Wereldreis, Zuid Amerika, brief 6
[Ecuador, Galapagos eilanden, 1-5-99]
Op dit moment zitten we aan boord van de ‘Freedom’, en varen we van het eiland Santa Fé naar een ander Galapagos eiland (eigenlijk twee dicht bij elkaar) Las Plazas. Maar voordat ik over de Galapagos beginnen mag, eerst het vervolg in chronologische volgorde. De vijfde brief heb ik afgeschreven bij het klooster in La Paz, nadat we daar naartoe teruggereden zijn vanwege een wegblokkade die ervoor zorgt dat we niet verder naar Otavalo kunnen.
We moeten vroeg op bij het klooster, het ontbijt is om 6 uur, want om 7 uur moeten de zusters klaar zijn om te bidden. Bij de wegblokkade is nu één weghelft vrijgemaakt om verkeer te laten passeren. Eerst lijkt dat niet veel te helpen, omdat een bus van de andere kant hopeloos vastzit in de resten van de versperring. Maar sneller dan we verwachten komt die los en kunnen we door.
Otavalo
Langzamerhand hebben we steeds meer het gevoel in het ‘echte’ Zuid Amerika te komen, met de mooie Indiaanse mensen. In Otavalo lopen heel veel mensen nog in traditionele dracht rond. Niet omdat de toeristen dat zo leuk vinden, maar omdat ze terecht trots zijn op hun traditie, cultuur en kleding. Omdat we door de blokkade veel later in Otavalo zijn dan gepland, wordt ons uitstapje ingekort tot een halve dag. De tocht gaat langs een aantal dorpjes in de buurt van Otavalo waar bijzondere dingen gemaakt worden. We bezoeken een weverij, waar ze prachtige wandkleden maken, een muziekinstrumentenmakerij met een keur aan panfluiten en andere bamboefluiten. De zoon van de eigenaar laat ons alle instrumenten horen en heeft daar zelf het meeste plezier in. Leuk om de fluiten te horen, maar we kopen geen CD van hem. Verder bekijken we nog een spinnerij/weverij en een hoedenmakersatelier. Goede van de trip is, dat je echt kan zien hoe de dingen gemaakt worden, en dat je niet voortdurend gepusht wordt om dingen te kopen (al willen ze dat natuurlijk best).
Veemarkt Otavalo.
Zaterdag, onze tweede dag in Otavalo, is het marktdag. We staan weer om half 6 op, om eerst naar de veemarkt te gaan die van 4 uur ’s morgens tot half 9 duurt. Daarna gaan we naar de ‘echte’ markt met handenarbeidspul, groenten, fruit, vlees, vis, kleding, schoenen, kippen en cavia’s. De markt is echt geweldig. Er is zoveel te zien aan kleurige mensen, kleurige handel en bedrijvigheid dat je er uren rond kan kijken.
Quito
Vanuit Otavalo hebben we een korte rit naar Quito, de hoofdstad van Ecuador. Onderweg naar Quito passeren we opnieuw de evenaar en nu zijn we dus weer op het Zuidelijk Halfrond. Quito mag vlak bij de evenaar liggen, last van de hitte heb je er niet, want Quito ligt in een vallei in de Andes op ruim 2800 m. Als je in Quito toch over het weer wil klagen, kan je dat volop doen over de regen. Zondagmiddag als we aankomen regent en onweert het, maandagmiddag stort het van de regen met zwaar onweer, en op dinsdagmiddag worden we verrast door onweer met een ware wolkbreuk die veel straten blank zet (haalt zelfs de krant). Maandag en dinsdag kijken we in Quito rond, en ook daar vergapen we ons aan het uitstekende museum met zijn overweldigende aardewerkcollectie.
Net als bij het goudmuseum in Bogota komen we met een boek uit het museum. Er is teveel moois te zien, en na één bezoek vergeet je teveel van wat je gezien hebt.
Galapagos
Vanuit Quito vertrekken we voor één van de hoogtepunten van onze Zuid Amerika reis: de Galapagos eilanden.
De Galapagos eilanden zijn een groep vulkanische eilanden, geologisch gezien nog vrij jong (zo’n 2,5 - 3 miljoen jaar), die zo’n 1000 km van het vaste land van Ecuador afliggen. Als je van ‘natuur’ en ‘dieren in het wild zien’ houdt, dan zijn de Galapagos eilanden wel een attractie om van te watertanden. Niet alleen zijn er enorm veel bijzondere dieren te zien, maar de dieren zijn ook absoluut niet bang, zodat je ze echt van heel dichtbij kan zien. Zelfs als je alle verhalen van te voren gehoord hebt, kan je niet geloven wat je er allemaal ziet. We gaan voor vijf dagen naar de Galapagos.
[Ecuador, terug in Quito, 2-5-99]
Blue footed boobies.
De eerste dag vliegen we naar Baltra, het eiland met het vliegveld, en vandaar af reizen we verder per boot. We bezoeken in totaal (Baltra niet meegerekend) zes verschillende eilanden. Voor mijn gevoel zien we alles wat er te zien is en meer: reuzenschildpadden, zeeleguanen, landleguanen, enorme roggen, massa’s rood-blauw-gele krabben, zeeleeuwen en vogels, vogels, vogels. Er is zo waanzinnig veel te zien. Wie gelooft zijn eigen ogen als hij midden door een albatroskolonie loopt met albatrossen binnen een meter afstand? Albatros staat niet gestoord door wie dan ook op om zijn ene grote ei wat beter onder zijn buik te schuiven en gaat dan weer rustig zitten. Vanuit de blue-footed boobie kolonie (Jan van Genten met onwaarschijnlijk blauwe poten) wordt alleen naar je geroepen door vogels die midden op het pad zitten te broeden en denken dat je boven op ze gaat stappen. De rest van de paartjes trekt zich niets van de toeristen aan, en blijft bezig om elkaar hun prachtige blauwe voeten te showen.
Een jong van de gemaskerde boobie (andere Jan van Gent soort) wil eigenlijk wel eens proberen te vliegen. Zijn vleugels zijn groter dan hij denkt, en ik moet tot twee keer toe opzij stappen, omdat hij zo dichtbij komt dat zijn flapperende vleugels tegen mijn been aankomen.
Uiteindelijk klimt hij op een mooie uitvliegrots, flappert flink alsof hij al een volleerd vlieger is, maar durft uiteindelijk niet de vaste grond los te laten. Misschien morgen.
Geloven jullie me nog als ik vertel dat we de zeeleeuwen eerst van de steiger moeten jagen, voordat we in en uit de rubberboot kunnen klimmen, en dat we gisteren de tropic bird met zijn lange sierlijke staartdraden en rode snavel heel goed gezien hebben?
Nog ongeloofwaardiger is de fregatvogel. Vanmorgen hebben we daarvan de kolonie bezocht, en de mannetjes gezien met hun enorme opgeblazen rode keelzakken. Zoiets denk je alleen op TV in natuurfilms te zien, maar heus we hebben ze echt gezien. Niet één van ver weg, maar zeker 10 of 15 en sommige heel dichtbij.
Ik ben bang dat ik over de Galapagos wel een hele rondzendbrief kan schrijven en dat dit, als je er niet geweest bent, gaat vervelen. Ik zal daarom afronden met iets over de boot. Onze boot was erg luxe, met een ruime hut en uitstekende maaltijden. Het varen vonden we minder, omdat we daar niet zo goed tegen bestand waren als we hoopten. Gelukkig hebben ze daar pilletjes voor uitgevonden. Nu zijn we terug van de Galapagos in Quito. Morgen vertrekken we met de Dragomantruck uit Quito. Niet met James (reisleider van Rio naar Quito), maar met Steve. Met Steve hebben we heel India doorgereisd, en het is de beste reisleider die we ooit gehad hebben. Erg leuk om nu dit laatste traject weer met hem te doen.
[Ecuador, 6-5-99]
In mijn enthousiasme over de Galapagos ben ik de post in Quito vergeten. De post halen we op voordat we naar de Galapagos gaan. Van te voren zijn we niet heel gerust over het aankomen van de post. Volgens de kit is de poste restante niet erg betrouwbaar, en doen brieven er soms 4 maanden over. Maar of het is niet waar wat de kit zegt, of we hebben geluk want in Quito ligt weer een heerlijke dikke stapel brieven voor ons. Omdat we hier en daar brieven gemist hebben, zijn ook de kopieën nieuw. Heerlijk veel te lezen dus. Iedereen weer enorm bedankt voor alle post. Post blijft ontzettend leuk.
Lago Agrio
Inmiddels zijn we Quito uit. Bij het uitrijden van Quito stuiten we opnieuw op een wegblokkade. Eerst denken we opnieuw aan een protest-wegblokkade, maar op de oranje blokken staat nu ‘policia’. Het blijkt dat de weg afgesloten is vanwege een landslide veroorzaakt door de vele regen van de laatste tijd. Het kost wat tijd en moeite maar dan vinden we toch onze weg Quito uit. We rijden naar Lago Agrio ten noordoosten van Quito. Lago Agrio is een oliestad en als zodanig niet bijster interessant. De reden dat we naar Lago Agrio gaan, is dat we van daaruit een jungletocht gaan maken. De route ernaar toe is bepaald spectaculair. Vanuit Quito klimmen we eerst verder omhoog, naar de pas op 4100 m. Het is regenachtig weer, en als we hoger komen, valt er zelfs sneeuw. Vanaf de pas duiken we de Amazone vallei in en we dalen en dalen totdat we in Lago Agrio weer in de tropische vochtige hitte zitten. Meer variatie in klimaat op één dag lijkt onmogelijk. We slapen één nacht in Lago Agrio, en gaan dan op pad voor een vierdaagse jungletocht in het Ecuadoriaanse gedeelte van de Amazone.
Vanaf Lago Agrio gaan we eerst 2 uur met de lokale bus naar een klein dorpje waar de weg eindigt. Vanaf daar stappen we over in grote kano’s, die ons in een paar uur stroomafwaarts varen naar ons kamp voor de komende dagen brengen.
Junglekamp
Bagageboot voor de jungletocht.
Tijdens onze reis hebben we al heel vaak niet ter zake doende informatie moeten geven, voor de meest onbenullige dingen. Paspoortnummer bij aanschaf van een boek, vader’s voornaam bij ophalen poste restante brieven, of beroep bij het bezoeken van een museum. We hebben afgeleerd om naar een reden te vragen, we vullen braaf in wat ze willen weten. Standaardgrap is daarbij: “Zullen we onze schoenmaat ook maar invullen, die is ook vast nodig”. Laten ze nou bij de jungletocht echt naar onze schoenmaat informeren! Het blijkt dat iedereen een paar kaplaarzen aangemeten krijgt.
Al snel zijn we ervan overtuigd dat de kaplaarzen één van de meest zinnige attributen zijn die we bij ons hebben. Adonis, onze gids, heeft al gewaarschuwd dat we het regenseizoen op zijn hoogtepunt treffen. We zitten nog geen minuut in de boot op weg naar het kamp, als ze boven de schuif helemaal open zetten. Gehuld in poncho en laarzen blijven we redelijk droog, alhoewel het via de poncho altijd wel ergens inregent. Na ongeveer een half uur is de bui leeg geregend, maar de tweede en derde bui hebben ieder genoeg voor een nieuw half uur.
De volgende dag gaan we voor een wandeling. Adonis weet erg veel en laat ons veel zien. De wandeling is niet zwaar, maar we waden door beekjes en door zuigende modder waar je tot ver boven je enkels in wegzakt. Hoera voor de laarzen, met wandelschoenen hadden we dit nooit gered. We besluiten de laarzen alleen nog maar uit te doen als we naar bed gaan.
Onze accommodatie hier bestaat uit drie hutten. Open hutten met een houten vloer (ongeveer 50 cm boven de grond) en een palmbladerendak dat gedragen wordt door houten palen, Eén hut dient als huiskamer, eetkamer en keuken. In de andere twee hutten slapen we met z’n allen. Matrasjes krijgen we uitgereikt.
Er zijn twee bushtoiletten, met een regenton voor doorspoeling, wassen moet in de rivier. Afdalen naar de rivier is niet zonder risico, het laatste stukje is steil, glad en heel modderig en nodigt uit tot minstens één keer vallen. Op die manier word je een stuk viezer van wassen dan van niet-wassen.
Vanmorgen heeft Rik me in alle vroegte wakker gemaakt, omdat het regende. Had ik wel gehoord, maar leek me geen reden om wakker te worden. Rik bleef volhouden, en klaagde over lekkage. Nadat ik hem aangeraden had zijn poncho aan te doen, dacht ik toch wel genoeg aandacht aan het probleem te hebben geschonken. Ik wilde weer lekker gaan slapen, maar nee, Rik bleef maar zeuren. Hij werd nat, zijn matrasje werd nat, en ik werd ondertussen echt wakker. Ook mijn matrasje werd nat, en iedereen bleek in het midden waar het het droogst was te schuilen. Eenmaal wakker was ik het er wel mee eens dat handelen geboden was. Zo’n dak van palmbladeren houdt heus de meeste regen tegen, maar laat van zo’n tropische bui genoeg door om flink nat te worden. Misschien de laatste nacht toch de laarzen ook in bed aanhouden?
De tocht zelf is tot nu toe erg leuk met wandelingen en tochtjes per kano. En alhoewel dat hetzelfde klinkt als onze Brazilië tocht, zien en doen we toch weer heel andere dingen. Tijdens deze tocht zien we ongelofelijk veel vogels, mede omdat Adonis ze heel snel ziet, en meteen de naam weet. De heel grote ara’s (papegaaien) met hun felle kleuren wonen in de Amazone. maar de meeste soorten zijn inmiddels zeldzaam. De kans om die te zien is niet echt groot, en in Brazilië hebben we ze alleen tam als huisdier gezien. Hier hebben we ontzettend veel geluk. Op één dag zien we drie verschillende soorten. De meest spectaculaire is wel de grote rode ara, waarvan we twee paar zien. Het tweede paar vliegt recht over ons heen, met de zon perfect goed op hun rug, zodat we hun schitterende kleuren prachtig kunnen zien. Zelfs Adonis, die vertelt dat je deze vogels maar zelden ziet is er opgewonden over. We boffen ook wel altijd heel erg. Na de Galapagos en deze trip zijn we voor de rest van ons leven verpest. Zoveel zien we nooit meer.
Vanaf Quito reizen we met onze laatste nieuwe groep. Een grote groep van 23 mensen + Steve + Dave ( de bijrijder), van overwegend jonge mensen. Veel komen uit Engeland. Echt goed kennen we ze nog niet, maar ondanks de jonge leeftijd en Engeland (drank, stappen, avontuur, dronken, lui en weinig interesse) lijkt de groep niet echt slecht. De echte mening bewaren we tot we ze kennen.
[Peru, Punta Sal, 13-5-99]
Baños
Vanaf ons junglekamp aan de Rio Aguarica reizen we met boot en bus terug naar Lago Agrio. Vanuit Lago Agrio rijden we eerst weer een heel eind dezelfde weg terug richting Quito. Deze keer hebben we helder weer, zodat we prachtige uitzichten hebben op diepe groene dalen met overal dunne hoge watervallen. Als we echt weer hoog zitten zien we hele velden bedekt met korstmos, afgewisseld met vochtige moerasvegetatie.
We overnachten op 3800 meter, en in plaats van vochtig klam in de te hete lakenzak, slapen we nu in pyjama met de warme donzen slaapzak tot over ons oren.
Voor Quito slaan we af richting zuiden, naar Baños. In Baños zijn veel meer attracties dan je in de ene dag dat wij er zijn kan doen. Je kan alweer de jungle in, de vulkaan beklimmen, paardrijden, wandelen, enz. Verder heeft Baños, zoals de naam al verraadt (Baños = baden) zijn heilzame thermale baden, en niet te vergeten de geëerde Heilige Maagd.
Nuestra Señora de Agua Santa heeft in Baños haar eigen kerk, en de Mariaverschijning bij de vulkaan en de waterval heeft Baños tot een populaire bedevaartsplaats gemaakt. De kerk is vrij nieuw en een echte kermiskerk met een druk beschilderd plafond en drukbeschilderde pilaren. Het altaar is rood en heeft het uiterlijk van de Dom van Keulen. In het centrum staat Onze Señorita te pronken, goed verlicht door disco-paarsblauwe TL-balken rondom. Op de muren zijn schilderingen die verhalen over de vele wonderen van de Señorita de Santa Agua.
De verhalen liegen er niet om: een wonderlijke redding van iemand die 70 m. diep valt, omdat de touwbrug breekt. Iemand die trekt hem aan zijn oor uit de kolkende stroom. Een paard en ruiter die in een ravijn storten, worden door een wonderlijke hand gered. Een man met een Mariaplaatje aan de deur bidt snel tot de Señorita, terwijl een felle brand zijn dorp verwoest, maar …, hij blijft gespaard. Een ander wordt al even onwaarschijnlijk gered van een vreselijke vulkaanuitbarsting, en natuurlijk zijn er ongeneeslijk zieken die opeens weer kerngezond zijn.
Als je ziet wat ze allemaal kan, vraag je je af of ze niet handiger even de hele ramp had kunnen voorkomen, maar ja dan zou ze nu niet zo beroemd zijn.
Links van de kerk is nog een aparte Agua Santa kapel. Daarin staat de maagd met daarachter een vuurspuwende vulkaan. Het beeld van de maagd is al niet mooi, maar de vulkaan is vertederend lelijk. Ook hier moet de Señorita goed gezien worden. Links en rechts wordt ze verlicht door blauwe TL-balkjes. Boven haar hangt een roze. Een heerlijk potsierlijk geheel. Buiten de kerk staan stalletjes met souvenirs voor de bedevaartgangers. Ook dat is allemaal zo’n ongelofelijk kitscherige troep, dat je in de verleiding komt om het te kopen. Zo mooi lelijk vind je niet vaak.
Nadat we dorp en kerk bekeken hebben, gaan we op pad voor een wandeling naar het uitzichtpunt. Het is mooi helder weer, zodat we al klimmend een steeds mooier uitzicht over Baños en de bergen aan de andere kant van het dal krijgen.
Baños ligt aan de voet van de Tungurahua vulkaan. De vulkaan zien we niet de dag dat we in Baños zijn, maar als we wegrijden uit Baños zijn alle wolken even weg, en kunnen we de kegelvormige vulkaan met zijn besneeuwde top in alle glorie zien.
Richting Peru
Vanuit de bergen gaan we richting vlakkere en dus weer hetere kust met vruchtbare grond. We zien veel landbouw: maïs, koffie, suikerriet, cacao, maar vooral bananen, bananen en nog meer bananen. We slapen zelfs temidden van de bananen, op een hacienda. We zetten de tenten op op de binnenplaats op een grasveldje. Rondom de binnenplaats staan drie enorme villa’s van de families die eigenaar zijn van de bananenplantage. Behalve de drie villa’s is er een speeltuin, een basketbalveld en een groot zwembad. Onder de overkapping staat nog een tafeltennistafel. De waakhonden (één oude, één in functie en één in opleiding) blijven die nacht in hun hok, en van de menselijke bewakers nemen we aan dat ze ’s nachts niet bijten, als je naar de Wc moet. Als je dit vergelijkt met de armzalige hutten die je overdag gezien hebt, geloof je wel dat er extreme arm/rijk verschillen bestaan hier.
Na nog meer bananen komen we bij de grens met Peru. De grens Ecuador - Peru kost redelijk wat tijd. Al jarenlang strijden Ecuador en Peru over waar de grens loopt. Officieel is er nu (sinds 1 of 2 jaar) een accoord, maar de kaarten die beide landen uitgeven zijn nog steeds verschillend. Voordat je echt het ene land uit en het andere in bent, ben je 5 of 6 keer bij diverse posten gecontroleerd. Al met al doen we het niet echt slecht, we redden het net binnen de 3 uur.
Over Peru
Als je Peru zegt, denk je onmiddellijk aan Inca’s, maar Peru heeft veel meer aan Pre-Columbiaanse cultuur te bieden dan de Inca’s. Er bestaan archeologische vondsten van veel verschillende culturen ouder dan de Inca’s. Veel van die culturen is onbekend omdat ze geen geschreven historie hebben. Over de Inca’s is veel meer bekend, omdat de Spanjaarden zo attent waren om alles op te schrijven voordat ze de Inca’s overwonnen en hun cultuur vernietigden.
De overgang naar de onafhankelijkheid werd in Peru van twee kanten aangemoedigd. José de San Martin, die Argentinië en Chili bevrijd had, kwam in 1821 in Lima aan, Simon Bolivar was met zijn maarschalk Sucre in Venezuela en Ecuador bezig. Na een overleg tussen San Martin en Bolivar waarvan niemand weet wat er besproken is, vertrok San Martin naar Frankrijk. Bolivar en zijn trouwe Sucre (naar hem is de munt in Ecuador genoemd) hebben zich verder bezig gehouden met de bevrijding van Peru.
Peru’s onafhankelijkheidsperiode wordt gekenmerkt door oorlogen (met Ecuador en Chili), militaire dictaturen, coups, guerrilla’s en econmische rampen. Begin 90-er jaren bedroeg de inflatie 10000%. In één jaar tijd ga je dus 100 keer zoveel betalen voor brood, suiker en schoenen.
In 1990 is Fujimori, zoon van een Japanse immigrant tot president gekozen. Fujimori heeft drastische en dramatische maatregelen genomen: economische maatregelen met enorme prijsstijgingen tot gevolg, versoepeling van im- en exportregelingen, belastingwijzigingen, en wijziging in het vestigingsbeleid voor buitenlandse investeerders. Verder heeft hij het voltallige congres ontslagen, wat later gelukkig vervangen werd door een gekozen congres in andere vorm. De grondwet is gewijzigd en wel zodanig dat de president na de wijziging herkozen kon worden voor een tweede periode wat eerst niet kon. Leiders van guerrillabewegingen zijn gearresteerd, en alleen op sommige geïsoleerde plekken speelt de guerrillabeweging nu nog een rol. Intussen is de inflatie drastisch gedaald (onder de 20%), is de munt redelijk stabiel en hebben de buitenlandse investeerders meer vertrouwen in het land.
Natuurlijk heeft het land nog steeds serieuze problemen op sociaal en economisch gebied en leven er teveel mensen onder de armoedegrens. Maar je hebt het gevoel dat Peru blij mag zijn met Fujimori en dat de toekomst er veelbelovender uitziet dan voor 1990. We hebben net één dag na het passeren van de grens gehoord dat Fujimori en zijn collega uit Ecuador een monument om de grens te markeren hebben onthuld. Om het één jaar gelden gesloten accoord over de grens te vieren.
Vandaag hebben we een rustdag aan het strand. We weten nog steeds niet waarom we een rustdag nodig hebben, bovendien houden we niet van strand, en dit strand is nog erg troosteloos ook. Gek genoeg vinden anderen het wel leuk. Wij vermaken ons vandaag (op het terras, in de schaduw en niet in het zand) met lezen en brief bijschrijven. Wat zullen we morgen uitgerust zijn!
[Peru, Huanchaco, 16-5-99]
El Niño
Vanuit Punta Sal, de strandplaats, rijden we verder richting zuiden naar Huanchaco, waar we een paar dagen blijven. Huanchaco is een klein vissersplaatsje vlakbij Trujillo, een mooie koloniale stad met bijzondere archeologische plaatsen.
Met de grensovergang van Ecuador naar Peru hebben we het bananenlandschap ingeruild voor de drogere kustwoestijn van Peru. Naarmate we zuidelijker komen, wordt het eerst nog groene acaciabomen-landschap steeds droger en kaler. Grappig is dat op geïrrigeerde plaatsen het belangrijkste gewas rijst is. De combinatie van woestijn en rijst bedenk je toch niet snel. Onderweg zien we verschillende meren, en we stoppen bij een heel groot meer, dat El Niño heet, en die naam heeft het meer niet zomaar.
Voor de kust van Peru ontmoeten de warme golfstroom van de Stille Oceaan, die vanuit Centraal Amerika komt en de koude Humboldt stroom die vanaf het zuiden komt, elkaar. Waar de koude en de warme stroom elkaar ontmoeten, ontstaat een gunstige situatie voor de ontwikkeling van plantaardig plankton en een voedselrijke zee met veel vis. De plaats waar de twee stromingen elkaar ontmoeten varieert gedurende het jaar. In de zomer (januari - maart) komt de warme stroom verder dan gedurende de rest van het jaar.
Eens in de zoveel jaar houdt de warme golfstroom zich niet aan de regels en komt verder zuidelijk dan hij hoort te doen. Er ontstaan dan abnormaal hoge zeewatertemperaturen, waar veel zeeplanten en -dieren niet tegen kunnen. Het veel aangehaalde verschijnsel van ‘El Niño’ doet zich voor. Er vallen extreem zware regens in het normaal droge kustgebied en berggebied, terwijl andere gebieden extreme droogte te verwerken krijgen. Het El Niño-meer dat wij onderweg zien is gevormd tijdens de meest recente El Niño van ’96 - ’97.
De meeste huizen in dit gebied zijn domweg weggespoeld. Door de regering met hulp van banken zijn uniforme noodwoningen opgetrokken. Ze zien er ook echt uit als noodwoningen, wat het landschap iets triests geeft.
El Niño heet El Niño (het kindje), omdat het meestal rond Kerstmis optreedt. Waarom de warme golfstroom zich eens in de zoveel tijd zo misdraagt, weten de klimatologen eigenlijk niet echt.
In Huanchaco dat aan de kust en vlakbij de evenaar ligt is de temperatuur heerlijk en ’s avonds is het zelfs fris. Dat hebben we te danken aan de koude Humboldt stroom, die koele lucht en een altijd wat vage mist veroorzaakt.
In de volgende brief meer over wat we hier zien en doen.