Wereldreis, Zuid Amerika, brief 7
[Peru, Huanchaco, 16-5-99]
Trujillo
De 6e brief stopt in Huanchaco, een vissersdorpje bij Trujillo, waar we blijven om naar ruïnes uit de tijd van voor de Inca’s te gaan. Eén dag besteden we aan het bekijken van het mooie koloniale Trujillo en zijn archeologische musea. De andere dag gaan we de Moche-piramiden en de Chimu ruïnes bekijken (vandaag gedaan).
Over het Cassinelli museum in Trujillo moet ik jullie vertellen. Het museum zit achter een benzinestation, en via een soort achterom kom je binnen in een kantoortje. In het kantoortje staat een tafel, een vitrine en een bank. Achter de tafel zit een stoffige, bebrilde man. Op de tafel en in de vitrines staan aardewerk potten (replica’s) die te koop zijn. We vragen of het museum open is. Nu wordt duidelijk waarvoor de bank dient. We moeten gaan zitten en vijf minuten wachten. Als de vijf minuten om zijn, de stoffige beheerder naar de WC is geweest en zijn ijsje uitgepakt heeft, gebaart hij dat we moeten komen. Hij sluit een metalen deur open, en we gaan een smalle trap af. Opnieuw sluit de beheerder een metalen deur open, en dan stappen we binnen in de enige zaal (ter grootte van een slaapkamer) van het privé-museum. Alle muren zijn van onder tot boven voorzien van planken, en in de rest van de kamer staan stellingen met meer planken. Alle planken staan helemaal vol met aardewerk. potten en kruiken, beschermd tegen omstoten, vallen en diefstal door een dradenraster. Zo’n volle kamer heb je nog nooit gezien. Er zijn de prachtigste potten bij uit diverse perioden. Dierfiguren, dubbele kruiken met als voorste kruik een dier, mens of diermens en daarachter een versierde gewone kruik. Kruiken in de vorm van kikkers, slangen, apen en mythische figuren, en onvoorstelbaar veel. De beheerder vertelt dat er in totaal 6000 museumstukken zijn, waarvan er hier 1500 tentoongesteld staan. Er zijn grootse plannen voor een echt museum van vijf verdiepingen, maar het geld daarvoor ontbreekt.
Later horen we dat de eigenaar al 40 jaar verzamelt, door zoeken, maar vooral door aankoop en verhandelen. Het kan niet anders dan dat een deel van de collectie aangekocht is van grafrovers, die in Peru op grote schaal de graven geplunderd hebben voordat de archeologen ze vonden. Door zijn uitgebreide collectie is dit één van de belangrijkste archeologische musea in Zuid Amerika, ondanks zijn wat onbeholpen huisvesting. Een smulmuseum voor de liefhebber!
Moche piramiden en Chimu ruïnes
Vandaag hebben me met Michael, onze gids, de piramidevormige tempels van de zon en de maan van de Moche bezocht. De Moche cultuur heeft tussen 100 en 700 (na Christus) bestaan, en is vooral bekend vanwege zijn keramiek. Er zijn duizenden potten uit de Moche tijd gevonden; de meeste bewerkt o.a. met taferelen uit het dagelijks leven. Aangezien de Moche geen geschreven geschiedenis hebben, geven de afbeeldingen op de potten nog de meeste informatie. Vandaag kijken we niet naar potten, maar naar twee van de tempelruïnes. Degene die we binnengaan bestaat uit zes etages bovenop elkaar. De onderste is de grootste, de bovenste het kleinst, waardoor de piramidevorm ontstaat. De tempel is in zijn geheel van lemen stenen gebouwd, en de muren zijn bewerkt met geschilderde reliëfs. Sommige daarvan zijn gezien de tijd, het materiaal (leem) en alle weersinvloeden (El Niño’s) en aardbevingen opmerkelijk goed bewaard gebleven. De afbeeldingen zijn vooral van mythische half mens-dier figuren met jaguargezichten, slangen en adelaars.
Behalve de tempels bezoeken we ruïnes van de lemen stad Chan-Chan. Chan-Chan is de hoofdstad geweest van het Chimu-rijk. De Chimu hebben hun bloeitijd gedeeltelijk voor en gedeeltelijk gelijktijdig met de Inca’s gekend (ong. 1000-1400). Chan-Chan is ongeveer van 1300 en besloeg een oppervlak van 28 km². De stad bestaat uit negen ‘bijsteden’ steeds gebouwd door opeenvolgende heersers en had in zijn bloeitijd 50-60000 inwoners. Wij bezoeken één van de negen complexen van Chan-Chan, voornamelijk bestaande uit een soort paleis. We zien de enorme binnenplaats voor ceremonies, een soort vergaderzalen, de soldatenruimtes en het mausoleum. Ook hier weer muurreliëfs, maar bijna allemaal gerelateerd aan de zee (belangrijk voor de Chimu) en de maan. We zien vissen, pelikaanachtige vogels, (vis)netten, volle manen en golven.
In het mausoleum hebben archeologen enorme hoeveelheden begrafenisoffers gevonden zoals juwelen en aardewerk. Daarnaast de overblijfselen van tientallen jonge vrouwen. Kennelijk moest de lange weg naar het hiernamaals ook nog een beetje gezellig blijven voor de overleden heerser. Wat bij Chan-Chan nog het meest verbaast, is de grootte van het complex, dat nog steeds maar een deel van de totale stad vormt.
[Peru, Paracas, 22-5-99]
Dit beestje siert in groten getale de onderkant van de muur van de grote binnenplaats van Chan-Chan. Het is een ‘nutria, een zeeknaagdier. Ik moet bekennen dat ik nooit hem of zijn verwanten in levende lijve gezien heb, maar volgens de Chimu’s knaagden deze nutria’s in zee.
Bestaat er een ‘knaagdier-zee-otter?
Huarez
Vanaf Hunachaco gaan we landinwaarts dwars door de Cordillera Negra. Het is een prachtige rit door ruig berglandschap over een weg die soms angstig dicht langs de rand loopt. Onze bestemming is Huarez, een stad die in het dal tussen de Cordillera Negra en de Cordillera Blanca ligt. Vanuit Huarez zijn ook weer meer dingen te doen dan waar we tijd voor hebben. Wij gaan samen naar de ruïnes van Chavin, de rest van de groep gaat naar een gletsjer. Allebei uitjes van een dag.
Ons hotel in Huarez is trouwens wel grappig. Wij zitten in het hotel zelf, maar een deel van de groep zit in een bijgebouw. Als ze aankomen met hun bagage worden ze geweigerd. De deur gaat op slot. Wat is het geval?
Het hotel is eigendom van broer 1, het bijgebouw is van zijn zwager. Sinds het overlijden van vader drie jaar geleden leven de families in onmin met elkaar. Aanleiding voor de vete: de verdeling van de erfenis. Resultaat: een halve groep die met bagage buiten staat. Broer 1 probeert met een ladder achterom het terrein van Zwager via de achtermuur te betreden, wat Zwager weer niet leuk vindt. Uiteindelijk komt Oom Agent eraan te pas om de zaak te sussen, en na vertrek van deze rechtschapen bemiddelaar hebben onze groepsgenoten toch een bed.
Chavin
De volgende dag gaan wij in een minibus vol Peruanen naar Chavin. Een volle dag van 8 – 6, want Chavin ligt aan de andere kant van de Cordillera Blanca. We moeten de bergen dus doorsteken en de rit naar Chavin is wel drie uur. Alweer een schitterende tocht met adembenemend mooie uitzichten op sneeuwwit besneeuwde toppen tegen een hemelsblauwe wolkenloze hemel. Het feit dat we met uitsluitend Peruanen op stap zijn, maakt het extra leuk. Het is een groep van ong. 12 volwassenen en ong. 7 kinderen en iedereen geniet duidelijk met volle teugen. Het plan is om eerst de ruïnes te gaan bekijken, en vervolgens te gaan lunchen. Als we na een lange rit om half 3 in Chavin aankomen wordt de volgorde omgedraaid (gelukkig), zodat we om over 3-en aan de echte excursie beginnen.
Onderweg naar Chavin.
De Chavin cultuur heeft zo’n 1500 – 100 voor Christus dit gebied bewoond. De dingen die voor ons van hun beschaving overgebleven zijn, zijn verbazingwekkend. Een slim doordacht kanalenstelsel, een met gevoel voor wiskunde uitgedacht grondplan en de resten van een tempel gebouwd van enorme stenen (ong. 70 x 70 x 70 cm). De tempel heeft een nog intact ondergronds gedeelte, waarschijnlijk toen alleen toegankelijk voor de priesters, en een ondergronds labyrint. In de tempel staat (in het ondergrondse deel) een 4 m hoog erg heilig beeld. Onze Spaanstalige gids vertelt veel over het heilige beeld en de Chavin rituelen. Het grootste deel valt wel te volgen, maar soms voel je toch nattigheid. De enorme rotsblokken waarmee de tempel gebouwd is, komen van 35 km verderop. De eerste keer snap ik niet hoe de blokken hier gekomen zijn, maar na de tweede uitleg snap ik hetzelfde: De Chavinmensen waren 2,20 m lang en droegen de stenen, of (andere theorie) ze lieten ze meevoeren door de rivier! Klinkt voor massieve grote rotsblokken niet erg plausibel.
In het labyrint kijken we nog naar de monsterkoppen met bolle ogen, dikke neuzen en slagtanden die eens de buitenkant van de tempel sierden. Fascinerend, zeker als je bedenkt dat wat je ziet zo’n 3000 jaar oud is.
Om over 5-en aanvaarden we de terugtocht naar Huaraz. De gids belooft ons een andere snellere weg terug. Als we na een kleine drie uur klimmen weer bovenop dezelfde pas van 4500 m van de heenweg zijn, vraag ik nog eens naar de andere weg. “Nee hoor”, geeft de gids nu toe, “we gaan dezelfde weg terug”. Er is helemaal geen andere weg, dat was een ‘broma’ (= grapje) van hem. Na een lange afdaling terug naar 3100 m, komen we om half 11 ’s avonds terug in Huaraz. Ons late diner doen we met de restjes chips en koekjes, voor echt eten is het te laat. Waarom ze verteld hebben dat je om ong. 6 uur terug bent weten we niet, maar er heeft niets tegen gezeten. De toer moet dus altijd zo lang duren. Waarschijnlijk zijn ze bang dat niemand gaat als het zo ver is, en ze vertellen dat je pas om half 11 terug bent. Wij vinden de tocht ondanks de lange dag zeker de moeite waard.
Lima
Vanaf Huaraz steken we terug de bergen door, opnieuw naar de kust. We gaan op pad naar Lima, hoofdstad van Peru, en ons postadres. We halen voor de allerlaatste keer weer een heerlijke stapel post op. Geweldig dat iedereen zo lang zo trouw heeft volgehouden om te schrijven. Een gek idee dat we nu voor de laatste keer het nieuws van iedereen lezen en binnenkort weer met iedereen kunnen bellen of bezoeken. Vanuit hier dus voor de allerlaatste keer hartelijk bedankt voor al jullie post.
Lima is een gigantisch grote stad waar 8 miljoen van de 24 miljoen Peruanen wonen. De stad heeft veel bezienswaardigheden, waaronder prachtige musea. In de twee dagen die we in Lima hebben, kunnen we nooit alles zien wat we willen, er is teveel. Ondanks zijn grootte is Lima een weliswaar drukke maar aangename stad om te zijn, met een oud centrum met ruime pleinen en veel prachtige kerken. We bezoeken maar liefst drie archeologische musea, waaronder het Goudmuseum en het museum Rafael Larco Herrera.
Het laatste museum heeft een duizelingwekkende verzameling aardewerk potten. Als bezoeker mag je de opslagruimte zien waar tienduizenden potten gesorteerd op onderwerp zijn. Potten zijn nooit zomaar potten. Ze zijn vaak in de vorm van mensen of dieren, er zitten poppetjes of beestjes op, of ze zijn beschilderd met uitbundige voorstellingen.
Zo zijn er planken met gevangenenpotten (allemaal met handen op de rug), krijgers, jachttaferelen, muzikanten en slapende mannen. Er is een complete dierentuin: drie planken apen, een plank lama’s, veel planken jaguars, een plank kikkers, twee planken slangen, drie planken papegaaien, en verder van condors, aalscholvers eenden en pelikanen ieder een plank.
De Goden zijn er natuurlijk in overvloed, en stoute pre-Inca kinderen werden gedreigd met de boze Boeman die kindertjes steelt. Een hele plank vol met Boeman met kinderen.
Voor de erotische potten is een afzonderlijke zaal, en ook deze potten gaan je fantasie te boven. Geen enkel hedendaags boek over spannende sex kan zoveel bedenken als hier uitgebeeld is. Grappig is dat er naast de categorie ‘realistisch’ en ‘humor’ ook de categorie ‘moraal’ is. Daarin zie je waar uitspattingen op sexueel gebied toe leiden. Op de potten zie je vrijende paartjes die nog slechts uit benige skeletten bestaan. Op andere potten lijden poppetjes zichtbaar aan geslachtsziekten. In dit museum kan je dagen rondkijken.
Zo langzamerhand hebben we ons hart definitief aan Peru verloren. Niet alleen is het een mooi land, maar het heeft ook zo’n enorme schat aan pre Colombiaanse culturen. Niet zomaar wat vuistbijlen en potscherven, maar massa’s ruïnes waar het meest fascinerende aardewerk en gouden sieraden gevonden en geroofd zijn.
[Peru, Nasca, 23-5-99]
Paracas
Kamperen bij kust Paracas.
Vanuit Lima gaan we verder naar het zuiden, naar Paracas, Vlakbij Paracas liggen de Ballestar eilanden, het belangrijkste natuurreservaat langs de kust van Peru. Je mag de eilanden niet op, maar kan er wel heen met een boot, en dat doen we. Niet alleen in musea hebben ze veel, ook in het reservaat is van alles veel: tienduizenden zeeleeuwen en massa’s, massa’s vogels: Peruviaanse boobies, pelikanen, Inca-sterns en als grote verrassing twee Humboldt pinguïns. Er zitten hier zoveel vogels dat de vogelpoep commercieel verzameld wordt, om als bemesting voor het land te dienen.
Vandaag zijn we vanaf Paracas verder naar het zuiden gereden, tot aan Nasca. Morgen gaan we de beroemde Nasca-lines bekijken.
[Peru, Cusco, 29-5-99]
Nasca
Wat zijn de Nasca-lijnen?
In feite is er niemand die het echt weet, en er zijn evenveel hypotheses als onderzoekers. De hypotheses variëren van rituele wandelpaden via sterrenkalenders tot symbolen gemaakt door en voor buitenaardse wezens.
Het zijn enorme grote tekeningen en geometrische figuren gemaakt in de woestijn. De enige manier om ze goed te zien is vanuit de lucht vanuit een vliegtuigje. Dat doen we, en van bovenaf zien we de Nasca-aap van 86 m, de figuren en dieren (condor 152m, aap 86m, papegaai 362m!) onder ons.
Meest aanvaard is dat de tekeningen ergens tussen 900 v. Chr. en 600 na Chr. door de Nasca-mensen en hun voorgangers gemaakt zijn. Hoe? Waarom en waarom zo groot? Een onopgeloste vraag.
Arequipa
Van Nasca rijden we verder naar het zuiden en een beetje landinwaarts naar Arequipa. Vlak buiten Nasca stoppen we bij Chauchilla kerkhof, wat veel indruk maakt. Middenin de grote kale woestijn hebben archeologen een kerkhof uit de late Nasca-tijd (1500 jaar geleden) opgegraven. Door de uitzonderlijk droge lucht zijn de in doeken gewikkelde lijken opmerkelijk goed in tact gebleven. Alle spullen van waarde, zoals sieraden en keramiek is door grafrovers gestolen, maar wat over blijft is verbijsterend. Je loopt er tussen graftombes door waar de geraamten in voddige lappen gewikkeld inzitten, de schedels nog met haar erop. In sommige tombes liggen wat losse beenderen en schedels, maar in andere zitten twee kale mummies, soms zie je ook kindertjes en babies. Een paar tombes zijn door de archeologen leuk ingericht met wat aardewerk en schaaltjes eten.
Je weet niet wat je ziet.
Catalina klooster.
Arequipa is een vriendelijke stad, die in de Andes op 2500 m hoogte ligt, temidden van drie bijna 6000 m hoge vulkanen, die witbesneeuwde toppen hebben. Arequipa heeft nog veel koloniaal moois, zoals het Catalina Convent.
Het Catalina Convent is een enorm groot kloostercomplex. Het klooster is een soort rustiek stadje met straatjes van rode steen met huisjes, fonteinen en geraniums. De nonnen hier leefden in een enorme luxe (naar kloosterbegrippen). Twee of drie nonnen woonden in een huisje met een paar kamertjes, hun eigen keuken en drie of vier slaven. De slaven waren nodig voor koken, wassen en ander huishoudelijk werk, waar de nonnen zelf geen tijd voor hadden, omdat ze acht uur per dag aan het bidden waren. Verder konden ze musici uitnodigen en feestjes organiseren. Om een eind te maken aan deze luxe stuurde de paus in 1871 Zuster Josefa Cadena. Zij heeft ingegrepen en het leven in Catalina teruggebracht tot een sober kloosterleven. Het is de enige van wie een portret is geschilderd. Een streng kijkende zuurpruim bij wie het nooit is opgekomen om van het leven te genieten.
Vanaf het klooster steken we over naar Juanita. Juanita is een Inca-meisje, mooi, goed gezond en 13 jaar oud, die al van kleinsaf wist dat ze een bijzondere bestemming had. De Inca’s die zo’n 500 jaar geleden in dit vulkaanrijke gebied woonden, beschouwden de vulkanen als Goden. Die Goden konden flink kwaad worden, schudden dan met de aarde en gooiden de brandende lava uit hun boze binnenste. Het was dus zaak de vulkaangoden te vriend te houden. Soms was een mooi beeldje of eten genoeg, maar soms moest er een groot offer gegeven worden. En wat zou een Vulkaangod nou liever willen dan een mooi, gezond en onschuldig Inca-meisje? Toen het tijd was, ging Juanita te voet van huis naar Cusco om van de Inca zelf de zegen te krijgen. Daarna ging het lopend in rituele optocht naar de Ampato-vulkaan, en uiteindelijk tegen de 6000 m hoge vulkaan op. Hoe de Inca’s het klaarspeelden om door het ijs, de sneeuw en het bergweer zonder (moderne) hulpmiddelen de berg te beklimmen is een raadsel, maar ze deden het. Boven werd Juanita helemaal klaargemaakt. Ze kreeg een mooie rok aan, sandalen van lamaleer, gouden sieraden om, een omslagdoek van de fijnste alpacawol en een verentooi op haar hoofd. Vervolgens kreeg ze een bewusteloos makend drankje. Daarna gaf de belangrijkste priester haar een dodelijke klap op haar hoofd (die ze gelukkig niet meer heeft gevoeld).
In doeken gewikkeld werd ze met geschenken en sieraden begraven, een cadeautje voor de Ampato-vulkaangod.
Doordat ze diep in het ijs zat, is ze perfect bewaard gebleven. Na een uitbarsting van een vulkaan vlakbij is het ijs (door de hete as) op de top gesmolten. Vlak daarna is ze gevonden door een Amerikaanse bergbeklimmer/archeoloog Johan Reinhard. Hoe Juanita echt heet weet natuurlijk niemand. Johan heeft haar ijdel genoeg naar zichzelf genoemd.
Denk niet dat Juanita of haar familie bedroefd was om haar mensenoffer. Het was de grootste eer die je kon treffen om voorbestemd te worden. De Inca’s waren ervan overtuigd dat je na offering aan een tweede leven met de Goden begon. Voor Juanita gaat dat zeker op. Als we haar opzoeken is ze niet thuis. Ze is in haar vrieskistje op tournee in Japan en komt pas over tien maanden thuis. Wij zien haar replica en, ook in een glazen vrieskist, Sarita, een mummie gevonden op een andere vulkaan. In totaal zijn er zo’n veertien offermummies gevonden op de diverse vulkanen. De mensheid verricht wat wreedheden in de naam van één of andere God! Per slot logen de martelwerktuigen in het inquisitiemuseum in Lima er ook niet om!
Chivay en Colca canyon
Vanaf Arequipa gaan we verder de hoogvlakten van de Andes in. Vanaf de 2500 m van Arequipa klimmen we tot aan de pas op 5000 m. Het landschap is adembenemend mooi met de schraal begroeide bergen, en de witte (besneeuwde) vulkaankegels tegen een overdreven blauwe lucht. We overnachten in Chivay, een plaatsje van niets met een kleurrijke markt. Het grootste deel van de mensen loopt in traditionele kleding, en vooral die van de vrouwen is prachtig. Gebloemde bloezen met bewerkelijke, geborduurde vesten erover en kleurige rokken met al even mooi geborduurde omslagdoeken erover. Zelfs de overwegend lichte hoeden hebben een ingewikkelde geborduurde rand.
Vanuit Chivay maken we een tochtje naar de Colca canyon, waarvan ze in Peru beweren dat het de diepste kloof is. Van de bodem tot de top van de berg is 3200 m. Bij de kloof zitten we op de uitkijk voor condors. We zien er zo’n acht in totaal in één middag. Wel ver weg, maar toch de echte condors met een spanwijdte van zo’n drie meter.
Cusco
Vanaf Chivay vervolgen we onze weg door de Andes, richting Cusco. We blijven ons vergapen aan het prachtige landschap en de mooie mensen die hier hun koeien, schapen, lama’s en/of alpaca’s weiden. Rondom Cusco blijven we relatief lang, er is veel te doen.
Cusco, uitvalsbasis voor Machu Picchu de beroemdste Inca-ruïne, is een toeristische stad met op westerlingen afgestemde restaurants, toeristenwinkels, massa’s fotowinkels en nog meer reisbureautjes. In ons programma staat de Inca-trail. Een vierdaagse wandeltocht naar Machu Picchu. Wij hebben ervan afgezien om te gaan lopen. De tocht is zwaar (klim van 2700 m naar 4200 m op dag 2), de route overbevolkt omdat je hem “gedaan moet hebben” en wijzelf met onze groep + dragers + koks + gids met zo’n 50-70 man gaan. Veel van de groep (iedereen gaat behalve wij en nog één iemand) denken dat ze het achteraf leuk vinden en er achteraf van genieten. Wij gaan met de trein zodat we ook van het moment zelf kunnen genieten. Dan maar niet sportief.
[Peru, Cusco, 3-6-99]
Vandaag onze laatste dag in Cusco. In en rondom Cusco hebben we heel wat kerken, musea, ruïnes en plaatsjes bezocht. Toch hebben we nog lang niet alle ruïnes gezien, want daarvoor zijn er hier teveel. Cusco zelf heeft prachtige kerken, de meeste gebouwd op oude Inca-ruïnes.
De meest bizarre kerk, niet alleen van Cusco maar van Zuid Amerika, is de Santa Clara kerk. De muren van de kerk bestaan bijna volledig uit in koperen lijsten gevatte kleine spiegels. Van onder tot boven en ook het altaar: spiegels. Het zicht op het altaar wordt vrijwel volledig belemmerd door twee beelden: één (voor ons) naamloze mannelijke heilige links, en St. Clara of De Maagd van Bethlehem (daar komen we niet uit) rechts. St. Clara of de Maagd staat met een schoongewassen roze jurk met glimmende steentjes erop geborduurd op een verhoging voor het altaar. Het lijkt wel of ze een bloemenwinkel heeft, zoveel bloemen staan er. Wel vijf etages vaas naast vaas met bossen bloemen: anjers, gladiolen, aronskelken en nog veel meer. Ze wordt verlicht door een koord met gekleurde gloeilampen. De heilige naast haar heeft meer verlichting: drie TL-balken extra naast de gloeilampen. Maar op het gebied van bloemen legt hij het ruim af. Het is duidelijk: St. Clara of de Maagd is hier het belangrijkste.
Als we op een kerkbankje zitten te genieten, begint het orgel te spelen. Het klinkt ongeveer zoals een muziekschoolleerling op het voorspeeluur die niet genoeg gestudeerd heeft. Na het voorspel begint een groep vrouwen (in de lokale Indianentaal) mee te zingen. Ze kunnen met de stumperige begeleiding volstrekt geen wijs houden, en aan het eind van de melodieregel zijn er steeds een paar woorden over. Het klinkt nergens naar, maar past zo goed in de spiegelkerk met de Bloemen-Clara-Maagd. De kerk is absoluut niet beroemd, maar wij vonden hem het indrukwekkendst.Behalve kerken heeft Cusco mooie musea en het Natuur Historisch Museum. Het museum zit in een prachtig historisch gebouw maar is niet groot. In de entreehal zijn aandoenlijke diorama’s van de Amazone, de hoogvlakte en de kust. Achter de hal is de enige zaal van het museum. Een klein zaaltje met heel het dierenrijk erin gepropt. Van zeeanemoon tot zoogdieren. Er is een miereter, een luiaard en een hele kast vol armadillo’s (er passen drie in een kast, de zaal is niet groot). Bij een krokodil puilen de watten uit zijn verhemelte, het jong heeft een mottenbal in zijn opengesperde bekje. Alle ogen zijn gemaakt van de knikkers waar je vroeger mee knikkerde, en alle kleuren rood, geel en groen zijn gebruikt. De slang lekt houtwol uit zijn buik, en hier en daar zit een staart met een touwtje vast aan de rest. Natuurlijk ontbreekt het Siamese kalfembryo met twee koppen op sterk water ook niet. Een museum van een museum, en dat voor 60 cent.
Machu Picchu
Natuurlijk gaan we vanaf Cusco naar Machu Picchu. We gaan de eerste dag met de trein naar Agua Calientes vlakbij Machu Picchu, en de volgende dag heel vroeg omhoog naar Machu Picchu om daar de zonsopkomst te zien. In Agua Calientes is niet veel te doen zodat we plaatsen reserveren in de laatste trein van Cusco naar Agua Calientes. Die vertrekt nota bene om 10 voor 7 ’s morgens!
Machu Picchu ligt prachtig bovenop een berg, en ingeklemd tussen nog veel hogere bergen. Het is een ruïne van een hele stad. We klimmen eerst naar de hoge ‘hut van de oppasser van de begrafenisrots’ van waaruit je een overzicht over de hele ruïne stad hebt. Daarna bekijken we de stad van dichtbij. We zien de zonnetempel met zijn vreemd gevormde altaar, de tempel van de maan, de koninklijke tombe, de zonnewijzer en nog veel meer. Wat bij alle Inca-ruïnes blijft verbazen is de precisie waarmee de enorme stenen (sommige van meer dan 350 ton en 6 meter hoog) met beitelwerk en keurige hoeken in elkaar passen. Machu Picchu is nooit door de Spanjaarden gevonden en pas in 1911 door Bingham voor de rest van de wereld ontdekt. Van veel gebouwen is de functie dan ook niet zeker, en de theorieën dubieus. Maar indrukwekkend is het hoe dan ook. Dat geldt trouwens ook voor de andere Inca-ruïnes rondom Cusco. Die zijn minder beroemd, maar ook erg interessant.