weet wel een goed hotel met goedkope kamers: 200 Rp (ongeveer f 11,00) voor een tweepersoons met badkamer. Dat klinkt wel goed, dus gaan we mee even kijken. De kamer is een armoedig hol, maar er is een bed, een badkamer met water en licht, dus wat valt er nog te klagen. Na aandringen krijgen we zelfs handdoeken. Rik trekt het bed van de muur, zodat beesten die over de muur lopen niet gelijk op het bed vallen. Dat is geen verstandige actie: Het hele bed moet aan die kant gestut worden met stapels stenen. Op eigen kracht blijft het niet op zijn poten staan, zeker niet als je erin ligt. Veiligheidshalve het bed dus maar teruggeschoven.
Zeggen dat de kamer gehorig is, is niet helemaal een juiste weergave van de feiten. Aan de bovenkant zijn de muren gewoon open. Licht en geluid kunnen ongehinderd passeren. Overigens hebben we uitstekend geslapen, en het bed heeft het de hele nacht niet begeven.

In Jaipur gaan we naar een museum, ook daar was bij ons eerste bezoek geen tijd voor. Het is een prachtig gebouw, speciaal gebouwd als museum. Van binnen is het bedroevend slecht onderhouden. Een grondige schoonmaakbeurt en een kwast verf zouden wonderen doen. Op zich zijn er best mooie dingen, maar zelfs in de vitrines zitten de tentoongestelde spullen onder een dikke laag stof. De miniaturencollectie is echt uitgebreid, maar behalve hier en daar een jaartal en plaats, ontbreekt elke uitleg, terwijl de verlichting zo slecht is dat je de helft niet kan zien.

Het assortiment in het museum is uiterst gevarieerd. Na de vitrine met de gegraveerde houten voorwerpen en uit ivoor gemaakte kunststukken stuiten we op een vitrine met bloemmodellen. Modellen die je gebruikt op een biologie practicum en waarbij je het hele model uit elkaar kan halen om de bloembouw te demonstreren. De kast staat propvol, enige tekst of uitleg ontbreekt. In een zijzaaltje komen we een Egyptische mummie tegen (met een bordje “Egyptische mummie”). Boven de kast met de mummie hangt een opgezette krokodil. Vanaf de overkant kijkt het van gips gemaakte borstbeeld van Marcus Aurelius toe. Geen idee wie dat is, maar te oordelen naar zijn uitbundige krullen, zijn krijgshaftige blik en zijn naam moet het een held uit de Romeinse tijd zijn. In de zaal ernaast deelt een (demontabel) model van het menselijk spijsverteringsstelsel de vitrine met een model van het paard. Ook het paard kan helemaal uit elkaar, en je kan bloedvat- en zenuwstelsel zien, en als je verder gaat alle botten.
De bezoekers zijn al net zo gevarieerd als de collectie. Naast de (vele) mensen zien we duiven (op veel vitrines zit ook vogelpoep), musjes en een hond of kat. Deze laatste bezoeker is kennelijk niet zo gewenst, hij wordt door een bewaker met stok over de hele etage achterna gezeten. Zulke musea verdienen het om bezocht te worden.

Holi in Pushkar

De tweede nacht slapen we in Jaipur niet in ons paleisje. We sluiten weer aan bij de groep en kamperen op het grasveld van een hotel. Vanmiddag zijn we vanuit Jaipur naar Pushkar gereden, waar we één dag langer blijven dan het plan was. Morgen en overmorgen viert India (voornamelijk Noord India) het Holi festival.

Het Holi-festival luidt het begin van het nieuwe voorjaar en groeiseizoen in. Ze vieren dat hier door elkaar met gekleurde verf en kleurstof te bekogelen. Het feest schijnt ook de gelegenheid te zijn om toeristen met verf te bekogelen, maar ook ernstiger lastig te vallen. In het verleden zijn overland-trucks met keien bekogeld (gesneuvelde ramen e.d.). Vandaar dat er nu op de twee Holi-dagen niet gereden wordt. Hopelijk valt het hier in het veilige Pushkar (van geen drank, geen vlees, geen eieren) mee. Geen drank zal vast schelen in de uitbundigheid van de feestvreugde.

[17 maart 1998]

Het Holi-festival is weer achter de rug. De eerste dag is eigenlijk een aanloopdag, een soort kerstavond. De tweede dag is de ‘echte’ feestdag. We vragen zowel in het restaurant waar we de eerste avond eten, als in het hotel of we de tweede dag op straat kunnen. ‘s Morgens is onverstandig, maar ‘s middags kunnen we veilig naar buiten. Zelfs op de binnenplaats van het hotel wordt ‘s morgens met verf gegooid. Wij blijven die ochtend op de kamer, groepsgenoten doen enthousiast mee, en lopen nu nog steeds met rode (en soms met groene) Holi-sporen rond. ‘s Middags is het dorp uitgestorven: alle winkels dicht, vrijwel alle restaurants dicht, zelfs de straatstalletjes die altijd open lijken zijn dicht en weinig mensen op straat. Na de carnaval-achtige ochtend is de middag kennelijk een tijd voor bezinning. Wij komen redelijk ongeschonden Holi door: alleen wat gemakkelijk af te kloppen verfpoeder.

In één van de boekwinkels komen we nog een bekende tegen: Marcus Aurelius, die een boek getiteld “Meditaties” heeft geschreven. Volgens de toelichting op het boek heeft hij met dit boek het meest toegankelijke werk over het stoïcisme geschreven, hield hij niet van oorlog voeren (maar was daartoe verplicht), en was het verder een bijzonder goed en nobel mens. De mummie in Jaipur had het slechter kunnen treffen.

Jodhpur

Vanuit Pushkar is de route weer nieuw. We doen eerst Jodhpur aan, waar een prachtig fort is. We krijgen daar een rondleiding van een gids. Er is veel meer te zien dan in de brief past. Het fort is gebouwd op een heuvel die over de hele stad (met heel veel blauwe huizen) uitkijkt. De weg naar de zware toegangspoort is heel steil en maakt vlak voor de poort een scherpe bocht. De gids legt uit dat dat is om de poort (die erg stevig is) olifantbestendig te maken. Olifant verliest vaart op de helling, kan de scherpe bocht niet goed nemen, en moet dus afremmen en heeft dan geen snelheid genoeg om de deur te rammen. Een echte Rajasthan suppoost met tulband en prachtige gekrulde snor geeft een demonstratie tulband strikken (of hoe je dat noemt). De doek (9 meter lang en 90 cm breed) wordt in een soort draaiende beweging alsmaar om het hoofd gedraaid. Lijkt gemakkelijk als je het ziet, maar vraagt heel wat oefening. Veel mannen dragen hier een tulband.

Jaisalmer

Na Jodhpur rijden we naar Jaisalmer, een stad die echt midden in de woestijn staat. Het fort van Jaiselmer, gebouwd van geel zandsteen, is zo mogelijk nog indrukwekkender dan dat van Jodhpur. De oude stad wordt omgeven door de kilometerslange fortmuur. In de oude stad zijn de straatjes heel nauw, en alle huizen, tempels en het paleis zijn van hetzelfde gele zandsteen. Het paleis dat drie of vier etages hoog is, is overal prachtig bewerkt. Het is nu in gebruik als museum, en vanaf de hoogste dakterrassen kijk je prachtig uit over de oude stad en de nieuwe stad buiten de muur. Buiten de stad is aan alle kanten alleen maar woestijn.

Kamelensafari

Kamelensafari.

Kamelensafari.

De tweede dag in Jaisalmer gaan we de woestijn in. We gaan een hele dag op pad voor een kamelensafari, overnachten in de woestijn, en komen dan de volgende dag weer terug. Overigens klinkt woestijnsafari alsof we een echte overlevingstocht gaan doen, maar van een echte gevaarlijke, risicovolle expeditie is geen sprake. De kamelen worden tot voor de deur van het hotel waar we kamperen gebracht. Elke kameel heeft zijn eigen kamelenman (soms twee kamelen op één begeleider) die de hele weg meegaat. De lunch en het diner wordt voor ons klaargemaakt, en ‘s avonds komt de truck met de bagage naar de overnachtingsplek. Tussen de middag komt zelfs een jeepje langs om frisdrank te brengen.
Ook de baas van de organisatie komt met het jeepje mee. Hij is zo dronken als een tor, en volledig niet aanspreekbaar. Volgens de kamelenmannen gebeurt dat vrijwel dagelijks en een jongetje van 10 legt aan Rik uit: “He (wijzend op de man) whisky drink, much drink”. Door twee man wordt hij afgevoerd en in de jeep naar huis gezet.
De tocht zelf is meer dan geweldig. De kameel zit veel gemakkelijker dan we verwacht hebben, en het is eigenlijk niet goed te schrijven hoe het voelt om op zo’n kameel te zitten met overal zo ver als je kan kijken woestijn om je heen. Echt een geweldige belevenis. We rijden eerst ‘s morgens ongeveer 2,5 uur en stoppen even voor 12 uur voor de lunch (bereid door de kamelenmannen) en een heel lange pauze. Pas om kwart over drie staan de kamelen weer opgezadeld klaar. Reden voor zo’n lange pauze is het vermijden van rijden tijdens de heetste uren. Tegen de hitte had ik wel opgezien, woestijnen zijn zelfs in maart heel erg heet, en heel erg hittebestendig ben ik niet. Maar we hebben erg veel geluk. Het is bewolkt en het waait, perfect weer dus. ‘s Middags wordt de bewolking steeds dreigender, en even later horen we in de verte onweer. We zijn net een kwartiertje op onze overnachtingsplek als de onweersbui met stortbui losbarst. Waarom zeggen ze dat woestijnen droog zijn? Dit is al de derde keer dat we stortbuien en onweer hebben in de woestijn als dat volstrekt niet hoort.

‘s Avonds (het is dan weer droog) hebben we na het eten muziek en dans. Het is bepaald een apart gevoel en een hele speciale ervaring: de muziek met naast het podium een kameel, verder overal om je heen woestijn , en de lucht in de verte verlicht door de bliksem, die nu ver van ons vandaan is. We voelen ons bevoorrecht.

De volgende dag rijden we in 2,5 uur terug naar Jaisalmer per kameel. En even pochen: Rik heeft de hele rit uitgereden, zonder enige voorgaande rijdierervaring. De eerste middag heeft hij een ernstige handicap: de kameel heeft gevoelige flanken, dus hij mag zijn voeten niet in de leren riemen laten steunen. Daarnaast zwikt de kameel steeds door zijn rechtervoorpoot, wat het zitten niet aangenamer maakt. De stakker (=kameel) blijkt gewoon kreupel. De volgende dag gaan maar negen mensen terug per kameel, zodat Rik op een goede kameel mee terug kan. Dat juist Rik’s kameel problemen heeft was te verwachten. Bij het uitdelen van de kamelen nam iemand Rik speciaal mee naar deze kameel met de verklaring: “Oude man, oude kameel”. De “oude” man heeft toch mooi heel wat van de jonkies die de tweede dag een ‘te pijnlijke rug’ of aanverwanten hadden eruit gereden!

Amritsar

Gouden tempel Amritsar.

Gouden tempel Amritsar.

Inmiddels zijn we in Amritsar in de Punjab. We hebben de woestijn achter ons gelaten: Punjab is een staat van voornamelijk landbouw. Alhoewel Punjab erg geleden heeft van de scheiding in de moslimstaat Pakistan en de Sikhs- en Hindoestaat India tijdens de onafhankelijkheid, gaat het er nu erg goed. Het inkomen (gemiddeld) in Punjab is bijna het dubbele van het gemiddelde voor India. Ze produceren meer dan 20% van al het graan en 10% van alle rijst van het land, terwijl maar 2,5% van de bevolking in Punjab woont. Het succes van Punjab is het gevolg van het harde werk en de grondige aanpak van de Sikhs.
Sikhs zijn bijzondere mensen. Erg vriendelijk en goed te herkennen. De mannen mogen hun haar niet knippen, met als gevolg dat alle mannen kleurige tulbanden dragen en snorren en baarden hebben (veel mannen hebben duidelijk wel hun baard en snor geknipt trouwens). Verder zijn ze bijna zonder uitzondering stoer en heldhaftig om te zien. Echt mooie mannen, misschien neem ik er wel een mee als er plaats genoeg is in de rugzak. Het geloof van de Sikhs heeft zowel Hindoe als Moslim aspecten, en is ontstaan om de beste elementen van beide te verenigen. Zo verwerpen Sikhs het kaste-systeem en hebben ze tolerantie en naastenliefde hoog in het vaandel staan. Een praktijkvoorbeeld daarvan is hun gastvrijheid. In elke Sikh-stad kan je gratis eten krijgen en overnachten. Wat je daarvoor kan en wil betalen is aan jou om te bepalen. Dat geldt natuurlijk niet voor de gewone restaurants en hotels, daar betaal je net als overal.

[24 maart 1998]

Grens India - Pakistan

Na lange tijd hebben we India verlaten en verruild voor Pakistan. Vanaf Amritsar is het niet ver naar de grens, en vanaf de grens niet ver naar Lahore, onze eerste stop in Pakistan. Toch hebben we vrijwel de gehele dag nodig. De grensovergang bij Amritsar is de enige grenspost tussen India en Pakistan die open is, en het is er uitgestorven (afgezien van een overdosis aan douanebeambten en immigratie-officials). Vrachtauto’s zien we niet, bussen niet, eigenlijk niemand niet. Vracht wordt door dragers over de grens gedragen. De dragers moeten kennelijk officieel aangemeld worden, krijgen dan hun vergunning en een hemelsblauwe hemdjurk. Als ze aan het werk zijn lijkt het net een mierenhoop van gigantische grote hemelsblauwe mieren: een onafzienbare stroom dragers allemaal met een grote krat op hun hoofd.
In India willen ze de hele truck, alles van binnen, alle bagageluiken, het dak en alles leeg. Zelfs de reservebanden moeten eraf. Verder zijn ze eigenlijk niet lastig, niets van de bagage wordt doorzocht en nadat ze van Chris een rugzakje (leeg) hebben gekregen, zijn we na 3,5 uur India uit. Pakistan in gaat veel vlugger, en ze zijn echt aardig. We krijgen een kopje thee en één van de beambten komt een praatje maken. Waar we vandaan komen, of we getrouwd zijn, wat voor werk we doen en of we kinderen hebben. Kinderen zijn een geschenk van God vindt hij. Tegenwoordig gaan we in dit soort gevallen lastige discussies (geen kinderen is soms niet uit te leggen) uit de weg en hebben we twee al grote kinderen: een zoon en een dochter. Sinds het gesprek met de douaneman weten we nu dat onze zoon werkt en onze dochter nog studeert. De douaneman heeft zelf drie kinderen en dat vindt hij genoeg. Zijn dochter wil nog graag een zusje, dus misschien worden het er vier, maar dan stopt hij echt.

India, tot slot

Pakistan verschilt meteen enorm van India. India heeft een veelheid van indrukken achter gelaten, en het zal nog even duren voordat dat bezonken is. Er zijn teveel en niet te vergelijken gebeurtenissen en ervaringen. Alle mooie dingen die we gezien hebben aan tempels, forten en paleizen, de mensen die in de verschillende delen van het land heel verschillend zijn en het landschap variërend van Himalaya, het hete strand van Goa, de rijstvelden tot de woestijn in Rajasthan. Ook de armoede, de mensen die op straat leven met niets dan hun stukje straat, de opdringerige riksjachauffeurs en verkopers, en de vaak verminkte of invalide bedelaars horen bij die indrukken. Net als Moeder Theresa (haar ziekenhuis voor de armen), en de mensen die met hun stukje land, voldoende eten en familiehut naar volle tevredenheid nog in de Middeleeuwen lijken te leven. Overal zijn mensen en veel ook, meestal aardig, en soms krijg je de neiging om te meppen.
Qua natuurparken in India was Barathpur wel heel bijzonder. Zoveel vogels bij elkaar kan je je niet voorstellen. Ook ‘gewoon’ met de truck of lopend onderweg hebben we massa’s vogels gezien. Als laatste over India moeten nog de Hindoetempels genoemd: overal aanwezig en overal worden ze ook vol overtuiging bezocht. Het geloof is vervlochten met het dagelijks leven hier.

Al met al hebben we het gevoel dat we heel veel gezien en gedaan hebben, maar dat we ook heel veel niet gezien hebben. Boeken over India zijn nu ook heel leuk om te lezen, en geven samen met wat we zelf gezien hebben een wat vollediger beeld. Prima tijd en prima reis, en we hebben nog even tijd nodig om alles te herkauwen.

Pakistan

In Pakistan zijn we meteen weer in Moslimland. Vrouwen gesluierd, de mannen en vrouwen in hun moslimgewaad + broek (shalwar qamir geheten) en de muezzin die vanaf de moskee zijn “Allah Akbar” roept. De straten vinden we een toonbeeld van netheid. Als je direct vanuit Nederland in Pakistan komt, vind je het er waarschijnlijk vies, maar vanuit India komend, is het een stuk schoner. Op straat zijn opeens veel meer personenauto’s van verschillende merken, de ‘Indian Oil’ pompen zijn vervangen door internationale namen op pompen en de vrachtauto’s zijn allemaal even mooi versierd en beschilderd. De mensen zien er niet alleen anders uit, ze gedragen zich ook anders. Vrijwel iedereen kijkt op als onze truck langskomt, lacht en zwaait naar ons. Net als in India willen ze meer over je weten, maar hier zijn ze meer in je geïnteresseerd als medemens, terwijl het in India meer als opdringerige nieuwsgierigheid naar de curiositeit ‘buitenlander’ voelt.

Pakken melk zijn weer te koop, bier en andere alcohol niet meer. De hoofddoek en mijn Pakistanjurk en broek zijn weer uit de rugzak gekomen. De gewone kleren kunnen tot in Turkije in de tas blijven. Omdat één set kleren voor al die tijd wat weinig is, heb ik nu ook een groene jurk met bijpassende hoofddoek en broek. De broek heeft de omvang van op z’n minst een tweepersoonstent.

Lahore en Islamabad

Lahore is de eerste plaats in Pakistan die we bezoeken. De sfeer in de stad is gelijk veel meer Oosters, vooral in de bazaarstraatjes. Rijen met kleine winkeltjes, gegroepeerd per soort (papierwaren, stoffen, groenten, eetstalletjes, ijzerwaren, kleding) waar iedereen bezig is van alles te maken. Een wirwar van straatjes vol drukke mensen. De boekwinkels hebben een assortiment dat we in India nergens gezien hebben. Niet alleen leesboeken, maar ook echte universitaire studieboeken. De meeste boeken zijn spotgoedkoop, het zijn lokaal gemaakte herdrukken. Zowel in Nepal als in India en ook nu kunnen we de goedkope boeken niet weerstaan en we hebben een belachelijke hoeveelheid (20, 25?) boeken extra. Voor de extra bagage (boeken, boeken, boeken en een beetje kleding) hebben we een metalen koffer aangeschaft die inmiddels uitpuilt. De kwaliteit van de koffer is niet denderend, hij is ingezakt, verbogen en sluit niet meer goed. Leuk voor in de truck, maar voor verder vervoer van bagage ongeschikt. Hoe we straks eind mei met al onze extra bagage vanuit Frankrijk thuis moeten komen is nog een niet opgelost vraagstuk.

Terug naar Pakistan. Vanuit Lahore rijden we naar Islamabad, het eindpunt van de eerste trip van vier weken en startpunt voor het volgende traject van 9 weken naar Europa. De groep blijft dit keer vrijwel hetzelfde: A. uit de VS stapt uit, drie nieuwe meisjes stappen in. De andere 17 mensen reizen allemaal verder mee. Met inbegrip van de chauffeurs zijn we nu met 22 man.

Wederom Peshawar

Vanaf Islamabad gaan we via een omweg naar Peshawar. De omweg maken we om een stukje van de Karakoram Highway te doen. In september zijn we daar ook geweest, maar het is zo’n verschrikkelijke mooie route, dat we hem graag een tweede keer doen. Bovendien riep ik in september: “Hier wil ik in het voorjaar heen”, ik word dus echt op mijn wenken bediend. We rijden een stuk voorbij Besham, en keren dan terug om in Besham te overnachten. We overnachten bij hetzelfde hotel, alleen nu minder luxe, we kamperen er. De route is echt prachtig, overal om je heen bergen , de vruchtbomen staan volop te bloeien, en alles is voorjaarsachtig. Vooral het laatste stuk met voortdurend uitzicht op de besneeuwde bergreuzen is prachtig. Beneden in het dal stroomt de Indus, die nu nog maar een klein riviertje is in vergelijking met verderop.
De tweede dag rijden we via de Swat vallei en de Shangla pas naar Peshawar. Ook deze route hebben we in september gedaan, en ook hiervoor geldt dat het zo’n bijzonder mooi traject is, dat je het graag nog eens ziet. We hebben schitterend helder weer, en de uitzichten op de bergen van de Hindu Kush en de Karakoram zijn onbeschrijfelijk mooi. Vanaf de pas (of er vlak bij) kan je uitkijken over Afghanistan, dat in de verte ligt.

In Peshawar zitten we weer ‘luxe’ in een hotel. In hotels hebben we een standaardprocedure die ons al nauwelijks meer opvalt. Zodra we de kamer binnenkomen, proberen we eerst alle lichtknopjes uit (meestal zijn er ongeveer 7 knopjes voor 2 à 3 lichtpunten en een fan). Daarna is de badkamer aan de beurt. Die wordt gecontroleerd op handdoeken en toiletpapier en licht. Ontbreken handdoeken en toiletpapier gaan we daar achteraan, eventuele gebreken (ernstig) aan de verlichting worden ook gelijk gemeld. Afhankelijk van de toestand van het bed gebruiken we de eigen lakenzak, sloop en/of slaapzak. Hoe vaak en wat je ook komt vragen, vrijwel altijd proberen ze je in het hotel vriendelijk te helpen, maar dingen gaan hier nu eenmaal anders. Wat te denken van een keurig over de dekens geslagen bovenlaken, dat in bed maar 80 cm doorloopt, en dat binnen vijf minuten als een touwtje over je heen zit. Daar houdt een mens toch echt geen rekening mee.

[26 maart 1998]

Khyberpas

De eerste dag in Peshawar gaan we naar de Khyberpas, de grens tussen Pakistan en Afghanistan. Ook de Khyberpas hebben we in september gedaan, maar willen we best nog eens doen. Een kleine 20 km buiten Peshawar staat een stenen boog, die het begin van de Khyber markeert. Dit gebied hoort tot de zogeheten ‘Tribal area’ (door een bevolkingsstam beheerst gebied), en er wonen voornamelijk Afridi. In dit gebied gelden de wetten van de Afridi, de Pakistaanse overheid heeft geen enkele greep op dit gebied. Om die reden moet je een vergunning vragen en krijg je twee gewapende militairen mee op de truck. De weg door de Khyber slingert zich door de (Sulaman) heuvels. Het landschap is rijk bedeeld met forten, de huizen en dorpjes zijn allemaal ommuurd ter beveiliging. De Afridi leven vrijwel uitsluitend van de smokkelindustrie, wapenhandel en drugshandel. Onderweg zien we de muur om de villa van de smokkelbaron. Via een open deur kunnen we een glimp zien van een prachtige, weelderige, groene parktuin. Ook wijst Sultan, onze gids, aan waar de militairen hun illegale bank hebben. Daar wordt het geld geïnd om de smokkelwaar door te laten.
Bovenop de pas is het verste punt tot waar we kunnen komen, 3 km voor de echte grens met Afghanistan. Onderweg zien we een konvooi van de Verenigde Naties op weg naar de vluchtelingenkampen in Afghanistan. Ook de VN is onderworpen aan de lokale wetten. Bij elke controlepost zien we een paar dozen staan, die daar toevallig van de vrachtauto gevallen zijn.

Op de terugweg stoppen we bij de smokkelaarsmarkt even buiten Peshawar. Niet bij het gedeelte met wapens en drugs (te gevaarlijk), maar bij de ‘gewone’ winkels. Er is van alles te koop, er is zelfs een Marks & Spencer. Marks & Spencer doet hier uitsluitend in toiletartikelen, de naam heeft niets met de echte winkel te maken, en de artikelen zijn net als de meeste waar hier gestolen of gesmokkeld. Een greep uit het assortiment: luxe huishoudelijke apparatuur als magnetrons en sapcentrifuges, veel stoffen, luxe kleding, telefoons in alle soorten en maten o.a. uitgevoerd in marmer, pampers boys en girls en natuurlijk de fietsen, die al fietsend over de pas worden gebracht. De klandizie bestaat vooral uit welgestelde Pakistani op zoek naar Westerse luxe. Intrigerend om er rond te kijken.

Darra

Vanmiddag zijn we naar Darra geweest. Ook in Darra gelden de Pakistaanse wetten niet. In Darra maken en verkopen ze maar één ding: geweren. Officieel mogen we niet naar Darra toe (omdat het buiten de controle van Pakistan valt). Soms kan je er met vergunning en escorte heen, soms geven ze geen vergunningen. Onze tour is dus illegaal, en we gaan in jeepjes die aan de zijkant gesloten zijn, zodat we niet zo zichtbaar zijn. Ongeveer 10 km voor Darra gaan ook de gordijntjes aan de achterkant dicht om ons te camoufleren.

Darra.

Darra.

Het bezoek aan Darra is wat onwezenlijk. De hoofdstraat mogen we niet in (daar zijn laatst vier mensen doodgeschoten), we gaan naar een zijstraat. In al de piepkleine werkplaatsen zijn ze bezig met het maken van geweren: slijpen van de loop, polijsten van de houten onderdelen, lassen van onderdelen en zo meer. Er zijn grotere werkplaatsen waar machines bezig zijn met voor mij onbegrijpelijke dingen. Iedereen die geld meebrengt kan hier alle wapens kopen die hij wil. De imitatie Kalashnikovs zijn te koop vanaf f 200,00. Er zijn nog veel triestere illegale dingen te koop. Eén van de handelaren wil ons het vel van een door hun zelf geschoten luipaard verkopen. Anarchie viert hoogtij in Darra. De Afridi mogen hun talenten in de verkeerde richting ontwikkeld hebben, bekwame ambachtslieden zijn het wel. Een geweer dat ze nooit eerder gezien hebben, kunnen ze in 10 dagen namaken. Is de eerste kopie eenmaal gemaakt, dan kosten de volgende kopieën maar 2 of 3 dagen. Tijdens ons bezoek horen we geregeld schoten; de geweren moeten uitgetest worden. Tegen betaling mag je zelf ook schieten. Een deel van de groep doet daar aan mee, wij zien daar van af. Het gebruik van geweren is al uit den boze, maar ‘voor de lol’ met een echt geweer schieten, slaat natuurlijk nergens op. Geweren zijn geen speelgoed, en dat ze zoveel gebruikt worden is al erg genoeg. In de geblindeerde jeep rijden we weer terug naar Peshawar. Een bizarre ervaring. Je weet dat zulke dingen bestaan, maar het zelf zien is heel irreëel.

[3 april 1998]

Quetta

Denk niet dat ik op het eerste blaadje van mijn nieuwe schrijfblok zomaar wat geknoeid heb. Voor de datum staat de naam van de plaats waar we nu zijn in het Perzisch: Bam.
Vanuit Peshawar hebben we een flink aantal rijdagen gehad. Eerst in 3,5 dag naar Quetta, en van daaraf in twee dagen naar Bam in Iran. We rijden eerst weer langs Darra, het geweren- en drugsdorp. Winkels waar een geitenvel buiten hangt verkopen drugs. Het eerste deel van de tocht is een prachtige tocht door de bergen, later rijden we door vlakker land met bergen op de achtergrond. Onze hele route tot aan de grens met Iran loopt door de gebieden aangeduid als ‘Tribal area’, en vrij dicht langs de grens met Afghanistan. In dit gebied geldt de wet van de lokale bevolking, de Pakistaanse overheid heeft weinig te vertellen. Alleen reizen in dit gebied wordt sterk afgeraden. Iedereen heeft hier wapens, en gebruikt ze ook. Berovingen, overvallen en kidnappingen komen geregeld voor. Om die reden kamperen we niet zomaar ergens in het niets, maar zetten we de tenten op bij een politiepost. In dit soort gebieden voelt reizen met de truck en de groep toch wel veilig. Overigens merk je overdag niets van die onveiligheid. Iedereen is even vriendelijk en er is niets dat bedreigend overkomt.

De tweede dag richting Quetta komen we de Indus tegen, en rijden we een tijd lang langs de oostoever. De Indus is inmiddels gegroeid tot een enorm brede, bezadigd stromende rivier, en lijkt niet meer op de snelstromende, smalle Indus van de Karakoram Highway. Het achterland is vruchtbaar en vrijwel overal in gebruik voor landbouw. De dag daarna verlaten we de Indus en rijden we door een bergachtig stuk. Het landschap om ons heen wordt steeds droger, en is veranderd in een zand- en steenwoestijn, soms met bergen op de achtergrond. Het laatste stuk richting Quetta blijft droog en zanderig. Om ons heen zien we prachtige bergformaties en prachtige plooiingen in het gesteente. Hier kan je de stille getuigen bewonderen van de botsing tussen het Indiase en Euraziatische continent, waarbij de bergen opgestuwd zijn, en de plooien en vouwen zijn ontstaan. In het droge landschap zien we ook nomaden met hun volgeladen ezeltjes en hun geiten, schapen en kamelen. Op sommige plaatsen zien we kleine tentenkampjes waar de nomaden voor even hun kamp opgezet hebben. Onvoorstelbaar dat mensen in zulke barre (hete en droge) omstandigheden kunnen bestaan.

Quetta is niet een heel bijzondere stad, maar heeft wel een enorm leuke bazaar. Veelkleurige en veelsoortige stalletjes en de aangenaam chaotische Pakistaanse drukte die er bij hoort. Er is van alles: noten, gedroogde vruchten, stoffen en kleermakers die kleding maken, schoenen, ijzerwaren, fietsen, verf, gereedschap, een groente- en fruitmarkt en nog veel meer. Leuk om rond te lopen. Later gaan we nog op pad naar het museum voor de miniaturen en manuscripten die daar beloofd worden. We kunnen het museum niet echt vinden. Achteraf niet verwonderlijk, bij een school vertelt een jongen ons dat er wel een museum is geweest, maar dat dat nu opgeheven is. Dat kan zo gebeuren.
Voor het avondeten in Quetta doen we drie restaurants aan. We willen geen vlees. Het eerste restaurant heeft genoeg vleesloze gerechten op de kaart, maar kan ons alleen aan kale rijst met kale linzen helpen. Het tweede restaurant lijkt gespecialiseerd in broodjes hamburger. Bij navraag blijkt dat ze ons wel aan rijst met gekookte groente kunnen helpen. Als onze bestelling komt blijkt die te bestaan uit een hamburgerbroodje belegd met een miezerig blaadje sla en vier sprietjes patat ernaast. Dat hebben we niet besteld. De ober zegt wijzend op het blaadje sla ‘vegetarian’, maar overtuigt ons niet. Het derde restaurant heeft alles wat we willen hebben, en we eten er uitstekend: gemengde heerlijke groente met gebakken rijst met doperwtjes.

Onze eerste ervaringen in Iran had ik ook in deze brief nog willen schrijven, maar mijn verhaal is voor dit keer (8 velletjes) weer uit. Iran komt in de volgende brief.